| |
| |
| |
Bob den Uyl
door August Hans den Boef
1. Biografie
Jacob den Uyl werd op 27 maart 1930 te Rotterdam geboren. Zijn vader was politieman en zijn moeder was afkomstig uit Duitsland. In zijn geboortestad doorliep hij de lagere school en deed hij examen mulo-B. Hierna vervulde hij - afgezien van een korte periode als varensgezel - kantoorfuncties bij diverse Rotterdamse bedrijven. In de periode 1948-1957 speelde hij trompet in een aantal jazzorkesten. Tussen 1962 en 1964 maakte Den Uyl een aantal abstracte tekeningen, die hij in 1982 en 1987 in Rotterdamse galerieën exposeerde.
Vóór zijn literaire debuut vertaalde hij veel voor een uitgeverij van softporno. Later vertaalde hij onder andere proza van Saul Bellow, Flann O'Brien, Glendon Swarthout en kinderboekenauteurs als Johanna Reiss en William Steig. Als poëzievertaler werkte hij telkens mee aan het Rotterdamse Poetry International. Aan de literaire workshop van de Rotterdamse Kunststichting verleende Den Uyl het eerste seizoen zijn medewerking. Sinds 1968 was hij fulltime auteur.
In zijn beginperiode heeft Den Uyl een roman geschreven, waarvan de werktitel Ieder draagt zijn steentje bij luidt en die hij niet wilde publiceren. Na zijn debuut in het tijdschrift Gard Sivik (1960; het verhaal ‘Een beeld van mijn drukke werkzaamheden’) verscheen een stroom van prozateksten - verhalen, recensies, tv-kritieken, interviews en reportages - in tal van bladen. Daaronder vooral de Volkskrant, De Gids, Maatstaf, Hollands Diep, Haagse Post, Het Vrije Volk, NRC Handelsblad, Schipholland en Rotterdams Tij, maar ook: Hollands Maandblad, Pulp, Propria Cures, Barbarber, Bzzlletin, Avenue, De Havenloods, Het Torentje en Het Waddenbulletin.
| |
| |
Voor zijn eerste verhalenbundel, Vogels kijken, ontving hij in 1966 de novelleprijs van de Gemeente Amsterdam. Twee jaar later verwierf de volgende, Een zachte fluittoon, de Anna Blaman-prijs. Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam werd in 1976 bekroond met de Multatuli-prijs.
Verschillende van Den Uyls verhalen zijn in vertaling opgenomen in Russische, Duitse, Indonesische, Bulgaarse en Spaanse bloemlezingen.
Begin 1984 zond de NCRV-radio ‘Dame met hondje’, een monoloog van een reiziger, uit en bij de herdenking van de bevrijding later datzelfde jaar ‘Nacht over Rotterdam’, eveneens een oorspronkelijk hoorspel van Den Uyl (ook in vertaling op de WDR te Keulen te beluisteren). In 1985 speelde theatergroep Yaddo onder leiding van Pieter Loef de eenakter ‘Een wat eigenaardige polikliniek’, het door Den Uyl duchtig bewerkte ‘In de polikliniek’ uit de bundel Het landschap der levenden.
Bob den Uyl overleed op 13 februari 1992 in Rotterdam, waar hij altijd was blijven wonen. Hij was getrouwd en had een zoon. Op de muur van de oude Rotterdamse gemeentebibliotheek bevindt zich een enorme muurschildering van het rapport dat Den Uyl in 1940 toegang verschafte tot de vijfde klas van de lagere school.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke, belangstelling
Ondanks een aantal lovende recensies en een bekroning moest Bob den Uyl na zijn eerste bundel van uitgever veranderen. De belangstelling voor zijn werk nam eerst langzamerhand toe. In het begin van 1975 stelde de criticus Wim Sanders nog voor een ‘Comité ter Bevordering van het Lezen van de Geschriften van de heer Bob den Uyl’ op te richten. Met de bundel Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam die later dat jaar uitkwam, zou hij naar een groter publiek doorbreken. Op het moment dat Wam de Moor deze bundel in De Tijd besprak, hadden twee van de drie bibliotheken in zijn omgeving geen boeken van Den Uyl. Dit is intussen wel veranderd: alle bij Querido uitgegeven bundels zijn nu, na tal van herdrukken, in de winkel verkrijgbaar, terwijl deze uitgeverij ook de oorspronkelijk bij Nijgh & Van Ditmar verschenen boeken opnieuw heeft uitgebracht.
