| |
| |
| |
Paul Verhaeghen
door Gwennie Debergh
1. Biografie
Paul Verhaeghen werd geboren in Lokeren in 1965. Hij groeide op in Aalst en Koksijde. De middelbare school doorliep hij aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna studeerde hij cognitieve psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij in 1994 promoveerde op een proefschrift over de werking van het geheugen bij bejaarden.
Na drie jaar postdoctoraal onderzoek aan het Centrum voor Ontwikkelingspsychologie van de K.U. Leuven (1994-1997) en een tussentijds verblijf van drie maanden aan de Universitat Potsdam (1995), trok Verhaeghen naar de Syracuse University in de staat New York, waar hij tien jaar zou werken. Sedert 2007 woont hij in Adanta en is hij als associate professor of psychology verbonden aan het Georgia Institute of Technology.
In zijn wetenschappelijke werk onderzoekt Verhaeghen de verouderings- en de daarmee gepaard gaande vertragingsprocessen in het menselijke brein. Daarnaast probeert hij mogelijke verbanden te ontdekken tussen creativiteit en de aanleg voor depressies.
Voor zijn literaire debuut, de roman Lichtenberg, ontving Verhaeghen in 1997 de ASLK Debuutprijs. Omega minor werd bekroond met de Driejaarlijkse Cultuurprijs voor Proza van de Vlaamse Gemeenschap (2005), de F. Bordewijk-prijs (2005) en de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies (2006). Omega minor is vertaald in het Engels, het Frans, het Duits en het Grieks. Voor de Engelse vertaling, die hij zelf verzorgde, kreeg Verhaeghen in 2008 de Independent Foreign Fiction Prize. Uit protest tegen de politiek van de Amerikaanse regering onder
| |
| |
president George W. Bush heeft Verhaeghen alle prijzengeld voor zijn werk geweigerd. Hij wilde voorkomen dat hij met het op de prijzen geheven belastinggeld de oorlog in Irak zou meefinancieren, en schonk de dotaties daarom aan de mensenrechtenorganisatie American Civil Liberties Union (ACLU). ‘Kunst kan niet de wereld redden, maar goed geplaatste investeringen van een paar duizend dollars kunnen wel een verschil maken’, zei hij hierover in de pers.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Paul Verhaeghen houdt niet van vragen die naar zijn privéleven vissen. Hij wil voorkomen dat de persoon van de schrijver tussen zijn werk en de lezers gaat staan. ‘Als lezer ben ik blij dat ik van het persoonlijke leven van mijn literaire helden, zoals Thomas Pynchon en Shakespeare, niet zoveel weet.’ Aanvankelijk wilde hij zijn debuutroman Lichtenberg (1996) zelfs zonder auteursnaam op het voorplat laten verschijnen, maar op verzoek van zijn uitgever zag hij van dat plan af.
Terwijl hij zuinig omspringt met details over zijn intieme levenssfeer, spreekt de auteur wel openlijk over zijn academische leven als inspiratiebron voor zijn romans. Op de videowebsite YouTube publiceerde hij een filmpje ter promotie van de Engelse vertaling van Omega minor (2004), waarin hij vertelt hoe zijn postdoctorale onderzoeksverblijf in Potsdam het idee voor deze roman deed ontstaan. Ook in interviews heeft hij dit toegelicht: ‘Omega Minor begon toen ik voor het eerst uit de grond kwam in Berlijn, in het U-Bahn-station Mitte, en meteen op de plek belandde waar de boekverbranding plaatsvond. In het hart van de stad, vlak naast de opera, op tien minuten lopen van Hitiers bunker, op tien minuten lopen van de Joodse wijk.’
