| |
| |
| |
Kamiel Vanhole
door Jos Muyres
1. Biografie
Camille Joseph Marie Louis Yvon Vanhole werd op 24 mei 1954 geboren te Etterbeek. Hij groeide op in de gemeente Sterrebeek, in een katholiek en - naar eigen zeggen - kleinburgerlijk milieu. Zijn vader was gemeentesecretaris en later belastingadviseur. Na zijn eindexamen aan het Sint-Jan-Berchmanscollege in Brussel ging Vanhole Germaanse filologie studeren in Leuven, waar hij afstudeerde op een scriptie over humor en leugen in de romans van Kurt Vonnegut. Na zijn (vervangende) dienstplicht was hij enige tijd werkzaam als scenarioschrijver voor de tekenfilmstudio Graphoui te Brussel. Samen met Jacques Faton maakte hij het stripverhaal L'ascension pneumatique deMichel Goffinard. Zijn literaire debuut vond plaats in 1981 met de publicatie van een verhaal in het tijdschrift Soldes Magazine. Vervolgens publiceerde hij, net als Herman Brusselmans en Tom Lanoye, verhaaltjes in het satirische weekblad De Zwijger. Ook werkte hij geregeld mee aan de tijdschriften De Brakke Hond en het Nieuw Wereldtijdschrift. In 1990 verscheen zijn eerste boek, de reisverhalenbundel Een demon in Brussel Behalve reisverhalen en romans schreef Vanhole een groot aantal toneelstukken. Verder is hij actief als criticus en vertaler. Met Koen Peeters nam hij het initiatief tot diverse literaire projecten, waaronder het project ‘schrijvers op post’ (gepubliceerd in Dietsche Warande & Belfort), de literaire salon ‘De Vlaamse volière’ (waarmee hij in 1999 door Vlaanderen en Nederland trok) en de stadswandelingen door Brussel (gepubliceerd in Bloem in Brussel). Vanhole staat bekend als een geëngageerd schrijver. Zo vormde hij samen met collega-schrijver Elvis Peeters de motor achter ‘Bomspotting’, een auteursactie tegen kernwapens.
| |
| |
Vanhole heeft veel reizen gemaakt en deelgenomen aan literaire activiteiten in diverse Europese landen, onder andere in het kader van de Literatuurexpress Europa 2000. Hij is fulltime schrijver, woont sinds 1984 in Kessel-Lo, is getrouwd en heeft twee dochters. Zijn tweede roman, Overstekend wild (1995), werd bekroond met de Prijs van de Provincie Vlaams-Brabant.
Een enkele keer heeft Vanhole gepubliceerd onder het pseudoniem Ivan Kamelehol.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Vanaf het begin speelt het reizen - en dientengevolge het landschap - een belangrijke rol in het werk van Kamiel Vanhole. Zijn debuutbundel, Een demon in Brussel (1990), bevindt zich zelfs op het snijvlak van twee genres: de literatuur en de reportage. Het boek bevat acht literaire verslagen van (voet)reizen die de schrijver in de jaren tachtig maakte door ondermeer de Borinage, Brussel, de Westhoek, Hongarije en Bulgarije. Ook de roman Overstekend wild (1995), waarin de ikverteller - alter ego van Vanhole - in de voetsporen treedt van een achteroom die in de negentiende eeuw naar Amerika trok, heeft veel weg van een literaire reportage. De bijzondere belangstelling die Vanhole heeft voor het landschap, blijkt ook uit de titels van zijn boeken, waarin opvallend vaak ruimtelijke elementen voorkomen: Een demon in Brussel; Overstekend wild; Bellevue/Schoonzicht (1997); Landschap van Laura (1992); De hartstreek (1997) en O Heer, waar zijn uw zijstraten (2002). In de toneelstukken De hartstreek en Reeuw (2000) speelt het landschap zelfs de hoofdrol.