| |
Kritiek
Het lijkt een beetje alsof met het toenemen van de waardering bij het lezerspubliek, het enthousiasme bij de critici wat is geluwd. Ab Visser, Alfred Kossmann en Hans Warren bespreken onverdroten elke nieuwe bundel weer positief. Critici als Kees Fens (in de Volkskrant) zijn in de loop der jaren minder lovend geworden. Bij Een zwervend bestaan is volgens hem sprake van taal- en toonarm niveau, waardoor de vele uitweidingen tot grauwe meligheid leiden. Een niet gesigneerde bijdrage in het Brabants Nieuwsblad stelt over Vreemde verschijnselen: ‘Bob den Uyl verrast niet meer.’ In de Haagse Post constateert Aad Nuis bezorgd dat een deel van De bloedende trein aangeeft dat Den Uyl afdrijft naar de columnistiek.
| |
Thematiek
Voorzover men van een thematiek in algemene zin kan spreken, zou dit het optreden van een personage in een nietvertrouwde omgeving kunnen zijn. Een situatie waarin de communicatie moeilijk verloopt, waarbij nog komt dat de verteller bijzonder wantrouwig is, al probeert hij deze houding door argeloosheid te camoufleren. Die omgeving is vaak een vreemde stad of landstreek. Soms reist de verteller zonder enig in de tekst vermeld doel, andere keren zoekt hij bij voorbeeld naar overblijfselen van slagvelden uit de Eerste
| |
| |
Wereldoorlog, maar in beide gevallen met hetzelfde resultaat: ‘Je vindt niet wat je zoekt, maar alleen dat wat je niet zoekt.’ Zo wordt de ‘Wet van Den Uyl’ in De ontwikkeling van een woede geformuleerd.
Object van het commentaar dat de verteller op gebeurtenissen geeft, is vaak de gang van zaken in hotels en openbare gelegenheden, alsmede in de diverse middelen van vervoer. Een enkele maal maakt hij gebruik van de vooroordelen die bij de lezer over bepaalde situaties kunnen bestaan. Ook wanneer hij zich op de eigen race-fiets verplaatst, is er altijd de dreiging van mankementen die in de streek waar hij zich op dat ogenblik bevindt, niet gerepareerd kunnen worden. Mensen zijn altijd ‘De Anderen’, zoveel mogelijk wordt het directe contact met hen vermeden. Soms kan na intensief alcoholgebruik van enige oppervlakkige toenadering sprake zijn, maar even vaak blijkt de verteller zich niet meer te herinneren hoe dit is afgelopen.
Regelmatig worden prachtige plannen uitgebroed en aanvankelijk optimistisch uitgevoerd, maar het resultaat is dat het personage met lege handen achterblijft, of het nu gaat om een bizarre uitvinding of om een methode om een meisje te veroveren. ‘Alles loopt verkeerd af omdat een goede afloop niet bestaat’ lezen we dan ook in Gods wegen zin duister en zelden aangenaam. Toch is het daarom nog niet zinloos om de loop der dingen te beschouwen. ‘Ik wil met verwondering en onbegrip blijven rondkijken in dit surrealistische sprookjesland, waar de meest vreemde dingen gebeuren en toch eigenlijk niet.’ (Met een voet in het graf) In sommige verhalen, vooral die welke een surrealistisch of fantastisch karakter hebben, gebeurt wel degelijk iets; een van de opmerkelijkste motieven is hier dat van het geweld. De ene maal concreet, een andere keer als dreiging. De hoofdpersoon uit het titelverhaal van Met een voet in het graf leeft in de periode na de val van een atoombom. Die van het verhaal ‘De moordenaar’ (Een zachte fluittoon) is een figuur die jarenlang als huurmoordenaar in zijn levensonderhoud heeft voorzien. In het lange verhaal ‘Symbolies man, symbolies!’ (Vogels kijken) vindt de verteller iemand tegenover zich die naar zijn mening verscheidene personen heeft vermorzeld, en die zijn buren en vrouw mishandelt en misbruikt. Vrijwel de volledige bevolking van een
| |
| |
pleziertrein moet het met de dood bekopen in het titelverhaal uit De bloedende trein.
| |
Stijl
Door heel zijn werk heen maakt Den Uyl kundig gebruik van allerlei stijlmiddelen. Vaak hanteert hij bewust het verschil tussen de inhoud van zijn mededelingen en de toon ervan. Die laatste is droog, laconiek, ironisch, soms op het sardonische af. Opvallend vaak wordt er in zijn verhalen hardop over formuleringen nagedacht. Zijn personages houden er op dit gebied principes op na als Batavus Droogstoppel: staat op een auto dat deze ‘Op weg (is) naar een tevreden klant’, dan is een dergelijke tekst eigenlijk alleen op de heenweg toegestaan. Zo lijkt Den Uyls droge wijze van formuleren ook wel voort te komen uit vergelijkbare opvattingen.