De universitaire wereld is een constante in het oeuvre van Verhaeghen. In het brievenboek De VenusBergVariaties (1999), dat in 1997 begint, beschrijft hij zijn eerste indrukken tijdens de emigratie naar de universiteit van Syracuse. Zowel in Lichtenberg als in Omega minor speelt het kaderverhaal zich af in een academische setting. Hoofdpersonages Tom Pepermans en Paul Andermans zijn beiden wetenschappelijk onderzoekers met een tijdelijke aanstelling die van universiteit naar universiteit trekken, als ‘zigeuners van de wetenschap [...], bohémiens met een salaris dat te laag is om fatsoenlijk te eten en te hoog om van honger om te komen. [...] De ultieme droom van de postdoc blijft AMERIKA!’ In interviews heeft Verhaeghen meermaals aangegeven dat zijn beslissing om naar de Verenigde Staten te vertrekken werd bepaald door de betere onderzoeksmogelijkheden die hem ginds werden geboden.
| |
Visie op de wereld
Toch is Verhaeghen kritisch over zijn nieuwe vaderland, dat hij
| |
| |
ten tijde van de regering George W. Bush omschreef als een cryptofascistische staat, waarin elke kritiek op het heersende regime onmogelijk werd gemaakt. De auteur kwam tot het besef dat de Amerikaanse maatschappij, met haar ongezonde patriottisme, haar bezetting van Irak en de folteringen in de gevangenis van Abu Ghraib, verontrustende overeenkomsten vertoonde met de dictaturen die hij in Omega minor had beschreven. Het leek er voor de auteur op alsof de gefictionaliseerde geschiedenis zich weer tot werkelijkheid had getransformeerd en of er in een dergelijke cyclische beweging nog enige vooruitgang te bespeuren valt.
| |
Thematiek
De recente Amerikaanse geschiedenis toont immers eens te meer aan dat wetenschappelijke ontdekkingen en technische doorbraken niet noodzakelijkerwijs garant staan voor een morele vooruitgang. Uit academische kortzichtigheid lenen zelfs de meest briljante wetenschappers zich zonder enig moreel besef tot uitvindingen die in de handen van verkeerde regimes tot massavernietigingswapens leiden. In Omega minor is de opportunistische atoomfysicus Goldfarb de verpersoonlijking van dat wetenschappelijke cynisme. Aan de hand van zijn levensverhaal beschrijft Verhaeghen de wedren naar de ontwikkeling van de eerste atoombom in de woestijn van Los Alamos, waar de bijeengebrachte genieën zich weinig vragen lijken te stellen bij de uitkomst van hun samenwerking. In ruil voor kennis blijkt de mens bereid zijn ziel aan de duivel te verkopen, wat meteen de vele verwijzingen naar Goethes Faust in de roman verklaart. De creatie zal uiteindelijk leiden tot een algehele destructie, waarna een eindeloze cyclus ontstaat van opbouw en verwoesting, die in het boek wordt gesymboliseerd door de hindoegod Sjiva.
Lichtenberg drijft op dezelfde kringloop van schepping en vernietiging, zij het op een wat kleinere schaal. De eerste helft van het boek staat in het teken van de creatie van PC, een computer die zoveel mogelijk moet leren denken en handelen als een mens. Het universitaire project, dat net als het atoomonderzoek in Los Alamos strikt geheim moet blijven, staat onder leiding van Hadrianus, een duivelse figuur met bokkenpoten en een staart. Hij neemt Tom Pepermans in dienst om dagelijks met de computer te converseren en de machine zo te leren menselijker
| |
| |
te denken. Aanvankelijk wijdt Tom zich vol overgave aan het project, tot hij in het tweede deel van de roman de controle verliest. Te midden van een apocalyptische scène ontpopt PC zich tot een duivelse machine die Tom van meet af aan heeft gemanipuleerd.
De achtergrondmuziek bij deze ondergang wordt gespeeld door Toms vroegere band The Local Losers, die zijn bekendheid in de muziekwereld te danken heeft aan een stom toeval: vlak voor een belangrijk optreden wordt een klankpedaal per ongeluk vastgelijmd in plaats van geolied, waardoor het eigenlijk onbruikbaar wordt. Toch zorgt precies die vernieling van het materiaal voor de doorbraak van de band, zodat destructie op haar beurt tot creatie leidt.
