| |
| |
| |
Corly Verlooghen
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Rudi Ronald Bedacht (hijzelf schrijft altijd: Rudy) werd geboren op 14 september 1932 te Paramaribo als oudste van drie kinderen in een Creools gezin met Affo-Surinaams, blank en indiaans bloed. Zijn vader was hoofdagent van politie. Rudy ging na de lagere school naar de St. Paulusschool (mulo), behaalde vervolgens de hulponderwijzersakte en bekwaamde zich in het spelen van mandoline, bas en gitaar. Hij werkte als onderwijzer en vertrok in 1954 naar Nederland. In Amsterdam studeerde hij twee jaar mo-a Nederlands en twee jaar journalistiek aan het Persinstituut van de Gemeentelijke Universiteit (1956-1958). Kort daarop ging hij terug naar Suriname, waar hij kwam te werken bij de Regeringsvoorlichtingsdienst. Na een conflict met zijn werkgever, de Surinaamse overheid, werd hij, samen met E.Th. Waaldijk en F. Pengel, ontslagen ‘wegens insubordinatie’ en gedrieën richtten zij het weekblad De Vrije Stem op.
In 1959 verscheen zijn debuutbundel Kans op onweer onder de naam Corly Verlooghen, waarna de bundels elkaar snel opvolgden. Hij was redactielid van het literaire tijdschrift Soela (1962-1964) en zijn werk verscheen in De Gids.
In 1962 ging hij weer naar Nederland; hij werd bureauredacteur bij de Nederlandse Televisie Stichting en maakte kinderprogramma's voor de Wereldomroep. In 1966 vertrok Bedacht naar Uppsala in Zweden. In Uppsala studeerde hij Zweeds en gitaar, werkte daarna als muziekdocent aan de Gemeentelijke Muziekschool en als muziekwetenschappelijk medewerker aan de universiteit. Hij vertaalde in deze jaren uit het Zweeds werk van Bo Setterlind, Theodor Kallifatides en Artur Lundkvist en publiceerde in Horus, Bulletin en Avenue.
| |
| |
In 1979 repatrieerde hij en werd op het Ministerie van Onderwijs als muziekconsulent tewerkgesteld, gaf gitaarlessen aan de CCS-Muziekschool en richtte zijn eigen muziekschool op: het Muziekpedagogisch Centrum. Maar al een jaar later werd hij als muziekdocent door de Sticusa gedetacheerd bij het Cultureel Centrum Bonaire. Vanuit Bonaire gaf hij zomercursussen gitaarstudie aan de Hogeschool voor Gitaarwetenschap in Panama-City, waar hij in 1987 benoemd werd tot buitengewoon hoogleraar aan de Nationale Universiteit van Panama met als leeropdracht muziekpsychologie en muzikale activering.
In 1990 vestigde hij zich opnieuw in Amsterdam, waar hij Nederlandse lessen aan Spaanstalige immigranten gaf en zich toelegde op het muziekonderwijs. Hij bleef wel poëzie schrijven, maar hij doet dat niet langer onder zijn pseudoniem, houdt zich bewust buiten het circuit van gevestigde tijdschriften en uitgeverijen en stuurt zijn werk niet op naar dagbladen.
