| |
| |
| |
Robert Vernooy
door Ingrid Glorie
1. Biografie
Robert Vernooy werd op 18 februari 1961 te Hilversum geboren. Zijn vader was ontwerper van test- en meetapparatuur; zelf omschrijft de auteur de omgeving waarin hij opgroeide als ‘bourgeois-liberaal’. Na het Gemeentelijk Gymnasium te Hilversum te hebben bezocht, studeerde Vernooy klassieke talen (1979-1980) en musicologie (1980-1986) aan de Universiteit van Amsterdam. Hij studeerde cum laude af op een studie naar de relatie tussen muziek, literatuur en schilderkunst in het fin de siècle. Vanaf het begin van zijn studententijd woont hij in Amsterdam.
Vernooy debuteerde in 1983 met de verhalenbundel Het zwelgen. Sindsdien publiceerde hij romans, verhalen en essays en voorziet hij als vertaler in zijn onderhoud. Incidenteel heeft hij meegewerkt aan het tijdschrift De Held. In 1994 was hij vier maanden writer in residence aan de Universiteit van Michigan in Ann Arbor.
Voor bepaalde bijdragen aan het brievenboek De Postperistaltici (1987) bediende Vernooy zich van het pseudoniem Microbius.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Ontwikkeling
Thematiek / Techniek
Het zwelgen (1983), de eerste verhalenbundel van Robert Vernooy, werd bij verschijnen door Aleid Truijens niet geheel ten onrechte bekritiseerd als ‘een overhaast debuut’. Achteraf is het evenwel interessant om te kunnen vaststellen dat allerlei thema's en motieven van Vernooys latere, vanuit literair oogpunt meer geslaagde werk in deze vroegste verhalen al volop aanwezig waren. Ondanks de grote compositorische en stilistische verschillen tussen de afzonderlijke boeken, vertoont zijn werk op inhoudelijk vlak zelfs een opmerkelijke consistentie. Vanaf het begin worden zijn romans en verhalen beheerst door ambivalentie. Telkens weer weigert de auteur een eenduidig standpunt in te nemen: daardoor zou aan de complexiteit van het bestaan immers geweld worden gedaan. Door het welbewust naast elkaar handhaven van diametraal tegengestelde visies weet hij grove en gemakzuchtige vereenvoudigingen te vermijden.
| |
Kunstopvatting
In een brief aan Jaap Goedegebuure, opgenomen in de essaybundel De contramine (1989), verklaart en eist Vernooy dat de schrijver ‘vragen moet stellen, dat hij de geldigheid van allerlei vanzelfsprekendheden ter discussie stelt, dat hij de lezer aanzet tot zelfwerkzaamheid, of tenminste tot een actieve en kritische instelling zowel tegenover zichzelf als tegenover zijn omgeving’. Terecht heeft Jos Joosten dan ook opgemerkt dat Vernooys engagement niet in sociale zin moet worden uitgelegd, maar dat het gericht is tegen het onzichtbare krachtenspel dat het onafhankelijke, kritische intellect van de moderne mens bedreigt. Daarmee heeft Vernooy zichzelf een ondankbare taak gesteld: wil hij mensen opwekken uit hun geestelijke lethargie, dan zal hij hen vaak moeten shockeren. Vernooys morele held is dikwijls een wat ongelukkige figuur, verscheurd tussen afkeer van bekrompenheid en behoefte aan sociale aanvaarding.
| |
Visie op de wereld
Vernooys visie op het schrijverschap hangt samen met, zoals hij het noemt, het ‘esthetisch humanisme’. In dit zelfbedachte filosofische stelsel, dat ervan uitgaat dat het de rede is, die de mens van dieren onderscheidt, maakt Vernooy onderscheid tussen een instrumentele rede, gericht op praktische belangen, en een intrinsieke of esthetische rede, die slechts gericht is op het spel
| |
| |
van kennen en begrijpen zelf. Voor de esthetisch humanist is elke waarheid een tijdelijke positie; het enige wat er werkelijk toe doet, is de weg daarnaartoe.