De eerste bundels bevatten vrijwel alleen verhalen met een kop en een staart, het merendeel behoort tot het surrealistische en fantastische genre. Zelfs Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam bevat nog twee verhalen die men onder deze laatste noemers zou kunnen zetten. Langzamerhand, vooral met de documentaire Wat fietst daar?, is het zwaartepunt aan het verschuiven naar verhalen met een min of meer autobiografische inslag waarin de verteller mensen en situaties observeert en ook becommentarieert. Die commentaren kunnen worden gerelativeerd of doorgeprikt. De structuur van het geheel wordt steeds fragmentarischer, meer en meer gaan invallen en uitweidingen het verloop onderbreken, het tempo vertragen. In Vreemde verschijnselen zet Den Uyl bij voorbeeld in één zin een stuk tekst van vijf pagina's tussen haakjes. Het verband tussen de fragmenten onderling wordt ook losser. Dit losse karakter is het sterkst aanwezig in Een zwervend bestaan. In tegenstelling tot de uitgever die op de flap van het betreffende boek en voorin de kwalificatie ‘roman’ hanteert, meen ik op grond hiervan Een zwervend bestaan een verhalenbundel te moeten noemen. Hier zijn de fragmenten genummerd, in Vreemde verschijnselen zijn ze voor een deel weer onder een titel gegroepeerd.
Typerend is de rol die het slot heeft gekregen. Aanvankelijk leverde dit Den Uyl problemen op. In een interview in 1968 vertelt hij dat hij een slot aan een verhaal schrijft ‘omdat het moet’. Deze geringe motivatie blijkt ook uit zijn werk. ‘De
| |
| |
verbanning’ uit Met een voet in het graf is het relaas van iemand die, in de gevangenis, gaandeweg de greep op zichzelf verliest. Het eindigt echter met een kort stukje waarin een onbekende verteller, uit het niets opgedoken, vertelt hoe het de gevangene is vergaan. Dit is niet alleen een stijlbreuk, bijna ook een anti-climax. In latere verhalen laat Den Uyl het einde weg, tot vreugde van een deel van zijn lezers: ‘Als Den Uyl een afronding zoekt, gaat het mis.’ (Wam de Moor over de eerste vijf bundels).
Of het nu om surrealistische, fantastische of de latere ironisch-realistische verhalen gaat, vrijwel altijd is de verteller (meestal ook het onderwerp van het verhaal) een afstandelijk waarnemer. Zelfs zijn eigen emoties worden als opmerkelijke verschijnselen bekeken. Het losse en fragmentarische karakter van de structuur versterkt dit nog: de ene gebeurtenis lijkt sterk op een andere of is aanleiding om over die andere te beginnen. Een suggestie van verwisselbaarheid. In combinatie met het vermogen om in alledaagse gebeurtenissen absurde details te ontdekken kan dit tot een vreemde beleving van de werkelijkheid aanleiding geven. Een treffend voorbeeld hiervan is de houding tegenover het oorlogsgebeuren (in de jeugdherinneringen). De verteller in Een zwervend bestaan beschrijft hoe de meest opvallende herinnering aan de inslag van een V2, bij hem in de buurt, de boterham op zijn bord betrof, die rechtstandig omhoogschoot. ‘Oorlog is leuk’ heet een verhaal in Een zachte fluittoon, waarin geschetst wordt hoeveel interessants en spannends de Duitse inval een tienjarige te bieden had. En in ‘Een gouden tijd’ (Vreemde verschijnselen) vertelt hij hoe hij in de oorlog at.