| |
Visie op de wereld
Naar eigen, zeggen hebben landschappen Vanhole altijd gefascineerd; hij is ervan overtuigd dat het landschap in het leven van veel mensen een belangrijke rol speelt; enerzijds omdat de mens door de vruchtbaarheid, woestheid en uitgestrektheid van het landschap wordt bepaald en anderzijds omdat de mens tegelijkertijd het landschap naar zijn hand zet om te kunnen overleven. In navolging van de Britse historicus Simon Schama is Vanhole zelfs van mening dat landschappen mensen troost bieden voor hun sterfelijkheid.
| |
Thematiek
Deze problematiek wordt prachtig verbeeld in het groteske Reeuw, waarin de landmeter Victor Kroll in gesprek raakt met een heuvelrug, die hij wil opmeten. De heuvelrug, die als een ‘oude wijze vrouw’ met hem praat, blijkt bijzonder gehecht te zijn aan het verleden en aan het ongeschonden landschap. Volgens haar heeft de mens (‘een vergissing van de natuur’) er een ‘zooitje’ van gemaakt. De landmeter is het daar absoluut niet mee eens. Hij ziet het landschap als een ‘onbegeerde ouwe del wie het niet eens meer kan schelen welke zatlap over haar zal gaan’. In zijn optiek staat de natuur als leverancier van levens- | |
| |
middelen en grondstoffen in dienst van de mens. Maar hoe hij het ook wendt of keert, de heuvelrug - hier het symbool van de natuur, van moeder aarde - trekt uiteindelijk aan het langste eind. In de dood neemt de aarde immers de mens weer tot zich. In zijn tweede roman, Overstekend wild, ageert Vanhole bijzonder fel tegen de uitbuiting en vernietiging van het landschap door de mens. Het moderne en het negentiende-eeuwse Amerika worden bij voortduring met elkaar vergeleken en dat leidt onder meer tot de conclusie dat uitbuiting en vernietiging van het landschap in de geschiedenis van Amerika een constante vormen vanaf de komst van de eerste kolonialisten. Tegenover de westerse visie op de natuur plaatst Vanhole die van de indianen, die juist blijk geeft van ontzag en eerbied voor de natuur. In die optiek is de blanke kolonisator de eigenlijke wilde, vandaar ook de titel Overstekend wild. De verzuchting van de verteller: ‘(...) de wereld zou een stuk beter af zijn als iedereen op zijn krent bleef zitten en schapen telde’, spreekt in dit opzicht natuurlijk voor zich.
In De hartstreek, een ode aan de geboortestreek - in dit geval het Zuid-Limburgse landschap - worden de verbondenheid met en de liefde van de mens voor de streek van zijn jeugd gethematiseerd. Daarbij wordt het landschap met de eerste grote jeugdliefde vergeleken. Beide blijft de mens een leven lang in zijn hart dragen. Hoewel hij zich daar aanvankelijk misschien nauwelijks van bewust is, blijft het landschap knagen.
| |
Visie op de wereld
Toch gaat er ook iets ambivalents schuil in de houding van Vanhole tegenover de natuur. Enerzijds wil hij het landschap in ongeschonden staat conserveren, rouwt hij om de teloorgang ervan en zou hij de tijd stil willen zetten om de vernietiging een halt toe te roepen. Anderzijds wil hij het behoud en de stilstand ook doorbreken, is er in zijn werk een verlangen bespeurbaar naar vooruitgang en ontwikkeling.
| |
Techniek
Vanhole vergelijkt in zijn reisverhalen een bepaalde streek of buurt in het heden vaak met datzelfde ‘landschap’ in het verleden. Daarbij vormt een al dan niet beroemde historische persoon dikwijls het vertrekpunt. In de roman Overstekend wild is dat Vanholes achteroom Jef Ronsmans, die door de goudkoorts werd bevangen en naar Amerika trok om in het verre Westen
| |
| |
zijn geluk te beproeven. In ‘Zwarte aarde’, het openingsverhaal van de bundel Een demon in Brussel, treedt de verteller bij het in beeld brengen van de Borinage in de voetsporen van Vincent van Gogh; in het titelverhaal van deze bundel bezoekt hij de plekken in Brussel waar Charles Baudelaire anderhalve eeuw geleden vertoefde en in ‘Een knekeldans’ bereist hij de Westhoek, waar de Fransman Louis Destouches (Louis-Ferdinand Céline) tijdens de Eerste Wereldoorlog aan het front gewond raakte.