| |
Thematiek
Kritiek
Het idee dat zingeving in de huidige tijd een individuele aangelegenheid is, heeft Vernooy uitgewerkt in de roman De dingen die er niet toe doen (1989). De hoofdpersoon is een levenskunstenaar die regelmatig van naam verandert; die naamsveranderingen weerspiegelen het gemak waarmee hij zich telkens weer aan een nieuwe levenswijze met een nieuw waardenstelsel aanpast. In Amsterdam heeft deze Roberto (Vito, Leonardo) een kortstondige relatie met de veertienjarige Saskia, een verhouding die vanwege Saskia's minderjarigheid volgens de heersende morele normen onaanvaardbaar zou zijn. Roberto kan zich hierover niet schuldig voelen, omdat de gangbare moraal voor hem zijn geldigheid heeft verloren. Dat hij aan het eind van het boek desondanks overweegt zich te settelen, is door veel critici beschouwd als een zwaktebod: uiteindelijk zou Roberto toch behoefte hebben aan zekerheid en maatschappelijke acceptatie. Vernooy heeft zich in interviews echter tegen zo'n interpretatie verzet. Roberto's keuze is volgens hem esthetisch en niet ethisch gefundeerd: de mens is het aan zichzelf als redelijk wezen verplicht, bewuste keuzes te maken, maar hoe die keuzes uitvallen, moet ieder voor zichzelf bepalen.
| |
Thematiek
De eigentijdse zedenschets De tedere tirannie (1992) geeft een kaleidoscopisch beeld van alle invloeden die de moderne mens het kritisch nadenken beletten en hem vervreemden van zijn eigen gevoelens en impulsen. In de zorgzame samenleving is gezondheid tot norm verheven; ziekte wordt gezien als een vorm van subversiviteit, bedoeld om het conformisme te doorbreken. Alleen de pubers Jessica en Jasper weigeren mee te lopen in de tredmolen van goede bedoelingen. Voor deze tragische helden is zelfmoord de enige manier om zich aan het morele imperialisme van de moderne welvaartsstaat te onttrekken. De tijd van de gesel (1996) is opgebouwd volgens het stramien van een James Bond-verhaal en speelt zich af in het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw, wanneer de medische wetenschap zo ver is gevorderd, dat er voor elke dodelijke ziekte wel een geneesmiddel bestaat. Hierdoor is de wereld overbevolkt geraakt.
| |
| |
Een van de twee hoofdpersonages, de schatrijke Dr. Ernst Wennefer, wil het probleem van de vergrijzing oplossen met behulp van een virus dat bejaarde mensen aanzet tot zelfmoord, De uitvoering van dit diabolische plan wordt gedwarsboomd door gezondheidsinspecteur Seth Windzaaier. Een onverwachte wending aan het eind van het boek wekt evenwel het vermoeden dat Wennefer binnen de opgeroepen romanwerkelijkheid nooit heeft bestaan en dat de strijd tussen beide opponenten eigenlijk een afrekening is van Windzaaier met de duistere kant van zijn eigen persoonlijkheid.
| |
Thematiek / Techniek
Al vanaf de verhalencyclus ‘Het zwelgen’, in de gelijknamige debuutbundel, gebruikt Vernooy het dubbelgangersmotief om tegengestelde driften te objectiveren. Beide standpunten bevatten een kern van waarheid en de lezer moet zelf tot een synthese zien te komen. Dit patroon ligt ook ten grondslag aan De Postperistaltici (1987), de ‘griefwisseling’ tussen Robert Vernooy en zijn alter ego Microbius. Het boek bestaat grotendeels uit teksten van Microbius, waarin ideeën worden aangestipt die ook elders in Vernooys oeuvre af en toe opduiken, zoals het protest tegen de ‘bewustelooswording’, de verdierlijking van de mens in een samenleving die geen eisen meer stelt aan de geest. Microbius wil deze ontwikkeling tegengaan door ‘gelijkberechtiging’ van alle stemmen die in hem spreken, ook de meest wrede en weerzinwekkende. Microbius' geschriften worden enigszins afgezwakt door de brieven van ‘achtelijke Robert’, de personificatie van het gezonde verstand. Hoewel deze aanvankelijk nog wel wil toegeven dat zijn gevoel bij het lezen van Microbius' werk pendelt tussen ‘weerzin en waardering’, besluit hij het contact uiteindelijk te verbreken; zelfs hij vindt dat Microbius alle grenzen van het aanvaardbare heeft overschreden.
| |
Kunstopvatting
Zijn ideeën over de vorm van het literaire kunstwerk heeft Vernooy uiteengezet in het opstel ‘Vorm als visie’ (De contramine). Een literaire tekst die een bepaalde boodschap wil overdragen, beweert Vernooy, onderscheidt zich van bijvoorbeeld een pamflet door het verschil in vorm: het is juist in de vorm dat de in de tekst uitgedrukte gedachte gestalte krijgt. Voor Vernooys
| |
| |
eigen werk betekent dit dat de vorm een vervreemdingseffect moet bewerkstelligen.
