| |
| |
| |
Roger van de Velde
door Dirk De Geest
1. Biografie
Roger van de Velde werd geboren te Boom bij Antwerpen op 13 februari 1925. Hij volgde de oude humaniora aan het Sint-Henricuscollege te Antwerpen, onderbroken door een jaar kostschool te Jemappes. In 1947 kwam hij als journalist bij De Nieuwe Gazet, waar hij vooral de aandacht trok met mensbetrokken cursiefjes onder de titel ‘Foto in vijf minuten’. Tijdens die vrij zorgeloze periode schreef Van de Velde een aantal kioskromannetjes en publiceerde hij gedichten, proza en kritische bijdragen in jongerentijdschriften als Nieuw Gewas, waarvan hij tevens redactielid was, De Faun en Arsenaal.
Het drama van zijn leven begon echter in 1959, toen Roger van de Velde als maaglijder het nieuwe geneesmiddel Palfium R 875 leerde kennen, dat ten onrechte een ongevaarlijke pijnstiller werd genoemd. Verslaafd aan het produkt nam hij weldra zijn toevlucht tot het ontvreemden en op amateuristische wijze vervalsen van doktersvoorschriften. In september 1961 greep het parket in, en een omstreden psychiatrisch onderzoek bracht Van de Velde onder toepassing van de wet op het Sociaal Verweer. Daarmee begon een acht jaar lange lijdensweg van internering in psychiatrische instellingen en gevangenissen te Doornik, Merksplas, Turnhout, Antwerpen, Mortsel en Boechout, sporadisch onderbroken door kortstondige en teleurstellende periodes van invrijheidstelling.
Op 3 april 1970 werd Roger van de Velde na een protestactie van journalisten en auteurs vrijgelaten. Hij overleed te Antwerpen op 30 mei 1970 en liet een vrouw en drie kinderen achter.
| |
| |
Voor zijn werk kreeg Roger van de Velde de prijs van Bibliogids (1945), de Dr. L. Philipsenprijs (1968) en de Arkprijs van het Vrije Woord (1970). Daarnaast was hij tweemaal laureaat van de prijs voor radioverhalen uitgeschreven door BRT en NRU (1965, 1967) en van de literatuurprijs van Hilvarenbeek (1965, 1967).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
In het geval van Roger van de Velde kan men wel stellen dat de levensomstandigheden zijn literaire loopbaan hebben bepaald. Externe factoren beïnvloedden in ruime mate de publikatie en bijgevolg ook de receptie van zijn werk: zo werd het debuut Galgenaas uit de gevangenis gesmokkeld, verschenen andere verhalenbundels tijdens periodes van voorlopige invrijheidstelling en werd een aanzienlijk deel van het oeuvre (met name Tabula rasa, Kaas met gaatjes en De dorpsveroveraar) postuum gepubliceerd. Maar meer nog hebben de biografische omstandigheden hun stempel gedrukt op de specifieke aard van het schrijverschap van Van de Velde, op zijn thematiek en wereldvisie.
| |
Kunstopvatting
Voor een schrijver als Van de Velde is het plegen van literatuur immers geen vrijblijvende hobby, maar een dwingende noodzaak, een ultieme reddingsplank. Het schrijverschap functioneert bij hem in hoge mate therapeutisch, daar precies in de permanente arbeid van het schrijfproces de auteur zijn geestelijk evenwicht kan hervinden en bewijzen. Dat geeft aanleiding tot een visie op de literatuur waarvan helderheid, soberheid en objectiviteit de grondbegrippen zijn. Overigens houdt Van de Velde reeds in zijn vroegste essays een vurig pleidooi voor een mensbetrokken en waarachtige literatuur, waarbij hij met instemming Richard Minne en Willem Elsschot citeert.