| |
Thematiek
Bij het in kaart brengen van een landschap is Vanholes aandacht vooral gericht op tekenen van verval en teloorgang, van gebreken en tekorten. Blijkbaar voelt hij zich aangetrokken door alles wat op z'n retour is. ‘Verval is een dankbaar model. Goedkoop ook. Het is een oude hoer die met gebaren van weleer een oude klant ontvangt. Die kijkt en schat de sporen. Die ziet wat zij ook weet. En samen doen ze niets dan dat vergeten’, schrijft hij in het openingsverhaal van de bundel Een demon in Brussel. Die fascinatie voor verval en teloorgang blijkt ook uit de keuze van de streken en onderwerpen waarover hij schrijft: de Borinage met zijn vervallen en ten dode opgeschreven industrie, de Brusselse jaren van de zieke en berooide en zich in Frankrijk miskend voelende Baudelaire, de met bloed doordrenkte bodem van de Westhoek, de sloppenwijken in Lissabon, de erbarmelijke leefomstandigheden in de bankroete Oostbloklanden Roemenië en Bulgarije.
Het beeld dat in Overstekend wild van de Amerikaanse samenleving wordt geschetst, is zelfs in alle opzichten ontluisterend: een land met slechte sociale voorzieningen, een gebrekkige gezondheidszorg, hoge criminaliteit, grote rassentegenstellingen et cetera.
Niet alleen uit de keuze van onderwerp en decor blijkt de fascinatie voor verval en vergankelijkheid in de boeken van Vanhole. Aan alles en iedereen lijkt wel iets te ontbreken. In De beet van de schildpad (1993) bijvoorbeeld staat het hoofdpersonage Maggie al met één been in het graf (nadat ze eerder een zelfmoordpoging heeft ondernomen) en komen er opvallend veel mensen en voorwerpen met gebreken voor: iemand met een horrelvoet, een ander met maar één arm en weer iemand anders heeft bloemkooloren.
| |
| |
| |
Visie op de wereld
Aandacht voor de teloorgang komt bij Vanhole enerzijds - zoals opgemerkt - voort uit een verlangen het verleden te conserveren, om kleine monumenten op te richten voor verdwenen dingen of mensen. Heel duidelijk is dit onderwerp gethematiseerd in de novelle Bellevue/Schoonzicht, een van de resultaten van zijn samenwerking met Koen Peeters. Het beeld dat Philippe Quaegebuer en Robert Delamarche in dit boek schetsen van de industrie langs ‘het kanaal van Willebroek en Charleroi’ in Brussel is weinig florissant: leegstaande fabrieksgebouwen, braakliggende terreinen, ruïnes, autosloperijen en slachterijen. Kortom: een aaneenschakeling van dood en verval. De ondertoon is - net als in Vanholes andere werk - melancholisch van aard en geeft er blijk van dat de schrijver terugverlangt naar een ‘groots’ verleden, toen het hier nog wemelde van de industriële activiteiten. De desolate toestand waarin het industriegebied in het heden verkeert, weerspiegelt bovendien de uitzichtloze situatie van jongeren als Quaegebuer en Delamarche in de jaren negentig van de twintigste eeuw.