Met wat goede wil is ook in De VenusBergVariaties een op- en neergaande beweging te ontdekken. In een boek dat er expliciet naar streeft de erotiek een prominentere plaats te geven in de literatuur, kan die beweging letterlijk, dat wil zeggen lijfelijk worden geïnterpreteerd. Op een abstracter niveau valt op dat de brieven uit de eerste helft van de bundel zich concentreren op de verheven aspecten van de erotiek, terwijl de verhalen uit de tweede helft vooral de laag-bij-de-grondse en pornografische kant ervan belichten.
| |
Techniek
De romans van Paul Verhaeghen zijn opgebouwd volgens een structuur van ingebedde verhalen. In Lichtenberg is die structuur paradoxaal. De hoogste vertelinstantie is de titelfiguur, een auteur die beschrijft hoe hoofdpersonage Tom Pepermans op de toren van het universiteitsgebouw in Meerhof staat en vanuit die positie zijn eigen aankomst op de campus bekijkt, die enkele maanden eerder plaatsvond. Het begin van Toms verblijf aan de universiteit (ingebed) en het einde ervan (overkoepelend) situeren zich zo op twee verschillende vertelniveaus, terwijl de bevreemdende illusie wordt gewekt dat ze samenvallen in de tijd.
De vier seconden durende sprong van Tom-op-de-toren wordt telkens onderbroken door het verslag van Tom-op-de-campus, dat op zijn beurt het kaderverhaal is voor allerlei ingebedde verhalen, verteld door Tom, Judith en PC. In sommige van de door Tom vertelde verhalen krijgt de lezer meer informatie over
| |
| |
zijn verleden in Leuven, andere zijn bedoeld ter instructie van PC.
Verhaeghen koos voor de gelaagde vertelstructuur omdat die hem de mogelijkheid gaf de chronologie van de gebeurtenissen te doorbreken en zo de spanning in de roman beter op te bouwen. Bovendien stellen de verhalen de fatale val van Tom eindeloos uit, wat van de personages Sheherazades maakt die al pratend de dood van Tom een stap voor trachten te blijven. Tegelijk ontstaan tussen de verschillende verhaallagen herhalingen en echo's, waardoor de auteur de constructie omschreef als ‘een symfonie met allerlei leidmotieven die nu en dan terugkeren’. De val is zo'n centraal motief, net als de (gevallen) engel, die ook in Omega minor verschillende verhaallijnen samenhoudt. Verhaeghens magnum opus gebruikt eenzelfde gelaagde vertelstructuur als zijn debuutroman, en verwijst in dat verband expliciet naar beroemde voorgangers als Boccaccio, Potocki en de auteur van Duizend-en-één-Nacht. In Omega minor schudden de botsingen tussen de diverse vertelniveaus en tijdslagen de interpretatie van de gebeurtenissen telkens flink dooreen. Dezelfde personages treden op in neven- en ondergeschikte verhalen, wisselen daarbij van rol en van identiteit (Hinkel/De Heer, Isaaksohn/Eberhardt/Adolphe, Nebula/Mira), of delen daarentegen juist dezelfde naam (Paul Andermans sr. en jr.). Ze hebben andere functies in verschillende perioden en omgevingen en herhalen soms elkaars teksten, waardoor een spiegeleffect ontstaat dat de lezer telkens op het verkeerde been zet. Nieuwe informatie plaatst vorige gebeurtenissen in een ander licht. Helden worden ontmaskerd als misdadigers en slachtoffers als verklikkers. Wanneer Mira oorlogsmisdadiger Helmut Hinkel met diens oorlogsverleden confronteert, associeert de beschuldigde haar aanklacht niet toevallig met een oneindige doorverwijzing: ‘Als het Mira's bedoeling was geweest hem een spiegel voor te houden, dan weerkaatst de spiegel nu [...] alleen het
spiegelbeeld van een andere spiegel: een eindeloze uitwisseling van leegten waarin, eindeloos weerkaatst, een eenzame rookpluim kringelt.’
| |
Techniek / Traditie
Het eindeloos weerkaatste niets in het leven van Helmut Hinkel herinnert aan de sprong waarmee Tom Pepermans in Lichtenberg
| |
| |
een einde wilde maken aan zijn bestaan, en die door de ingebedde structuur van de roman uiteindelijk een onophoudelijke val in het niets dreigt te worden. Het idee dat de kern van het bestaan een leegte is, verraadt Verhaeghens affiniteit met een aantal opvattingen en technieken van het postmodernisme. Een ander kenmerk dat hij met deze stroming gemeen heeft, is de doorbreking van de werkelijkheidsillusie door de tussenkomst van de verteller. In Omega minor laat die het verhaal terugspoelen als een videocassette, in Lichtenberg gebeurt het omgekeerde: ‘Dit deel van de plot is niet interessant: het eind staat onherroepelijk vast. [...] Laat ons bijgevolg dit saaie tafereel verlaten en onze aandacht richten op iets wat minder gedetermineerd beweegt.’ Ook de intertekstuele verwijzingen zijn eerder postmodern dan modernistisch. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen referenties aan elitaire en populaire vormen van cultuur, en vooral in Lichtenberg laat Verhaeghen de verwijzingen graag ontaarden in groteske, puberaal-seksuele pastiches.
