| |
| |
| |
Gustaaf Vermeersch
door Jan Schoolmeesters
1. Biografie
Gustaaf (Gustavus Carolus Cornelis) Vermeersch werd geboren op 20 mei 1877 in Veurne. Zijn vader, houtzager en herbergier, overleed nog voor de geboorte. Vermeersch was het vierde kind. De eerste drie stierven bij of kort na hun geboorte.
Vermeersch groeide op in armoedige omstandigheden. Op z'n twaalfde verliet hij de lagere school en werd hij telegrambesteller bij de spoorwegen. Dankzij zelfstudie werd hij in 1897 treinwachter. Hij trouwde in 1899 met de tien jaar oudere Elodie Coart. Het huwelijk bleef kinderloos. In 1905 werd hij hoofdtreinwachter en moest hij verhuizen naar Wallonië (Monceausur-Sambre). Van 1908 tot 1911 woonde hij in Ingelmunster, van 1911 tot 1923 afwisselend in Schaarbeek, Brussel en Vilvoorde. In 1912 overleed zijn moeder. In 1913 werd hij benoemd tot hulpbibliothecaris van de bibliotheek van het ministerie van Spoorwegen, in 1914 kreeg hij een baan bij de vertaaldienst. In 1917 overleed zijn vrouw. In datzelfde jaar werd hij tewerkgesteld bij de Vlaamse afdeling van het ministerie van Wetenschappen en Kunsten.
In Wallonië werd Vermeersch actief in de Vlaamse Beweging. Dat engagement kende zijn hoogtepunt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vermeersch koos toen voor het activisme, het streven om in nauwe samenwerking met de Duitse bezetter een verregaande zelfstandigheid van Vlaanderen te realiseren. Als activist zag hij zich gedwongen aan het einde van de oorlog naar Nederland te vluchten. Na korte tijd keerde hij terug naar Brussel en belandde een aantal maanden in de gevangenis. Hij werd niet veroordeeld maar wel ontslagen als staatsambtenaar.
| |
| |
In 1920 ontfermde Louise Pelicaen, een vurig bewonderaarster van Vermeersch, zich over de zieke en berooide schrijver. Van 1923 tot aan zijn dood op 10 december 1924 woonde hij bij haar in in Aalst.
Vermeersch legde ondanks zijn zwakke gezondheid - hartproblemen en een epileptische aanleg - steeds een bijzonder grote activiteit aan de dag. Naast wat hij beroepsmatig deed was hij schrijver, recensent, journalist, spreker en organisator binnen de Vlaamse Beweging. Hij publiceerde in talrijke tijdschriften en kranten, onder andere in Vlaanderen en De Nieuwe Gids. Hij was redacteur van De Vrije Tribune, Ontwaking en Ontwaking en Nieuw Leven.
Als journalist schreef Vermeersch onder een hele reeks pseudoniemen.
Hij kreeg in 1906 een geldprijs van de Bestendige Deputatie der Provincie Brabant voor Mannenwetten.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Verwantschap
Het oeuvre van Gustaaf Vermeersch, en dan op de eerste plaats zijn belangrijkste romans De last (1904) en Het rollende leven (1910), vertoont een sterk naturalistische inslag. Daarbij gaat het geenszins om een doctrinair, theoretisch onderbouwd naturalisme maar om overheersende kenmerken als de noodlottige ondergang van het zwakke of geremde neurotische hoofdpersonage en het fundamentele pessimisme dat daarmee samengaat, de uitgesproken voorkeur voor de donkerste zijden van het bestaan, de sterke aanwezigheid van een problematische seksualiteit, de minutieuze beschrijving vooral van het lelijke.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Vermeersch' hoofdthema is de haast noodzakelijk problematische verhouding tussen man en vrouw. Ideologisch formuleert hij het probleem als de asymmetrie tussen de man die seksueel door de vrouw wordt aangetrokken versus de vrouw die economisch van de man afhankelijk is en alleen daarom wil trouwen. Vermeersch inspireert zich daarbij op het utopisch socialisme en op het anarchisme. Maar deze ideologische spanning is onderdeel van een bredere thematiek en verbergt zelfs een psychologische onderbouwing.
