| |
| |
| |
Toon Tellegen
door Kees van Domselaar
met een aanvulling door Mario Molegraaf
1. Biografie
Antonius Otto Hermannus (Toon) Tellegen werd op 18 november 1941 in Den Briel (het huidige Brielle) geboren in een gezin dat behoorde tot de vrijzinnige Nederlandse Protestantenbond. Zijn vader, eveneens Antonius Otto Hermannus geheten, was in 1933 in Den Briel huisarts geworden en in 1935 getrouwd met Nina Engberts. Doordat haar grootouders naar Rusland waren geëmigreerd, waren zowel haar ouders als zij in Sint-Petersburg geboren. In 1918, na de Russische Revolutie, was het gezin naar Nederland gevlucht. Het in 1929 door haar vader, Egbert Engberts (1875-1955), geschreven Herinneringen aan Rusland is in 2004 met een voorwoord van Toon Tellegen gepubliceerd.
Tellegen, die twee oudere broers had en een jongere zus, heeft een jaar op de Rijks HBS in zijn geboorteplaats gezeten, waarna het gezin in 1954 naar Voorburg verhuisde en hij de gymnasiumopleiding ging volgen aan het Huygenslyceum aldaar. In 1959 vertrok hij voor een jaar naar Amerika, waar hij literatuur heeft gestudeerd aan de Washington and Lee University (Virginia). Terug in Nederland begon Tellegen in Utrecht aan de studie geneeskunde. Daarnaast bleef hij zich met literatuur bezighouden; zo nam hij in 1965 deel aan een Joyce-congres in Amerika. Zelf schreef hij ook; zijn eerste gedicht is, volgens zijn zeggen, op zijn vijftiende ontstaan. In zijn studententijd heeft hij vergeefs geprobeerd proza gepubliceerd te krijgen. In 1964 werd voor het eerst een eenakter van hem uitgevoerd. In 1966 verscheen het in samenwerking met Hiel Goslinga geschreven toneelspel Jimmy Walker in boekvorm; het is daarmee zijn debuut. Hij is altijd, voor het theater blijven schrijven; zo ging in 2008 de monoloog
| |
| |
Leven met een onbekende in première. Als dichter debuteerde hij in 1977 in het tijdschrift De Gids en in 1980 kwam zijn eerste dichtbundel uit, De zin van een liguster.
Zijn artsexamen legde Tellegen in Rotterdam af; hij had zich in verloskunde en chirurgie gespecialiseerd. In 1970 Vertrok hij naar Kenia, waar hij aan het hoofd kwam te staan van een ziekenhuis in Kilgoris. In 1973 kwam hij weer naar Nederland; tot 1997 was hij huisarts in Amsterdam en tot 2009 werkte hij in twee psychiatrische klinieken. Hij is getrouwd met de kunstenares Molly Voüte. Ze hebben een dochter en een zoon.
Tellegen publiceerde in tijdschriften als Hollands Maandblad, Tirade en Het Liegend Konijn. Verder werkte hij mee aan de kinderpagina van NRC Handelsblad. Door hem gebruikte pseudoniemen zijn A. Kelat en O. Ellege. Voor het onuitgegeven toneelstuk Als moeder ergens ziek van wordt kreeg hij in 1969 de ANV-Visser Neerlandiaprijs. Er zouden vele prijzen volgen, vooral ook voor de kinderboeken die vanaf 1984 begonnen te verschijnen. In 1988 kreeg hij een Gouden Griffel voor Toen niemand iets te doen had; dezelfde onderscheiding was er in 1994 voor Bijna iedereen kon omvallen, dat eveneens met de Woutertje Pieterse Prijs werd bekroond. In 1997 werd hem voor zijn oeuvre op het gebied van de jeugdliteratuur de Theo Thijssenprijs toegekend. Voor de dichtbundel Een dansschool ontving hij in 1993 de Jan Campertprijs en voor de roman De genezing van de krekel de Gouden Uil 2000. Respectievelijk in 2006 en 2007 werden hem voor zijn gehele oeuvre de Hendrik de Vriesprijs en de Constantijn Huygensprijs toegekend. Mijn avonturen door V. Swchwrm werd in 2102 verfilmd door Froukje Tan.
Tellegen behoort tot de meest vertaalde auteurs uit ons taalgebied. Buiten Nederland en Vlaanderen wordt hij waarschijnlijk het meest gelezen in Rusland, maar ook in het Engelse taalgebied is hij geen onbekende. Zo ging in 2005 tijdens het Aldeburgh Festival een op De genezing van de krekel gebaseerde opera van Richard Ayres in première. De vertaling van Raafvogels (Raptors) werd in 2011 bekroond met de tweejaarlijkse Popescu Prize voor vanuit een Europese taal in het Engels vertaalde poëzie.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In de poëzie van Toon Tellegen vormen gevoelens van wee- Thematiek moed en verlangen het uitgangspunt van een avontuurlijk dichterlijk onderzoek. Leidraad hierbij is een zeker wantrouwen in de wisselvalligheden van onze emoties en in de taal: in de woorden die nooit helemaal uitdrukken wat ze zouden moeten zeggen, en waarin de meest kwetsbare gevoelens vervliegen tot valse sentimenten.
Achter de onmiskenbaar romantische schijn van de gedichten schuilt een lyricus die elk begin van vervoering omzichtig benadert met precieze argwaan. In het tweede gedicht uit zijn debuutbundel, De zin van een liguster (1980), - vaak geeft het tweede gedicht bij hem een toelichting op de titel - formuleert Tellegen deze dubbelzinnige houding als volgt:
De romantiek is een opmerkelijke stroming in de kunst.
Wars van vernieuwing pronkt zij juist met haar eigen schaduw,
laat haar valsheid vallen op mensen
die elkaar toevallig ontmoeten,
en strooit met bedrog op alle uren van de dag.
| |
Kunstopvatting
In Tellegens poëzie worden grote sentimenten vaak ontmaskerd als verschijningsvormen van een romantische pose. Zelfs het dichterschap wordt met argwaan en scepsis beschreven en voorgesteld als een weliswaar legitieme, maar evenzeer ook kunstmatige houding die de zaken vaak fraaier voorstelt dan ze in werkelijkheid zijn. Toch blijkt ook Tellegens dichterschap een zelfde duistere basis te hebben, gelet op de regels waarmee het tweede gedicht besluit:
Voor mij heeft de romantiek een liguster gekweekt
en laat mij voorgoed in het duister tasten
naar de zin van deze plant.
