| |
| |
| |
Kees Verheul
door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Kees Verheul werd op 9 februari 1940 te Hengelo (Overijssel) geboren als tweede zoon van een echtpaar dat afkomstig was uit het westen van het land. Verheul heeft zijn vader, een spoorwegambtenaar, gekarakteriseerd als een erudiet man met een brede belangstelling; van hem heeft Verheul naar zijn zeggen de liefde voor kunst en literatuur meegekregen. Van 1952 tot 1957 doorliep Verheul het Hengeloos Gymnasium in zijn geboorteplaats; voor de laatste drie klassen had hij maar twee jaar nodig. Onmiddellijk na zijn eindexamen vertrok hij voor negen maanden naar de Verenigde Staten om aan de universiteit van Williamstown (Massachusetts) Engels te studeren. Terug in Nederland ging hij Engels en Russisch in Utrecht en Amsterdam studeren. Hij besloot in Utrecht te gaan wonen. Na zijn studie was Verheul als wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit Utrecht en - vanaf 1965 - ook aan de Universiteit van Amsterdam verbonden. Hij gaf colleges over Russische literatuur en Engelse grammatica. In 1965 is hij naar Amsterdam verhuisd.
Als gevolg van een cultureel akkoord met de Sovjet-Unie kreeg hij de kans een jaar onderzoek te doen in dat land ten behoeve van zijn proefschrift. Aldus bracht hij in 1967 een jaar door in Moskou en Leningrad. Tijdens dit verblijf leerde Verheul onder andere de dichter Iosif Brodski (gewoonlijk geschreven als Joseph Brodsky) en de schrijfsters Lidia Ginzburg, Nadjezjda Mandelstam en Lidia Tsjoekovskaja kennen.
Bij terugkeer in Nederland hervatte hij zijn werk aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn promotie, in 1971, nam
| |
| |
hij ontslag en vertrok naar Rome, waar hij zich aan muziek en literatuur zou wijden. Hij bleef hier tot 2007. Tussen 1975 en 2005, toen hij als parttime docent Russische letterkunde werkzaam was aan de Rijksuniversiteit Groningen (van 1981 tot 1983 ook aan de Rijksuniversiteit Leiden), pendelde hij tussen Rome en Amsterdam, waar ook zijn partner woonde, de psycholoog Kees Smit.
Verheul publiceerde zijn vertalingen uit het Russisch, autobiografisch en fictioneel proza, essays en kritieken veelal in Tirade, De Revisor, Hollands Maandblad, Vrij Nederland en NRC Handelsblad, incidenteel ook in De Parelduiker en Gezelliana. Voor zijn eerste bundel essays, met de toepasselijke titel Verlaat debuut (1976), ontving hij de Busken Huet-prijs van de gemeente Amsterdam. Voor zijn eerste roman, Een jongen met vier benen (1982), verwierf hij de Aanmoedigingsprijs voor proza van de Stichting Amsterdams Fonds voor de Kunst. In 1991 kreeg hij als redacteur-vertaler van De herfstkreet van de havik (1989), een forse bloemlezing uit de poëzie van Joseph Brodsky (winnaar van de Nobelprijs voor literatuur in 1987), samen met de andere contribuanten aan de bundel, de Aleida Schot-prijs, bestemd voor vertalingen uit het Russisch. Verschillende van zijn werken zijn in het Russisch vertaald.
125 Kritisch lit. lex.
mei 2012
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Techniek
Het werk van Kees Verheul laat zich het best aanduiden met de woorden ‘oorspronkelijk’ en ‘persoonlijk’. Verheuls onderwerpkeuze in zijn verhalend proza is niet-alledaags: zijn verblijf in Rusland in de verhalenbundel Kontakt met de vijand (1975) en het dagboek Rusland begint bij de IJssel (1985); het taboe pedofilie in de roman Een jongen met vier benen (1982). Ook in het verwerken van zijn onderwerpen is hij origineel: zo geeft hij in Een jongen met vier benen de gebeurtenissen vanuit het perspectief van het kind weer. De oorspronkelijkheid van Verheuls werk blijkt ook uit de moeilijkheid om zijn werk in genres in te delen: in Kontakt met de vijand is het onderscheid tussen verhalen en autobiografische herinneringen vaag; eenzelfde vermenging tussen fictie en autobiografische werkelijkheid doet zich voor bij Een jongen met vier benen.
| |
Ontwikkeling / Relatie leven/werk
In de loop van zijn schrijverscarrière is Verheul steeds persoonlijker gaan schrijven. Was zijn debuut, Kontakt met de vijand, al een persoonlijk verslag van zijn verblijf in de Sovjet-Unie in 1967, in Een jongen met vier benen stelt Verheul zich ten doel ‘de waarheid te achterhalen over relaties die belangrijk voor hem zijn geweest in zijn vroege jeugd’, en de beschreven periode in Rusland begint bij de IJssel beschouwt hij als ‘een knooppunt in zijn leven’. Het lijkt erop dat hij de relatie tussen leven en werk steeds nauwer maakt. De dagboekvorm van Rusland begint bij de IJssel is hiervan een logisch gevolg. Ook in zijn essays is hij steeds persoonlijker van toon geworden.
| |
Visie op de wereld
Bakens in het bestaan waarop Verheul in Rusland begint bij de IJssel nauwelijks greep zegt te hebben, zijn de kunst, vooral de literatuur, en de religiositeit. In het boek blijft de aandacht voor de literatuur niet beperkt tot de gesprekken, in allerlei situaties schieten hem passende citaten te binnen. Ook benoemt hij nu duidelijk zijn religieus gevoel.