De afstand zorgt er in de latere verhalen voor dat de sadistische ideeën die de verteller soms over personen in zijn omgeving ontwikkelt, zelden tot handelingen leiden. Dat zou de betrokkenheid maar bevorderen. Die afstand ontbreekt in een aantal van de surrealistische verhalen. Hierin kan de hoofdpersoon ongelukkig zijn en zelfs te gronde gaan.
| |
Ontwikkeling
Naast de hierboven genoemde genres, zou men voor ‘Morgen, als de zon schijnt’ (uit Vogels kijken) kunnen spreken van ‘Hollands realisme’. Een man kan binnen zijn verhouding met een vrouw geen oplossing vinden voor zijn gevoel van gevangenzijn en ongeluk. Hun gedragingen worden gedetail- | |
| |
leerd en realistisch beschreven tot en met de gevoelens van walging die bij de man optreden. Hier is geen afstand. Na de geschetste ontwikkeling van surrealisme en fantasie naar ironisch realisme in een vormgeving waarin niet alleen de kop en de staart zijn verdwenen, maar soms zelfs een duidelijk raamwerk ontbreekt - het meest in Een zwervend bestaan en Vreemde verschijnselen - is er bij De bloedende trein sprake van een gedeeltelijke terugkeer naar oude thema's en structuren. Het titelverhaal is niet alleen surrealistisch, het heeft ook een einde en de hoofdpersoon is dit keer geen ‘ik’ maar een ‘hij’. De verhalen die nog wel op de wijze van de twee voorgaande bundels zijn geconstrueerd, bevatten minder absurde observaties en hebben daardoor eerder het karakter van anekdotische reportages en herinneringen. De verteller geeft hierin ook aan dat hij zich om allerlei ontwikkelingen niet meer druk maakt (in tegenstelling tot zijn omgeving).
Mag er dan in de diverse perioden een verschil van verhaalinhouden en genres te signaleren zijn, de stijl is daarentegen veel constanter. Ook in een wat fantastischer omgeving komen uitweidingen en ander ‘smakelijk opgediend ijzig geouwehoer’ (Gerrit Komrij in Papieren Tijgers) voor.
| |
Relatie leven/werk
Den Uyls wijze van vertellen, zeker in combinatie met onderwerpen als reizen, wekt bij veel lezers een sterke suggestie van autobiografie, ook omdat een deel van de inhoud van de verhalen via oudere publicaties in kranten en bladen in de vorm van reportages bekend kan zijn. Uit interviews is bekend dat deze suggestie niet geheel op juistheid berust; uiteraard put Den Uyl uit eigen ervaringen, maar het eindprodukt is vaak zo gestileerd dat van een autobiografisch verslag weinig sprake is. In de vroege verhalen komt weleens iemand voor die net als Den Uyl zelf in die tijd op een kantoor werkt. Sinds hij in 1968 van het schrijven zijn beroep heeft gemaakt, komen regelmatig in zijn werk situaties als lezingen, congressen, feestjes en andere gebeurtenissen voor die hij in zijn hoedanigheid van auteur heeft ervaren.
| |
Verwantschap
Door de fantastische en surrealistische toon van zijn vroege verhalen is Bob den Uyl aanvankelijk vergeleken met Franz Kafka en Roald Dahl. Gezien het bizarre karakter van diens verhalen lijkt me de vergelijking met de laatstgenoemde het
| |
| |
meest zinnig. In verband met de ironische observaties wordt Den Uyl regelmatig vergeleken met Carmiggelt, of met Willem Elsschot zelf. Vanwege het eigenzinnige en grillige karakter dat zijn ‘reportages’ hebben, zou men deze kant aan Den Uyls werk kunnen vergelijken met het ‘New Journalism’, al vormt het wel een erg ironische variant hiervan. Het uitweiden en ‘egotrippen’ wekt regelmatig associaties met de verhalen van J.M.A. Biesheuvel. Waar de ironie navrant wordt, bestaat verwantschap met Gerard Reve.