Bedacht is ereburger van Panama en sinds 1998 lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. In 1999 werd hij voor zijn muzikale activiteiten benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Hij was gehuwd met de Nederlandse Veronica van Dam; uit het huwelijk werd in 1964 een zoon geboren: Corly.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Traditie
Kunstopvatting
Stijl
Corly Verlooghen debuteerde in een tijd dat de Surinaamse letteren een enorme opbloei doormaakten na de verschijning van Trefossa's Trotji (Aanhef) in 1957. Dichters als Eugène Rellum, Michaël Slory, Shrinivási en Johanna Schouten-Elsenhout betoonden zich de eerste vertegenwoordigers van de nationalistische generatie van de jaren '60. Verlooghens bundel Kans op onweer (1959) was de eerste serieuze Nederlandstalige dichtbundel die in Suriname verscheen. De uitgeefster sprak in een - ongetwijfeld door Verlooghen zelfgeschreven - voorwoord van ‘zakelijke poëzie’: de dichter moet de taal van zijn tijd spreken en een dam opwerpen tegen ‘materialistische heilsverwachting’ en ‘morele dekadentie’. Zo moeten ook de programmatische openingsregels worden gezien: ‘De durf te schrijven bliksemt/ het slapend volk op de been’. De 45 gedichten - drie in het Sranan, alle andere in het Nederlands - snijden een groot aantal motieven aan: liefde, vriendschap, armoede, de eenvoud van het kind, vrede. Vele getuigen van vrijheidsverlangen en machtige toekomstvisioenen. Verlooghen schuwt het grote woord niet: wanhoop, vreze, schande, geweld, schrille pijn, cohorten, likkebaardend tuig, enzovoorts. Vaak gebruikt hij de imperatiefvorm:
Naar de vorm tekenen zich nog twee verschijnselen af die later versterkt zullen blijven terugkeren: de metafoor met genitiefconstructie (‘heilige burchten/ van een triomfantelijk gedicht’, ‘De demon van de slaap’) en het woordexperiment:
| |
Thematiek
In slechts enkele gedichten komt Suriname expliciet naar
| |
| |
voren. Van de Nederlandstalige gedichten zijn er dat maar een zestal en die zijn van onversneden patriottistische snit. Verlooghen introduceert een figuur die in later werk zal blijven terugkeren: Surinette. Deze Creoolse vrouw staat model voor de ideale Surinaamse: warmbloedig, sereen en vol toekomstverwachting: de dichter ziet haar als de personificatie van Suriname.
| |
Stijl / Verwantschap
Verlooghen afficheerde zichzelf nadrukkelijk als experimentele dichter en men zou dus een avantgardistische vormtaal verwachten. Dat is echter maar zeer spaarzaam het geval. Hij sluit niet aan bij de Vijftigers, maar bij meer traditioneel schrijvende naoorlogse Nederlandse dichters als Ellen Warmond, Paul Rodenko, Nico Verhoeven en Ankie Peypers. Slechts in enkele gedichten weet hij zich van die voorbeelden los te maken zoals in ‘De koopman van Poelepantje’ en ‘Zelfbeschikking’. De slotstrofe van het laatste gedicht luidt:
en heilig maakt want alles is van mij
je stille heimwee borsten triest verlangen
beginselloos beginsel alles is van mij
| |
Kritiek
Kans op onweer maakte veel los. De dagbladcritici onderkenden Verlooghens talent, maar hadden grote moeite met zijn pretenties van experimentele poëzie. In de weken na de verschijning van zijn debuutbundel verscheen in de Surinaamse kranten het ene na het andere vers waarin Verlooghen als experimenteel dichter op de hak werd genomen. Bijval kreeg hij intussen vanuit Nederland. Ed. Hoornik schreef in Elseviers Weekblad dat Kans op onweer ‘een eerlijk, intelligent en gevoelig geschrift [is] van een Creoolse Surinamer, van een Surinamer die trots is op zijn afkomst en zijn kleur en die houdt van zijn land en zijn volk.’ Hoornik vergeleek Verlooghen met Albert Camus, in zoverre ‘dichter en moralist in elkaar schuiven’, een visie wordt ontplooid ‘die ondanks een zekere zakelijkheid romantisch en artistiek genoeg is om te boeien’; tegenover de onvrede over de planeet stelt de poëzie ‘als visioen het koninkrijk van de dichter’. Hoornik meende wel dat er een aantal zwakkere gedichten in de bundel staan, maar sprak toch van ‘een verrassend debuut’.
| |
| |
| |
Thematiek
De bundels volgden elkaar snel op: in januari 1961 verscheen Jachtgebied, in oktober 1961 Dans op de vuurgrens en in februari 1962 ‘Oe’. De nieuwe bundels zijn naar vorm en inhoud een consequente voortzetting van Verlooghens debuutbundel - met meer referenties aan Latijns-Amerikaanse dansen als bolero en cha-cha-cha. In het hart van Jachtgebied staat een lyrisch-episch gedicht in vijf delen, ‘De nacht der Creolen’, een poëtische uitwerking van wat eerder als hoorspel was gebracht. Verlooghen liet zich ervoor inspireren door het verhaal ‘De rode paloeloe’ van Coen Ooft. Hoofdpersoon van de cyclus is de bekende Surinette, die op een achtererf een groot feest geeft ter ere van haar eenentwintigste verjaardag. Hoewel de cyclus volgens de mode van die tijd eindigt met regels die - als in een patriottistisch schoollied - oproepen tot de eenheid van Suriname, geeft de poëzie ook - door het soepel gehanteerde enjambement - een bij vlagen meeslepende evocatie van een Creools volksfestijn. Van het commentaar op zijn experimentele poëzie trok Verlooghen zich in Jachtgebied niets aan.