| |
Thematiek
Het hoofdthema zou immers ook kunnen worden geformuleerd als hoe seksualiteit onvermijdelijk een van beide partners, meestal de man, ten onder doet gaan. Bijzonder kenmerkend voor Vermeersch' personages is de gezinsstructuur waarin zij opgroeien. Steevast is er sprake van een sterke moederbinding en van een zwakke, dikwijls zelfs afwezige vader. Elke seksualiteit wordt ten gevolge daarvan iets verbodens, wordt met schuld en schaamte belast en moet worden bestraft. Het hoofdpersonage uit De last komt door zijn soms explosieve seksuele drift in een onmogelijk huwelijk terecht, schaamt zich daarvoor maar kan er zich niet uit losmaken. Het huwelijk leidt uiteindelijk tot zijn zelfmoord. In Het rollende leven maakt het hoofdpersonage een meisje zwanger maar alle contact wordt afgebroken. Dit veroorzaakt een extreem schuldgevoelen dat de dimensies aanneemt van een over zichzelf afgeroepen bestraffend noodlot, dat hem aan het einde van de roman de dood in drijft. Slechts wanneer de personages berusten en afzien van een seksuele re- | |
| |
latie, eindigt een roman van Vermeersch niet met een fatale dood (Nazomer, 1907).
De verstikkende moederhand en de afwezigheid van een vader liggen ook ten grondslag aan het gebrek aan sociale vaardigheid en aan de emotionele labiliteit van veel personages. Ze zijn bijzonder onhandig en verlegen en raken altijd weer in de problemen of belanden in een isolement. Of ze worden beheerst door sterke aanvallen van schaamte- en woedegevoelens en reageren dwangmatig. Gebeurtenissen en gevoelens zijn ze nooit meester, die overkomen hen. Collega's en meerderen ervaren ze als pestkoppen en als despoten. Slechts af en toe worden ze geholpen door een vriend, die steevast wordt voorgesteld als vaderlijk behulpzaam.
| |
Techniek
De romans en verhalen van Vermeersch zijn altijd rechtlijnig opgebouwd. Hoofdstukken en episodes openen heel vaak met een beschrijving. Vermeersch schakelt een auctoriële verteller in, maar die concentreert zich meestal op het hoofdpersonage zodat het gezichtspunt dikwijls personale trekken krijgt. Van de vrije indirecte rede wordt evenwel slechts beperkt gebruikgemaakt. De concentratie op de waarneming en beleving van het hoofdpersonage wordt soms onterecht doorbroken, om de lezer van het realiteitsgehalte van de ervaring van het personage te overtuigen. Daardoor wordt bijvoorbeeld het beklemmende, haast claustrofobische effect van De last, een van de sterkste zijden van de roman, tenietgedaan.
De romans van Vermeersch bevatten nogal wat overdreven aandoende uitweidingen. Zeker in Het rollende leven zijn veel episodes te uitgebreid. In Mannenwetten (1905) worden tot vervelens toe de pittoreske huisjes en straatjes beschreven. De beschrijvingen van het lelijke worden bijzonder lang uitgesponnen, vooral in De last en Het rollende leven.
| |
Stijl
Vermeersch is geen groot stilist, hij schrijft houterig en stroef. Zijn impressionistische stijl lijkt tweedehands en aangeleerd. Sommige technieken, zoals het gebruik van drie of vier min of meer synonieme werkwoorden, geven de indruk dat ze de mechanische toepassing zijn van een procédé. Zijn psychologische analyses zijn dikwijls of stereotiep of verward. Overdaad is Vermeersch' grootste zwakte. Ritmisch goed gecomponeerde vol- | |
| |
zinnen worden verknoeid door toevoeging van nog een bijzin of nog een vergelijking.
| |
Relatie leven/werk
Het proza van Vermeersch is heel autobiografisch. De spoorwegen, zijn belangstelling voor het spiritisme, de gezinnen met een dode, afwezige of zwakke vader, al deze gegevens duiken ook in zijn werk op. Ook zijn epileptische aanleg vinden we terug, bijvoorbeeld in Nazomer, waarin wat als een hysterische aanval van godsdienstwaanzin wordt geduid, bij nader toezien een epileptische aanval is. Mogelijk is er een nog veel sterker verband tussen zijn epilepsie en zijn werk. Ondanks zijn drukke bezigheden heeft Vermeersch namelijk bijzonder veel geschreven. Naast het gepubliceerde is er een grote hoeveelheid handschriftelijk materiaal bewaard gebleven. En hij bleek te kunnen schrijven in alle mogelijke en onmogelijke omstandigheden. Zo'n sterke schrijfdrang is een kenmerk van bepaalde vormen van epilepsie. Waarschijnlijk was dit bij Vermeersch het geval.