Het duidelijkst komt die bevrijdende functie van het schrijven tot uitdrukking in het geëngageerde pamflet Recht op antwoord; daarin geeft Van de Velde, met zijn eigen wedervaren als uitgangspunt, fel af op de misbruiken van censuur en psychiatrie. Toch is ook het werk met een fictioneel karakter grotendeels op zijn eigen biografische situatie geënt.
| |
Thematiek
Het centrale thema in het oeuvre van Roger van de Velde is ontegensprekelijk de mens die, ten dele zonder dat hij zich ervan bewust is, in zijn gedragingen en gevoelens wordt gedomineerd door een complex geheel van verwachtingen en illusies, frustraties en complexen. Die problematiek van het menselijk bestaan wordt daarenboven in de meeste verhalen
| |
| |
nog geïntensiveerd door de handeling in een besloten milieu te situeren.
Zo spelen de verhalen uit Galgenaas en De knetterende schedels zich respectievelijk af binnen de muren van de gevangenis en de psychiatrische instelling. De tegen die achtergrond optredende personages zijn hoofdzakelijk marginale figuren: de moordenares, de homofiel, de verslaafde, de mislukte kunstschilder, de vreemdeling. In de instelling verwisselden zij hun naam en het eraan vastklevende verleden voor een bijnaam, en delen zij in een bestaan dat steunt op een andere, schijnbaar alogische gedragscode.
Hoewel die besloten wereld voor de bewoners ervan een beveiliging betekent tegen de sleur en de risico's van de buitenwereld (‘Na jaren voorbeeldige dienst’ in Galgenaas, ‘De verboden voorwerpen’ in De knetterende schedels), komen uitingen van echte onderlinge solidariteit slechts hoogstzelden voor, en nemen ze tragikomische proporties aan (‘De hulde van het galgenaas’ in Galgenaas, ‘Geknielde Hercules’ in De knetterende schedels). Bijgevolg overheersen gevoelens van fundamentele eenzaamheid, wrevel en frustratie, temeer daar in nagenoeg alle verhalen de onmogelijkheid van communicatie sterk wordt beklemtoond: heel wat gevangenen en patiënten zijn overigens vreemdelingen en de psychiaters geven enkel blijk van onkunde. De personages, in hun isolement aangewezen op zichzelf, zoeken dan ook vruchteloos hun heil in erotische fantasieën of waandenkbeelden over het geluk (‘De vrouwen’ in Galgenaas, ‘Ontluisterde fetisj’ in De knetterende schedels).
In de zogenaamde ‘vrije’ wereld van gezin en dorp (beschreven in De slaapkamer, Kaas met gaatjes en De dorpsveroveraar) gaat het er al niet veel beter aan toe. Ook in het milieu van de arbeiders en de kleine burgerij zijn de personages meestal vereenzaamde slachtoffers, soms van de omstandigheden, maar meer nog van hun eigen psychische kortzichtigheid en obsessies (‘Weg met de hormonen’ in De slaapkamer, ‘De lijkwade van Turijn’ in De dorpsveroveraar). Vaak worden die complexen nog veruitwendigd in een of ander lichaamsgebrek, gaande van een horrelvoet (‘Sabine over Poesjkin’ in Kaas met gaatjes) of een kleine gestalte (‘De lijkwade van
| |
| |
Turijn’) tot een wijnvlek op de wang (‘Van de hoeren naar de vrouwenarts’ in Kaas met gaatjes).
De medemens blijkt hier al evenmin een steun, daar Van de Velde genadeloos alle relatiepatronen ontluistert. Zo blijkt de relatie tussen ouders en kinderen wederzijds gedomineerd door materialistische hypocrisie, kortzichtigheid en egoïsme (‘Mijn geliefde en liefhebbende dochter’ en ‘De verjaardag’ in De slaapkamer). Van de liefdes- en huwelijksintimiteit rest meestal slechts een flauw afkooksel, en seksuele frigiditeit en ontrouw worden symptomatisch voor de gebrekkige menselijke relatie (‘Spijtig voor het kind’ in De slaapkamer, ‘Frigide’ in De dorpsveroveraar).
