| |
| |
| |
Jacoba van Velde
door August Hans den Boef
1. Biografie
Catharina Jacoba van Velde werd op 10 mei 1903 te Den Haag geboren. Het arbeidersgezin Van Velde omvatte toen reeds twee zoons en een dochter: Bram, Geer en Comelia. De broers zouden later als schilders in Frankrijk belangrijke representanten worden van de ‘École de Paris’.
Na de (onvoltooide) lagere-schoolperiode volgde Jacoba van Velde enige danslessen en trad zij vervolgens in een cabaret op met een vriendin.
In 1924 huwde zij met de violist Harry Polah (= Salomon Polak). Met hem vertrok zij naar Berlijn, waar zij optraden in cafés en restaurants. Enige jaren later vertrok zij als ‘Pola Maslowa’ met een danspartner, ‘Rabanow’, naar Parijs, waar inmiddels haar broers woonden. Het dansen gaf zij na enige tijd op. In de jaren dertig woonde Van Velde beurtelings op Mallorca, in Roussillon, in Gagnes-sur-Mer en in de Aveyron. Te Parijs leerde zij Arnold (Bob) Clerx kennen, een voormalig acteur die zich in de Franse hoofdstad had gevestigd en schrijver was geworden. In 1939 trouwt Van Velde met hem (het huwelijk met Polah was in 1931 ontbonden).
Na de oorlog leerde zij Samuel Beckett kennen; zij vertegenwoordigde hem enige jaren als literair agent. Jaren later, terug in Nederland, zou zij een zeer belangrijke rol spelen bij de introductie van Becketts werk in ons land. Dat deed zij zowel door een groot deel daarvan te vertalen als met haar werk als dramaturge voor Frans toneel bij het gezelschap Studio, waaraan zij van 1965 tot 1971 verbonden was. In dat laatste jaar begon zij aan een derde roman, die onvoltooid is gebleven en
| |
| |
De verliezers zou moeten heten.
Jacoba van Velde vertaalde naast werk van Beckett ook drama en proza van Franstalige avantgardisten als jean Genet, Eugène Ionesco, Fernando Arrabal en de uit Cuba afkomstige Eduardo Manet; bovendien proza van auteurs als Raymond Radiguet, Benjamin Constant en Colette. Soms vertaalde zij uit het Engels, Dorothy Sayers bijvoorbeeld.
Van Van Veldes eerste roman, De grote zaal, verschenen binnen tien jaar na de verschijning in 1956 vertalingen in Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten, Italië, Duitsland, Noorwegen, Zweden, Finland Joegoslavië, Chili, Zuid-Afrika en Polen. In het laatstgenoemde land was het boek wel heel populair: men bewerkte het zowel tot hoorspel als tot tv-film.
In het najaar van 1987 speelde de toneelgroep Baal het op Van Veldes tweede roman, Een blad in de wind, en, in mindere mate, op De grote zaal gebaseerde stuk Thanatella.
Met haar levensgezel Frits Kuipers, met wie zij onder andere Becketts roman Molloy vertaalde en aan wie zij De grote zaal opdroeg, woonde Van Velde beurtelings in Parijs en Amsterdam. In deze laatste stad overleed zij, als laatste van de Van Veldes, op 7 september 1985, nadat zij was opgenomen in een verpleegtehuis.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kritiek / Publieke belangstelling
Jacoba van Veldes debuutroman De grote zaal werd een succes in ons land. Ze ontving ereen reisbeurs voor en tussen 1953 en 1981 beleefde de roman acht drukken, met een totale oplage van 75 000 exemplaren, voor hij in het Verzameld Werk (1987) werd opgenomen.
Ook in de recensies liet men zich niet onbetuigd. J. Greshoff noemde De grote zaal ‘een boek als een monument’, Pierre H. Dubois, C.J. Kelk, C.J.E. Dinaux, Hans Warren en J.C. Bloem sloten zich in hun superlatieven bij hem aan. De critici prezen de manier waarop Van Velde de thematiek van het verval en de dood behandelde, ook bewonderden zij haar onopgesmukte, soms rauwe manier van vertellen in korte, directe zinnetjes. Men beschouwde het boek als een Nederlandstalige existentialistische roman met naturalistische beschrijvingen, zonder de hinderlijke woordkunst die zo vaak een kenmerk van dit laatste genre vormt.