| |
Kritiek
Dans op de vuurgrens is ingedeeld in drie afdelingen. De titelafdeling bevat niet-gelokaliseerde poëzie over de ‘dans op de vuurgrens’ tussen aan de ene kant scepsis, inertie en wanhoop en aan de andere kant toekomstdroom, dynamiek en hoop. De afdeling ‘liefdeslyriek en andere gedichten’ voert opnieuw Surinette ten tonele en bevat ook het dansante ‘Ik heb een pop’ dat Verlooghen schreef naar het lied ‘Tengo una muñeca’ van Celia Cruz. De laatste afdeling bevat ‘Caraibische impressies’. Het was vooral deze afdeling die in de kritiek veel lof oogstte, mogelijk omdat de jubeltoon die Verlooghen aansloeg wanneer hij over Suriname dichtte, daar is ingewisseld voor melancholie. Leo Morpurgo kon er veel waardering voor opbrengen en vond Dans op de vuurgrens de beste bundel tot dan toe, omdat de dichter ‘naar het zich laat aanzien zoetjesaan uit-geëxperimenteerd raakt’. J. van de Walle zag er vooral het sentiment in ‘van de man, die het eigen huis nog niet gevonden heeft’; ook hem overtuigden de verzen over Curaçao het meest. Alleen John Leefmans in het tijdschrift Mamjo vond deze ‘spatader-uitspatting’ het slechtste wat Verlooghen ooit geschreven had. Hij brengt een reeks formele bezwaren tegen deze poëzie in, meent
| |
| |
dat Verlooghen de Vijftigers nooit begrepen heeft en besluit vernietigend: ‘Verlooghens gedichten laten de smaak na van verdunde likeur. [...] Men mag hem de dichter van ons volk noemen, maar hij is dit dan bij de gratie van een volk van analfabeten en een élite van half-literaten.’
| |
Stijl
Het verst in zijn experimenten ging Corly Verlooghen in zijn ‘phonetisch-semantische experimenten met de oe-klank’ in zijn bundeltje ‘Oe’. Het kortste gedicht heet ‘De koe’:
Het is moeilijk voorstelbaar dat hier de dichter aan het woord was, die nog maar kort ervoor betoogd had dat het l'art pour l'art voor de moderne dichter had afgedaan. De ‘psychologischstilistische studie over het foneem oe’ die de tien gedichten voorafging, was een directe herleving van de klankobsessies van de dichter die juist de opmaat tot het ‘kunst om de kunst’ had gegeven: Arthur Rimbaud.
| |
Ontwikkeling
Thematiek
Thematisch vormen de bundels De held van Guyana (1965), De glinsterende revolutie (1970) en Het volk spreekt: Luister, meneer de president. De president antwoordt: Luister, geliefd en eerlijk volk (1975) een tweede periode in Verlooghens oeuvre. Curieus is dat in deze poëzie, geschreven in een periode dat de dichter niet meer in Suriname woonde, voortdurend een ikfiguur wordt opgevoerd die maar niet uitgejubeld raakt over zijn land (dat overigens bijna altijd Amerika of Guyana heet): ‘want hier is mijn huis/ de vrije ruimte/ van Amerika!’ Zware ideologische beschouwingen over het ‘Revolutionnair Proces in Suriname’ gaan de twee eerste dichtbundels vooraf. Ze zijn geschreven in het idioom van totalitaire staten met een nadrukkelijk ‘wij’-standpunt en struikelend over de metaforen over de ‘aarts-konservatieve, reactionnaire krachten in Suriname - de koloniale slippedragers, de profiteurs en hun kudde geringeloorde schoothondjes’. ‘Dit wankel huis’ uit De glinsterende revolutie was eerder, in 1966, zelfs voor uitzending op de televisie verboden, ongetwijfeld vanwege de dreigende slotstrofe:
| |
| |
God, had ik maar de macht
een lied te zingen waarnaar men
luistert in dit wankel huis
dat zo gebarsten is en dreigt
omver te vallen in een onverhoedse nacht.