Het dichterschap vloeit weliswaar voort uit een romantisch gemoed maar wordt niettemin vaak voorgesteld als een doodgewone struik, als een liguster - evenals de dichter een laatbloeier. Over ligusters deelt een flora van Nederland mee dat die
| |
| |
‘vaak bezocht worden door vliegen, bijen en hommels en [...] aangeplant om tijdens de jacht aan fazanten dekking te geven’. In Tellegens poëzie wemelt het van de insekten en wat de fazanten betreft, die dekking behoeven, in zekere zin zou men deze poëzie kunnen omschrijven als camoufiagepoëzie.
| |
Thematiek
Stijl / Techniek
Meer dan eens verschuilt zich een ik achter een andere ik en is er het verlangen aanwezig zichzelf te vergeten en op te gaan in het bestaan van een ander. Van de geliefde, of zelfs van de vaderfiguur, zoals in het slotgedicht van de eerste bundel, waarin de ik-figuur ondanks zijn vermomming in de kleren van de overledene gelaten moet constateren: ‘Ik sla zijn mooiste mouwen om mijn hals./Ikweet precies hoe lang en breed mijn leven is.//Maar niet waarom het niet begint.’ De diverse vormen van ik-verdubbeling, gecombineerd met plotselinge wisselingen van perspectief en verschuivingen in taalregister leveren in veel gevallen nogal ‘gespleten’ poëzie op, waarin uiteenlopende emotionele houdingen tegelijkertijd aan de orde worden gesteld.
Een belangrijk element, dat in sterke mate bijdraagt tot deze vervreemding, is het gegeven dat Tellegen in zijn dialogen bij voorkeur gebruik maakt van uitdrukkingen en zinswendingen uit de dagelijkse omgangstaal. Geïsoleerd uit hun normale context en door de dichter in het spanningsveld van het gedicht gebracht, lijken die hun vanzelfsprekendheid te hebben verloren, zoals in deze regels uit De zin van de liguster: ‘Zij trekt een streep door het verleden,/met een mes, en spreidt de wond.’
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In De aanzet tot een web (1981) zien we ook dat biografische aanleidingen meer en meer plaats maken voor literaire. Veel gedichten zijn bewerkingen van gegevens uit de literaire traditie, uit de oude Griekse en Latijnse literatuur.
De belangrijkste figuur in dit soort gezelschap uit de Oudheid is zonder twijfel Ovidius, de oerballing, die een centrale rol speelt in deze poëzie. De dichter beschrijft hem tijdens zijn verblijf in het verbanningsoord Tomi. Ovidius kan beschouwd worden als de beschermheilige van Tellegens personages, die er veelal door een of andere noodlottigheid op uit lijken te zijn gestuurd, zonder enig besef te hebben waarheen, ook al veinzen ze soms prachtige beweegredenen.
| |
| |
| |
Kunstopvatting
Een ander klassiek motief is het motief van de muze. Zij verschijnt in deze poëzie geregeld in de gedaante van een ‘mug’, met alle associaties van dien: lastig, opdringerig en alledaags. In zijn poëtica - die doet denken aan die van de dichter Chr. J. van Geel - gaat het om ‘muggen’ die gevangen moeten worden in het web van de verbeelding. Maar, vraagt de dichter zich af: ‘Wie is de spin/van al die wonderlijke, wiebelende draden?/Nooit is het genoeg, nooit./Verlangen laat de voordeur kraken.’
| |
Stijl / Techniek
Wat de laatste regel betreft, het valt inderdaad op hoezeer in ieder geval de uiterlijke kanten van deze poëzie gericht zijn op contact en communicatie. Dat blijkt uit de vele aanspreekvormen, de talloze dialogen en de eenvoudige wijze van vertellen. Dat blijkt ook uit gedichttitels als ‘Brief’, ‘Gesprek’, ‘Een verhaal’ en uit het veelvuldig gebruik van werkwoorden die op communicatieve handelingen wijzen, of juist op het ontbreken van contact, zoals: schrijven, herinneren, vergeten, lezen, spreken, begrijpen, luisteren, zwijgen, vertellen.
| |
Thematiek
Deze facetten van communicatie zijn in Beroemde scherven (1983) gesitueerd in ‘het Museum der Huiselijke Gezelligheid’. In die huiselijke sfeer houden ‘ik’ en ‘ik’ elkaar nauwlettend in de gaten:
en ik keek bij mezelf naar binnen.
Ik zag mezelf daar aan tafel zitten.
Bent u verliefd?, vroeg ik, ik tikte tegen het raam.
Ja, zei ik. U stoort. Ik ben het zojuist geworden,
of liever nog: ik sta op het punt daartoe.
Ik zag mezelf daar aan de tafel zitten.
Ik zag mezelf daar in de straat, en op een plein,
Koel observeert de een de bewogenheid - op het punt staan verliefd te worden - van de ander, die druk in de weer is met het bedenken van emoties. Beide ikken vertegenwoordigen houdingen die in dit dichterlijk dubbelspel steeds aan de orde zijn en waardoor kind en volwassene, gevoel en verstand, ervaring
| |
| |
en beschouwing, echt en onecht, bij Tellegen voortdurend met elkaar in gesprek blijven gewikkeld.
| |
Ontwikkeling
Stijl / Techniek
Uit de ontwikkeling van Tellegens poëzie blijkt een groeiende aandacht voor de vormgeving van de gedichten en de compositie van de bundels. Vooral De andere ridders (1984) laat zien hoezeer Tellegen in dichterlijk opzicht zijn eigen vorm gevonden heeft. De kronkelige, rafelige, vrije regelval, die soms breed uitslaat over de bladzij, is een kenmerkend visueel aspect van deze poëzie. Andere kenmerken zijn: het veelal assonerende rijm en een quasi-naïeve verteltrant, die doorgaans een simpel en-toen-en-toen-patroon volgt. Beginregels als ‘Ik was eens heel helder’, ‘Ik zat eens in een kamer’, ‘Ik ging eens naar binnen’, of ‘Ik liep eens tegen de heuvel op’ suggereren op evenzeer naïeve wijze een vervolg van avontuurlijke gebeurtenissen, maar blijken uiteindelijk slechts een aanzet te zijn tot het beschrijven van minimale vormen van handelen.