Toch stuitte de existentialistische sfeer ook op bezwaren, vooral in de regionale en confessionele pers. Daar uitte men soms, ondanks de gesignaleerde kwaliteiten van de roman, bezwaren tegen de manier waarop erotiek en godsdienst (de zondagsschool) in De grote zaal werden gepresenteerd. Men beschouwde het boek als een beschrijving van een samenleving waar het christendom zijn rol heeft verloren. Inhoudelijk hiermee vergelijkbaar i.s de ethisch-katholieke benadering van Ivo Michiels. Hij stelde: ‘de naturalistische tendenz waarmee deze vorm van existentialisme, vergeef me nog maar eens het gebruik van deze term, nauw verwant is, leidt tot een tekort, een te begrensde spirituele draagwijdte.’ Het communistische dagblad De Waarheid oordeelde negatief vanwege het pessimisme dat uit de roman sprak.
Het succes van De grote zaal is des te opmerkelijker omdat tevoren de vertaling van ‘Evasion’, het verhaal waarmee Van Velde in 1947 in Frankrijk debuteerde, evenals een aantal andere vertellingen, door Nederlandse tijdschriften was geweigerd. Over Een blad in de wind, de tweede roman, was de kritiek minder te spreken. Kees Fens noemde het een ‘sentimenteel’ en
| |
| |
‘larmoyant’ verhaal en Beb Vuyk vond dat ‘de memoires der machteloosheid’ ons niet overtuigen, eerder irriteren. Margaretha Ferguson deelde deze kritiek en stelde dat bij de lezer de indruk ontstaat dat Helena ‘egocentrisch en narcistisch, vervuld van melodramatisch zelfbeklag’ is en dat de problematiek in het boek niet wordt opgelost. Hans Warren, die zijn vroegere enthousiasme over de eerste roman temperde, stoorde zich aan de zwakke compositie van Een blad in de wind en Hans van Straten sprak ronduit van ‘kitsch’. Een van de uitzonderingen binnen het recensentenkoor vormde Pierre Dubois. Hij vreesde dat critici en publiek het nieuwe boek minder zouden waarderen dan het vorige en vond dat onjuist: ‘want de nieuwe roman - afgezien van enkele zwakheden - gaat veel verder en is, ondanks de schijn van overgevoeligheid, veel meedogenlozer.’ Dit oordeel over Een blad in de wind zou ook in de toekomst een uitzondering blijven. Bij de verschijning van het Verzameld werk in 1987 concentreerden de critici zich op Van Veldes romandebuut, dat ze verkozen boven het tweede boek, terwijl men de verhalen op enkele na, weer sterk vond onderdoen voor de romans. Diny Schouten vond het debuut een ‘klein meesterwerkje’ en Een blad in de wind ‘aanstellerig’. Hans Warren oordeelde De grote zaal ‘nog zeer leesbaar en hier en daar sterk ontroerend’ en T. van Deel constateerde dat de roman ‘bij herlezing veel interessanter en diepgaander’ was dan hij had gedacht.
| |
Thematiek
Van Veldes debuut, het korte verhaal ‘Évasion’, is een aanvankelijk luchtige vertelling over een jonge vrouw die de dagelijkse beslommeringen ontvlucht door in de wereld van een gobelin te stappen. Enige tijd ervaart zij het verblijf daar als paradijselijk. Vanuit deze positie kijkt zij naar het huis dat zij heeft verlaten en dit laatste wordt haar ten slotte tot een obsessie.
Daarentegen is, ondanks de sombere sfeer, het slot van het verhaal ‘Impasse’ niet geheel zonder gevoelens van hoop of verwachting. De vrouwelijk hoofdpersoon geraakt op een vuilnisbelt en wacht af: ooit zal het vuilnis zo hoog zijn gestegen dat zij een bloeiende geranium op een vensterbank kan aanraken. Het verhaal ‘De gevangene’ is een variatie op het bekende
| |
| |
schema van de gevangenisdeur die uiteindelijk blijkt open te staan.