In verhouding met zijn proza-produktie is die van poëzie uiterst gering. Naast vertalingen van gedichten die Den Uyl in het kader van Poetry International maakte, zijn er van zijn eigen hand zes gedichten bekend. Alle zijn opgenomen in Met een voet in het graf waar zij de verhalen afwisselen. Op één na zijn ze nogal kort; enkele neigen naar het ironisch aforisme zoals dat in de zestiger jaren door onder anderen C. Buddingh' werd bedreven. Het enige langere gedicht, ‘Deze zomer onder Groesbeek, de St. Jansberg afdalend’, is qua inhoud een ‘Den Uyl-verhaal’ in het klein. Hierdoor en door de manier waarop de dood erin benaderd wordt, zou het geen gek figuur slaan in bloemlezingen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Bob den Uyl, Vogels kijken. 's-Gravenhage/Rotterdam 1963, Nijgh & Van Ditmar, Nieuwe Nijghboeken 1, VB. (vierde druk: in Quatro Primi) |
Bob den Uyl, Een zachte fluittoon. Amsterdam 1968, Querido, VB. (vierde druk: in Quatro Primi) |
Bob den Uyl, Er was oorlog geweest.... In: Geert van Beek e.a., Jong gedaan. Kinderwerk en beginnerswerk van 28 auteurs. Amsterdam 1968, Querido, p. 69, V. |
Bob den Uyl, Wat fietst daar? 's-Gravenhage/Rotterdam 1970, Nijgh & Van Ditmar, E. (tweede, herziene druk: Amsterdam 1980, Querido) |
Bob den Uyl, Met een voet in het graf. Amsterdam 1971, Querido, V/GB. (tweede druk: 1977, Salamander 419; vierde druk: in Quatro Primi) |
Bob den Uyl, De ontwikkeling van een woede. Amsterdam 1972, Querido, VB. (vierde druk: in Quatro Primi) |
Bob den Uyl, Groenland en erger. Utrecht 1974, Knippenberg, Bl. |
Bob den Uyl, Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam. Amsterdam 1975, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Mensen. Rotterdam 1975, Rotterdamse Kunststichting, Sondereeks, Interview-bundel. |
Ambrose Bierce, Bij de brug over de Owl Creek. Vertaald door Bob den Uyl. Amsterdam 1975, Meulenhoff, VB. (vert.) |
Bob den Uyl, De vliegende fiets. Rotterdam 1976, Lijnbaancentrum, E. (tweede, herziene druk: Nijmegen 1986, Vriendenlust) |
Bob den Uyl, Een zwervend bestaan. Amsterdam 1977, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Vreemde verschijnselen. Amsterdam 1978, Querido, VB. |
Bob den Uyl, De bloedende trein. Amsterdam 1980, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Quatro Primi. Amsterdam 1980, Querido, VB. (bevat Vogels kijken, Een zachte fluittoon, Met een voet in het graf en De ontwikkeling van een woede) |
Bob den Uyl, De opkomst en ondergang van de zwarte trui. Woubrugge 1981, Avalon Pers, N. (tweede druk: in Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
Bob den Uyl, Aardrijkskunde hoort bij je ontwikkeling. In: Bob den Uyl e.a., Dromen over Java. Groningen 1981, Theodorus Niemeyer, pp. 25-26, V. |
Bob den Uyl, Volledig Dichtwerk 1960-1980. Rotterdam 1981, Bébert, GB. |
Bob den Uyl, Het onbereikbare. Middelburg 1981, Zeeuws Kunstenaarscentrum, Slib-reeks nr. 16, V. (tweede druk: in Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
Bob den Uyl, Opkomst & ondergang van de zwarte trui. Amsterdam 1982, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Hoe en waarom Edgar Allan Poe The Raven schreef en wat John F. Malta, Gerard den Brabander en Bob den Uyl met de vertaling van het gedicht deden. Dit alles samengesteld, ingeleid en nabeschouwd door Bob den Uyl. Amsterdam 1983, Querido, E. |
| |
| |
Bob den Uyl, De illusie van gisteren. Oosterbeek 1983, Stichting Ravensberg pers, VB. (tweede druk: in Het landschap der levenden) |
Bob den Uyl, Het landschap der levenden. Amsterdam 1984, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Een afscheid in Bayreuth. Rotterdam 1985, Bébert, V. (tweede druk: in Een uitzinnige liefde) |
Bob den Uyl, Een uitzinnige liefde. Den Haag 1986, Mikado Pers, V. (tweede druk: in Een uitzinnige liefde) |
Bob den Uyl, Ik zag je in een wolk van mensen zweven. Rotterdam 1986, Bébert, GB. |