| |
Kunstopvatting
Vanhole is een geëngageerd schrijver, maar hij ziet het politieke engagement niet als een absolute vereiste voor de schrijver. Schrijvers hebben volgens hem de keuze tussen met moraal óf met schoonheid en vorm bezig te zijn. Zelf richt hij zich afwisselend op één van beide. Toch keert Vanhole zich nadrukkelijk tegen schrijvers die alleen maar ‘met een zilveren lepeltje in hun navel’ zitten te peuteren. Hij wil met zijn werk een boodschap uitdragen en hoopt dat de lezer door zijn teksten uit balans wordt gebracht, aan het denken wordt gezet.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Overigens schrikt Vanhole er absoluut niet voor terug in zijn werk politieke standpunten in te nemen. Dikwijls gebeurt dat impliciet, maar vaak ook expliciet. Dat hij zich keert tegen de steeds verdergaande aantasting van het leefmilieu, wekt gezien het bovenstaande geen verbazing. In Een demon in Brussel en in Overstekend wild komt het sociale engagement van Vanhole tot uitdrukking in de tekening van de erbarmelijke leef- en werkomstandigheden in de verschillende streken, buurten en landen. In De hartstreek ageert Vanhole zijdelings ook tegen de wapenwedloop en de aanwezigheid van wapendepots in het zuiden van Limburg. Bellevue/Schoonzicht kan worden gelezen als
| |
| |
een protest tegen de verdere opsplitsing van België. De samenwerking tussen de Franstalige Philippe en de Nederlandstalige Robert is hier zelfs symbolisch voor de volgens Vanhole en Peeters in Brussel en België noodzakelijke samenwerking tussen Walen en Vlamingen. De tweetalige titel spreekt in dit opzicht boekdelen.
In de bundel Over de voorrang van rechts (1993), die Vanhole samen met Charles Ducal schreef naar aanleiding van de monsteroverwinning van het Vlaams Blok bij de verkiezingen in 1991, wordt zelfs bijzonder fel stelling genomen. Beide auteurs keren zich hierin tegen de opkomst van extreem-rechts, het nationalisme en de vreemdelingenhaat.
Het vreemdelingenvraagstuk speelt ook een belangrijke rol in de roman O Heer, waar zijn onze zijstraten. Hierin beproeft René Razifa, een jonge Afrikaan, zijn geluk in Europa, maar vanwege zijn huidskleur (en een ongelukkige moord) loopt dat op niets uit. Op een bepaald moment vraagt hij zich dan ook af of het nieuwe Europa een gesloten instelling is, waarin voor niet-Europeanen geen plaats is. Voor René bestaat er geen uitweg, zijn er geen zijstraten om aan zijn afkomst - en het daaruit voortkomende racisme - te ontkomen: ‘van kindsbeen afhad ik het gevoel dat er iets aan mij kleefde, iets vies wat mij op een geheime manier werd aangerekend. Dat had met mijn kleur te maken...’.
| |
Techniek
De verhalen van Vanhole zijn allemaal gesitueerd in een herkenbare historische context. In De beet van de schildpad wordt met het levensverhaal van Maggie zelfs een beeld geschetst van een hele eeuw, in dit geval de twintigste met de verschrikkingen van twee wereldoorlogen, het collaboratievraagstuk, het opduikend racisme, het geweld tegen buitenlanders en de oorlog in ex-Joegoslavië.
| |
Visie op de wereld / Thematiek
Vanholes visie op het bestaan blaakt niet bepaald van optimisme. Het leven beantwoordt in zijn optiek absoluut niet aan de verwachtingen die mensen op jonge leeftijd vormen. De Amerikaanse droom van Jef Ronsmans in Overstekend wild lijdt schipbreuk en Maggie in De beet van de schildpad heeft in haar leven teleurstelling op teleurstelling te verwerken gekregen. Ook René Razifa, in O Heer, waar zijn uw zijstraten?, vindt het geluk niet. Integendeel.
| |
| |
Maggie, in De beet van de schildpad, heeft zelfs een bijzonder zwartgallige kijk op het bestaan, ze begrijpt absoluut niet dat mensen plezier kunnen maken met de dood in het vooruitzicht. Zij leeft in een isolement, wordt door de anderen overal buiten gehouden, maar ondergaat dat met een zekere lijdzaamheid. Zo nu en dan openbaart zich in haar echter een soort vernietigingsdrang, die zich niet alleen tegen haarzelf (zelfmoordpoging) maar ook tegen anderen richt (‘Alles moet dood’). Anderzijds staat Maggie ook symbool voor de zuiverheid: zij neemt nogal principiële standpunten in, die door haar omgeving als niet-realistisch terzijde worden geschoven. Tot op zekere hoogte is de hoofdpersoon in het toneelstuk De nacht van Margaretha (2000) met haar vergelijkbaar. Margaretha ondergaat eveneens dapper en lijdzaam haar lot.