| |
Stijl
De voorkeur voor het exuberante blijkt duidelijk uit de stijl van Verhaeghens proza. Zuinig is die nooit, monotoon evenmin. Stilistische hoogstandjes en slapstick wisselen elkaar af. Het komische effect van een hoogdravende stijl blijkt bijvoorbeeld in de vreemde taalkundige kronkels van Lichtenbergs portier Robb Tovenaer: ‘Waardig heer, hebt wat introspectie te offreren totter visitatie van ons esbattement?’ In veel expliciete seksscènes - onder meer in het openingstafereel van Omega minor - wringen niet alleen de lichamen maar ook de beelden en zinnen zich in allerlei gewaagde bochten.
Verhaeghen lijkt elk register aan te kunnen. Hij imiteert en pasticheert, roept even makkelijk het burleske van een volledig uit de hand lopend carnavalsfeest op als de beklemmende sfeer van de Duitse Kristallnacht.
| |
Kritiek
Voor die stilistische veelzijdigheid ontving hij zowel lof als kritiek. Een aantal recensenten gebruikte culinaire metaforen om de lezer te waarschuwen voor de overdadig opgediende woordenrijkdom van Lichtenberg. Frank Hellemans noemt de debuutroman ‘geen uitgebalanceerd banket voor fijnproevers, maar voer voor literaire veelvraten zonder complexen’. Jos Borré had het over ‘veelzijdigheid en overvloed, tot aan de rand van
| |
| |
de chaos’, terwijl Karel Osstyn vond dat de ‘uitspattingen’ van Verhaeghen ‘allemaal netjes binnen de marges van een perfect georkestreerde taalorgie’ vallen. Jeroen Overstijns uitte de bedenking dat de ‘geladen retoriek’ van het boek ‘weliswaar een zweempje ironie in zich draagt, maar daarmee ook niet helemaal te vereenzelvigen valt’. Ondanks hun bedenkingen waren alle recensenten het erover eens dat hier een originele debutant zijn stem had laten horen.
Met De VenusBergVariaties kreeg Lichtenberg een teleurstellende opvolger. De bundel werd nauwelijks gerecenseerd en kon de schaarse critici niet overtuigen. Volgens Bart Vervaeck lag dat vooral aan de stijl, die hij kitscherig noemde.
De dunne grens tussen stilistische bravoure en kitsch bepaalde ook de kritische receptie van Omega minor. De Nederlandse pers reageerde overwegend afwijzend vanwege de volgens hen te absurde benadering van de Holocaust. Arie Storm ergert zich aan de ‘woordbrakerige passages’ en de ‘opzichtige mooischrijverij’, waarbij ‘de serieuze thematiek van de Tweede Wereldoorlog wordt ingezet om een volstrekt niet serieus te nemen verhaal te vertellen’. Kees 't Hart viel hem bij en vond dat Verhaeghen zijn lezers ‘gewoon regelrechte kitsch’ voorzet, waarbij hij het kampleed misbruikt om zijn verhaal spannend en aantrekkelijk te maken.
In de Vlaamse dagbladpers is Omega minor ondanks enkele kleinere bezwaren wel enthousiast onthaald. Zo vond Bert Bultinck dat Verhaeghen ‘met literaire beheersing, vertelkunst en een licht demonisch karakter de eerste geslaagde encyclopedische roman van de Vlaamse literatuur [heeft] afgeleverd. Een evenement van een boek’. In De Leeswolf loofde Jan Bettens de moeiteloosheid waarmee Verhaeghen verschillende stijlregisters wist te bespelen en de ‘virtuoze verhaalwebben’ waarmee hij zijn roman construeert. ‘Zijn werk is encyclopedisch en de verwijzingen naar de meest uiteenlopende domeinen zijn verbazingwekkend. Maar soms lopen die eigenschappen elkaar wel eens voor de voeten en raakt het met branie en talent geschreven, veelstemmige Babelboek uit balans door overdaad, of door het te nadrukkelijk intellectualisme dat soms om de hoek loert.’ Voor Herman Jacobs was Omega minor ‘de Grote Vlaamse
| |
| |
Roman die de twintigste eeuw ons nog schuldig was’.