| |
Relatie leven/werk / Kunstopvatting
In interviews heeft Verheul duidelijk gemaakt dat hij zijn eigen leven als uitgangspunt voor het schrijven neemt. Over fictie liet hij zich als volgt uit: ‘Waarom dat opschrijven terwijl er nog zoveel te zeggen is over dingen die je wel meegemaakt hebt.’ (Hans van Dalen, 1989) In zijn verhalend proza doet hij, zo
| |
| |
waarheidsgetrouw mogelijk, verslag van de werkelijkheid zoals hij die ervaren heeft; in zijn kritisch proza laat hij zich leiden door eigen smaak en voorkeuren.
| |
Thematiek
Thematisch gezien gaat het in Verheuls oeuvre om het zoeken naar identiteit Door het verwerven van zelfkennis kunnen personages in zijn werk hun plaats ten opzichte van de buitenwereld bepalen. Bij een dergelijke zoektocht is de omgeving, in het bijzonder de ‘ander’, natuurlijk van groot belang. Daarnaast kan men spreken van een streven naar vereenzelviging. Over dit ‘mystieke basisgevoel’ merkt de schrijver in een interview op: ‘Het is iets metafysisch, je ik heft zich op of breidt zich uit. Het volledig willen opgaan is een wezenlijk gevoel voor mij. Ik heb het bij alles wat me boeit en waar ik me mee verbonden voel.’ (René T'Sas, 1986) De seksuele eenwording is een poging om die vereenzelviging te bereiken. Op een hoger niveau kan ‘de ander’ ook dienen als object van spiegeling en als voorbeeld. In werken als Kontakt met de vijand en Rusland begint bij de IJssel heeft de zoektocht naar identiteit het karakter van een zelfanalyse. In de essaybundels Verlaat debuut (1976), Antwoord van een buitenstaander (1981) en Een volmaakt overwoekerde tuin (1987) komt dit thema tot uiting als Verheul de door hem bewonderde literatuur en impliciet de aard van zijn bewondering analyseert. Ook in Een jongen met vier benen gaat het om het zoeken naar identiteit: de jongen Kees maakt een seksuele ontwikkeling door die al gauw een homoseksueel accent krijgt. In wijder verband gaat het om de relatie van de jongen tot de anderen. Bij Olivier, zijn jeugdliefde, heeft hij het gevoel dat hij met hem samenvalt, bijvoorbeeld als ze samen hardlopen en als beiden door zweren overdekt zijn. In het verhaal ‘Seirjoria’ (Kontakt met de vijand) stelt Verheul zich een jonge Russische troonpretendent voor als ‘een vriend naast wie ik urenlang stil had willen liggen, net zo lang [...]
tot ik tenslotte zelf deze onbereikbare jongen was geworden.’ In dit boek komt Verheuls identificatie met een ander ook sterk tot uiting in zijn vriendschap met Joseph Brodsky.
In het inhoudelijk als vervolg op Kontakt met de vijand te beschouwen Rusland begint bij de IJssel functioneert vooral het dagboek als ‘de ander’. Verheul is tijdens zijn verblijf in Rusland zo opgegaan in het bijhouden van zijn dagboek, dat dit zijn
| |
| |
leven daar bepaald heeft: ‘Als ik geen dagboek had bijgehouden, zou ik in Moskou en Leningrad waarschijnlijk anders hebben geleefd [...].’
Van de ander die als voorbeeld dient, is sprake in zijn verhouding met Nadjezjda Mandelstam. Dit motief van meester en leerling komt men ook tegen in zijn relatie tot Simon Vestdijk, met wie hij als gymnasiast een correspondentie was begonnen en van wie hij belangrijke lectuuradviezen kreeg. Een latere leermeester was Clay Hunt, zijn hoogleraar Engelse letterkunde in Williamstown. Van hem leerde hij niet alleen diverse grote Angelsaksische auteurs kennen, maar vooral hoe hij literatuur het best kon benaderen: met een kritische aanpak die geen doel op zichzelf is, maar de lezer er uiteindelijk van wil overtuigen ‘to lay the criticism aside and read the poems’. Vandaar de titel die Verheul aan zijn beschouwing over zijn Amerikaanse docent meegaf: ‘Poetic passion’, het eerste en langste stuk uit de essaybundel Het mooiste van alle dingen (1994).