De personages in de romans van Vanhole en in De nacht van Margaretha zoeken het geluk, maar vinden het niet. ‘Ik zou koningin van Frankrijk of vorstin van Spanje kunnen geweest zijn, maar werd zelfs geen hertogin van Savoye’, verzucht Margaretha. Vanholes personages zijn rusteloos, worden opgejaagd, zijn voortdurend op reis. In De beet van de schildpad lijkt Maggie op een bepaald moment het geluk wel te vinden, maar al snel beseft ze dat ze meer wil, dat ze nooit echt tevreden zal zijn. Een kennis van de ikverteller in Overstekend wild verwoordt het nog defaitistischer: ‘Je zult altijd verliezen. Altijd, hoor je.’ Onrust kenmerkt in deze roman ook het leven van Jef Ronsmans. Elke keer als hij een beetje welstand heeft verworven, kiest hij toch weer voor het avontuur. Het goud blijft lonken, maar de grote klapper blijft uit.
In de optiek van Vanhole is de mens een gevangene van ruimte en tijd, waarbij de dood als het onvermijdelijke noodlot wacht. Terecht merkt de (vrouwelijke) heuvelrug in Reeuw op, dat zij de landmeter uiteindelijk zal verslinden. De aarde geeft en neemt het leven, de mens is nietig en delft uiteindelijk het onderspit. Binnen de ruimte en de tijd die de mens gegeven zijn, wordt hij volgens Vanhole in belangrijke mate geleefd. Het menselijk lot wordt zijns inziens niet alleen door het landschap, maar ook door de culturele en historische situatie bepaald. De vrijheid in het Westen beperkt zich daarbij tot het kiezen voor
| |
| |
een bepaalde televisiezender of een bepaald merk bier: ‘De waarlijk vrije mens zit zaterdagavond voor de televisie en zapt heen en weer tussen de verschillende kanalen. De waarlijk vrije mens kiest tussen Maes en Stella.’ (Een demon in Brussel). In De nacht van Margaretha is de hoofdpersoon de gevangene van haar milieu. Als dochter van keizer Maximiliaan van Oostenrijk wordt Margaretha gebruikt om diens rijk uit te breiden of te beschermen tegen oorlogen. Zelf heeft zij niets in te brengen. Later, nadat ze heeft besloten zich in dienst te stellen van de taal en zich te wijden aan de opvoeding van haar neefje Karel (Karel V), gaat ze genuanceerder denken: ‘Vrijheid kan er ook in bestaan van je vrijheid af te zien en je ten dienste te stellen.’
| |
Relatie leven/werk
Het werk van Vanhole is in hoge mate autobiografisch. De reizen die hij beschrijft, heeft hij zelf gemaakt en de stof voor zijn romans is aan zijn eigen (familie)leven ontleend. De eerste twee romans - De beet van de schildpad en Overstekend wild - zijn gebaseerd op de belevenissen van twee inmiddels overleden familieleden. O Heer, waar zijn uw zijstraten? is geïnspireerd op Literatuurexpress Europa 2000, een reis in het kader van de culturele eenwording van Europa, waaraan Vanhole in het jaar 2000 deelnam. Als ieder modern schrijver heeft hij absoluut niet de pretentie de werkelijke toedracht getrouw uit te beelden; de historische gebeurtenissen dienen slechts als uitgangspunt.
| |
Kunstopvatting / Stijl / Techniek
Vanhole wil met zijn werk niet alleen een boodschap uitdragen. Hij schrijft: ook om te ontdekken, om inzicht te krijgen, in de mens, in zichzelf en in het heden en verleden. Hij wil vastleggen wat voorbij gaat. Schrijven is voor hem dan ‘stilstaan bij beweging’. Zijn reisverhalen zijn bijzonder visueel; met elke zin roept hij wel een nieuw beeld op. Hij vertelt korte anekdotes uit het leven van de persoon over wie hij schrijft of over het landschap dat hij beschrijft Die anekdotes worden associatief met elkaar verbonden.