| |
Traditie / Kunstopvatting
Verhaeghen situeert zijn werk tussen het Europese modernisme en het Amerikaanse postmodernisme. Binnen de Nederlandse literatuur maakt hij een onderscheid tussen regionale auteurs, die hem niet kunnen inspireren, en schrijvers die hun afkomst overstijgen door universele verhalen te schrijven. Tot die laatste categorie rekent hij onder meer Willem Elsschot, Hugo Claus, Harry Mulisch, Tom Lanoye en vooral Louis Paul Boon, voor wiens Kapellekensbaan hij meermaals zijn bewondering heeft uitgesproken.
| |
Verwantschap
Bij de verschijning van Lichtenberg wezen veel critici op de overeenkomsten met Gravity's Rainbow van Thomas Pynchon, onder meer omwille van ‘de vele filosofische grapjes, de onbegrijpelijke (pseudo-)wetenschappelijke toelichtingen, de lange onomatopeeën, de spelling die het spreken volgt (“zakmazegge”), de vele erotische hoogstandjes, de idiote namen (juffrouw Amorf Ati, de heren Roland en Sjon Barthe) en de woordspelletjes’. Bart Vervaeck vond een dergelijke ‘goede Pynchon-navolging [...] beter dan de zoveelste middelmatige “echt Vlaamse verteller”’. Karel Osstyn reduceerde de overeenkomsten tot epigonisme. Verhaeghen bevestigt zijn bewondering voor het encyclopedische schrijven van de Amerikaanse auteur. Gravity's Rainbow heeft ‘mij van mijn sokken [...]geblazen’. Hij ziet bovendien overeenkomsten tussen dit boek en De Kapellekensbaan: ‘Die boeken hebben met elkaar gemeen dat de verhalen zo door elkaar waaieren; ze voeren conversaties binnenin.’
Andere auteurs uit de Amerikaanse of Angelsaksische literatuur met wie Verhaeghen affiniteit voelt zijn David Mitchell, Toni Morrison en Salman Rushdie, die in hun werk verschillende invloeden met elkaar mengen.
In De Morgen wezen Jos Geysels en Karl van den Broeck op de parallellen met leven en werk van de Amerikaanse auteur en wetenschapper Richard Powers. Ook die overeenkomst wordt door Verhaeghen beaamd.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Paul Verhaeghen, Goedele de Mey, Zjef Helsen e.a., Omgaan met het geheugen: handboek voor hulpverleners en cursusbegeleiders. Leuven 1992, Acco, EB. |
Paul Verhaeghen, Teaching old dogs new memory tricks: plasticity in episodic memory performance in old age. Leuven 1993, E. |
Paul Verhaeghen, Lichtenberg. Amsterdam/Antwerpen 1996, Meulenhoff/Manteau, R. |
Isabelle Rossaert en Paul Verhaeghen, De VenusBergVariaties. Antwerpen 1999, Manteau, R. |
Paul Verhaeghen, Omega minor. Amsterdam/Antwerpen 2004, Meulenhoff/Manteau, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Barbara Berger, Wie genot wil, schept z'n eigen taboes. In: Trouw, 13-5-1996. (over Lichtenberg) |
Frank Hellemans, Voer voor veelvraten. In: Knack, 19-6-1996. (interview over Lichtenberg) |
Arjan Peters, Onwettig is prettig. Stijl van Paul Verhaeghen is bij vlagen opzwepend. In: de Volkskrant, 2-8-1996. (over Lichtenberg) |
Jeroen Overstijns, Het fantoom waarheid. Paul Verhaeghen debuteert met grillige, intrigerende roman. In: De Standaard, 29-8-1996. |
Karel Osstyn, De wrange smaak van slapstick. In: Ons Erfdeel, jrg. 39, nr. 5, november-december 1996, pp. 762-763. (over Lichtenberg) |
Bart Vervaeck, Oneerbiedige pastiches. In: NWT, jrg. 13, nr. 6, november-december 1996, pp. 78-79. (over Lichtenberg) |