| |
Kunstopvatting
Vermeersch' werk is niet louter autobiografisch. Hij wilde zijn werk ook een documentaire functie geven. Hij beschrijft bijvoorbeeld niet alleen het reilen en zeilen bij de spoorwegen, maar ook het kantklossen (Mannenwetten), de Veurnse Boeteprocessie en het Bargoens (Het wederzien, 1909). Vermeersch wilde in zijn werk ook een engagement uitdrukken, en zijn romans zijn dikwijls niet ver verwijderd van de tendensliteratuur. In Mannenwetten klaagt hij de uitbuiting van de kantklosters aan en in Het rollende leven stelt hij allerlei misstanden bij de spoorwegen aan de kaak. ‘De avond’ (Klosjes, klosjes... en andere verhalen, 1964) is een bijbels-allegorisch getint verhaal over de gedwongen tocht van Vlaamse arbeiders naar het geïndustrialiseerde Wallonië.
| |
Traditie / Verwantschap
In ‘Iets over mijn leven’ (1960) schrijft Vermeersch dat hij pas laat kennismaakte met de ‘moderne’ Vlaamse literatuur. Naast Herman Teirlinck zou vooral Stijn Streuvels een sterke indruk op hem hebben gemaakt, op de eerste plaats met De oogst (1901). De meest opvallende parallellen lopen evenwel tussen Streuvels ‘Avondrust’ (1900) en Vermeersch' debuutverhaal ‘Klosjes, klosjes...’ (Zielelasten, 1906). Maar tot in Mannenwetten kan de lezer ook nog stilistische en thematische sporen aantreffen van de Vlaamse romantische en gematigd-realistische literatuur, even- | |
| |
als van de meestal uit het Frans vertaalde feuilletonliteratuur die in de Vlaamse kranten verscheen.
Of Vermeersch vóór het schrijven van De last Emile Zola had gelezen of het naturalistische werk van Cyriel Buysse, valt niet met zekerheid uit te maken. Wel vertoont De last sterke gelijkenissen met Buysses Schoppenboer (1898), maar deze roman kreeg bij verschijnen nauwelijks aandacht en het is weinig waarschijnlijk dat Vermeersch Schoppenboer zou hebben gelezen. De contemporaine kritiek legde nauwelijks of geen verband tussen De last en Cyriel Buysse of Emile Zola.
| |
Kritiek
De last werd gunstig door de kritiek ontvangen. Lovende recensies schreven onder meer Canaille Huysmans en August Vermeylen. Vermeylens karakterisering van de roman gaat nog steeds mee. Hij opent zijn recensie met: ‘Dit is een afschuwelijk boek, - en 't is een zeer sterk, een uitstekend boek.’ Of met de (schijnbare) paradox hoe het zwartste naturalisme de lezer toch blijft boeien. De reactie van katholieke zijde op De last, bij monde van Karel Elebaers, was minder positief. Een roman mag niet volstrekt uitzichtloos zijn, maar moet een opening naar het licht bieden. Verder vindt Elebaers de rol van de priester te beperkt en te negatief. Vermeersch' tweede roman, Mannenwetten, is gecomponeerd als een reactie op deze kritiek. De clerus krijgt nu een grotere rol toebedeeld en de roman eindigt op een vage hoop. Maar bij nader toezien blijkt de clerus de door Vermeersch aangeklaagde wetgeving op het vaderschap te steunen en het positieve slot is eerder kunstmatig en ongemotiveerd. Het rollende leven wordt gerecenseerd als een ‘uitmuntende psychologische roman’ (Ary Delen), maar ook als heel langdradig (Arnold Aletrino) en als ‘tendenz-literatuur’ in de negatieve betekenis van dat woord (André de Ridder).