Om uit die totale impasse te geraken pogen heel wat personages vruchteloos de vroegere intimiteit (‘De slaapkamer’ in De slaapkamer) of de verloren jeugd (‘Jolie Madame’ in De slaapkamer) te heroveren, of nemen zij hun toevlucht tot het gebruik van roesmiddelen (‘Cótes de Kabylie’ in Kaas met gaatjes). De illussie houdt echter nooit lang stand, en wat achterblijft is in de meeste gevallen een groeiend besef van onmacht en leegte.
| |
Visie op de wereld
Uit het voorgaande blijkt dat in Van de Veldes optiek de wereld niet veel meer voorstelt dan een optelling van geïsoleerde individuen die voortdurend balanceren op de smalle grens tussen niet te realiseren geluksdroom en alledaagse banaliteit. Toch wordt deze tragiek van het tekort door Van de Velde nooit op de spits gedreven, maar integendeel voortdurend getemperd tot op een draaglijk niveau.
| |
Stijl
Die Elsschottiaanse, relativerende kijk op de realiteit wordt nog extra ondersteund door een heldere, evenwichtige taalhantering. Van een soms cerebrale en vrij artificieel aandoende breedvoerigheid kwam Van de Velde immers tot een versoberd, haast journalistiek proza, waarin het aanwenden van ogenschijnlijk onopvallende details en verrijkende beelden bijdraagt tot het creëren van de gewenste dramatiek. Daarenboven wordt, als een permanent tegengewicht tegen mogelijke pathetiek, de ironie in al haar gedaanten (understatement, hyperbool, burleske vertekening) een essentieel bestanddeel van de schrijftechniek. Mogelijk is ook de neiging tot ingewikkelde zegging, die zich onder meer uit in het
| |
| |
gebruik van vreemde en bastaardwoorden, hiervan een uitvloeisel.
| |
Techniek
Roger van de Velde onderlijnt zelf herhaaldelijk zijn uitgesproken voorkeur voor de beknoptheid van het kortverhaal. Zijn verhalen, doorgaans erg traditioneel van structuur en uitwerking, voeren de lezer op een omzichtige, ingehouden dramatische wijze naar een indringende pointe. Opvallend hierbij is echter wel dat het ogenschijnlijk anekdotische karakter van de handeling dikwijls wordt verbreed en uitgediept, hetzij door het procédé van de flash-back (zoals in ‘Spijtig voor het kind’), hetzij door het invoegen van theoretiserende of moraliserende beschouwingen door de verteller (zoals in ‘Kaas met gaatjes’ in de gelijknamige bundel).
Ook springt een geleidelijke evolutie in het door de auteur gehanteerde vertelstandpunt in het oog: het vertelperspectief van Galgenaas, waar het gebeuren wordt geregistreerd door een eventueel relativerend camera-oog, maakt in de volgende werken plaats voor een groeiende inbreng van het ikpersonage dat tezelfdertijd protagonist van het verhaal is en als toeschouwer zijn eigen gedragingen analyseert en beoordeelt.
| |
Kunstopvatting
Door zijn marginale levenssituatie is Roger van de Velde als schrijver een enigszins geïsoleerde figuur. Overigens laat hijzelf zich nogal ironiserend uit over de ‘jonge Turken’ van het Vlaamse literaire landschap in de roman Tabula rasa, het verhaal van een dromerige kappersjongen die het tot verantwoordelijke uitgever van een avant-gardistisch jongerentijdschrift brengt, maar uiteindelijk, na een banaal censuurincident, opnieuw met de nuchtere realiteit wordt geconfronteerd. Deze uitgesponnen anekdote blijkt voor de auteur een welkome aanleiding om het hoogdravend-intellectualistisch, vaak holle verbalisme van auteurs als Julien Weverbergh, Herman J. Claeys en Jan Emiel Daele (die overigens in de roman respectievelijk optreden als Weber, Kals en Daelman) op de korrel te nemen.
| |
Traditie
Naar aanleiding van het werk van Roger van de Velde wordt door literaire critici onder meer verwezen naar Tsjechov (L. Deflo, B. Kemp), Dostojevsky (M. Gijsen), Somerset Maugham en Saroyan (L. Deflo). Ook wordt, vooral aan
| |
| |
sommige verhalen uit De knetterende schedels, een Kafkaiaanse inslag niet geheel vreemd geacht (H. Bousset).
Dichter bij huis associeert men Van de Velde, op grond van zijn tragische biografie, met Dirk de Witte, hoewel de thematische uitwerking van beiden nogal sterk uiteenloopt. Meer affiniteit vertoont zijn werk met de mild ironiserende teksten van Marnix Gijsen en met de korte verhalen van Ward Ruyslinck waarin eveneens het pariamotief, vaak symbolisch voorgesteld door een of ander lichaamsgebrek, overheerst.