Oscar Harris met zijn Twinkle Stars mag op het 45-toeren grammofoonplaatje dat de bundel van 1975 begeleidt, zingen over ‘Oeng egi passi’ (Onze eigen weg). Verlooghen wil het geweten van waakzaam, antikoloniaal Suriname zijn en dicht: ‘ik word steeds meer vuist/ en steeds minder gezicht.’ Dat gold overigens ook voor de poëzie die op de meeste bladzijden in een eindeloze serie clichés uit de grote ton van de strijdpoëzie ten onder ging. Zelf zou de dichter deze gedichten later ‘jeugdzonden’ noemen - al was hij al in de veertig toen hij die poëzie schreef. In zijn enige roman De leba is gevangen (1977) beschrijft Verlooghen het leven van een Cubaan, een Surinamer en een Dominicaan in Stockholm aan het einde van de jaren '60. Zweden is een welvaartsstaat die soms zijn grimmige gezicht laat zien, maar die het drietal ook buitengewone erotische avonturen bereidt. Artistiek was het boek een mislukking, stilistisch noch compositorisch geslaagd, zoals bijvoorbeeld Thea Doelwijt in De Ware Tijd vaststelde.
| |
Ontwikkeling
Stijl
Met Juich maar niet te vroeg (1979) heeft Verlooghen een complete transformatie ondergaan. De invloed van de Zweedse dichter Artur Lundkvist (1906-1991), uit wiens werk hij een jaar eerder een vertaalde bloemlezing maakte, lijkt niet vreemd aan het nieuwe werk: bij beiden zijn referenties naar een specifiek land afwezig, bij beiden vormen ontmenselijking en technocratisering van de wereld en de preoccupatie met de waarheid van het woord belangrijke motieven, bij beiden is de beeldspraak soms ‘hoekig’ en eerder prozaïsch en worden grote woorden niet geschuwd. Wie de relativiteit van het leven zo scherp stelt als Verlooghen en gedichten schrijft met titels als ‘De grap van het bestaan’ en ‘Laat ons van de vogels leren’, wie in zijn poëzie figuren ten tonele voert die zich bezinnen op ‘de leegte van alles wat ik heb nagejaagd’, die staat niet meer op de barricaden: ‘Ik houd het woord gescheiden van de daad.’ Het idealisme heeft een geduchte knak gekregen:
| |
| |
Zo heb ik mij verschanst achter
mijn rolgordijn en hoor de wereld tieren
over het vogelvrij verklaarde licht
verraden liefde en gemiste kansen
dat nimmer heeft bestaan.
Deze regels komen uit de vierde afdeling van de bundel, getiteld ‘De poorten van het onzichtbare’. Zij bevat zowel het meest persoonlijke als het meest beschouwende van de bundel, al moet men dat persoonlijke tussen de geobjectiveerde mededelingen door lezen. Veelzeggend zijn titels van gedichten als ‘De poorten van het onzichtbare’, ‘Tweestrijd’, ‘Duwen of trekken’, ‘De daad en het woord’, ‘Rolgordijn’, ‘Dubbelleven’, ‘Kringloop leegte’. Hier spreekt de persoon die zich het Panta rhei (Alles vloeit) van Democritus tot beginsel heeft gekozen, verwoord in het gedicht ‘Zo werd alles’, waarvan de laatste twee strofen luiden:
dat het vergeefs geworden was
of juist daarom geworden was
en houdt niet op te worden
De slotstrofe van het titelgedicht ‘Juich maar niet te vroeg’;
Woorden zullen van plaats verwisselen
net als de aarde ten opzichte van de zon
maar er zal niets veranderen:
De aarde is er alleen nog maar voor de kuilen
en de kuilen wachten op ons.
| |
Visie op de wereld
Wie regels schrijft als de laatste twee, is in feite klaar. Klaar met de bundel, klaar met de poëzie. Toch volgt er dan nog een afdeling met maar liefst vijfentwintig gedichten die tezamen een bloemlezing vormen van eerder, tussen 1960 en 1970, in bundels en tijdschriften gepubliceerde gedichten. Ook in die gedichten is Suriname de grote afwezige. Het lijkt alsof Verloog- | |
| |
hen heeft willen laten zien dat Juich maar niet te vroeg de voortzetting is van een filosofische lijn die altijd al aanwezig was. Sterker nog: het lijkt alsof hij zijn nieuwe beschouwingswijze met terugwerkende kracht geldig wil maken. Hij retoucheert het beeld van het dichterschap van Corly Verlooghen.