| |
Publieke belangstelling
Na Het rollende leven taant de belangstelling voor Vermeersch. Wel verschijnen na zijn dood ettelijke In memoriams en publiceert André Claudet nog in 1935 een monografie. Maar daarna verdwijnt Vermeersch in de nevelen van de literatuurgeschiedenis. Decennia later wordt hij af en toe kortstondig opnieuw opgemerkt, vooral door schrijvers en critici met een uitgesproken belangstelling voor ‘arm Vlaanderen’; door Louis Paul Boon in 1960, door Pierre Platteau in 1979, door Greta Seghers in 1985 en door Kris Humbeeck in 1997.
| |
| |
De romans van Vermeersch zijn nooit opnieuw uitgegeven. Zeker De last en tot op zekere hoogte Het rollende leven zouden een nieuwe uitgave wel verdienen, niet alleen op literair-historische maar ook op intrinsieke gronden. Vermeersch' sterkste kwaliteit schuilt er namelijk in dat hij door obsessies gedreven personages soms fascinerende dimensies kan geven.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Gustaaf Vermeersch, Karel de Goeie. In: 't Getrouwe Maldeghem, van 1-2-1903 tot 14-6-1903, R. (wekelijks feuilleton) |
Gustaaf Vermeersch, De last. Roman in twee deelen. Bussum 1904, Van Dishoeck, R. |
Gustaaf Vermeersch, Mannenwetten. Roman in twee deelen. Bussum 1905, Van Dishoeck, R. |
Gustaaf Vermeersch, Zielelasten. Brugge 1906, Moeyaert, Nederlandsche Volksbibliotheek, VB. |
Gustaaf Vermeersch, Nazomer. Rotterdam 1907, Meindert Boogaerdt, Moderne Drukken en Herdrukken 11-12, R/V. |
Gustaaf Vermeersch, Ontgin u zelf. Antwerpen 1908, 't Kersouwken, V. |
Gustaaf Vermeersch, Het wederzien. Maldeghem 1909, Delille, Duimpjesuitgave 76, R. |
Gustaaf Vermeersch, Het rollende leven. Roman in twee deelen. Bussum 1910, Van Dishoeck, R. |
Gustaaf Vermeersch, Een ras dat herleeft. Oorspronkelijke roman. In: De Vlaamsche Post, van 7-12-1915 tot 11-3-1916, R. (feuilleton) |
Gustaaf Vermeersch, Een oproep tot de Vlamingen. Brussel [1916], Boekhandel Pieter Hoeben, E. |
Gustaaf Vermeersch, Iets over mijn leven & Het laatste bezoek. In: L.P. Boon, Gustaaf Vermeersch. Brussel 1960, Manteau, Monografieën over Vlaamse Letterkunde 22, pp. 14-27, Autobiografische notities/V. |
Gustaaf Vermeersch, Klosjes, klosjes... en andere verhalen. Met een woord vooraf van Frans Leclair. Hasselt 1964, Heideland, Vlaamse Pockets 143, VB. |
Gustaaf Vermeersch, Klosjes, klosjes. Met een inleiding door Louis Paul Boon. Heemstede 1991, Blokker's Boekhandel, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ary Delen, Van onze leestafel. In: Lucifer, 29-1-1905. (over De last) |
Lode Baekelmans, Gustaaf Vermeersch. De last. In: Nieuw Leven, jrg. 1, mei 1905, pp. 236-238. |
Herman Robbers, De Vlamingen. Vlaamsche oogst. In: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, jrg. 15, juni 1905, pp. 431-432. (over De last) |
Lodewijk Dosfel, Boekbeoordeelingen. In: Jong Dietschland, jrg. 7, augustus 1905, pp. 247-248. (over De last) |
Lector, De last. In: Op de Hoogte, jrg. 2, nr. 10, oktober 1905, pp. 630-632. |
Erasme [= C. Huysmans], Le roman flamand. In: Le Petit Bleu, 28-11-1905. (over De last) |
A.E [= Fabrice Polderman], Boekennieuws. Mannenwetten. In: De Goedendag, jrg. 12, nr. 2, december 1905, pp. 5-8. |
Cenatos [= C. Easton], Een boekenpraatje. In: Europa, nr. 3, 1905, pp. 3-8. (over De last) |