Vele door Verheul in zijn essays behandelde auteurs zijn buitenstaanders. Schrijvers als Louis-Ferdinand Céline en Ezra Pound waren dat door hun abjecte politieke opvattingen; Varlam Sjalamov en Joseph Brodsky golden voor het Russische bewind als politieke dissidenten; Ernst Jünger was in Duitsland een moeilijk te plaatsen figuur, ‘met romantisch-conservatieve ideeën, maar ook met een toekomstvisie die hem verwant maakt met de tegenwoordige “Grünen”’ (Een volmaakt overwoekerde tuin); de grootste groep outsiders is die van auteurs met een homoseksuele geaardheid, die publiceerden in een tijd dat die niet of alleen in zeer verhulde vorm werd geaccepteerd: Konstantinos Kavafis, August von Platen, Giacomo Leopardi, Sandro Penna, P.C. Boutens, Jacob Israël de Haan en Wilfred Smit (mogelijk hoort ook Clay Hunt hiertoe). Het is typerend voor Verheuls belangstelling voor het fenomeen van de buitenstaander dat hij voor zijn studieverlof van enkele maanden in 1984 te Moskou twee literaire onderwerpen koos; een ervan bestond uit bestudering van leven en werk van de boerendichter Kljoejev, veronachtzaamd om een combinatie van redenen: ‘zijn taalkundige moeilijkheid, onorthodoxe politieke denkbeelden en homoseksualiteit’ (Rusland begint bij de IJsset). De titel van
| |
| |
Verheuls tweede essaybundel, Antwoord van een buitenstaander, is ontleend aan een opstel over Osip Mandelstam, maar verwijst ook naar de essayist zelf, die zich in zijn bundels zo vaak buiten de grenzen van zijn oorspronkelijke discipline heeft gewaagd.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Verheul maakt bij het schrijven van zijn essays niet van één bepaalde methode gebruik; wel kan men stellen dat hij vooral een vorm van close reading beoefent, die sterk verwant is aan de analysemethode van Vestdijk en de werkimmanente benadering van Clay Hunt. Dat wil niet zeggen dat hij daarnaast geen andere benaderingswijzen hanteert om de betekenis(sen) van een tekst te ontsluieren. Zo brengt hij in de bundel De dolende pen (2002), die voor minstens de helft aan Russische auteurs is gewijd, biografische en psychologische bijzonderheden van de door hem behandelde auteurs te berde om het via close reading verkregen betekenispotentieel te onderbouwen of te vergroten. Er is zelfs een stuk, met de vreemd ogende titel ‘Was Du Perron eigenlijk een Rus?’, waarin de biografisch-psychologische vraag centraal staat wat de identiteit is van diverse reële personen achter de intrigerende personages in Het land van herkomst (1935). Verheul ziet in deze tekst een ‘Russische roman’ (hij speelt grotendeels in Parijs, waar voor de Tweede Wereldoorlog veel Russische emigranten vertoefden). Hij toont aan dat de schrijver zich heeft gespiegeld aan het werk van Poesjkin en Lermontov (naast de in dit verband door kenners van het werk van Du Perron immer genoemde Stendhal) om bepaalde personages de juiste Russische achtergrond te kunnen geven. Verheul is vooral een schrijver met didactische bedoelingen: met zijn beschouwingen probeert hij lezers aan te zetten tot bewondering voor en inzicht in de betekenis van gedichten en romans. Het ligt voor de hand dat hij voor zijn analyses bijna uitsluitend teksten neemt die hemzelf bijzonder aanspreken.
| |
Ontwikkeling
Maakte Verheul aanvankelijk vooral vertalingen van werk van Russische dichters en schreef hij essays over hun werk, naast beschouwingen over poëzie van twintigste-eeuwse Nederlandstalige dichters van onomstreden kwaliteit (zoals J.H. Leopold, Herman Gorter, Pierre Kemp), aan het eind van de jaren tachtig, begin jaren negentig veranderden inhoud en vorm van zijn publicaties. Zijn bemoeienissen met de Russische literatuur kre- | |
| |
gen in 1997 een opvallend vervolg, toen Verheul in Dans om de wereld herinneringen en beschouwingen bijeenbracht van zijn in 1996 overleden vriend Joseph Brodsky. Verheul heeft meer dan wie ook diens werk in ons taalgebied bekendgemaakt, met als hoogtepunt de door hem geredigeerde bloemlezing De herfstkreet van de havik (1989), een bundel die, nogal uitzonderlijk, snel achtereen drie drukken beleefde. Dans om de wereld is een mengeling van biografische stukken en thematische verkenningen, waarbij opvalt dat Verheul het bestaan van nogal wat reminiscenties aan Nederlandse gedichten (met name aan Nijhoffs ‘Lied der dwaze bijen’) in Brodsky's poëzie aannemelijk kan maken.
De essaybundel Het mooiste van alle dingen. Romeinse essays heeft, anders dan zijn vorige bundels, een centraal thema: alle hoofdstukken hebben met Rome te maken, al was het alleen maar omdat zij daar zijn geschreven. Het is de stad die door Vergilius in de Georgica als rerum pulcherrima, ‘de mooiste der dingen’, wordt aangeduid. Verheul gebruikt zijn analytisch vermogen om door te dringen tot het werk van twee andere Romeinse dichters van grote allure: de lyricus Horatius, wiens muzikaliteit hij accentueert, en Ovidius, die met twee opstellen wordt bedacht, te weten een stuk over de literaire receptie van diens hoofdwerk, De Metamorphosen, en een tweede over de receptie van de talrijke verhalen die in dit uitvoerige werk een rol spelen in de beeldende kunst. Hij besteedt in deze opstellen veel aandacht aan vertalingen van de werken die hij bespreekt: met het oog op het achterhalen van de optimale betekenis van de originele tekst legt hij een aantal, bij voorkeur recente, specimina naast elkaar en maakt dan weloverwogen zijn keuze voor de vertaling die zo veel mogelijk aspecten van het Latijn weergeeft.