| |
Verwantschap
In dit opzicht is sprake van verwantschap met het werk van Kees Ouwens. Ook de gedichten van Tellegen zijn niet zelden een enigszins spectaculair verslag van een lichte verwarring. Deze stijl van weemoedig absurdisme, die men ook wel in verband zou kunnen brengen met Herenleed van Armando en Cherry Duyns, is de vermomming van een argwanende romanticus, die op zoek is naar ‘de ware aard van het aarzelen’ en die zich niet dan na veel moeite wenst prijs te geven:
Als je desondanks toch bij mij wilt zijn
dan zit ik in die kamer in een hoek onder de tafel
met een leeg afhangend kleed,
waar je me nooit zult kunnen vinden
(‘Een brief’ uit De andere ridders)
| |
Relatie leven/werk
In de bundel Ik en ik (1985) - met uitzondering van het eerste en het laatste een lange reeks zeventienregelige gedichten - creëert Tellegen in een onvervreemdbaar eigen stijl een eigen mythe. Op indirecte wijze maakt hij daarbij gebruik van persoonlijke gegevens: het opgeroepen steppelandschap met de
| |
| |
daarin aanwezige bevolking kan gerelateerd worden aan het negentiende-eeuwse Rusland van zijn voorouders, dat ook al aanwezig was in de reeks ‘Een zomerhuis in Rusland’ in De andere ridders.
Ook dient zich hier het Ovidiusmotief weer aan, een motief dat onmiskenbaar met Tellegens levensvisie verbonden is: de twee ikken kunnen worden beschouwd als ballingen die door een noodlot zijn getroffen; eeuwig heimwee drijft hen voort door een archaïsch landschap dat soms idyllisch lijkt, soms onheilspellend is. De ‘voerman’ van de zwartgelakte koets vormt de belangrijkste schakel tussen de buitenwereld en de beide helden. Door hun afhankelijkheid lijkt het of ze hem een bovenmenselijke waarheid toedichten. Ook elders schijnt sprake van godsdienstige verlangens, zoals in ‘Onder een reusachtige hemel’ uit Beroemde scherven, dat besluit met: ‘Er zou iets zijn, zegt iemand in mijn hoofd./ Er zou iets moeten zijn.’ Toch zou het onjuist zijn in Tellegen een gelovige dichter te zien. Niet voor niets gaat in de bundel Minuscule oorlogen (2004) een godin gekleed in een ‘diep seculiere jas’. De talrijke Bijbelse verwijzingen - bijvoorbeeld in Raafoogels (2006) waarin een gedicht zelfs begint met ‘Mijn vader/ heeft de wereld geschapen:/ hemel en aarde’ - moeten louter symbolisch worden opgevat en niet religieus.
De ‘voerman’ in Ik en ik functioneert inmiddels ook min of meer als de bode in een klassieke tragedie, de aanzegger van onheil. Hij lijkt zich op sommige momenten bewust van zijn vaak misleidende rol in het beklemmende spel dat de dichter speelt en waarin de grenzen van dag en nacht net zo gemakkelijk worden doorbroken als die van leven en dood, want: ‘“Ach, sterven stoort,” mompelden wij,/ sloegen het stof uit onze wonden,/ hielden elkaar vast,/ liepen op de verte af,/ keken onszelf verwonderd na.’
| |
Thematiek
In de bundel Mijn winter (1987) begint een gedicht met de regel ‘Hoe kom ik ooit te weten wat ik denk.’ Het is het vertrekpunt voor een wijsgerige redenering die vervolgens op aangrijpende wijze ontspoort. Dat gebeurt in vele gedichten en een verwant procedé treft men geregeld aan in zijn vertellingen over de eek- | |
| |
hoorn, de olifant, de met een identiteitscrisis worstelende mier en andere dieren met zeer menselijke trekjes.
In een verhaal uit Er ging geen dag voorbij (1984) kan de nogal beschouwelijk ingestelde eekhoorn de slaap niet vatten; hij verlaat zijn bed, opent het raam, richt zijn blik op de hemel en komt tot een louterend inzicht: ‘Ik ben alleen maar nu, dacht hij opnieuw. Ik ben nooit later geweest en ik zal nooit vroeger worden. En terwijl hij zijn gedachten, die altijd wijzer waren dan hijzelf, niet langer volgen kon, voelde hij zich weer tevreden worden. Hij ging terug naar bed, stapte onder zijn deken, zei: “Nu of nooit” en sliep op hetzelfde ogenblik in.’ Het bewustzijn kan een beklemming zijn waarvan je moet worden bevrijd. Van een dergelijke bevrijding getuigt ook een dichtregel als: ‘Wat een weelde, ik was uit mijn geheugen verdwenen!’ Vaak vinden denken en dichten bij Tellegen een uitgang naar het irrationele, het absurde en het fantastische.
| |
Ontwikkeling / Publieke belangstelling
Van alle literaire activiteiten die hij heeft ontplooid, hecht Tellegen het meeste belang aan zijn poëzie. Dit ondanks, of misschien juist dankzij, de omstandigheid dat hij zelf niet onder de indruk is van zijn vaardigheid in dit opzicht. ‘Ik probeer het natuurlijk steeds weer opnieuw, ook al weet ik dat ik het nooit zal kunnen,’ zei hij in 1997 in een vraaggesprek. Het is een mooie omschrijving van zijn proefondervindelijke dichterschap, dat een moeizame start kende.