Spectaculair is het proza van Vanhole niet; zijn aandacht is vooral gericht op het alledaagse, maar daarbij heeft hij - met de hem typerende melancholische ondertoon - oog voor kleine details, zoals het zacht zingende en van pijn zinderende ijs op een vaart, en voor scherpe contrasten: aan de ene kant braakliggend land, schroothopen en schoorsteenwalmen en aan de andere kant witte zwanen die op het water drijven.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
De novelle Bellevue/Schoonzicht staat enigszins apart. In tegenstelling tot zijn andere romans is dit boek bijzonder luchtig en speels geschreven, waarbij veelvuldig gerefereerd wordt aan en gebruik gemaakt wordt van de procédés van stripverhalen. Wellicht doet zich hier de invloed van Koen Peeters gelden. Op verscheidene plaatsen wordt in dit boek ook de relatie fictie-werkelijkheid geproblematiseerd: ‘“Geloof jij,” vroeg Philippe ineens in alle ernst aan Robert, “geloof jij dat wij bestaan?” “Hoe bedoel je?” “Soms denk ik dat. Dat we eigenlijk niet bestaan. Dat we een soort negatieven zijn die pas in de hoofden van de anderen tot ontwikkeling komen. Jij bestaat alleen voor zover ik je gewaarword. 't Is een cliché, ik weet het, maar zo voel ik het vaak. Wij zijn niet meer dan de verhalen die van ons worden gemaakt. Wij zijn elkaars laatste helden.”’
| |
Techniek
Vanhole is absoluut geen experimenteel schrijver. Zijn proza is - afgezien van Bellevue/Schoonzicht - zelfs vrij klassiek van vorm. Dit geldt echter niet voor zijn toneelstukken; Landschap voor Laura en De hartstreek bestaan zelfs uit een mengeling van proza en gedichten.
| |
Verwantschap
Het is niet gemakkelijk om het werk van Vanhole in het literaire landschap te plaatsen. Met zijn bijna ‘ouderwetse’ engagement neemt hij een heel aparte plaats in. Een zekere verwantschap bestaat er wel met het werk van Guido van Heulendonk, Koen Peeters en (de latere) Tom Lanoye. Het genre van het reisverhaal maakt hem verwant aan Lieve Joris.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Hoewel het merendeel van zijn werken is uitgegeven door een van de grote Nederlandse uitgeverijen, is Vanhole geen ‘populair’ schrijver. Tot op heden is - afgezien van een enkel toneelstuk - geen van zijn boeken herdrukt. Ook de critici hebben Vanhole niet overstelpt met aandacht; de toneelstukken zijn zelfs niet of nauwelijks besproken. Bovendien is zijn werk niet onverdeeld positief ontvangen. Naar aanleiding van Een demon in Brussel schrijft Frank Hellemans in Knack dat Vanhole ‘goede literatuur maakt die echter nog veel beter zou kunnen zijn’. Hellemans heeft zich vooral gestoord aan ‘allerlei boutades en woordspelingen’ waarmee Vanhole zijn proza zijns inziens wil veredelen. Hij heeft het in dit verband zelfs over ‘storende interventies van een babbelziek verteller’. Soortgelijke geluiden
| |
| |