| |
Relatie leven/werk / Thematiek
Een weinig opgemerkte, maar interessante novelle is Een vierkant in de toendra (1993), herdrukt als Kleine knieval (1998). De plaats van handeling is Hengelo, waar de jonge Verheul opgroeide, de tijd februari 1946. De stad is getroffen door de wateroverlast van vier beken (die het vierkant vormen waarop de eerste titel wijst), waardoor alle inwoners van slag zijn. Twee van hen komen speciaal aan bod, beiden aangeduid met een
| |
| |
weinig precieze naam: ‘de schrijver’ en ‘het jongetje’, dat door de lezer als de zesjarige Kees Verheul zal worden herkend. De tweede titel zinspeelt op een botsing tussen de twee: de schrijver fietst per ongeluk tegen het ventje op, waardoor deze valt In werkelijkheid zijn de schrijver (zijn portret is geënt op dat van de oogarts dr. J.W.A. Verhage, die zich als auteur van de naam H. van Grevelingen bediende) en het jongetje elkaar nooit tegengekomen. De titel van de novelle, die net als het werk van Van Grevelingen Russische elementen bevat (bijvoorbeeld ontleningen aan Poesjkin), is symbolisch: hij geeft aan dat Kees Verheul op een of andere wijze ooit de statuur van deze stadsgenoot wil bereiken. In een kort nawoord bij de novelle geeft Verheul enige informatie over ‘de schrijver’, die enkele romans en een novelle op zijn naam heeft staan die vlak na de oorlog zijn geschreven en door critici van naam zeer goed ontvangen, maar die door zijn vroege dood (1947) in vergetelheid zijn geraakt. Verheul heeft dat altijd onrechtvaardig gevonden en daarom zijn novelle aan hem gewijd. Bovendien heeft hij bewerkstelligd dat het Verzameld Werk van Van Grevelingen in 1998 werd uitgebracht, met een uitvoerig nawoord, waarin hij aangeeft wat hij van hem heeft geleerd.
Voor de novelle uitkwam, had Verheul een roman gepubliceerd, Villa Bermond (1992), waarin Russische en Hollandse elementen nog veel sterker dooreen liepen. Dit boek bleek bedoeld als het eerste deel van een tetralogie met de titel De Tutcheffs, genoemd naar de familie van de Peterburgse diplomaat en dichter Théodore Tutcheff (1803-1873). In het eerste hoofdstuk blijkt hij in de winter van 1864-1865 met zijn vrouw en vier dochters in het bij veel Russen geliefde Nice te vertoeven; zijn minnares is kort tevoren gestorven en hij probeert het respect van zijn gezinsleden terug te winnen. In het slothoofdstuk komen twee dochters terug; zij voeren daarin een gesprek over hun berouwvolle vader. De Tutcheffs spelen overigens niet de hoofdrol in deze roman, die ook niet (uitsluitend) historisch van aard is.
Het tweede hoofdstuk maakt dit al duidelijk: het is gewijd aan een Hollandse familie (vader, moeder, twee zoons), in het midden van de twintigste eeuw, woonachtig in Hengelo. De
| |
| |
verteller, de terugblikkende schrijver Verheul, roept herinneringen op aan het jaar 1953: toen kreeg de prille gymnasiast Kees belangstelling voor de Russische cultuur; hij leerde het Russische alfabet van zijn vader, maakte bij toeval kennis met de schrijver Gogol en raakte geïnteresseerd in politiek. Hij begreep niet goed waarom zijn klasgenoten niets moesten hebben van Stalin, die dat jaar overleed. Het was ook het jaar dat de familie haar zomervakantie doorbracht in Nice (voor een Hollandse familie zeer bijzonder in de jaren vijftig). Het omgekeerde gebeurde met Nicolaï Alexandrovitch, de jonge zoon van de tsaar (de eigenlijke hoofdpersoon van het boek): hij bracht een zomermaand in Scheveningen door bij zijn tante, koningin Sophie, maar terug in het Zuiden overleed hij in Villa Bermond. Bij de Russisch-orthodoxe kerk, die als eerbetoon aan zijn naamgenoot door tsaar Nicolaas de Tweede in de tuin van de villa werd gebouwd, werd Kees door zijn vader gefotografeerd: de foto bleef een kostbaar kleinood. Zo komen in de titel ‘Villa Bermond’ vrijwel alle aspecten van de roman samen.
| |
Techniek
Zowel in Villa Bermond als in het tweede deel van De Tutcheffs (Stormsonate, 2006), waarin de handeling is verplaatst naar 1828, gaat het niet zozeer om de handeling als wel om de personages met hun ervaringen, hun groei en ontwikkeling. Het meest bijzondere van de roman is dat Verheul talrijke correspondenties tussen de figuren uit verleden en heden heeft aangebracht, waarbij het even zo goed kan gaan om parallellen (Kees vond als jongen zijn vader sterk op Stalin lijken, als schrijver op Tutcheff) als contrasten (bijvoorbeeld van maatschappelijke aard: tegenover de niet onbemiddelde familie der Tutcheffs, afkomstig uit het mondaine Petersburg, staat het wat kneuterige vijftigerjarengezinnetje van de Twentse familie Verheul).
| |
Stijl / Kritiek
In zijn essays vermijdt Verheul de associatieve werkwijze die de literaire essayist kenmerkt en voert hij de lezer stap voor stap, met hier en daar een zinvolle uitweiding, naar de conclusie van zijn betoog. Veruit de meeste critici betoonden zich tevreden over deze werkwijze, maar er waren ook recensenten die deze aanpak bloedeloos en te academisch vonden. Begrijpelijkerwijs is de stijl die Verheul in zijn fictionele proza hanteert van een wat ander karakter: hij is lichtvoetiger, beeldender in het uit- | |
| |
drukken van gevoelens, hier en daar zelfs humoristisch. Desondanks typeerde Arnold Heumakers, in zijn bespreking van Villa Bermond, dit proza als ‘flets’ en ‘perkamentachtig’.