Al jaren voor hij gedichten gepubliceerd kreeg, had hij enige naam gemaakt als schrijver van toneelstukken, onder meer Jimmy Walker (1966), genoemd naar de hoofdpersoon, tussen 1926 en 1932 burgemeester van New York, in het werk geïntroduceerd als ‘Mister New York, de man die de Twintiger Jaren liet brullen’. De stroom bundels vanaf 1980 ten spijt bleef hij als dichter lang in de schaduw, de schaduw met name van de dierenverhalen waarmee hij onmiddellijk succes had. De Jan Campertprijs waarmee Een dansschool (1992), zijn negende dichtbundel, werd onderscheiden, luidde een ommekeer in. Geleidelijk werd hij ook als dichter een publiekslieveling. Men vroeg hem de uitgave te verzorgen voor de eerste Landelijke Gedichtendag op 27 januari 2000: Kruis en munt werd in een oplage van 20.000 exemplaren gedrukt. Hij hoort tot de kleine
| |
| |
groep dichters van wie het werk in pocketvorm wordt verspreid. De opmerking in een Engels artikel uit 2011 dat Toon Tellegen ‘practically a household name in his native Netherlands’ zou zijn, is nauwelijks overdreven. Zelfs in de Superwijngids wordt naar zijn werk verwezen.
| |
Kritiek
De kritiek bleef overigens verdeeld over zijn poëzie. Wouter Godijn vond dat bij Tellegen ‘een geniale dichter en een prutsdichter’ elkaar stevig vasthouden. Vooral over de bundel Hemels en vergeefs (2008) werd ongunstig geoordeeld: ‘zó, flauw’ (Erik Jan Harmens), ‘een braaf huis-tuin-en-keukengedichtje met een braaf huis-tuin-en-keuken-filosofietje’ (Ilja Leonard Pfeijffer). De jury van de Popescu Prize hoorde in Tellegens werk ‘an entirely distinctive voice in European poetry’, ook zijn taalgenoten beluisterden een eigen toon, het woord ‘tellegiaans’ viel regelmatig, al zat daar volgens Rogi Wieg ‘een grote monotonie’ achter. Piet Gerbrandy meende: ‘Een groot deel van deze poëzie berust op een paar slimme en - dat moet gezegd - uiterst vruchtbare trucjes.’ Gerrit Komrij had het over ‘een maniertje’ en vond dat ‘de grens tussen virtuositeit en gemakzucht’ niet altijd even duidelijk is.
R.L.K. Fokkema vroeg zich al bij Tellegens eerste dichtbundel af of poëzie ‘wel de vorm van een divan mag aannemen’, en bedenkingen in deze richting zijn blijven klinken. Terwijl Tellegen toch eerder de biecht afneemt dan zelf biecht. Een aantal besprekers stelde het op prijs dat hij een diagnose stelt van de condition humaine en dat zijn poëzie ‘een sterke ethische ondertoon’ (Elke Brems) zou hebben. Zijn proza over dieren wordt om vergelijkbare niet-literaire redenen geprezen. ‘Alle zelfhulpboeken en egodocumenten over depressie kunnen de prullenbak in,’ concludeerde men in Psy, een tijdschrift over de geestelijke gezondheidszorg, naar aanleiding van De genezing van de krekel (1999).
| |
Kritiek / Traditie
De reguliere recensenten hielden zich zelden met Tellegens dierenverhalen en dierenromans bezig; des te groter was hun aandacht en waardering voor zijn andere proza. Paul Verhuyck heeft als eerste, naar aanleiding van Twee oude vrouwtjes (1994), gewezen op de overeenkomsten met het werk van Raymond Queneau en andere ‘Oulipianen’ (naar ‘Oulipo’, een afkorting
| |
| |
van Ouvroir de littérature potentielle). Maar terwijl de Oulipianen ‘erg formalistisch’ te werk zouden gaan, is volgens Verhuyck Twee oude vrouwtjes ‘helemaal niet gewrongen en bij wijlen mooi en ontroerend’. Naast Queneaus Exercises de style waren ook de grillige verhalen van Daniil Charms een voorbeeld voor Tellegens proza, al meende Arnold Heumakers dat een boek als Dora (1998), vanwege het ‘al te demonstratieve karakter van de exercities’, achterbleef bij het nagevolgde werk.
| |
Traditie
Tellegens werk laat zich, net als het proza van genoemde voorgangers, moeilijk classificeren. Het lijkt zich zelfs aan het onderscheid tussen genres te onttrekken; genres worden regelmatig vermengd en kunnen aan verschuivingen onderhevig zijn. Zo werden zijn fabels aanvankelijk door de uitgever in het kinderboekenfonds ondergebracht, maar later als literatuur voor volwassenen gepresenteerd. Geen onlogische gang van zaken: door de filosofische zijsporen bleven ouders doorlezen in wat ze hun kinderen hadden voorgelezen. Wel wordt door de oude verhalen op te nemen in nieuwe thematische bundels als Een hart onder de riem. Dierenverhalen vol troost (2004) en Houd moed. Dierenverhalen over verdriet en eenzaamheid (2009), al te veel nadruk op de strekking van de vertellingen gelegd. Tegelijk wordt zo de nonsensicale inslag naar de achtergrond gedrongen.
Ook in zijn poëzie maakt de auteur soms uitstapjes naar de nonsensliteratuur, met name in ...mnopq... (2005), waarin hij over de letters van het alfabet fantaseert. Vanwege de taalhumor, de bizarre dialogen en de onlogische logica doen de dierenverhalen denken aan de verhalen over de beer Winniethe-Pooh van A.A. Milne. Tellegen verzamelde in Kenia verhalen over dieren van de Masaï en onderging daarvan de invloed, maar zijn dierenverhalen sluiten toch vooral aan bij de grote westerse fabeltraditie.
| |
Ontwikkeling / Kritiek
Aan de status als kinderboek van Mijn vader (1994) is nooit getornd, maar het is duidelijk een voorganger van de dichtbundel Raafrogels, waarin een jongen een vader verzint. Het vertrek van de mier (2009) en Het wezen van de olifant (2010) heten romans te zijn, maar het gaat om dierenverhalen waarin de bekende figuren, zoals de taaliminnende beer, hun opwachting maken. Beide boeken besluiten met gedichten die de personages zouden heb- | |
| |
ben bedacht. Het prozawerk Brieven aan Doornroosje (2002) is in feite een voortzetting van twee gedichten: een uit In N. en andere gedichten (1989), waarin de prins vergeet Doornroosje te kussen en bij terugkeer ontdekt dat het kasteel is verdwenen of er nooit is geweest, en een uit Over liefde en niets anders (1997), waarin naast Doornroosje een briefje ligt met het verzoek haar niét wakker te kussen. Toon Tellegen schrijft ‘hetzelfde steeds anders’, meende Janita Monna. En volgens Ad Zuiderent bestaat er niet zoveel verschil tussen zijn verhalen en gedichten, allebei zijn het ‘vaak korte anekdoten, alledaags, absurd en sprookjesachtig tegelijk’.