Vijftien jaar later, wanneer hij zijn pseudoniem achterwege laat, neemt Rudy Bedacht in Kwetsbaar in de tijd (1994), slechts 23 gedichten op uit de jaren 1980-1994. Hij betoogt dat in ‘het nieuwe land’ Surinettes even innig kussen en de ‘moksalesi’ even goed smaakt als thuis; de migrant heeft zijn nieuwe situatie geaccepteerd. Het ouder-worden en de ‘vermolmde dromen’ vormen een tweede thematiek. In de beschouwing van zijn plaats in de tijd ziet de ik zich bijna gewichtloos opgaan als een opstijgende kever:
verwijderd van het vorige
waartegen de tijd zich keert.
| |
Kritiek
E.N. Ketwaru, die de bundel in De Ware Tijd Literair besprak, rekende het gedicht tot Bedachts beste, al tekende hij er meteen bij aan dat er nog te veel met de moker of het terechtwijzende vingertje gezwaaid wordt in de bundel.
| |
Publieke belangstelling
In veel besprekingen van Verlooghens werk is opgemerkt dat meer kritische zin zijn werk minder omvangrijk, maar het soor- | |
| |
telijk gewicht ervan wel veel hoger zou hebben gemaakt. Uit het als geheel erg onevenwichtige oeuvre is niettemin een aantal gedichten komen bovendrijven die als moderne klassieken binnen de Surinaamse letteren gelden: De glinsterende revolutie bevat veel tijdgebonden strijdpoëzie, maar ook mooie verzen als ‘Thuisvaart van een creool’ en ‘De suikerrietkappers’. Met verschillende verzen heeft Verlooghen zich blijvende bekendheid weten te verwerven - overigens bijna uitsluitend bij een Surinaams publiek.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
De vele muziekleerboeken en uitgaven van muziekcomposities van Bedacht zijn te vinden in: Michiel van Kempen, De muziekwerken van Rudy Bedacht. Een muziekbibliografische en fonografische verkenning. In: OSO, jrg. 11, nr. 1, mei 1992, pp. 83-91.
Corly Verlooghen, Kans op onweer. Gedichten. Paramaribo 1960 [= 1959], Drukkerij Srenang, GB. |
Corly Verlooghen, Jachtgebied. Nieuwe gedichten. Paramaribo 1961, Eldorado, GB. |
Corly Verlooghen, Dans op de vuurgrens. Gedichten. Paramaribo 1961, Eldorado, GB. |
Corly Verlooghen, ‘Oe’: 10 gedichten. (Met een psychologisch-stilistische studie over het foneem oe). [Paramaribo 1962, Drukkerij Lionarons], GB. |
Corly Verlooghen, Het vraagstuk van Surinames kulturele welvaart. [Paramaribo 1962], E. |
Corly Verlooghen, De held van Guyana. Revolutionnaire gedichten. Met een inleidende beschouwing over ideologische invloeden op de Surinaamse kultuurgemeenschap en hun betekenis voor de persoonlijkheidsvorming van de Surinaamse mens. Amsterdam 1965, GB/E. |
Corly Verlooghen, Suriname heeft behoefte aan onafhankelijkheid. In: Kontrast, oktober 1966, pp. 25-28, E. |
Corly Verlooghen, Letterkundige activiteit in het Caribisch gebied. In: Letterkunde in Suriname en de Nederlandse Antillen. 's-Gravenhage [1967], Kabinet van de Vice-Minister President, Schakels, S 67/NA 50, pp. 1-3, E. |
Corly Verlooghen, Sjatfoetoe Sjori de messentrekker. In: Moetete, [jrg. 1, nr.] 2, december 1968, pp. 22-26, V. |
Corly Verlooghen, De glinsterende revolutie. Identiteits-poëzie. (Met een inleiding over Het Revolutionnair Proces in Suriname.) Amsterdam 1970, Eigen beheer, GB/E. |
Bo Setterlind, Zie de mens. [Vertaald door Rudy Bedacht.] Boxtel 1974, Katholieke Bijbelstichting, GB/VB (vert.) |