| |
Traditie / Verwantschap
Een bijzonder aspect van Verheuls schrijverschap is dat hij behalve over zijn eigen discipline, de Russische letterkunde, ook over het werk van auteurs uit talrijke andere taalgebieden (het Nederlandse, Engelse en Latijns/Italiaanse, om de belangrijkste te noemen) verhandelingen heeft geschreven, die in kwaliteit niet voor die van specialisten onderdoen. Als veelzijdig slavist kan hij vergeleken worden met Johan Daisne en Karel van het Reve, al heeft de eerste relatief weinig beschouwingen geschreven, terwijl Van het Reve vrijwel uitsluitend non-fictie heeft gepubliceerd. Een derde slavist die in dit verband recht heeft op vermelding, is Wilfred Smit: hij schreef enkele gedichten naar Russisch voorbeeld en vertaalde verhalen van J. Zamjatin. Verheul wijdde twee essays aan de poëzie van Smit, die hij tot de top van de naoorlogse Nederlandstalige letterkunde rekende.
Hij had diens gedichten leren kennen door een zeer positieve bespreking van Simon Vestdijk. Van deze laatste leerde hij nog veel meer, zoals blijkt uit het slotopstel van Een volmaakt overwoekerde tuin. Allereerst dat analyses, vooral van poëzie, niet moeten zijn gebaseerd op intuïtie en gevoel, maar op de ratio. Het tweede en eigenlijk het belangrijkste wat Verheul van Vestdijk meent te hebben meegekregen, waren diens ideeën over goede en slechte literatuur, kortom over smaak. Hoewel hij later nog van anderen het nodige heeft geleerd, staat vast dat de invloed van Vestdijk op Verheuls essays en op zijn autobiografische en zijn fictionele proza bijzonder groot is geweest.
| |
Kritiek
In het algemeen heeft de kritiek positief op het werk van Verheul gereageerd, met dien verstande dat aan zijn vertalingen uit het Russisch, zoals te verwachten, niet veel aandacht is besteed. Zijn essays, kritieken en recensies, verzameld in steeds uitgebreider bundels, zijn echter vanaf het begin met enthousiasme onthaald; dat geldt zeker voor de latere bundels, Een volmaakt overwoekerde tuin en Het mooiste van alle dingen, die opvallen door hun veelzijdigheid. Geprezen werd Verheuls grote eruditie, waarmee hij moeilijke, soms al vaak geanalyseerde teksten, te lijf kon gaan. De novelle Een vierkant in de toendra is
| |
| |
nauwelijks opgemerkt, maar de kritieken die er zijn (ook van Kleine knieval) waren zeer positief. De twee delen van de geplande tetralogie over de Tutcheffs trokken de meeste aandacht. Verheuls techniek van het mengen van twee romantypen, het historische en het autobiografische, werd door bijna alle critici gewaardeerd.
| |
Publieke belangstelling
Kees Verheul behoort niet tot de auteurs die allerwegen bekendheid genieten; hij is eerder het type schrijver met een kleine, selecte schare van bewonderende lezers, tot wie juist weer andere schrijvers behoren. Dat zal te maken hebben met de genres die hij heeft beoefend (en ten dele nog beoefent), met name zijn vertalingen van bepaald niet eenvoudige Russische poëzie en de erudiete analyses van complex proza. Kijkt men naar de belangstelling van lezers voor zijn autobiografische en/of fictionele teksten, dan springt er onmiddellijk één uit: de roman (of verhalenbundel) Een jongen met vier benen haalde zeven drukken. Dat het enigszins gewaagde onderwerp van dit boekje - de seksueel getinte relatie van de verteller in zijn puberteit met een oudere man, die sterk autobiografisch aandoet (en dat blijkens een interview van Frits Abrahams [1983] met Verheul ook is) - heeft gezorgd voor dit succes, lijkt moeilijk voor bestrijding vatbaar.