Bob den Uyl, Een uitzinnige liefde. Amsterdam 1986, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Schrijvers worden misbruikt en andere aanklachten. Nijmegen 1987, Vriendenlust, VB. (tweede druk: 1988, Cadans) |
Bob den Uyl, Eetlust. Den Haag 1989, Mikado Pers, G. |
Bob den Uyl, Het land is niet ondankbaar. Amsterdam 1989, Querido, VB. |
Bob den Uyl, Dialoog. Megen 1990. Literaire Uitgeverij Perifeer, Collage van dialoogzinnen uit de verhalen. |
Bob den Uyl, De dwaalweg. Novelle. Amsterdam 1991, Hema, V. |
Bob den Uyl, Hier klopt iets niet. De beste verhalen van Bob den Uyl. Amsterdam 1996, Querido, Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J. Bernlef, Dubbele bodem. In: Het Parool, 11-1-1964. (over Vogels kijken) |
[Anoniem], Kijken naar niet bestaande vogels. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 15-2-1964. (over Vogels kijken) |
J. Greshoff, Goed verteller die niets te vertellen heeft. In: Het Vaderland, 2-5-1964. (over Vogels kijken) |
Eva Hoornik, Nouvelles op de afdeling ornithologie. In: Schrijfkrant, 12-3-1965. (interview) |
Alfred Kossmann, Twee fantasten die het genre beheersen. In: Het Vrije Volk, 12-4-1968. (over Een zachte fluittoon) |
Gerard Rommers, Een zachte fluittoon. In: Brabants Nieuwsblad, 13-4-1968. |
C. Buddingh', Droge ironie en paradoxen in skeletverhalen van Bob den Uyl. In: Het Parool, 15-6-1968. (over Een zachte fluittoon) |
Jos Panhuijsen, Fantastische werkelijkheid in korte verhalen van Bob den Uyl. In: De Gelderlander, 23-7-1968. (over Een zachte fluittoon) |
J. van Doorne, Dit absurde leven. In: Trouw, 27-3-1971. (over Met een voet in het graf) |
Rico Bulthuis, Bob den Uyl op zijn best als ironisch auteur. In: Haagsche Courant, 23-4-1971. (over Met een voet in het graf) |
K. Schippers, Bob den Uyl: duivels plezier om gewoontjes te schrijven. In: Utrechts Nieuwsblad, 1-7-1971. (over Met een voet in het graf) |
J. Bernlef, Nieuwe verhalen van Bob den Uyl. In: Algemeen Dagblad, 4-9-1971. (over Met een voet in het graf) |
K. Schippers, Bob den Uyl durft zich nu wel voor auteur uit te geven. In: Haagse Post, 29-9-1971. (interview over het schrijverschap) |
J. Bernlef, Scherp oor voor spreektaal. In: Algemeen Dagblad, 9-12-1972. (over De ontwikkeling van een woede) |
Kees Fens, Proza van Bob den Uyl en Ben Borgart. In: De Volkskrant, 15-12-1972. (over De ontwikkeling van een woede) |
Willem M. Roggeman, Ironische verhalen. In: De Nieuwe Gazet, 13-6-1973. (over De ontwikkeling van een woede) |
Paul de Wispelaere, Verhalen uit relativiteitszin. Den Uyls wet van toeval en berusting. In: Het Vaderland, 4-8-1973. (over De ontwikkeling van een woede) |
Wim Sanders en Huug Schippers, Gesprek met Bob den Uyl. In: Horus, jrg. 2, nr. 9/10, januari 1975, pp. 153-160. (interview over beginperiode en literaire opvattingen) |
K. Schippers, Supplement op de wet van Den Uyl. In: Haagse Post, 3-5-1975. (over Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam) |
Adriaan van der Veen, Telefoneren of terug in bed. In: NRC Handelsblad, 27-6-1975. (over Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam) |
Kees Fens, Grauwe meligheid van Bob den Uyl. In: De Volkskrant, 16-4-1977. (over Een zwervend bestaan) |
Tom van Deel, De humor van ‘Een zwervend bestaan’. In: Trouw, 28-5-1977. |
F. Auwera, Op reis met Bob den Uyl. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 122, nr. 8, oktober 1977, pp. 622-625. (over Een zwervend bestaan) |
Anton Korteweg en Ad Zuiderent, In gesprek met Bob den Uyl. In: Maatstaf, jrg. 26, nr. 3, maart 1978, pp. 1-10. (interview over allerlei aspecten van het werk). |
Gerrit Komrij, De dubbelzinnige treurnis van Den Uyl. In: Gerrit Komrij, Papieren tijgers. Amsterdam 1978, pp. 172-174. (over Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam) |
Aad Nuis, Zelfportret met fiets. In: Aad Nuis, Boeken. Amsterdam 1978, pp. 43-47. (over Een zwervend bestaan) |