| |
Techniek
Stijl
Door een moedwillig spel met de grenzen van de fictionaliteit wordt de lezer voortdurend geprikkeld tot nadenken; ‘bewustelooswording’ is niet toegestaan. In ‘De man-van-macht’ (Het zwelgen) bijvoorbeeld richt de verteller zich herhaaldelijk rechtstreeks tot de lezer, om deze ervan te doordringen dat deze zich vrijwillig aan de willekeur van de verteller heeft overgeleverd. En aan het eind van De tijd van de gesel ‘misbruikt’ de verteller die macht inderdaad door de werkelijkheidsillusie die in de voorgaande hoofdstukken is opgeroepen, in één klap te ondermijnen. Ook de vele woordspelingen (‘konnotatietransplantaties’) in De Postperistaltici dienen om verwarring te stichten en daardoor de aandacht van de lezer te verscherpen.
| |
Thematiek
Techniek
De vervreemding wordt verder versterkt door allerlei gruwelijke details, vooral in Vernooys vroege werk, en door de vermenging van hogere en lagere cultuur. In Het zwelgen verlustigde Vernooy zich al in de beschrijving van ratten, verkoolde lijken, martelingen en andere macabere motieven. Ondanks de afwijzende reacties van recensenten zette hij deze lijn in De Postperistaltici onverminderd voort. Het spel met de moderne massamedia, in De dingen die er niet toe doen ingezet met het opnemen van absurde krantenberichten en reclameleuzen, krijgt in De tedere tirannie een vervolg door het afdrukken van kleine televisiebeeldjes aan het begin van elk hoofdstuk; de ondertiteling, ontleend aan Amerikaanse soaps en sitcoms, dicteert het raamwerk van clichés waarbinnen de hedendaagse mens geleerd heeft zijn emoties te interpreteren. In De tijd van de gesel zijn het de toespelingen op de exponentiële ontwikkelingen binnen de moderne informatietechnologie, die de roman nadrukkelijk van deze tijd maken. Opmerkelijk is tenslotte dat Vernooy hier en daar in zijn romans en verhalen expliciet naar eerder werk van zichzelf verwijst.
| |
Stijl
Vernooys oeuvre vertoont een grote diversiteit aan stijlen. In Vrij Nederland verklaarde de schrijver dat hij zich bij ieder nieuw boek andere stilistische problemen stelt. Zodra hij het gevoel heeft een bepaalde stijl te beheersen, raakt hij erop uitgekeken; dan is het bij het volgende boek tijd voor een nieuwe uitdaging.
| |
| |
| |
Traditie
Naar aanleiding van de verhalen in Het zwelgen en Doodstop (1985) hebben critici gewezen op Vernooys verwantschap aan Eugène Ionesco, Samuel Beckett en de schrijvers van het surrealisme. Zelf heeft Vernooy vanaf het begin de invloed van James Joyce beklemtoond, met name wat muzikaliteit binnen de zin, de uitbeelding van de inhoud in de vorm en de vermenging van verheven en banale elementen betreft. Vernooy beschikt over een mime belezenheid op het gebied van onder meer de filosofie, het cultuurpessimisme en de oosterse krijgskunst met zijn mystieke invloeden. Hij is verwant aan het postmodernisme in zijn opvatting dat er geen absolute waarden meer bestaan, maar slechts een strikt persoonlijke moraal.
| |
Verwantschap
Kritiek
Criticus Rob Schouten heeft Vernooy ooit getypeerd als ‘meest eigenwijze schrijver van zijn generatie’. Hiermee verwees hij naar de Maximalen, de groep jonge dichters die halverwege de jaren tachtig probeerde stormenderhand de Nederlandse literatuur te veroveren. Vernooy leverde enige bijdragen aan De Held, later De XXIste Eeuw, het mondstuk van deze nieuwe Titaantjes. Anders dan bijvoorbeeld Joost Zwagerman en Dirk van Weelden heeft Vernooy zich nooit kunnen ontdoen van het jongehonderige imago van de Held-generatie, wat misschien de enigszins terughoudende ontvangst van zijn werk in de literaire kritiek verklaart.
| |
Relatie leven/werk
In verschillende interviews heeft Vernooy beklemtoond dat hij is opgegroeid in een tijd zonder grote historische conflicten. Zijn persoonlijk leven biedt derhalve weinig aanknopingspunten voor autobiografisch schrijven; dit zou bovendien botsen met zijn afwijzing van realisme in de kunst. Desondanks lijken bepaalde constanten in zijn werk, zoals het contramineuze element en het heen en weer geslingerd worden tussen tegenstrijdige visies, rechtstreeks uit Vernooys eigen persoonlijkheid voort te vloeien; de verhalencyclus die de bundel Het zwelgen besluit, verschaft enig inzicht in dit fenomeen.