[Deze beschouwing is mede gebaseerd op de eerdere beschouwing van Jeroen Vullings uit 1989]
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Kees Verheul, The Theme of Time in the Poetry of Anna Achmatova. Den Haag 1971, Mouton, Slavistic printings and reprintings 268, Dissertatie. |
Nadjezjda Mandelstam, Memoires. Vertaling Kees Verheul. Amsterdam 1971, G.A. van Oorschot, Memoires (vert.) |
Jeanne van der Eng-Liedmeier en Kees Verheul, Tale without a Hero and Twenty-Two Poems by Anna Achmatova. Den Haag 1973, Mouton, Dutch studies in Russian literature 3, EB. |
Osip Mandelstam, Wie een hoefijzer vindt en andere gedichten. Vertaling Kees Verheul. Amsterdam 1974, G.A. van Oorschot, GB. (vert.) (2e, herziene en vermeerderde druk, onder de titel Wie een hoefijzer vindt. Gedichten en essays, 1982) |
Kees Verheul, Kontakt met de vijand. Amsterdam 1975, G.A. van Oorschot, VB. (2e druk 1986, Querido, Salamander 632) |
Kees Verheul, Verlaat debuut en andere opstellen. Amsterdam 1981, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Athenaeum paperback, EB. |
Andrej Platonov, De bouwput. Vertaling Kees Verheul. Amsterdam 1976, G.A. van Oorschot, R. (vert.) (2e, herziene druk 1990) |
Kees Verheul, Antwoord van een buitenstaander en andere opstellen. Amsterdam 1981, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Athenaeum paperback, EB. |
Kees Verheul, Een jongen met vier benen. Amsterdam 1982, Querido, R. (5e druk 1985, Salamander 608; 7e, uitgebreide druk 2010, G.A. van Oorschot) |
Kees Verheul, Rusland begint bij de IJssel. Dagboek mei-augustus 1984. Amsterdam 1985, Querido, D. |
Innokenti Annenski, Stalen krekel. Zeventien gedichten uit ‘Het cipressehouten kistje’. Vertaling Kees Verheul. Amsterdam 1987, Querido, Transfusie, GB. (vert.) |
Andrej Platonov, Een meester in wording. Vertaling en nawoord Kees Verheul. Amsterdam 1987, Querido, N. (vert.) |
Joseph Brodsky, Tussen iemand en niemand. Essays. Vertaling Frans Kellendonk en Kees Verheul. Amsterdam 1987, De Bezige Bij, BBLiterair, EB. (vert) |
Kees Verheul, Een volmaakt overwoekerde tuin. Opstellen over literatuur. Amsterdam 1987, Querido, EB. |
Joseph Brodsky, De herfstkreet van de havik. Een keuze uit de gedichten 1961-1986. Samenstelling en nawoord Kees Verheul. Vertaling Jan Robert Braat, Arie van der Ent, Kees Verheul e.a. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, GB. (vert.) |
Kees Verheul, Villa Bermond. De Tutcheffs 1. Amsterdam 1992, Querido, R. (2e druk 2006, G.A. van Oorschot) |
Kees Verheul, Een vierkant in de toendra. Hengelo 1993, Boekhandel Broekhuis, N. (2e,
|
| |
| |
gewijzigde druk onder de titel Kleine knieval, Amsterdam 1998, G.A. van Oorschot) |
Kees Verheul, Het mooiste van alle dingen. Romeinse essays. Amsterdam 1994, Querido, EB. (ten dele opgenomen in Niets heb ik van mij zelf) |
Kees Verheul, Dans om de wereld. Fragmenten over Joseph Brodsky. Amsterdam 1997, Querido, Memoires. |
Kees Verheul, Portret van Lucebert. Slingenberg 1998, Hein Elferink, Interview. |
Kees Verheul, Nawoord. In: H. van Grevelingen, Verzameld werk. Amsterdam 1998, G.A. van Oorschot, pp. 543-560, E. |
Kees Verheul, De dolende pen. Essays. Amsterdam 2002, G.A. van Oorschot, EB. |
Kees Verheul, Souvenir voor Sashia en Natasha. Samenstelling Gerben Wynia. Nijmegen 2003, Flanor, Flanorreeks 53, EB. |
Kees Verheul, Stormsonate. De Tutcheffs 2. Amsterdam 2006, G.A. van Oorschot, R. |
Willem Jan Otten, Kees Verheul, Clay Hunt, Niets heb ik van mij zelf. Een hommage aan het lezen. Amsterdam 2010, G.A. van Oorschot, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Derk Salomons, Russen lezen Memoires als ondergrondse literatuur. In: NRC Handelsblad, 23-6-1972. (interview) |
Marko Fondse, Rusland van binnen uit. In: NRC Handelsblad, 14-2-1975. (over Kontakt met de vijand) |
Hans Waren, Kees Verheul: Kontakt met de vijand, allure en irritatie in Russische memoires. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 8-3-1975. |
Jan Geurt Gaartlandt, Kees Verheul: kontakt met zichzelf. In: Vrij Nederland, 29-3-1975. (over Kontakt met de vijand) |
Carel Peeters, Essays en kritieken van Kees Verheul. In: Vrij Nederland, 10-7-1976. (over Verlaat debuut) |
Jan Geurt Gaartlandt, Vertrouwensman. In: de Volkskrant, 31-7-1976. (over Verlaat debuut) |
Jaap Goedegebuure, Een baken temidden van praatpalen. In: Hollands Diep, 14-8-1976. (over Verlaat debuut) |
Rudi Boltendal, Schrijven over boeken en schrijvers: een Droste-effect. In: Leeuwarder Courant, 21-8-1976. (over Verlaat debuut) |
P.M.R(einders), Essays van Kees Verheul. In: NRC Handelsblad, 22-4-1977. (over Verlaat debuut) |