Koen Schoenmaeckers, Over de loftrompet en de hakbijl. ‘Lichtenberg’, het debuut van Paul Verhaeghen. In: Underground, jrg. 1, nr. 2, december 1997, pp. 19-20. |
Paul van den Wijngaerde, Vlaamse literatuur op de pomo-toer. In: De vrijzinnige lezer, jrg. 18, nr. 4, december 1997, p. 261. (over Lichtenberg) |
Bart Vervaeck, De berg heeft een muis gebaard. In: De Morgen, 8-3-1999. (over De VenusBergVariaties) |
Albert Kok, Een vuil boekske met schone woorden. In: Algemeen Dagblad, 24-3-1999. (over De VenusBergVariaties) |
Ann Vertongen, [Over: De VenusbergVariaties], In: Leesidee, jrg. 5, nr. 3, april 1999, p. 181. |
Jan Bettens, Geheugen is literatuur. Paul Verhaeghen: Omega minor. In: De Leeswolf, jrg. 10, nr. 3, 2004, pp. ... |
Bert Bultinck, De gulpende guirlande van de twintigste eeuw. In: De Morgen, 5-5-2004. (over Omega minor) |
Herman Jacobs, Miljarden laatste ogenblikken. In: De Standaard, 21-5-2004. (over Omega minor) |
Kees 't Hart, Auschwitz-kitsch. In: De Groene Amsterdammer, 14-8-2004. (over Omega minor) |
Birger Vanwesenbeeck, We hebben allemaal ervaring met de Tweede Wereldoorlog. Paul Verhaeghen over zijn roman Omega minor. In: De Tijd, 2-10-2004. (interview) |
Herman Jacobs, De zwaartekracht van Potsdam. In: De Standaard, 21-10-2004. (over Omega minor) |
Jos Geysels en Karl van den Broeck, Misschien moet ik nu zwijgen. In: De Morgen, 3-11-2004. (interview over Omega minor) |
Karel Osstyn, De apocalyps volgens Paul Verhaeghen. In: Ons Erfdeel, jrg. 47, nr. 5, november 2004, pp. 769-771. (over Omega minor) |
Jeroen Theunissen, Omega minor: de grens tussen epos en sensatie. In: Yang, jrg. 40, nr. 4, december 2004, pp. 637-651. |
Arte Storm, Een doldraaiende roman. In: Het Parool, 6-1-2005. (over Omega minor) |
Sven Peeters, Een literatuur van de noodzaak. In: De Leeswolf, jrg. 11, nr. 3, 2005, pp. 180-181. |
Bert Bultinck, Laten we maar gewoon zeggen dat het allemaal waar is. Over Paul Verhaeghens Omega minor. In: Koen Hilberdink en Jos Joosten (red.), Jan Campertprijzen 2005, Nijmegen 2005, pp. 63-71. |
Martin Coenen, Een ontzagwekkende vaststeling. In: Humo, 7-2-2006. (interview over Saint Amour) |
Karl van den Broeck, Geen geld voor de protofascist Bush. In: Knack, 8-2-2006. (interview) |
Jelle van Riet, Lezen moet je tussen je 15de en 25ste doen. In: De Standaard, 11-2-2006. (interview) |
Herman Jacobs, Bush en de Heimatssicherheitsdienst. In: Knack, 4-6-2008. (interview) |
Dorien Knockaert, Intellectueel is hier bijna een scheldwoord. Paul Verhaeghen, schrijver en wetenschapper aan Syracuse University. In: De Standaard, 31-10-2008. (interview) |
Bart Vervaeck, Werken aan de toekomst: de
|
| |
| |
historische roman van deze tijd. In: Nederlandse Letterkunde, jrg. 14,2009, nr. 1, pp. 20-48. (over Omega minor) |
Sven Vitse, Paul Verhaeghen. Omega minor. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 88, november 2010, pp. 1-12. |
Hugo Bousset, Een ballet van werveling en chaos: over Paul Verhaeghen en Peter Sloterdijk. In: Hugo Bousset, Vurige tongen. Essays over romans na 11 september. Amsterdam 2011, pp. 23-41. (over Omega minor) |
124 Kritisch lit. lex.
februari 2012
|
|