De symbolische sfeer in de korte verhalen contrasteert met die in De grote zaal, het relaas over de oude weduwe en kamerbewoonster mevrouw Van der Veen, die na een beroerte gedwongen is de haar nog resterende tijd te slijten in een rusthuis. Al haar bezittingen worden haar ontnomen, omdat zij een gering pensioen heeft, en Sociale Zaken moet bijspringen. In het tehuis is ze dagelijks getuige van diverse vormen van menselijk verval. De vrouw heeft een dochter, Helena, die met haar echtgenoot, een schilder, in Parijs woont. Deze beschikt tot haar verdriet niet over de financiële middelen om haar moeder betere omstandigheden te bezorgen, evenmin om haar regelmatig te bezoeken.
| |
Kritiek
Veel lezers en recensenten beschouwden De grote zaal als een aanklacht tegen de omstandigheden waaronder bejaarden moesten leven, terwijl het boek niet zozeer over het niveau van de voorzieningen als wel over het gebrek aan menselijke warmte klaagt. De Dordtenaar meende dat de roman ‘stellig zou bijdragen tot de verdere oplossing van het probleem der verzorging van bejaarden’. Het dagblad Trouw meende in 1957 dat De grote zaal vooral ook van belang was ‘voor maatschappelijke werkers, voor predikanten en anderen die maatschappelijk-sociaal werk doen’. Bij de derde druk in 1958 schreef De vrouw en haar huis: ‘Deze kreet van afschuw schijnt evenwel de regering nog niet bereikt te hebben, want de toestanden in sommige rusthuizen zijn nog even navrant als die in De grote zaal’.
F. Bordewijk wees daarentegen een sociale interpretatie af, volgens hem ging de roman over algemeen menselijke problemen, een observatie waarover Van Velde in 1970 zei dat zij die deelde.
| |
Thematiek
De grote zaal is bovendien meer dan een existentialistische aanklacht tegen de zinloosheid van het bestaan in de verwachting van de dood, het is ook een ‘roman van moeder en dochter’. Beide vrouwen blikken terug op hun leven en in deze herinneringen wordt zichtbaar hoezeer hun persoonlijkheden uiteenlopen. De moeder toonde zich een offervaardige en keurige
| |
| |
huisvrouw, met weinig begrip voor de drang tot zelfstandigheid die zich al op jeugdige leeftijd in haar dochter openbaarde. Helena zette zich niet zozeer af tegen haar ouders, eerder tegen de Hollandse bekrompenheid. Met name een confrontatie met het instituut van de zondagsschool was hierbij voor haar cruciaal. In Parijs ontwikkelde Helena een cynische levensvisie, tot verdriet van haar moeder.
Die verschillen zijn echter niet definitief. Door de omstandigheden in het tehuis begint de levensvisie van mevrouw Van der Veen namelijk steeds meer die van haar dochter te naderen. Vlak voor ze in de gevreesde grote zaal, lijdend aan kanker, aan de gevolgen van een tweede beroerte sterft, realiseert de oude vrouw zich dat ieder individu in laatste instantie eenzaam is, dat de dood het enige vaste baken in het leven vormt en dat ieder mens moet proberen zelf een doel in het leven te vinden voor het finale moment is aangebroken.
| |
Techniek
Dit laatste besef vinden we terug in Een blad in de wind, waar een vrouw, eveneens Helena genoemd en nu met de achternaam Berger, haar levensverhaal op schrift stelt. Dit op het moment dat ze eenzaam, psychisch aan het eind van haar krachten, terugkijkt op haar leven. Ze vertelt hoe ze als wees opgroeide bij een tante, hoe ontdekt wordt dat zij talent heeft voor ballet, waarna zij in Parijs haar opleiding kan voortzetten. Helena wordt gekweld door hevige angsten (en vooral door de angst voor die angstgevoelens) die ze uiteindelijk niet kan verdrijven; hoewel tijdelijke oplossingen als ballettournees en een huwelijk met een in Parijs wonende Nederlandse kunstenaar die mogelijkheid aanvankelijk suggereren. Enige tijd beschikt ze nog over een toeverlaat in de gedaante yan haar oom Edward in wiens huisje bij zee ze rust kan vinden, maar deze sterft. De grote zaal is opgebouwd uit elkaar afwisselende monologen van de moeder en de dochter. Eveneens is er binnen de monologen een afwisseling in de werkwoordstijd. Vaak vertellen de vrouwen in de tegenwoordige tijd; voor gebeurtenissen uit het recente en verre verleden gebruiken zij de onvoltooid verleden tijd. In de monoloog van mevrouw Van der Veen vernemen we in dialoogvorm stukjes en brokjes uit de levensgeschiedenissen van andere rusthuisbewoners. Deze geschiedenissen ver- | |
| |
sterkende thematiek van eenzaamheid en verval. Bovendien verduidelijken zij Helena's afkeer van Hollandse bekrompenheid. De passages die in het tehuis spelen behoren tot de naturalistische laag van het boek. Enkele motieven in De grote zaal zijn dat van stille paarden die mevrouw Van der Veen op een nacht door de straat zag lopen en volgens haar echtgenoot zo kalm waren omdat zij naar het abattoir werden vervoerd, en dat van de rust die de vrouw ooit placht te voelen als ze in de zon aan het strand lag en het ruisen van de zeè hoorde. Dit watermotief gebruikt Van
Velde frequenter in haar tweede roman, evenals de motieven van de eenzaamheid en de dood. Een blad in de wind is uit technisch oogpunt wat gecompliceerder. Behalve de tijden wisselen ook de eerste en derde persoon frequent, in combinatie met een fragmentarische opbouw. Een enkele criticus vond dit procédé storend. Tussen de fragmenten bevinden zich - cursief en in de derde persoon-droompassages waarvan er enige later in het verhaal hun betekenis krijgen. De andere personages vervullen eerder de rol van functies van Helena dan die van realistische figuren en typen zoals in het debuut. Wanneer de fragmenten uit het begin steeds meer worden ingepast in het verhaal, krijgt Een blad in de wind de contouren van een vrij traditionele psychologische roman.