Maar nergens komt Vernooy zo dicht bij een zelfportret als in De tijd van de gesel, waar hij even, als een soort Hitchcock, zichzelf ten tonele voert in de gedaante van Seth Windzaaiers vader:
| |
| |
‘Mijn vader,’ denkt Windzaaier, ‘was een sentimentele cynicus (zelf noemde hij zich liever “romantisch rationalist”). Hij had drie grote passies in zijn leven: piano, karate en mijn moeder. Vroeger had hij ook geschreven, maar dat had hij opgegeven omdat hij teleurgesteld was in zijn lezers (nu werkte hij alleen nog maar als vertaler). [...] Het ontbrak hem niet aan zelfkritiek, maar het was toch vooral in zijn kritiek op anderen dat hij zijn grootste bevlogenheid ontplooide. Zijn meest irritante gewoonte was echter dat hij altijd gelijk moest hebben en dat ook vrijwel altijd had.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Robert Vernooy, De Man-van-Macht; De-Man-die-een-Raam-werd. In: Jos Knipscheer (samenst.), Op komst. Werk van schrijvers in opkomst. Haarlem 1983, In de Knipscheer, pp. 7-10 en pp. 11-14, V. |
Robert Vernooy, Het zwelgen. Haarlem [1983], In de Knipscheer, VB. |
Robert Vernooy, Doodstop. [Haarlem 1985], In de Knipscheer, VB. |
Microbius en Robert Vernooy, De Postperistaltici. [Haarlem 1987], In de Knipscheer, Br. |
Robert Vernooy, Bekendmaking. In: Hopla nietwaar. Nederlands nonsens proza. Verzameld en ingeleid door Tysger Boelens, met een woord vooraf door Vic van de Reijt. Amsterdam 1989, Nijgh & Van Ditmar, pp. 38-40, V. |
Robert Vernooy, De contramine. [Amsterdam 1989], In de Knipscheer, E. |
Robert Vernooy, De dingen die er niet toe doen. [Amsterdam 1989], In de Knipscheer, R. |
Robert Vernooy, Probatio Pennae. In: Jessica Durlacher, Peter Elberse en Joost Zwagerman (samenst.), 25 onder 35. Nieuwe verhalen van jonge Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Amsterdam 1990, Bert Bakker, pp. 212-218, V. |
Michael Bracewell, Slopende zaken. Amsterdam 1991, In de Knipscheer, R. (vert.) |
Michael Bracewell, De Crypto-Amnesia Club. Amsterdam 1991, In de Knipscheer, R. (vert.) |
Michael Bracewell, Hemelse lichamen. Amsterdam 1992, In de Knipscheer, R. (vert.) |
Robert Vernooy, De tedere tirannie. Amsterdam-Antwerpen 1992, Contact, R. |
Robert Vernooy, Uit de kronieken der anti-ironie. In: Jessica Durlacher (samenst.), Max. 36. Verhalen van jonge schrijvers. Amsterdam 1992, Bert Bakker, pp. 180-187, V. |
Robert Vernooy, Het betere werk. Amsterdam/Antwerpen 1993, Contact, Bl. |
Donald J. Grout en Claude V. Palisca, Geschiedenis van de Westerse musziek. Amsterdam 1994, Contact, E. (vert.) |
Robert Vernooy, U zal niets ontbreken. In: Sander Blom (samenst.), Sterke verhalen. Verzonnen reizen. Amsterdam-Antwerpen 1994, Contact, pp. 181-191, V. |
John O'Brien, Leaving Las Vegas. Amsterdam 1996, Luitingh-Sijthoff, R. (vert.) |
Robert Vernooy, De tijd van de gesel. Amsterdam/Antwerpen 1996, Contact, R. |
Iain Banks, De wespenfabriek. Amsterdam 1997, Luitingh-Sijthoff, R. (vert.). |
Robert Vernooy, De kunst van de wetenschap. In: Filosofie & Praktijk, jrg. 18, nr. 1, 1997, pp. 43-46, E. |
Robert Vernooy, Geledingen van de leegte. In: Optima, jrg. 53, nr. 4, 1997, pp. 34-40, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jaap Goedegebuure, Prikacties van een overmoedige verteller. In: Haagse Post, 10-3-1984. (over Het zwelgen) |