Karel Elebaers, De last. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 5, nr. 3, 1905, pp. 376-380. |
P.J. d'Hoedt, Over Vlaamsche letterkunde. In: De Waarheid, jrg. 4, januari 1906, pp. 11-15. (over De last en Mannenwetten) |
Lodewijk Dosfel, Mannenwetten. In: Jong Dietschland, jrg. 8, april 1906, pp. 183-185. |
Herman Robbers, Litteratuur. Mannenwetten. In: De Kroniek, 20-10-1906, pp. 334-335. |
Herman Robbers, Mannenwetten. In: Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, jrg. 16, november 1906, pp. 345-346. |
J[ozef] d[e] C[ock], Boekennieuws. Mannenwetten. In: De Groene Linde, jrg. 2, 1906, pp. 61-63. |
Karel Elebaers, Mannenwetten. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 7, 1906, pp. 236-237. |
J.A. van Lieshout, Vlamingen III. In: Van Onzen Tijd, jrg. 7, nr. 12, 1906, pp. 256-263. (over De last en Mannenwetten) |
André de Ridder, Nazomer. In: Vlaamsche Arbeid, jrg. 3, 1907, p. 185. |
Gust, van Hecke, Gustaaf Vermeersch. Nazomer. In: Nieuw Leven, jrg. 1, 1908, pp. 213-220. |
Edmond van Offel, Nazomer. In: Groot Nederland, jrg. 7, augustus 1909, pp. 237-238. |
André de Ridder, Het wederzien. In: De Boomgaard, jrg. 1, nr. 5, maart 1910, pp. 313-315. |
A.Z., Het rollende leven. In: De Hofstad, 25-2-1911. |
Ary Delen, Het rollende leven. In: Plantijn. Letterkundig Overzicht van den Nederlandschen Boekhandel, nr. 2, februari 1911, pp. 27 en 29. |
André de Ridder, Het rollende leven. In: Den Gulden Winckel, jrg. 10, nr. 6, 15 juni 1911, pp. 91-93. |
Maurits Sabbe, [Het rollende leven], In: De Vlaamsche Gids, jrg. 7, juli-augustus 1911, pp. 363-366. |
Arnold Aletrino, Het rollende leven. In: De Nieuwe Gids, jrg. 26, nr. 11, november 1911, pp. 754-756. |
Edmond van Offel, Literatuur. Vlaamsche kroniek. In: Groot Nederland, jrg. 10, nr. 6, juni 1912, pp. 781-783. (over Het rollende leven) |
H. Pauli, [Gustaaf Vermeersch]. In: Jong Dietschland, jrg. 14, nr. 4, Pasen 1914, pp. 201-204. (algemeen) |
André de Ridder, [Gustaaf Vermeersch], In: André de Ridder, La littérature flamande contemporaine (1830-1923). Antwerpen/Parijs 1923, pp. 103-106. (algemeen) |
Richard de Cneudt, In memoriam Gustaaf Vermeersch. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 14-11-1925. (algemeen) |
Emmanuel de Bom, Dolende zielen. Ter herinnering aan Gustaaf Vermeersch (1877-1924). In: Emmanuel de Bom, Dagwerk voor Vlaanderen. Ontmoetingen en portretten. [Amsterdam] 1928, pp. 88-93. (algemeen) |
Rob. Roemans, In memoriam Gustaaf Vermeersch. In: Vlaamsche Arbeid, jrg. 25, 1930, pp. 494-498. (algemeen) |
Lode Baekelmans, Gustaaf Vermeersch. In: Lode Baekelmans, Aanteekeningen van een boekenwurm. Antwerpen 1931, pp. 37-51. (biografisch) |
| |
| |
Urbain van de Voorde, De tragiek van een leven. In memoriam Gustaaf Vermeersch 1877-1924. In: Urbain van de Voorde, Critiek en beschouwing. Tweede bundel. Antwerpen/Santpoort 1931, pp. 259-262. (algemeen) |
A.H. Cornette, [Het rollende leven]. In: A.H. Cornette, Periscoop I. Letterkundige critieken en beschouwingen. Antwerpen 1932, pp. 20-21. |
André Claudet, Leven en dood van Gustaaf Vermeersch. Brussel 1935. (monografie) |
A.C. [= A.H. Cornette], André Claudet, Gustaaf Vermeersch. In: De Gids, jrg. 100, februari 1936, pp. 257-258. (algemeen) |