| |
Relatie leven/werk
Met het schrijven van De grote zaal reageerde Jacoba van Velde vrij direct op de omstandigheden waaronder haar moeder de laatste levensperiode doorbracht. Voor de in Parijs levende dochter ontleende Van Velde elementen aan haar eigen ervaringen. Ook in haar tweede roman zou zij enig autobiografisch materiaal gebruiken, in het bijzonder de angstgevoelens waaraan zij in de jaren twintig leed, het rondreizende bestaan van ballerina, haar leven in Parijs en het huwelijk met een aldaar wonende Nederlandse kunstenaar.
| |
Verwantschap / Kunstopvatting
In verhaaltechnisch opzicht heeft Van Velde minder invloed ondergaan van Samuel Beckett en de naoorlogse Franse modernisten met wie ze wel de existentialistische ideeënwereld deelde, dan van oudere schrijvers die ze evenzeer bewonderde: Dostojevski en Kafka. De Engelse criticus Alfred Kazin signaleerde dan ook dat de ambtenaar van Sociale Zaken in De grote zaal regelrecht aan Kafka deed denken. Er bestaan ongepubli- | |
| |
ceerde toneelfragmenten waarin Van Velde wel duidelijke Beekett-invlpeden heeft ondergaan. Met de (Indische) romans van Bob Clerx vertoont haar werk thematisch noch technisch enige verwantschap.
In de thematiek van de relatie tussen een kind van wie een ouder in een rusthuis verblijft, is er enige verwantschap met Inez van Dullemens Vroeger is dood (1976); zij het dat in dit boek - anders dan in De grote zaal - de geschiedenis geheel vanuit de dochter wordt gezien.
De sfeer van zinloosheid en eenzaamheid uit het werk van Van Velde sluit sterk aan bij het existentialisme dat zij in Parijs had leren kennen. Vandaar dat zijzelf de geschiedenis in haar romandebuut niet als een specifieke sociale aanklacht beschouwt: ‘dat tehuis is alleen de situering. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje,’ merkte zij later in een interview op.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jacoba van Velde, Évasion. In: Les lettres françaises, 20-11-1947, V. (Nederlandse versie ‘De vlucht’ in Jaap Romijn (red.), Vandaag. Nieuw werk van Nederlandse en Vlaamse schrijvers. Utrecht 1954, A.W. Bruna & Zoon) |
Jacoba van Velde, De grote zaal. Amsterdam 1953, Querido, R. (vierde druk 1959, Salamanderpocket nr. 52) |
Jacoba van Velde, Impasse. In: Maatstaf, jrg. 2, nr. 4/5, juli/augustus 1954, pp. 352-359, V. |
Jacoba van Velde, Een blad in de wind. Amsterdam 1961, Querido, R. (tweede druk 1966, Salamanderpocket nr. 206) |
Jacoba van Velde, Ze hebben gelogen. In: Het Vaderland, 19-6-1964, V. (als ‘Harry’ opgenomen in Verzameld werk) |
Jacoba van Velde, Vroeger. Realistische roman. Amsterdam 1968, Querido, V. |
Jacoba van Velde, Le prisonnier, In: Les lettres nouvelles. Numéro spécial, april/mei 1975, pp. 37-40, V. (Nederlandse versie opgenomen in Verzameld werk) |
Jacoba van Velde, Verzameld werk. Twee romans - De grote zaal en Een blad in de wind - en tien verhalen. Met een nawoord van August Hans den Boef. Amsterdam 1987, Querido, RVB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
C.J. Kelk, Als ouders hulpbehoevend worden... In: De Groene Amsterdammer, 14-11-1953. (over De grote zaal) |