J. van Bergen en H.A. Poolland, Bob den Uyl: Vreemde verschijnselen. In: J. van Bergen en H.A. Poolland, Literama modern. 32 besprekingen van hedendaagse Nederlandse letterkundige werken. Apeldoorn 1978, pp. 23-27. (over de structuur van het verhaal ‘Vreemde verschijnselen’) |
| |
| |
T. van Deel, Nieuwe verhalen van Bob den Uyl. In: Trouw, 18-11-1978. (over Vreemde verschijnselen) |
Jan van Luxemburg, Als je maar niet zeurt over werk, Bob den Uyl. In: Haarlems Dagblad, 18-11-1978. (over Vreemde verschijnselen) |
[Anoniem], Een argwanend romanticus. In: Het Vaderland, 25-11-1978. (over Vreemde verschijnselen) |
P.M. Reinders, De zelfspot van Den Uyl. In: NRC Handelsblad, 1-12-1978. (over Vreemde Verschijnselen) |
Graa Boomsma, Bob den Uyl: schrijven als reis zonder doel. In: De Waarheid, 7-12-1978. (over Vreemde verschijnselen) |
Frans de Rover, Doorzeuren over wat er mis kan gaan. In: Vrij Nederland, 3-3-1979. (over Vreemde verschijnselen) |
Frank van Dijl Je doet het tenslotte niet voor de lol. In: Frank van Dijl, Schrijvers op de rand van 80. Amsterdam 1979, pp. 47-52. (interview over reizen) |
M. Wilcke-van der Linden, Het leven is duister en zelden aangenaam. In: Nederlands Dagblad, 12-5-1989. (algemeen) |
August-Hans den Boef, Bob den Uyl minder voorspelbaar. In: De Volkskrant, 12-4-1980. (over De bloedende trein) |
Aad Nuis, De dreiging van de columnistiek. In: Haagse Post, 24-4-1980. (over De bloedende trein) |
Pierre H. Dubois, Bob den Uyl en het mechaniekje. In: Het Vaderland, 26-4-1980. (over De bloedende trein) |
Ronald Soetaert, Humor is verdacht. In: De Morgen, 13-6-1980. (over De bloedende trein) |
Jan Brokken, Schrijven is een tekort. Bob den Uyl. In: Jan Brokken, Schrijven. Amsterdam 1980, pp. 47-54. (interview over het schrijven) |
Wam de Moor, De wet van het toeval. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 163-169. (over Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam en Een zwervend bestaan) |
Bob den Uyl. Rotterdam 1980. (biografische anekdotes) |
T. van Deel, Het toeval wil. In: T. van Deel, Recensies. Amsterdam 1980, pp. 270-273. (over Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam) |
Myrle Tjoeng, Gesprek met Bob den Uyl. In: Literama, jrg. 15, nr. 12, april 1981, pp. 518-527. |
Guus Houtzager, Het persoonlijke van Bob den Uyl. In: Literair Paspoort, jrg. 32, nr. 292, september/oktober 1981, pp. 916-918. (over Quatro Primi) |
Henk Lagerwaard, Tussen hotelhouders en loketbeambten. In: NRC Handelsblad, 16-4-1982. (over Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
Hans Warren, Opkomst & ondergang van de zwarte trui. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17-4-1982. |
August Hans den Boef, Liever een nieuwe Kafka dan een nieuwe Bomans. In: De Volkskrant, 23-4-1982. (over Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
Wim Sanders, De verteller in de overgang. In: Het Parool, 30-4-1982. (over Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
L. Geerts, Opkomst & ondergang van de zwarte trui. In: De Nieuwe, 10-5-1982. |
Jaap Goedegebuure, Dandy's en zwervers. In: Haagse Post, 1-5-1982. (over Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
André Demedts, Noordnederlandse letteren. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 127, nr. 7, september 1982, pp. 521-524. (over Opkomst & ondergang van de zwarte trui) |
Guy van Hoof, Bob den Uyl. In: Boekengids, jrg. 61, nr. 1, januari 1983, [pp. 65-66]. (overzicht) |
Kees de Bakker, Bob den Uyl: Vogels kijken. In: Kees de Bakker, Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam 1983, pp. 141-143. (interview over Vogels kijken) |
Hans Vervoort, Steady Grey Owl blijft reizen. In: NRC Handelsblad, 13-4-1984. (over Het landschap der levenden) |
August Hans den Boef, Bob den Uyl terug naar
|
| |
| |
het groteske. In: de Volkskrant, 27-4-1984. (over Het landschap der levenden) |
Wim Sanders, Toch andere Bob den Uyl. In: Het Parool, 5-5-1984. (over Het landschap der levenden) |
Paul de Coninck, De grootste tegenstellingen liggen naast de deur. In: Hervormd Nederland, 15-3-1986. (interview) |