Zelf zei Tellegen in een interview met Cornald Maas: ‘Ik ben, geloof ik, niet goed in grote dingen. Alles wat ik schrijf is overzichtelijk en beperkt van formaat.’ Ook op het eerste gezicht vrij omvangrijke prozawerken zijn ‘beperkt van formaat’. De hoofdstukken zijn kort en de samenhang is los. Niet alleen in de dierenverhalen of in het op het bekende sprookje gebaseerde Brieven aan Doornroosje is er weinig realisme en veel fantasie; De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne (2000) is dan ook allerminst overbodig geworden na het verschijnen van Herinneringen aan Rusland (2004) van Tellegens grootvader Egbert Engberts. Het eerstgenoemde boek bevat namelijk vooral verhalen die zijn opa hem had kunnen vertellen, maar niet werkelijk heeft verteld.
| |
Relatie leven/werk
Tellegen is in zijn literaire werk naast theaterauteur, verhalenverteller en dichter ook een beetje huisarts. Niet dat hij ervaringen uit zijn medische praktijk verwerkt of dat hij vaak medisch jargon bezigt. Maar met name in zijn gedichten spreekt hij soms als een dokter die de patiënt troost, al biedt hij dan een uiterst schamele troost, zijn uitspraak in Minuscule oorlogen indachtig: ‘Gedichten zijn geen Samaritanen, en helemáál niet van het barmhartige soort.’ In de bundel Gewone gedichten (1998) staat een gedicht ‘Wat is poëzie’. Er volgt een tegenstrijdige uitleg waarin hij overigens wél een medische term verwerkt, ‘vernix caseosa’, de benaming van de vettige substantie met antibacteriële eiwitten op de huid van pasgeboren baby's:
| |
| |
Zij is met grote blijdschap zojuist aan het niets
nog met vernix caseosa overdekt -
terwijl zij haar ogen neerslaat
in het vochtige aanschijn van de dood.
| |
Kunstopvatting / Verwantschap
Het doel van de poëzie ligt volgens Tellegen niet in de poëzie zelf. Een gedicht, schrijft hij ergens, moet zingen ‘over de liefde en over mij’. Al uit dat woordje ‘over’ blijkt het belang van de inhoud. Deels door die voorkeur is hij, net als bijvoorbeeld Judith Herzberg, geen dichter voor dichters, maar een dichter van wie de lezers wijsheid en waarheid verwachten. Hij voorziet in die behoefte, maar op een geheel eigen manier. Hij schuwt daarbij allerminst grote woorden. ‘Alle mensen wachten op wonderen,’ kan hij beweren; om dan te vervolgen met het minder voor de hand liggende: ‘Alle wonderen wachten op dagelijkse sleur.’ Dergelijke ondermijningsacties zijn er voortdurend. Een keuze uit zijn gedichten kreeg de zelfverzekerde titel Daar zijn woorden voor (2005), alsof de dichter alles weet en moeiteloos de weg kan wijzen. Maar in het laatste gedicht van de bloemlezing worden de gewekte verwachtingen gesmoord met een: ‘Er zijn geen antwoorden.’ De antwoorden die hij wél geeft, hebben een scherpe rand. Maar hij blijft zich houden aan zijn uitspraak naar aanleiding van Dantes La Divina Commedia (zoon): ‘Poëzie moet licht uitstralen, zelfs als zij over de hel of de diepste duisternis gaat.’
| |
Visie op de wereld
Volgens Tellegen is er geen sleutel die op alle sloten past, is er geen remedie waarmee je elke kwaal kunt helen. In een gedicht in Minuscule oorlogen verwijst hij naar Paulus, de apostel van de beroemde lof van de liefde (I Korinthiërs 13): ‘Zo blijven dan geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde.’ Deze trotse klaroenstoot wordt door Tellegen afgezwakt tot een besmuikte zucht. De Korinthiërs reageren bij hem aldus:
Wat ons rest zijn onrust, verlangen en onhandigheid,
en van die drie onhandigheid het meest.
| |
| |
Mensen beseffen wat het leven had kunnen zijn en wat het leven in feite is. In onze positie tussen het dierlijke en het goddelijke, het onbereikbaar hemelse en het onbevredigend aardse, gedijt deze poëzie. Vandaar Tellegens liefde voor engelen, tussenfiguren die we nooit hebben gezien terwijl we toch precies weten hoe ze eruitzien. Gedichten over engelen en over het schimmengevecht tussen mens en engel hebben een belangrijke plaats in zijn werk. Opnieuw is de verwijzing naar de Bijbel onmiskenbaar (naar Genesis 32: 22-32 om precies te zijn), maar anders dan in de Bijbel is bij Tellegen de engel een alter ego, géén afgezant van God. De strijd die in de gedichten wordt uitgevochten, is een manifestatie van de twee onverzoenbare ikken die in ons wonen, een gevecht dat in onze genen zit. Daarom valt er niet aan te ontkomen, ‘als we maar lang genoeg wachten,/ als we schoonheid van gedaante hebben zien wisselen,/ als we gerechtigheid zich in bochten hebben zien wringen,’ zoals hij in Stof dat als een meisje (2009) beweert, de ‘definitieve’ bundel over de strijd tussen mens en engel.
| |
Ontwikkeling
Een man en een engel (2001) en Minuscule oorlogen zijn voorlopers van deze bundel. Het oudste engelgedicht stond in Mijn winter. ‘Onzichtbare engel, onmogelijk verzinsel,/ wie je ook bent.’ In 1999 schreef hij voor het eerst over een gevecht tussen een man en een engel, dit gedicht sluit de Gedichten 1977-1999 af: ‘Een man dacht dat hij vrij was/ en een engel sloeg hem neer.’ Wie de ontwikkeling van zijn gedichten over engelen volgt, zal opmerken dat Tellegen voortdurend bezig is zijn poëzie anders te arrangeren en te corrigeren.