zijn ook over Vanholes andere boeken te horen. Willem Kuipers heeft het naar aanleiding van De beet van de schildpad over een ‘leerstellige toon’ en Dirk Mertens is van mening dat de roman Overstekend wild pas echt boeiend wordt ‘wanneer Vanholes ikverteller de mond wordt gesnoerd.’ Daar staan echter ook positieve besprekingen tegenover. Herman de Coninck noemt Vanhole naar aanleiding van zijn reisverhalen ‘een voortreffelijk stilist’ en P.M. Reinders vindt De beet van de schildpad ‘een van de beste romans van de laatste tijd’. Overstekend wild is zelfs door het merendeel van de critici positief besproken. Jeroen Overstijns typeert het als een ‘kleurrijk en veelzijdig boek, dat de gebruikelijke vrijblijvendheid van reisverhalen overstijgt.’ Ook Bellevue/Schoonzicht kon op bijval van de critici rekenen. Rob van Erkelens noemde Vanhole naar aanleiding van dit boek zelfs een der beste Vlaamse auteurs.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Kamiel Vanhole, De springtoren. In: Soldes Magazine. Supplément Belge, jrg. 2, nr. 8-9, 1981, p. 2, V. |
Jacques Faton & Kamiel Vanhole, L'ascension pneumatique de Michel Goffinard. Brussel 1983, Casterman, Stripverhaal. |
Kamiel Vanhole, Gedichten. In: De Brakke Hond, jrg. 1, nr. 2, december 1983-januari 1984, pp. 24-27, G. |
Ivan Kamelehol, Veeleisende minnaressen. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 7, nr. 2, maart april 1990, pp. 79-80, E. |
Kamiel Vanhole, Een demon in Brussel. Amsterdam/Leuven 1990, Meulenhoff/Kritak, Meulenhoff Editie 114, VB. |
Kamiel Vanhole, Landschap van Laura. Tekeningen van Laura de Josselin de Jong. [Antwerpen] 1992, Dedalus, T. |
Kamiel Vanhole en Charles Ducal, Over de voorrang van rechts. Brieven. Berchem/Breda 1993, EPO/De Geus, E/Br. |
Kamiel Vanhole, De beet van de schildpad. Amsterdam/Leuven 1993, Meulenhoff/Kritak, Meulenhoff Editie 1299, R. |
Kamiel Vanhole, Overstekend wild. Amsterdam/Antwerpen 1995, Meulenhoff/Kritak, Meulenhoff Editie 1435, R. |
Kamiel Vanhole, De hartstreek. Maastricht 1997, Het Kruis van Bourgondië, Stichting Theaterwerkplaats Limburg, T. |
Koen Peeters en Kamiel Vanhole, Bellevue/Schoonzicht, of De nieuwe kunst van het wandelen. Amsterdam 1997, Meulenhoff, N. |
Koen Peeters en Kamiel Vanhole [eds.], Schrijvers op post. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 143, nr. 5, oktober 1998, pp. 545-744, E. |
Kamiel Vanhole, Reeuw. Steekspel om een heuvelrug. Nijmegen 2000, Vantilt, T. |
Kamiel Vanhole, De nacht van Margaretha. Nijmegen 2000, Vantilt, T. |
Koen Peeters en Kamiel Vanhole [eds.], Bloem in Brussel. Literaire wandelingen. Amsterdam 2000, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1810, Bl. |
Kamiel Vanhole en Josse de Pauw, Varkens/Boeren. Nageslacht. Eindhoven 2001, Zuidelijk Toneel Hollandia, T. |
Kamiel Vanhole, Barbaroi 1. Het lied van de veerman. Mechelen 2002, Mechels Miniatuur Teater, T. |
Kamiel Vanhole, O Heer, waar zijn uw zijstraten? Amsterdam 2002, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1981, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jos Borré, Kamiel Vanhole. Een demon in Brussel. Het oog van de kijker. In: De Morgen, 5-10-1990. |
Frank Hellemans, Demon op spelevaart. In: Knack, 17-10-1990. (over Een demon in Brussel) |
Jooris van Hulle, Stilstaan bij beweging. In: De Standaard, 15-12-1990. (over Een demon in Brussel) |
Herman de Coninck, Het geïnterviewde landschap. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 7, nr. 6, december 1990, p. 70. (over Een demon in Brussel) |