Corly Verlooghen, Corly Verlooghen antwoordt Albert Helman. In: Sticusa Journaal, 15-2-1975, p. 4, E. |
Corly Verlooghen, Het volk spreekt: Luister, meneer de president. De president antwoordt: Luister, geliefd en eerlijk volk. Surinaamse gedichten en muziek. [Den Haag 1975], Pressag, GB (2 delen in 1 omslag, afzonderlijk gepagineerd, met 45-toeren-grammofoonplaat). |
Rudy Bedacht, Leve de vrijheid maar waak voor haar behoud! In: Tesi f'i (proef het). [Amsterdam 1975], Surinaams Antilliaans Schrijvers Kollektief, pp. 5-13, E. |
Corly Verlooghen, De leba is gevangen. Roman. [Uppsala] 1977, Surivox, R. |
Artur Lundkvist, Tussen bliksems loop ik. Bloemlezing van gedichten gepubliceerd 1928-1977. [Vertaald door Rudy Bedacht.] 's-Gravenhage/Rotterdam 1978, Nijgh & Van Ditmar, GB (vert.). |
| |
| |
Theodor Kallifatides, Boeren en meesters. Roman. [Vertaald door Rudy Bedacht.] Amsterdam 1979, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 560, R (vert.). |
Corly Verlooghen, Juich maar niet te vroeg. Paramaribo 1979, Dubois & Dubois, GB. |
Rudy Bedacht, Gedichten. [Amsterdam] 1990, Eigen beheer, Audiocassette. |
Rudy Bedacht, Benditania. In: Sirito: 50 Surinaamse vertellingen. Samengesteld en ingeleid door Michiel van Kempen met medewerking van Jan Bongers. Paramaribo 1993, Kennedy-Stichting, pp. 75-82, V. |
Rudy Bedacht, Kwetsbaar in de tijd. Gedichten 1980-1994. Keuze en eindredactie: Michiel van Kempen. Amsterdam 1994, Boekhandel Pölki in samenwerking met de Openbare Bibliotheken Amsterdam-Zuidoost, GB. |
Rudy Bedacht, Gitarra querida/Geliefde gitaar: 100 composities. Amsterdam 1997, Multi-Musica, Muziekboek met gedichten. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Rudi de Bruin, Kans op onweer. In: De Ware Tijd, 6-1-1960. |
L[eo] E. M[orpurgo], Corly Verlooghens Kans op Onweer. In: De Ware Tijd, 11-1-1960. |
Mie Koording [= A.J. Morpurgo], Kritisch bekeken: Kans op onweer. In: De Ware Tijd, 11-1-1960. |
Ed. Hoornik, Liefde voor geboorteland. In: Elseviers Weekblad, 6-2-1960. (over Kans op onweer) |
Jan Elemans, Poëzie over Afrika en Suriname. In: De Tijd/Maasbode, 21-9-1960. (over Kans op onweer) |
J.G.C., Brief aan Rudy Bedacht. In: Amigoe, 9-5-1961. (over zijn isolement als dichter) |
J[ohn] L[eefmans], Naar een Surinaamse Literatuur? Uitgeven is een kunst. In: Mamjo, jrg. 1, nr. 2, oktober 1961, pp. 25-27. (over Kans op onweer) |
J. van de Walle, Dans op de vuurgrens. In: De Ware Tijd, 18-12-1961. |
Elisabeth Hartog, Corly Verlooghen. In: Oost en West, jrg. 55, januari 1962, p. 15. (algemeen) |
J[ohn] L[eefmans], Naar een Surinaamse literatuur? II: Beschouwingen naar aanleiding van een gedichtenbundel. In: Mamjo, jrg. 1, nr. 3, januari 1962, pp. 29-36. (over Dans op de vuurgrens) |
R.E Kross, De dubbelgangers. In: Mamjo, jrg. 1, nr. 4, april 1962, pp. 23-30. (uitvoerige reactie op Leefmans, met kort commentaar van Leefmans) |
R.E Kross, II, k(oe)k(oe)k. In: Mamjo, jrg. 1, nr. 4, april 1962, pp. 33-34. (over ‘Oe’) |
R.E Kross, Een generatie op zoek naar poëzie. In: Algemeen Handelsblad, 6-10-1962. (interview) |
Loulou [van Buuren], Corly Verlooghen als Nationalistische dichter ‘De held van Guyana’. In: De Vrije Stem, 2-10-1965. |
T.H.B., De held van Guyana. In: De Waarheid, 13-11-1965. |
Aldert Walrecht, Het goud van Suriname. Paramaribo 1970, pp. 33-34. (algemeen) |