Reinjan Mulder, Een jaar Moskou en het toeval. In: NRC Handelsblad, 24-2-1978. (interview) |
Daan Cartens, Een literair zelfportret. In: Ons Erfdeel, jrg. 21, nr. 2, maart-april 1978, pp. 275-277. (over Kontakt met de vijand en Verlaat debuut) |
Daan Cartens, Russen vertaald en besproken. In: Het Vaderland, 3-4-1982. (over Antwoord van een buitenstaander) |
Hans Driessen, Zonder bloedvergieten. Literaire essays van Kees Verheul. In: NRC Handelsblad, 30-4-1982. (over Antwoord van een buitenstaander) |
Rudi van der Paardt, Ver van het gewoel. Inspirerende kritieken en essays van Kees Verheul. In: Vrij Nederland, 22-5-1982. (over Antwoord van een buitenstaander) |
Reinjan Mulder, De waarheid van een vroege jeugd. Romandebuut van Kees Verheul. In: NRC Handelsblad, 10-12-1982. (over Een jongen met vier benen) |
Hans Warren, Kees Verheul heeft het van de meesters geleerd. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-12-1982. (over Een jongen met vier benen) |
Carel Peeters, Op zoek naar het juiste gevoel. Kees Verheuls roman over de inwijding. In: Vrij Nederland, 18-12-1982. (over Een jongen met vier benen) |
Frits Abrahams, ‘Homoseksualiteit is een raadsel waar je heel lang over doet: niet om het op te lossen, maar om het in te passen in je bestaan’. Kees Verheul over een pedofiele relatie, Rusland en literatuur. In: Vrij Nederland, 8-1-1983. (interview) |
J.D. Huisman, De dodelijke ernst van Kees Verheul. In: Algemeen Dagblad, 14-1-1983. (over Een jongen met vier benen) |
Gerrit Jan Zwier, Het geheim van kleine Kees. In: Leeuwarder Courant, 14-1-1983. (over Een jongen met vier benen) |
Han Steendijk, Een wat broeierig verhaal in een vergeelde foto. In: Brabants Nieuwsblad, 13-4-1983. (over Een jongen met vier benen) |
Ron Moser, Kees Verheul: Een jongen met vier benen. In: Homologie, jrg. 5, nr. 3, 1983, pp. 34-35. |
Daan Cartens, Een decennium jongensjaren. In: Ons Erfdeel, jrg. 27, nr. 1, 1984, pp. 111-112. (over Een jongen met vier benen) |
Hans Warren, Rusland begint bij de IJssel, dagboeknotities van Kees Verheul. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-12-1985. |
Wam de Moor, Herinneringen aan vriendelijke gestalten in het zonlicht. In: Wam de Moor, Deze kant op. Kritieken en profielen van boeken en schrijvers 1979-1984. Amsterdam 1986, pp. 241-245. (over Een jongen met vier benen) |
Louis Smit, Nog altijd verbaasd over Rusland. In: de Volkskrant, 24-1-1986. (over Rusland begint bij de IJssel) |
Reinjan Mulder, Dagboekaantekeningen van
|
| |
| |
Kees Verheul. Vluchtige ontmoetingen, gemiste vrienden. In: NRC Handelsblad, 24-1-1986. (over Rusland begint bij de IJssel) |
T. van Deel, Een hechte verhouding met Rusland. In: Trouw, 30-1-1986. (over Rusland begint bij de IJssel) |
Jaap Goedegebuure, Een ingehouden liefdesverklaring. In: Haagse Post, 8-2-1986. (over Rusland begint bij de IJssel) |
Rene T'Sas, Volledig willen opgaan in iets is een wezenlijk gevoel. Kees Verheuls Rusland begint bij de IJssel: dagboek om de werkelijkheid te beleven. In: Vrij Nederland, 15-3-1986. (interview) |
Inge de Wilde, ‘Het prettige van een essay is dat je er onzin in kunt beweren’. In: Broerstraat 5, jrg. 1, nr. 2, 1986, pp. 8-9. (interview) |
Willem Timmermans, Russische fantasieën. Gesprek met Kees Verheul over Rusland, literatuur en homoseksualiteit. In: Homologie, jrg. 8, nr. 3, 1986, pp. 12-17. |
W. Bronzwaer, Het magische, optimistische instrument. Bij Brodsky springt de taal alle kanten op. In: de Volkskrant, 15-1-1988. (over Een volmaakt overwoekerde tuin en Tussen iemand en niemand) |
Jan Fontijn, De bewondering als basis. Wervende essays van Kees Verheul. In: Vrij Nederland, 23-1-1988. (over Een volmaakt overwoekerde tuin) |
Hans van Daalen, Kees Verheul: ‘Mandelstam heeft eens gezegd: de laatste creatieve daad van een kunstenaar is zijn dood’. In: Begane grond, jrg. 3, nr. 1, 1989, pp. 5-17. (interview) |
Rudi van der Paardt, Vestdijk als briefschrijver. In: Vestdijkkroniek, nr. 62, maart 1989, pp. 35-39. (over de correspondentie tussen Verheul en Vestdijk, opgenomen in Een volmaakt overwoekerde tuin) |
Guus Middag, Ik ben zijn Dido niet. In: Guus Middag, Ik ben een napraatpapegaai, Amsterdam 1990, pp. 119-124. (over het essay ‘Brodski's Aeneas en Dido’ in Antwoord van een buitenstaander) |
Janet Luis, Een Russische prins en een Nederlandse jongen. In: NRC Handelsblad, 1-5-1992. (over Villa Bermond) |
T. van Deel, Spoorloos opgaan in een rijtje karrepaarden. In: Trouw, 7-5-1992. (over Villa Bermond) |
Guus Middag, Verzinsels opschrijven staat mij tegen. In: NRC Handelsblad, 15-5-1992. (interview) |
Hans Warren, Rusland in het hart. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-5-1992. (over Villa Bermond) |