Hans Warren, Kamiel Vanhole en Gerrit Jan Zwier. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-1-1991. (over Een demon in Brussel) |
Ries Agterberg, Reisverhalen van Kamiel Vanhole. Wie kanker heeft zeurt niet over zijn afgezette been. In: Forum, 28-2-1991. (over Een demon in Brussel) |
Jooris van Hulle, Grootmoeder ziet het somber in. In: De Standaard, 22-5-1993. (over De beet van de schildpad) |
Alfred Kossmann, Vrouwenleven met vraagtekens. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-6-1993. (over De beet van de schildpad) |
P.M. Reinders, Debuutroman van Kamiel Vanhole. Een leven vol blutsen en deuken. In: NRC Handelblad, 4-6-1993. (over De beet van de schildpad) |
Willem Kuipers, Een Brusselse weerstaat het Vlaamse platteland. Liefdevolle en geëngageerde roman Kamiel Vanhole over zijn grootmoeder. In: de Volkskrant, 11-6-1993. (over De beet van de schildpad) |
Eric Rinckhout, De schrijverij versmacht het leven. In: De Morgen, 11-6-1993. (over De beet van de schildpad) |
Johan Vandenbroucke, Cadeau per abuis. In: Knack, 23-6-1993. (interview over De beet van de schildpad) |
Jeroen Vullings, De hele rimram van het overlevingspakket. In: Vrij Nederland, 10-7-1993. (over De beet van de schildpad) |
Jef Verheven, Een leven zonder plot. In: Ons Erfdeel, jrg. 37, nr. 1, 1994, pp. 112-113. (over De beet van de schildpad) |
Bert Vanheste, Per Se. Literatuur? als wapen tegen het Vlaams Blok. In: Parmentier, jrg. 6, nr. 1, winter 1995, p. 79. (over Over de voorrang van rechts) |
Dirk Mertens, After the Goldrush. In: Yang, jrg. 31, nr. 5, december 1995, pp. 112-117. (over Overstekend wild) |
Jeroen Overstijns, Per Greyhoundbus. Kamiel Vanhole in de voetsporen van zijn voorvaderen. In: De Standaard, 7-12-1995. (over Overstekend wild) |
Annemiek Neefjes, Een mens is niet dezelfde. In: Vrij Nederland, 13-1-1996. (over Overstekend wild) |
Bart Vervaeck, Mijn reizen met JR. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 13, nr. 2, maart-april 1996, pp. 89-90. (over Overstekend wild) |
Kester Freriks, Liefdesverklaring aan het landschap. In: NRC Handelsblad, 10-4-1997. (over De hartstreek) |
Peter Anthonissen, Theater is tegelijk levensecht en verzonnen. In: De Morgen, 4-9-1997. (interview over De hartstreek) |
Leon Gommers, Alleen op locatie. In: Parmentier, jrg. 8, nr. 2, winter 1997, pp. 108-112. (over De hartstreek) |
Jeroen Overstijns, Knutselen met Brussel. In: De Standaard, 25-9-1997. (over Bellevue/Schoonzicht, of De nieuwe kunst van het wandelen) |
Rob van Erkelens, Brussels wandelen. In: De Groene Amsterdammer, 8-10-1997. (over Bellevue/Schoonzicht, of De nieuwe kunst van het wandelen) |
Bernard Dewulf, Gewandel van de geest in Brussel. In: De Morgen, 9-10-1997. (over Bellevue/Schoonzicht, of De nieuwe kunst van het wandelen) |
Peter Mangelschots en Bart de Schrijver, Kamiel Vanhole over Kleine Brogel en het engagement van de artiest. ‘Schrijvers zouden soms beter de straat opgaan dan met een zilveren lepeltje in hun navel te peuteren’. In: Veto, 28-9-1999. (interview) |
Hans Philipsen, De reeuwse ontmoeting van de landmeter en moeder aarde. In: Observant, 30-3-2000. (over Reeuw) |
Martje Breedt Bruyn, Theater. Reeuw. In: Vrij Nederland, 3-6-2000. |
89 Kritisch lit. lex.
mei 2003
|
|