[Anoniem], Dichter verkoopt op markt ‘Surinamiteit’: Corly Verlooghen en zijn eenmansguerrilla. In: Het Vrije Volk, 18-6-1970. (over een antikoloniale straatactie) |
Pierre Heyboer, Glinsterend. In: Het Parool, 20-6-1970. (over De glinsterende revolutie) |
Thea Doelwijt, Nieuwe Surinaamse boeken. In: Suriname, 9-7-1970. (over De glinsterende revolutie) |
[Anoniem.] Corly's ‘Glinsterende Revolutie’ gunstig ontvangen. Boycot van Algemeen Handelsblad. In: De West, 15-7-1970. |
A.J. Morpurgo, Corly Verlooghen De glinsterende revolutie. In: De Ware Tijd, 15-9-1970. |
J.E.P., Poëziekroniek. In: Gelders-Overijsselse Courant, 23-11-1970. (over De glinsterende revolutie) |
R.F. Kross, In gesprek met Corly Verlooghen. Een generatie op zoek naar poëzie. In: Algemeen Handelsblad, 6-10-1972. |
T[hea] D[oelwijt], Corly Verlooghen De leba is gevangen. In: De Ware Tijd, 2-11-1977. |
Wim Rutgers, De droom van komen en gaan in Suriname. In: Amigoe, 24-2-1978. (over De leba is gevangen) |
G.W. Rutgers, Zuidamerikanen op de lebajacht in Zweden. In: Ons Erfdeel, jrg. 24, nr. 2, maart/april 1979, pp. 267-269. (over De leba is gevangen) |
Henk Doelwijt, De nieuwe gedichtenbundel ‘Juich maar niet te vroeg’ weerspiegelt een onzekere Corly Verlooghen. In: Zondagkrant, nr. 37, 20 t/m 26-10-1979. |
Wim Rutgers, Een verloren zoon teruggekeerd. In: Amigoe, 21-3-1980. (over Juich maar niet te vroeg) |
G.W. Rutgers, De Nederlandstalige literatuur van Suriname en de Nederlandse Antillen in 1979. In: Ons Erfdeel, jrg. 25, nr. 3, mei/juni 1980, pp. 424-426. (over Juich maar niet te vroeg) |
H[enk] D[oelwijt], Rudy Bedacht verlooghend? In: Vrije Stem, 13-4-1981. (over het vertrek van Verlooghen uit Suriname) |
Cees Nooteboom, Een brief uit Bonaire. In: Avenue, jrg. 19, mei 1984, pp. 126-132. (algemeen/reisverslag) |
Michiel van Kempen, De Surinaamse litera- |
| |
| |
tuur 1970-1985. Een documentatie. Paramaribo 1987. (plaatsing binnen de Surinaamse literatuur, thematische en bibliografische benadering) |
Michiel van Kempen, Surinaamse schrijvers en dichters. Amsterdam 1989, pp. 70-71, 132, 184. (plaatsing van Verlooghen binnen de Surinaamse literatuur) |
[Ivoline van Erpecum], Rudy Bedacht live op cassette. In: Weekkrant Suriname 28-11 t/m 4-12-1991. |
Michiel van Kempen, Bij de dood van Artur Lundkvist. In: Weekkrant Suriname, 23 t/m 29-1-1992. Ook in De Ware Tijd 9-5-1992. (over Tussen bliksems loop ik, parallellen in de poëzie van Lundkvist en Bedacht) |
Wilfred Lionarons, ‘God is bedroefd en Satan lacht’. Rudy Bedacht zet orale traditie waardig voort. In: Lift, jrg. 11, nr. 63, mei/juni 1993, p. 34. (over de audiocassette Gedichten) |
Michiel van Kempen, Wat zullen wij schrijven wanneer er niets meer te protesteren valt. In: Michiel van Kempen, De geest van Waraku. Kritieken over Surinaamse literatuur. Haarlem-Brussel 1993, pp. 246-251. (over Juich maar niet te vroeg) |
Petra Hunsche, ‘Vroeger waren mijn gedichten meer ego-gericht’. In: De Nieuwe Bijlmer, 17-3-1994. (interview) |
E.N. Ketwaru, De mokerslagen van Rudi Bedacht. In: De Ware Tijd, 7-5-1994. (over Kwetsbaar in de tijd) |
Wilfred Lionarons, De geliefde gitaar van Rudy Bedacht. In: Weekkrant Suriname, 8-3-2000. (over Guitarra querida) |
80 Kritisch lit. lex.
februari 2001
|
|