| |
Techniek
Veelzeggend is ook de ondertitel van Stof dat als een meisje: ‘Variaties op een thema’. Het variëren op één thema, het herhalen als ostinati in muziek, is kenmerkend voor Tellegens werk. Voor zijn poëzie: zo varieerde hij in Wie a zegt op Nederlandse spreekwoorden. Voor zijn proza: denk aan Brieven aan Doornroosje. En zelfs voor zijn toneel: in Mijnheer Bach! Mijnheer Bach! (dat in 1994 te Gent in première ging) roept Sebastiaan vijftien maal ‘Amalia! Ik kan niet slapen’, maar die woorden hebben elke keer een ander gevolg. Het zijn spontane variaties, die hij zelf wel heeft vergeleken met de werkwijze van jazzmuzikanten.
| |
| |
Aan jazz doet ook de al gesignaleerde ‘rafelige’ regelval denken, met de abrupte afbrekingen en enerverende enjambementen.
| |
Visie op de wereld
Voor Tellegen is het leven een kwestie van vallen en opstaan, van provisorische toestanden en geïmproviseerde oplossingen, en daarom moet wat hem betreft voor de literatuur iets dergelijks gelden. Gewoon steeds weer van voren af aan beginnen: dat is zijn werkwijze. Het schrijven is een experiment, een tasten in allerlei richtingen, waarbij nu eens het verstandelijke, dan weer het gevoelsmatige de overhand kan krijgen. Met als gevolg dat zijn werk soms de grilligheid kan hebben van dat van de Russische ‘absurdist’ Charms.
Op andere momenten lijkt het of hij logische redeneringen afvinkt. De dichtbundel Schrijver en lezer (2011) is bijna het theorieboek dat de titel belooft. Alleen gaat het om theorie die nooit helemaal klopt, zoals dat nu eenmaal het geval is met theorie over taal en werkelijkheid, over literatuur en leven. Zodoende gaat zijn onderzoek altijd door, onderzoek naar wat onpeilbaar is. Zijn poëzie is daardoor soms nauwelijks nog poëzie, maar lijkt op weg naar het essay, het toneelstuk, het verhaal. Zonder op die bestemming aan te komen trouwens, want het essay heeft geen aanknopingspunt, het toneelstuk loopt dood, het verhaal komt nooit af. De bedenking bij de bibliofiele bundel - of ik (2000) geldt in feite voor al zijn poëzie: het zijn ‘onvoltooibare’ gedichten.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hiel Goslinga en Toon Tellegen, Jimmy Walker. Spel geschreven ter gelegenheid van het lustrum 1966 van het Utrechtsch Studenten Corps. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, T. |
Toon Tellegen, A mirade. Illustraties Geert Voskamp. Groningen 1969, De Mangelgang, V. |
A.O.H. Tellegen, The elephant and the tree. Community health care in a rural area. Amsterdam 1976, Erven Bohn, E. |
Toon Tellegen, Wespen. Toneelspel in drie bedrijven. Bijlage van Skript, jrg. 9, nr. 3, 1979, T. (2e druk Krommenie 1998, Nederlandse Vereniging voor Amateurtheater, NCA 3388) |
Toon Tellegen, De zin van een liguster. Amsterdam 1980, Querido, GB. |
Toon Tellegen, De aanzet tot een web. Gedichten. Amsterdam 1981, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Beroemde scherven. Amsterdam 1982, Querido, GB. |
Toon Tellegen, De andere ridders. Amsterdam 1984, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Er ging geen dag voorbij. Negenenveertig verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Illustraties Jan Jutte. Amsterdam 1984, Querido, VB. |
Toon Tellegen, ‘Ik ga op reis’ zei de eekhoorn. Illustraties Mance Post. Amstelveen 1985, Zondagsdrukkers, V. |
Toon Tellegen, Ik en ik. Amsterdam 1985, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Toen niemand iets te doen had. Illustraties Mance Post. Amsterdam 1987, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Mijn winter. Amsterdam 1987, Querido, GB. |
Toon Tellegen, In N. en andere gedichten. Amsterdam 1989, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Langzaam, zo snel als zij konden. Illustraties Mance Post. Amsterdam 1989, Querido, VB. |
A. Kelat, Kruisiging. In: Hollands Maandblad, jrg. 31, nr. 509, april 1990, pp. 3-6, E. |
Toon Tellegen, Het feest op de maan. Illustraties Mance Post. Amsterdam 1990, Querido, V. |
Toon Tellegen, De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne. Amstelveen 1991, Factotum, G. (opgenomen in De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne, 2000) |
Toon Tellegen, Een langzame val. Amsterdam 1991, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Juffrouw Kachel. Illustraties Harrie Geelen. Amsterdam 1991, Querido, J. |
Toon Tellegen, Misschien waren zij nergens. Illustraties Mance Post. Amsterdam 1991, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Een dansschool. Amsterdam 1992, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Twee oude vrouwtjes. Tweeëntwintig verhalen. Amsterdam 1993, Querido, VB. (opgenomen in Twee oude vrouwtjes, 1994) |
| |
| |
Toon Tellegen, Herinneringen aan Den Briel. In: Brielse Mare, jrg. 3, nr. 1, april 1993, pp. 25-39, E. |
Toon Tellegen, Bijna iedereen kon omvallen. Illustraties Anne van Buul. Amsterdam 1993, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Jannes. Illustraties Peter Vos. Amsterdam 1993, Querido, J. |
Toon Tellegen, Een man viel. Illustratie Jack Prince. Den Haag 1993, Mikado Pers, Jan Campertreeks 7, G. (eerder opgenomen in Een dansschool) |
Toon Tellegen, Tijger onder de slakken. Amsterdam 1994, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Mijn vader. Illustraties Rotraut Susanne Berner. Amsterdam 1994, Querido, J. |
Toon Tellegen, Twee oude vrouwtjes. Verhalen. Amsterdam 1994, Querido, VB. (licentieuitgave Den Haag 2004, Stichting XL, XL 1081; 7e druk, met illustraties van André Salie, 2004) |