August Vermeylen, ‘De last’ van Gustaaf Vermeersch. In: August Vermeylen, Verzameld werk. Tweede deel. Brussel 1951, pp. 354-359. |
L.P. Boon, Gustaaf Vermeersch. Brussel 1960. (monografie) |
G.H. 's-Gravesande, De geschiedenis van het tijdschrift Vlaanderen. Brussel etc. [1962], passim. (over Vermeersch en Vlaanderen) |
Frans Leclair, Woord vooraf. In: Gustaaf Vermeersch, Klosjes, klosjes... en andere verhalen. Hasselt 1964, pp. 5-13. (algemeen) |
G.W.H. [= G.W. Huygens], Verhalen van Gustaaf Vermeersch. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 27-3-1965. (over Klosjes, klosjes... en andere verhalen) |
Romain Debbaut, Gustaaf Vermeersch. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 110, nr. 5, juni 1965, pp. 381-382. (over Klosjes, klosjes... en andere verhalen) |
A. Demedts, De ommezijde van vandaag. Gustaaf Vermeersch. In: De Periscoop, jrg. 15, nr. 9-10, juli-augustus 1965, p. 2. (algemeen) |
Louis Paul Boon, De schim van Gustaaf Vermeersch. In: Louis Paul Boon, Reservaat. Boontjes verzamelde reservaten. Amsterdam 1965, pp. 16-24. (algemeen) |
Frans Leclair, Bibliografie van en over Gustaaf Vermeersch. Antwerpen 1965. (ook biografisch) |
A. Demedts, Gustaaf Vermeersch. In: Nationaal biografisch woordenboek 4. Brussel 1970, pp. 898-902. |
Frans Leclair, Inleiding. In: VWS-Cahiers, jrg. 8, nr. 41, lente 1973, pp. 1-5. (biografisch) |
Pierre Platteau, De laatste maanden van Gustaaf Vermeersch. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 27, nr. 3, maart 1974, pp. 306-311. (biografisch) |
L. Buning, Gustaaf Vermeersch als flamingant. In: Wetenschappelijke Tijdingen, jrg. 36, nr. 2, april-juni 1977, pp. 65-90. |
Gaston Durnez, Speurtocht naar Gustaaf Vermeersch. In: De Standaard, 4-5-1977. (algemeen) |
P.G. Ruysschaert, Gustaaf Vermeersch als flamingant. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 5, november-december 1978, pp. 781-783. (over L. Buning, Gustaaf Vermeersch als flamingant) |
Pierre Platteau, Gustaaf Vermeersch. Nijmegen/Brugge 1979. (monografie) |
Cyriel Buysse, [Mannenwetten]. In: Cyriel Buysse, Verzameld werk 7. Brussel 1982, pp. 76-79. |
Greta Seghers, Het verdoken leven van Gustaaf Vermeersch. In: Greta Seghers, Wat ge leest en schrijft, dat zijt ge zelf. Antwerpen/Weesp 1985, pp. 61-81. (algemeen) |
R. Vervliet, [Gustaaf Vermeersch]. In: M. Rutten en J. Weisgerber (red.), Van Arm Vlaanderen tot De voorstad groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon (1888-1946). Antwerpen 1988, pp. 187-188. (algemeen) |
Romain Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren. Leuven/Amersfoort 1989, passim. (algemeen) |
Patrick Vanleene, De kruisweg van Vermeersch. In: Patrick Vanleene (red.), Veurne, uitgelezen stad. In de voetsporen van 25 befaamde schrijvers. Veurne 1993, pp. 55-66. (algemeen) |
Kris Humbeeck, Veel grijs, wat zwart en een vermoeden van vlammend rood. In: K. Wauters (red.), Verhalen voor Vlaanderen. Aspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog. Kapellen 1997, pp. 193-216. (algemeen) |
Stefan Brijs, Het hortende leven. Gustaaf Vermeersch 20.5.1877 - 10.12.1924. In: Stefan Brijs, Kruistochten. Amsterdam 1998, pp. 120-141. (algemeen) |
95 Kritisch lit. lex.
november 2004
|
|