Naar het unanieme oordeel van alle commentatoren staat Van de Velde als auteur evenwel het dichtst bij de door hem zo bewonderde Willem Elsschot: met hem heeft Roger van de Velde niet enkel de vlotte stijl en de ironische luciditeit gemeen, maar evenzeer de discrepantie tussen de dagelijkse realiteit en de idealistische geluksdroom als centraal thema.
| |
Kritiek
Vanaf het verschijnen van Galgenaas in 1966 is het werk van Roger van de Velde in de kritiek doorgaans op positieve wijze onthaald, wat in enkele gevallen zelfs heeft geleid tot een zekere overwaardering ervan. Men prijst vooral zijn humanitaire betrokkenheid, zijn technische beheersing van het korte verhaal en de ironisch-spitse afstandelijkheid waarvan het werk getuigt.
Wel hebben een aantal critici (F. Auwera, A. Demedts, P. Hardy, M. Janssens) terecht gewezen op het ongelijke gehalte van de postuum gepubliceerde verhalenbundels Kaas met gaatjes en De dorpsveroveraar, zonder hiermee echter afbreuk te willen doen aan de onmiskenbare kwaliteiten van het gehele oeuvre.
| |
Publieke belangstelling
Ook de publieke belangstelling was van meet af aan meer dan behoorlijk, temeer daar het geschrijf over het geval Van de Velde voor heel wat dankbare publiciteit zorgde en bijwijlen zelfs de aandacht voor het werk overschaduwde. Het mag bijgevolg een ironische speling van het lot genoemd worden dat met het overlijden van de auteur geleidelijk ook zijn literaire nalatenschap in het vergeetboek is verzeild.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Roger van de Velde, Bilan. In: Arsenaal, jrg. 1, nr. 11, november 1945, p. 458, G. |
Roger van de Velde, Moraal en Aesthetica. In: Nieuw Gewas, jrg. 1, 1945, p. 53, E. |
Roger van de Velde, De Oorlog en de Bultenaar. In: Nieuw Gewas, jrg. 1, 1945, p. 83, K. |
Roger van de Velde, Stalag Zooveel. In: Nieuw Gewas, jrg. 1, nr. 5/6, maart/april 1946, pp. 111-113, K. |
Roger van de Velde, De triviale brief. In: Arsenaal, jrg. 2, nr. 5, mei 1946, p. 155, G. |
Roger van de Velde, Gevecht met het hart. In: Nieuw Gewas., jrg. 2, nr. 1, juni/juli 1946, pp. 10-12, K. |
Roger van de Velde, Levensruimte in de literatuur. In: De Vlaamse Gids, jrg. 30, nr. 8, augustus 1946, pp. 509-511, E. |
Roger van de Velde, De dorpsveroveraar. Antwerpen 1946, Goudenregen, Goudenregenreeks 2, K. |
Roger van de Velde, Tragedie in mineur. In: Arsenaal, jrg. 3, nr. 1, januari 1947, pp. 15-20, K. |
Roger van de Velde, Galgenaas, Utrecht 1966, Bruna, VB.