Hans Warren, Roman over een moeder en een dochter en de eenzaamheid... In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-11-1953. |
Hélène Nolthenius, Van beneden en boven de taalgrens. In: De Linie, 9-12-1953. (over De grote zaal) |
J. Greshoff, Een boek als een monument. In: Het Vaderland, 2-1-1954. (over De grote zaal) |
Ivo Michiels, Jacoba van Velde: De grote zaal. In: Het Handelsblad, 20-2-1954. |
Pierre H. Dubois. De grote zaal van Jacoba van Velde. In: Het Boek van Nu, februari 1954. |
[Anoniem], Boekwinkel. In: De Dordtenaar, 17-2-1954. (over De grote zaal) |
C.J.E. Dinaux, Het opmerkelijke debuut van Jacoba van Velde. In: Haarlems Dagblad, 14-5-1954. (over De grote zaal) |
C. Rijnsdorp, Twee jonge auteurs herdrukt. In: Nieuwe Haagsche Courant, 20-12-1954. (over De grote zaal) |
Stevie Smith, The Big Ward by Jacoba van Velde. In: The Observer, 19-6-1955. |
Pierre Lagarde, La grande salie. In: Les nouvelles littéraires, 22-3-1956. |
Rudolf Krämer-Badoni, Der anstandige Tod. In: Süddeutsche Zeitung, 21-5-1956. (over De grote zaal) |
Alfred Kazin, Facing it. In: The Reporter, 12-7-1960. (over De grote zaal) |
[Anoniem], De grote zaal. In: De vrouw en haar huis, augustus 1958. |
[J. van Doorne], Ouderdom, frivoliteit, Eskimo's en trots. In: Trouw, 21-9-1957. (over De grote zaal) |
Beb Vuijk, De dames hanteren weer de pen. In: Vrij Nederland, 16-12-1961. (over Een blad in de wind) |
Kees Fens, De dood voor ogen. In: De Tijd, 16-12-1961. (over Een blad in de wind) |
Hans van Straten, Roman over danseres verdrinkt in kitsch. In: Het Vrije Volk, 16-2-19.61. (over Een blad in de wind) |
Hans Warren, Jacoba van Velde en Brakman: romans met een zwakke compositie. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-12-1961. (over Een blad in de wind) |
Margaretha Ferguson, Een blad in de wind. Tweede roman van Jacoba van Velde. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 6-1-1962. |
J. Greshoff, Jacoba van Velde evenaart haar debuut in roman met sterke en eigen toon. In: Het Vaderland, 3-2-1962. (over Een blad in de wind) |
Pierre H. Dubois, Leven der tragiek. In: Het Boek van Nu, februari 1962. (over Een blad in de wind) |
[Anoniem], Jacoba sinds die helse nacht. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 12-12-1970. (interview) |
Martijn Visser, ‘Ik wil graag zo onopgemerkt mogelijk door het leven gaan’. In: NRC Handelsblad, 8-2-1980. (interview) |
Jaap Romijn, Jacoba van Velde. In: Vrij Nederland, 28-9-1985. (levensbericht) |
August Hans den Boef, Jacoba van Velde. In: Raster, jrg. 11, nr. 38, najaar 1986, pp. 50-54. (overzicht) |
Diny Schouten, Klein menselijk handelen, groot menselijk leed. In: Vrij Nederland, 4-4-1987. (over Verzameld werk) |
T. van Deel, Het sterven in de grote zaal. In: Trouw, 30-4-1987. (over Verzameld werk) |
Hans Warren, Jacoba van Velde. Verzameld werk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-5-1987. |
Mariëlle Osté, Jacoba van Velde en de tragiek van het isolement. In: Utrechts Nieuwsblad, 29-5-1987. (over Verzameld werk) |
Marianne Peereboom, Tegen wie kun je in opstand komen? In: Surplus, juli/augustus 1987. (over Verzameld werk) |
31 Kritisch lit. lex.
november 1988
|
|