Frank van Dijl, Ook 'n juweeltje in ‘het landschap’. In: Het Vrije Volk, 12-5-1984. (over Het landschap der levenden) |
Peter de Boer, De sandwichformule van Bob den Uyl. De monumentale proporties van de kleine ergernis. In: Vrij Nederland, 26-5-1984. (over Het landschap der levenden) |
Wam de Moor, Schrijvers kijken rond in het landschap van hun leven. In: De Tijd, 2-8-1984. (over Het landschap der levenden) |
Bart Vervaeck, Het landschap der levenden. In: Yang, jrg. 20, nr. 119, november 1984, pp. 81-82. |
Anne Marie Musschoot, Bob den Uyl: mopperen en grinniken. In: Ons Erfdeel, jrg. 28, nr. 3, mei-juni 1985, pp. 432-433. (over Het landschap der levenden) |
Pieter van Oudheusden, De schrijver als tekenaar. Remco Campert en Bob den Uyl. In: Stripschrift, jrg. 20, nr. 4, april 1986, pp. 14-19. (over Den Uyls tekeningen) |
Frank van Dijl, Nieuwe boek Bob den Uyl meer van hetzelfde. Maniakale drang naar ongerief en onheil. In: Het Vrije Volk, 8-11-1986. (over Een uitzinnige liefde) |
Arnold Heumakers, Milde mompelende misantroop - de absurditeit in Den Uyls hoofd. In: de Volkskrant, 14-11-1986. (over Een uitzinnige liefde) |
Hans Warren, Een uitzinnige liefde. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-11-1986. |
Lucas Ligtenberg, Subtiele humor in journalistiek getinte reportages. In: Het Parool, 28-11-1986. (over Een uitzinnige liefde) |
Maarten 't Hart, Een humoristische driehoek. In: NRC Handelsblad, 1-12-1986. (over Een uitzinnige liefde) |
August Hans den Boef, Rotterdam kan een schop krijgen. Nieuwe verhalen van Bob den Uyl. In: Elseviers Magazine, 14-2-1987. (over Een uitzinnige liefde) |
August Hans den Boef, Ter kennismaking met de wereld van Bob den Uyl. In: Leidsch Dagblad, 11-11-1987. (over Schrijvers worden misbruikt) |
Hans Hoenjet, De terreur van de boekenbijlagen. In: Haagse Post, 10-12-1988. (over Schrijvers worden misbruikt) |
Wim Vogel, Een opgewekte schlemiel. Wisselende verhalen van Bob den Uyl. In: Vrij Nederland, 11-11-1989. (over Het land is niet ondankbaar) |
Rob van Rooijen, Wiesensteig met Frankfurter Würste en een vreselijk wijf als grootmoeder. In: Rotterdams Nieuwsblad, 8-7-1989. (interview overjeugdvakanties) |
J. Huisman, Altijd weer op de tocht. In: Algemeen Dagblad, 5-10-1989. (over Het land is niet ondankbaar) |
Bert Kuipers, Bob den Uyl schrijft geen woord teveel! Innemende verhalen met een ideale dichtheid. In: Haarlems Dagblad, 19-10-1989. (over Het land is niet ondankbaar) |
Alfred Kossmann, Een geestige stoethaspel. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 11-11-1989. (over Het land is niet ondankbaar) |
August Hans den Boef, Bob den Uyl: vertrouwde nummers. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 3, mei-juni 1990, p. 426-428. (over Het land is niet ondankbaar) |
Jan Verstappen, Pubers, parfum en een snelweg. In: Het Binnenhof, 15-3-1991. (over De dwaalweg) |
Alfred Kossmann, Twee novellen: vermaak en vuurwerk. Gooi- en Eemlander, 23-3-1991. (over De dwaalweg) |
Henk Blanken, Een verbaasde schlemiel met het patent op weemoed. In: de Volkskrant, 17-2-1992. (in memoriam) |
| |
| |
August Hans den Boef, Bob den Uyl (1930-1992). In: Leidsch Dagblad, 27-2-1992. (in memoriam) |
Martin Mooij, Bob den Uyl: Rotterdam 27 maart 1930 - Rotterdam 13 februari 1992. In: Rotterdams jaarboekje, reeks 10, nr. 1, 1993, pp. 164-172. (in memoriam) |
Gerry van der List, De geestige misantroop. In: HP/De Tijd, 5-7-1996. (biografisch) |
Arjen Peters, Zoekt en gij zult niet vinden. In: de Volkskrant, 19-7-1996. (over Hier klopt iets niet) |
H[ans] W[arren], Bob den Uyl wordt een beetje gemist. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 9-8-1996. (over Hier klopt iets niet) |
Wim Vogel, Opgewekt gezeur van een ‘loser’. In: Haarlems Dagblad, 15-8-1996. (over Hier klopt iets niet) |
Jeroen Vullings, Men vindt altijd wel iets. In: Vrij Nederland, 31-8-1996. (over Hier klopt iets niet) |
67 Kritisch lit. lex.
november 1997
|
|