(Tweede druk Amsterdam/Brussel 1972, Paris-Manteau, Grote Marnixpocket 66) |
Roger van de Velde, De slaapkamer. Brussel/Den Haag 1967, Manteau, Grote Marnixpocket 32, VB. |
Roger van de Velde, De knetterende schedels. Brussel/Den Haag 1969, Manteau, Grote Marnixpocket 48, VB. |
Roger van de Velde, Recht op antwoord. Een pamflet. Brugge 1969, Sonneville, Sigma-boeken 5, E. |
Roger van de Velde, Postscriptum bij een pamflet. In: Avenue, juli 1970, E. |
Roger van de Velde, Posthuum postscriptum. In: Avenue, oktober 1970, E. |
Roger van de Velde, Tabula rasa. Een farce. Brussel/Den Haag 1970, Manteau, Grote Marnixpocket 58, R. |
Roger van de Velde, Kaas met gaatjes. Brussel/Den Haag 1970, Manteau, Marnixpocket 72, VB, |
Roger van de Velde, Liefste Mama. In: Vandaag 14. Vlaanderen vandaag, samenstelling Frans de Bruyn en Fernand Auwera. Utrecht/Antwerpen 1970, Bruna, pp. 83-87, Br. |
Roger van de Velde, Dialoog met een dode. In: Vandaag 14. Vlaanderen vandaag, samenstelling Frans de Bruyn en Fernand Auwera. Utrecht/Antwerpen 1970, Bruna, pp. 91-92, C. |
Roger van de Velde, De dorpsveroveraar. Amsterdam/Brussel 1973, Paris-Manteau, Grote Marnixpocket 77, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Bernard Kemp, Van achter de tralies. In: De Standaard der Letteren, 3-6-1967. (over Galgenaas) |
Lieve Scheer, Over gevangenisleven. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 113, nr. 1, januari 1968, pp. 76-78. (over Galgenaas) |
André Demedts, Romans en verhalen. In: De Periscoop, jrg. 18, nr. 9/10, juli/augustus 1968, p. 3. (over De slaapkamer) |
Bernard Kemp, Van de Velde kloek novellist. In: De Standaard der Letteren, 6-7-1968. (over De slaapkamer) |
Lionel Deflo, Elsschot achterna. In: Kreatief, jrg. 3, nr. 1, oktober 1968, p. 26. (over De slaapkamer) |
Tom Schalken, Leegte om verloren bezit. In: Yang, jrg. 5, nr. 2/3, november 1968, p. 53. (over De slaapkamer) |
Lieve Scheer, Roger van de Velde verruimt zijn thema's. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 114, nr. 1, januari 1969, pp. 70-73. (over De slaapkamer) |
Frans van Suetendael, Schrijven is geen aangenaam bedrijf. In: Lektuurgids, jrg. 16, nr. 1/2, januari 1969, pp. 9-11. (over De slaapkamer) |
Wim Hazeu, Belgische auteur al 7 jaar in de gevangenis. In: Haagsche Courant, 27-1-1970. (over Recht op antwoord) |
Lionel Deflo, Open brief aan Roger van de Velde. In: Kreatief, jrg. 4, nr. 1, februari 1970, p. 25. (over Recht op antwoord en de korte verhalen) |
Frans van Suetendael, Tragisch, maar met een glimlach. In: Sodipa, jrg. 18, nr. 1 januari 1970, p. 13. (over De knetterende schedels) |
Marcel Janssens, Knetterende kortverhalen. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 115, nr. 4, april/mei 1970, pp. 306-307. (over De knetterende schedels) |
Jeroen Brouwers, Roger van de Velde: een slachtoffer der medische wetenschap. In: De Standaard, 13-4-1970. (over de biografie van Van de Velde) |
Hubert Lampo, De Arkprijs 1970. Brief aan een vriend [+]. Met dankwoord door Roger van de Velde. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 23, nr. 5, mei/juni 1970, pp. 459-471. (naar aanleiding van de bekroning van Recht op antwoord) |
Bert Brouwers, Interview vlak voor de dood van Roger van de Velde. In: De Nieuwe Linie, 6-6-1970. (interview over biografische achtergronden ern werk) |
Eugène van Itterbeek, Roger van de Velde als moralist. In: Kultuurleven, jrg. 37, nr. 6, juli 1970, pp. 582-587. (over het schrijverschap Van de Velde) |
J.J. Wesselo, Het antwoord van Roger van de Velde. In: Raam, nr. 67, augustus/september 1970, pp. 37-41. (over Recht op antwoord, Galgenaas en De knetterende schedels) |