Toon Tellegen, De verjaardag van de eekhoorn. Illustraties Geerten Ten Bosch. Amsterdam 1995, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Misschien wisten zij alles. Alle verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Amsterdam 1995, Querido, VB. |
Toon Tellegen, De verschrompeling van de olifant. Illustraties Mance Post. [Amsterdam] 1996, Lankamp & Brinkman, V. |
Toon Tellegen, Als we vlammen waren. Amsterdam 1996, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Brieven aan niemand anders. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen 1996, Querido, VB. (heruitgave, onder de titel Brieven aan bijna niemand anders, Illustraties Jessica Ahlberg, 2012) |
Toon Tellegen, De ontdekking van de honing. Amsterdam/Antwerpen 1996, Querido, V. |
Toon Tellegen, Teunis. Illustraties Jan Jutte. Amsterdam/Antwerpen 1996, Querido, J. |
Toon Tellegen, Mijnheer Bach! Mijnheer Bach! (Amalia, ik kan niet slapen.) In: Klein Magazijn. Teksten voor jeugdtheater. Turnhout/Antwerpen/Gent 1996, Blauw Vier / Het Gevolg / KJT / Speeltheater Gent, pp. 121-155, T. (ze druk, onder de titel Mijnheer Bach! Mijnheer Bach! Toneelstuk voor kinderen, Krommenie 2002, Nederlandse Vereniging voor Amateurtheater, NVA 8629) |
Toon Tellegen, Ja. Amstelveen 1996, Zondagsdrukkers, G. (opgenomen in Over liefde en niets anders) |
Toon Tellegen, Over liefde en over niets anders. Amsterdam 1997, Querido, GB. |
Axel Hacke, Kleine koning December. Illustraties Michael Sowa. Vertaald door Toon Tellegen. Amsterdam/Antwerpen 1997, Querido, J. (vert.) |
Toon Tellegen, Dokter Deter. Illustraties Gerda Dendooven. Amsterdam/Antwerpen 1997, Querido, J. |
Toon Tellegen, De verjaardag van alle anderen. Illustraties Geerten Ten Bosch. Amsterdam/Antwerpen 1998, Querido, VB. |
| |
| |
Toon Tellegen, Dora. Een liefdesgeschiedenis. Amsterdam 1998, Querido, R. |
Toon Tellegen, Mijn avonturen door V. Swchwrm. Illustraties Marc Terstroet. [Amsterdam] 1998, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, J. (2e druk 2004, Querido) |
Toon Tellegen, Gewone gedichten. Amsterdam 1998, Querido, GB. |
Toon Tellegen, De genezing van de krekel. Amsterdam/Antwerpen 1999, Querido, R. |
Toon Tellegen, Er ligt een appel op een schaal. Amsterdam/Antwerpen 1999, Querido, Bl/GB. |
Toon Tellegen, Gedichten 1977-1999. Amsterdam 2000, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Kruis en munt. Rotterdam/Amsterdam 2000, Poetry International / Querido, GB. |
Toon Tellegen, De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne. Verhalen en een gedicht. Amsterdam zoon, Querido, VB/G. (licentieuitgave Den Haag zooi, Stichting XL, XL 876) |
Toon Tellegen, Ze sliepen nog. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen zoon, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Enkele onwaarschijnlijke aantekeningen van Dante Alighieri bij het schrijven van zijn Goddelijke Komedie. [Amsterdam] 2000, Februari boekhandels, VB. |
Toon Tellegen, Water & Spelen. In: Esmé van Bokhoven / Eddo Hartmann, Water & Spelen. Rotterdam 2000, Duo/Duo, pp. 7-9, V. |
Toon Tellegen, Alvast. [Den Haag] 2000, Mikado Pers, V. (opgenomen in Iedereen was er) |
Toon Tellegen, - of ik. 39 onvoltooibare gedichten. [Kessel-lo] 2000, Literarte, GB. |
Toon Tellegen, De een en de ander. Amsterdam 2001, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Een man en een engel. Illustraties Anne van Buul. Landgraaf 2001, Herik, Zwarte reeks 59, GB. (in herziene vorm opgenomen in Minuscule oorlogen) |
Toon Tellegen, Taartenboek. Met recepten van Henja Schneider. Illustraties Rotraut Susanne Berner e.a. Amsterdam/Antwerpen zool, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Je zóú kunnen zeggen dat ik dapper ben. Illustraties Anne van Buul en Mance Post. [Den Haag] 2001, Ministerie van Justitie, Bl. |
Toon Tellegen, Brieven aan Doornroosje. Amsterdam 2002, Querido, R. (licentieuitgave Den Haag 2002, Stichting XL, XL 986) |
Toon Tellegen, Is er dan niemand boos. Illustraties Annemarie van Haeringen. Amsterdam/Antwerpen zooi, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Alleen liefde. Een keuze. Amsterdam 2002, Querido, Bl/GB. (2e, uitgebreide druk 2005) |
O. Ellege, De egenwo. Wageningen 2002, Houtpers, V. |
Toon Tellegen, Zoveel was zeker. Een keuze uit de verhalen. [Amsterdam zooi], Singel Pockets, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Wie a zegt. Amsterdam/Antwerpen 2002, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Het gewicht op zijn schouders. In: Adri Colpaart (samenstelling), Leo Schatz. Kleur heeft een mens getekend. Amsterdam zooi, Stichting Leo Schatz, V. |
| |
| |
Toon Tellegen, Maar niet uit het hart. Een keuze uit de dierenverhalen. Amsterdam/Antwerpen 2003, Querido, B1/VB. |
Toon Tellegen, Plotseling ging de olifant aan. Illustraties Annemarie van Haeringen. Amsterdam/Antwerpen 2004, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Minuscule oorlogen (niet met het blote oog zichtbaar). Amsterdam 2004, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Njet. In: Raster, nr. 108, 2004, pp. 52-55, V. |
Toon Tellegen, Inleiding. In: Egbert Engberts, Herinneringen aan Rusland. Bezorgd en geannoteerd door Adinka Tellegen en met een inleiding door Toon Tellegen. Amsterdam 2004, Athenaeum - Polak & Van Gennep, pp. 5-9, E. |
Toon Tellegen, Stad van letters. Cahier C. Illustraties Stef Kamil Cartens. Antwerpen 2004, ABC2004, VB/GB. |