Aleid Truijens, Zwelgen in narigheid. In: NRC Handelsblad, 13-3-1984. (over Het zwelgen) |
Jessica Durlacher en Christel Stiphout, Schrijven tegen het zwelgen. In: De Held, jrg. 2, nr. 1, februari-maart 1986, pp. 12-13 en 15. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Een tik van het doemdenken. In: Haagse Post, 22-6-1985. (over Doodstop) |
Matthijs van Nieuwkerk, De opkomst van een postperistalticus. In: Het Parool, 23-10-1987. |
Frank van Dijl, ‘Je hoeft maar een knopje in je hoofd om te zetten’. Robert Vernooy bestrijdt de werkelijkheid. In: Het Vrije Volk, 14-11-1987. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Groteske omkering. In: Haagse Post, 21-11-1987. (over De Postperistaltici) |
Rob Schouten, Puberale experimenten met de moraal. Ongebreidelde fantasie in De Postperistaltici. In: Vrij Nederland, 21-11-1987. |
Arnold Heumakers, Een brave saus van goede bedoelingen. In: de Volkskrant, 12-2-1988 (over De Postperistaltici) |
Joost Niemöller, Zonder ernst heeft het spel geen inzet. In gesprek met Robert Vernooy. In: Bzzlletin, jrg. 17 [= 18], nr. 158, september 1988, pp. 65-70. |
Arnold Heumakers, Engagement van antiamusementsamusement. De zorgen van een hedendaags cultuurcriticus. In: de Volkskrant, 3-11-1989. (over De contramine en De dingen die er niet toe doen) |
Jaap Goedegebuure, Is het literaire engagement definitief verdwenen nu de grijze Revisor-generatie plaats gemaakt heeft voor een rebellenclub? In: Haagse Post, 2-12-1989. (over De dingen die er niet toe doen) |
Corine Spoor, ‘Schrijvers moeten het lef hebben afwijkend te zijn’. Robert Vernooy en de ernst van het spel. In: De Tijd, 15-12-1989. (interview) |
Xandra Schutte, Vermalen in de welzijnshel. In: De Groene Amsterdammer, 10-6-1992. (over De tedere tirannie) |
T. van Deel, Zij weten niet wat zij vrezen. In: Trouw, 11-6-1992. (over De tedere tirannie) |
Alfred Kossmann, Een pleidooi voor recht op ongeluk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-6-1992. (over De tedere tirannie) |
Robert Anker, Het geluid van de cabaretier. In: Het Parool, 11-7-1992. (over De tedere tirannie) |
Jeroen Kuypers, Robert Vernooy: De tedere tirannie. In: Amersfoortse Courant, 4-9-1992. (interview) |
Ingrid Glorie, Robert Vernooy: ‘Morele kwesties zijn de enige echt interessante kwesties’. In: Vrij Nederland, 31-10-1992. (interview) |
Lizanne Schipper, ‘Talking about my generation’. Een interview met Robert Vernooy. In: Vooys, jrg. 11, nr. 2, april/mei 1993, pp. 76-80. |
Jos Joosten, Op zoek naar een moraal in deze tijd. Robert Vernooys onmodieuze actuele werk. In: De Gids, jrg. 159, nr. 9, september 1996, pp. 731-736. (over Vernooys oeuvre tot en met De tedere tirannie) |
Yves van Kempen, Elektronisch boudoir. In: De Groene Amsterdammer, 18-9-1996. (over De tijd van de gesel) |
Thomas van den Bergh, Ergens in de 21ste eeuw. In: Het Parool, 20-9-1996. (over De tijd van de gesel) |
Onno Blom, Seth Windzaaier verslaat James Bond op punten. In: Trouw, 27-9-1996. (over De tijd van de gesel) |
Karel Osstyn, Spelen met de toekomst. In: Standaard der Letteren, 16-1-1997. (over De tijd van de gesel) |
70 Kritisch lit. lex.
augustus 1998
|
|