Georges Wildemeersch, Roger van de Velde: raadsel en geval. In: Ons erfdeel, jrg. 14, nr. 1, herfst 1970, pp. 105-107. (overleven en werk van Van de Velde) |
Hubert Lampo, Bij de dood van een schrijver en andere bijdragen. In: Hubert Lampo e.a., Heibelboek. Antwerpen/Amsterdam 1970, Brito, pp. 7-32. (herinneringen aan Van de Velde) |
Walter van den Broeck, Roger van de Velde en ik. In: Hubert Lampo e.a., Heibelboek. Antwerpen/Amsterdam 1970, Brito, pp. 49-60. (herinneringen aan Van de Velde) |
Frans de Bruyn, Roger van de Velde. In: Vandaag 14. Vlaanderen vandaag, samenstelling Frans de Bruyn en Fernand Auwera. Utrecht/Antwerpen 1970, Bruna, pp. 79-91. (biografische gegevens) |
Frans Strieleman, Roger van de Velde, journalist. In: Vandaag 14. Vlaanderen vandaag, samenstelling Frans de Bruyn en Fernand Auwera. Utrecht/Antwerpen 1970, Bru- |
| |
| |
na, pp. 88-90. (over het journalistieke werk van Van de Velde) |
Hugo Brems, Kaas met gaatjes. In: Het Volk, 17-11-1970 (over Kaas met gaatjes) |
Marcel Janssens, Nog verhalen van Roger van de Velde. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 116, nr. 1, januari 1971, pp. 47-49. (over Kaas met gaatjes) |
André Demedts, Nederlandse verhalen. In: De Periscoop, jrg. 21, nr. 4, februari 1971, p. 3. (over Kaas met gaatjes) |
Georges van Acker, Een laat woord rond Roger van de Velde en zijn pamflet ‘Recht op antwoord’. Met een wederwoord van uitgever Johan Sonneville. In: Kruispunt-Sumier, nr. 37, maart 1971, pp. 3-4. (over Recht op antwoord) |
Wim Hazeu, Persiflage op de jonge Turken in de Vlaamse letterkunde. In: Haagsche Courant, 12-8-1971. (over Tabula rasa) |
Georges Wildemeersch, Farce, geen satire. In: De Standaard der Letteren, 13-8-1971. (over Tabula rasa) |
André Demedts, Prozakroniek. R. van de Velde, J. Stervelynck, A. Venema. In: De Periscoop, jrg. 21, nr. 11, september 1971, p. 3. (over Tabula rasa) |
Luc Saver, Roger heeft recht op antwoord. In: Restant, jrg. 2, nr. 1, januari/februari 1972, pp. 18-23. (over Recht op antwoord) |
Marcel Janssens, Een farce van Roger van de Velde. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 117, nr. 4, mei 1972, pp. 309-311. (over Tabula rasa) |
Marnix Gijsen, Weer thuis. Bedenkingen bij de dingen van onze dagen. 1968-1972. Amsterdam/Brussel 1972, Paris-Manteau, pp. 22-23, Grote Marnixpocket 76. (in memoriam) |
André Demedts, Prozakroniek. Terug naar het romantisme? Van Van de Velde tot Brondeel en Hannelore. In: De Periscoop, jrg. 23, nr. 9/10, juli/augustus 1973, p. 3. (over De dorpsveroveraar) |
Fernand Auwera, Auto-da-fe uit zelfverweer. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 118, nr. 6, juli/augustus 1973, pp. 471-472. (over De dorpsveroveraar) |
Marcel Janssens, Nog meer verhalen van Roger van de Velde. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 118, nr. 8, oktober 1973, p. 632. (over De dorpsveroveraar) |
Hugo Bousset, Schreien, schrijven, schreeuwen. Drie trends in de Nederlandse prozaliteratuur Brugge 1973, Orion, pp. 65-75. (over De knetterende schedels, Recht op antwoord en Kaas met gaatjes |
Paul Hardy, Bij benadering. Dagwerk van een recensent. Dl. 2: L-W. Brecht/Antwerpen 1973, Uitgeverij De Roerdomp, pp. 268-281. (over alle werken, uitgezonderd Recht op antwoord) |
Hugo Bousset, Roger van de Velde postuum. In: Ons Erfdeel, jrg. 17, nr. 3, mei/juni 1974, pp. 424-426. (over Kaas met gaatjes, Tabula rasa en De dorpsveroveraar) |
Leo Geerts, Roger van de Velde, paviljoen F-16. In: Kreatief, jrg. 9, nr. 2/3, september 1975, pp. 40-46. (over Van de Velde en de psychiatrie) |
1 Kritisch lit. lex.
september 1980
|
|