Arnold Heumakers, Tsarevitsch Nicky in Scheveningen. In: de Volkskrant, 12-6-1992. (over Villa Bermond) |
Jacob Moerman, ‘Villa Bermond’: Eerste deel van een romancyclus. Het analytisch oog van Kees Verheul. In: Drentse en Asser Courant, 20-6-1992. |
Alexander Münninghoff, Voorliefde voor vage karakters. In: Haagsche Courant, 26-6-1992. (over Villa Bermond) |
Robert Anker, Een Scheveningsche vacantie. In: Het Parool, 27-6-1992. (over Villa Bermond) |
Doeschka Meijsing, Een fictionele biografie van Kees Verheul. In: Elsevier, 15-8-1992. (over Vila Bermond) |
Bart Vervaeck, Kees Verheul: ‘Villa Bermond’. In: De Morgen, 4-9-1992. |
Karel Osstyn, Kees Verheul verrast met subtiele roman over jeugd en verlies. Dromen over een Russische prins. In: De Standaard, 23-1-1993. (over Villa Bermond) |
T. van Deel, Een stad gebouwd op beken. In: Trouw, 12-8-1993. (over Een vierkant in de toendra) |
Alfred Kossmann, ‘Vierkant in de toendra’ mooi gelegenheidswerk. In: Utrechts Nieuwsblad, 16-9-1993. |
T. van Deel, De erotiek van het vertellen bij Ovidius. In: Trouw, 30-12-1994. (over Het mooiste van alle dingen) |
Hans den Hartog Jager, Wethouder Hekking op het Forum. Romeinse essays van Kees Verheul. In: NRC Handelsblad, 30-12-1994. (over Het mooiste van alle dingen) |
Piet Gerbrandy, Een reisgids voor Rome. In: De Groene Amsterdammer, 25-1-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Doeschka Meijsing, De geboeide sultan. Kees Verheuls eerbetoon aan de poëzie. In:
|
| |
| |
Elsevier, 4-2-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Karel Osstyn, Al het mooie is zinnebeeldig. In: De Standaard, 4-2-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Robert Anker, Kunst als troost en als bescherming. In: Het Parool, 10-2-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Hans Warren, Smaak en inzicht gaan soms samen. In: Tubantia, 17-2-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Wim Hottentot, Een intuïtief vertrouwen in Vergilius. In: Vrij Nederland, 25-3-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Leen Huet, Watermerk Rome. In: De Morgen, 11-8-1995. (over Het mooiste van alle dingen) |
Jean Paul Hinrichs, Alleen in anderhalve kamer op zijn gemak. Kees Verheuls Brodsky-fragmenten. In: Vrij Nederland, 3-5-1997. (over Dans om de wereld) |
Guus Middag, Vriendschap met een lezende leeuw. In: NRC Handelsblad, 16-5-1997. (over Dans om de wereld) |
Wim Coudenys, De geur van kerosine in de ochtend. In: De Morgen, 5-6-1997. (over Dans om de wereld) |
T. van Deel, Nadjezjda Mandelstam drong aan op ontmoeting tussen Brodsky en Verheul. In: Trouw, 6-6-1997. (over Dans om de wereld) |
Ton Verbeeten, Kees Verheul en het ‘Verzameld werk’ van Van Grevelingen. Fijnzinnig proza van een vergeten schrijver. In: De Stem, 5-1-1999. |
Yra van Dijk, Van Grevelingens sombere grondtoon. In: de Volkskrant, 22-1-1999. (over Kleine knieval en H. van Grevelingen, Verzameld Werk) |
Jaap Goedegebuure, Net ontsnapt aan zijn tijd. In: Vrij Nederland 6-3-1999. (over Kleine knieval en H. van Grevelingen, Verzameld Werk) |
Aleid Truijens, Genootschap van dode dichters. In: de Volkskrant, 28-6-2002. (over De dolende pen) |
G.F.H. Raat, Het gekozen vaderland. Over het werk van Kees Verheul. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 5, 2003, pp. 689-694. |
T. van Deel, Een Twentse jongen, een Russische dichter. Verheul over parallelle levens. In: Trouw, 1-4-2006. (over Stormsonate) |
Theo Hakkert, Waarheid is een proces. In: Tubantia, 8-4-2006. (interview naar aanleiding van Stormsonate) |
Jaap Goedegebuure, Vertolker van Russisch levensgevoel. Autobiografie van Kees Verheul. In: Eindhovens Dagblad 15-4-2006. (over Villa Bermond en Stormsonate) |
Janet Luis, Aangaande u en mij, beste lezer. In: NRC Handelsblad, 21-4-2006. (over Stormsonate) |
Kees 't Hart, Geen greep. In: Leeuwarder Courant, 23-6-2006. (over Stormsonate) |
Clara Strijbosch, Beethoven in noodweer. In: de Volkskrant, 23-6-2006. (over Stormsonate) |
T. van Deel, Dichtbij is alles vaag. In: T. van Deel, De troost van de vorm. Kritieken en essays. Amsterdam 2008, pp. 180-183. (over Joseph Brodsky, De herfstkreet van de havik) |
Frits Abrahams, Pedohysterie. In: NRC Handelsblad, 3-3-2010. (over de herdruk van Een jongen met vier benen) |
Marja Pruis, De ontdekking. In: De Groene Amsterdammer, 20-1-2011. (over Niets heb ik van mijzelf) |
Guus Middag, Van aanleiding tot ziel. In: NRC Handelsblad, 28-1-2011. (over Niets heb ik van mijzelf) |
Maarten 't Hart, Meneer Prinsen, kindervriend. Pedofilie is niet altijd verkeerd. In: Vrij Nederland 1-5-2010. (over Een jongen met vier benen) |
125 Kritisch lit. lex.
mei 2012
|
|