Toon Tellegen, Na aan het hart. Dierenverhalen vol vriendschap. Amsterdam/Antwerpen 2004, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Een hart onder de riem. Dierenverhalen vol troost. Amsterdam/Antwerpen 2004, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Met hart en ziel. Dierenverhalen voor elk feest. Amsterdam/Antwerpen 2004, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Middenin de nacht. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen 2005, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Daar zijn woorden voor. Een keuze uit de gedichten. Amsterdam 2005, Muntinga Pockets, Rainbowpockets 758, Bl/GB. (2e, herziene en uitgebreide druk 2007, Rainbow essentials 43) |
Tonnus Oosterhoff en Toon Tellegen, [Zonder titel]. Middelburg 2005, 117-234, GB. (2e druk, onder de titel Gelukkig Nieuwjaar, [Middelburg/Vlissingen/Terneuzen] 2005, De Ruiter & Fanoy) |
Toon Tellegen, Pikkuhenki. Illustraties Marit Törnqvist. Met muziek van Klaas ten Holt. Amsterdam/Antwerpen 2005, Querido, J. |
Toon Tellegen, ...mnopq...Illustraties Jan Jutte. Amsterdam 2005, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Wachten op wonderen. Illustraties Molly Voüte. Middelburg 2005, Stichting CBK Zeeland, Slibreeks 114, GB/V. |
Toon Tellegen, De eenzaamheid van de egel. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen 2006, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Omstanders. In: Ko van den Bosch en Toon Tellegen, Lange Poten. Toneel #1. Amsterdam 2006, International Theatre & Film Books / Stichting Lange Poten, pp. 107-161, T. |
Toon Tellegen en Ko van den Bosch, Gepamperd & gepeperd. In: idem, pp. 213-293, T. |
| |
| |
Toon Tellegen, Raaftogels. Amsterdam 2006, Querido, GB. |
Toon Tellegen, De almacht van de boktor. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen 2007, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Post voor iedereen. Illustraties Mance Post. Amsterdam/Antwerpen 2007, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Een nieuwe tijd. Novelle. Amstelveen 2007, Grafische Cultuurstichting, Grafisch Nederland 2008, N. |
Toon Tellegen, Ik zal je nooit vergeten. Amsterdam/Antwerpen 2007, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Hemels en vergeefs. Amsterdam/Antwerpen 2008, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Morgen was het feest. Illustraties Ingrid Godon. Amsterdam/Antwerpen 2008, Querido, VB. |
Toon Tellegen, Het vertrek van de mier. Amsterdam/Antwerpen, 2009, Querido, R. |
Toon Tellegen, Iedereen was er. Meer verhalen over de eekhoorn en de andere dieren. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Beterschap. Dierenverhalen over ziekte en pijn. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Goede reis. Dierenverhalen over vertrek en aankomst. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Houd moed. Dierenverhalen over verdriet en eenzaamheid. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Welterusten. Dierenverhalen over slaap en sluimer. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, Bl/VB. |
Toon Tellegen, Stof dat als een meisje. Variaties op een thema. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Wat dansen we heerlijk. Illustraties Annemarie van Haeringen. Amsterdam/Antwerpen 2009, Querido, J. |
Toon Tellegen, Waar is Mo? Illustraties Jan Jutte. Amsterdam 2010, Rubinstein, Gouden boekjes, J. |
Toon Tellegen, Als Feda slaapt. Illustraties Gerda Dendooven. Amsterdam 2010, Rubinstein, Gouden boekjes, J. |
Toon Tellegen, Mano de brandweerjongen. Illustraties Arjan Boeve. Amsterdam 2010, Rubinstein, Gouden boekjes, J. |
Toon Tellegen, Het wezen van de olifant. Amsterdam/Antwerpen 2010, Querido, R. |
Toon Tellegen, Schrijver en lezer. Gedichten. Illustraties Boris Tellegen. Amsterdam/Antwerpen 2011, Querido, GB. |
Toon Tellegen, Ik wou. Illustraties Ingrid Godon. Tielt 2011, Lannoo, J. |
Toon Tellegen, Het geluk van de sprinkhaan. Amsterdam/Antwerpen 2011, Querido, R. |
| |
| |
Mance Post en Toon Tellegen, Een lied voor de maan. Amsterdam/Antwerpen 2012, Querido, J. (tekeningen met tekst van Toon Tellegen) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Een uitgebreider overzicht ‘Publicaties over Toon Tellegen’ is opgenomen in: Yra van Dijk, Koen Hilberdink (red.), Jan Campertprijzen 2007. Nijmegen 2008, pp. 44-74.
Karel Soudijn, Angstwekkende tederheid. In: NRC Handelsblad, 1-8-1980. (over De zin van een liguster) |
R.L.K. Fokkema, Verliezen is een kunst. In: Trouw, 30-8-1980. (over onder meer De zin van een liguster) |
Karel Soudijn, Onbereikbare chaos. In: NRC Handelsblad, 9-10-1981. (over De aanzet tot een web) |
Peter Zonderland, Poëtische plaatjes van Tellegen. In: de Volkskrant, 24-12-1981. (over De aanzet tot een web) |
Karel Soudijn, De machteloze ontwerper. In: NRC Handelsblad, 11-2-1983. (over Beroemde scherven) |
Rob Schouten, Ceterum censeo. In: Maatstaf, jrg. 31, nr. 5, 1983, pp. 60-66. (over onder meer Beroemde scherven) |
Arjaan van Nimwegen, Het eigen geluid van Toon Tellegen. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-1-1985. (over De andere ridders) |
Rob Schouten, Ceterum censeo. In: Maatstaf jrg. 33, nr. 6, juni 1985, pp. 76-84. (over onder meer De andere ridders) |
Rob Schouten, Een monomane reis door de nacht. Schimmige gedichten van Toon Tellegen. In: Vrij Nederland, 25-1-1986. (over Ik en ik) |
Ad Zuiderent, De dichter en zijn dubbelganger van woorden. Toon Tellegen en Sipko Melissen. In: De Tijd, 7-3-1986. (over onder meer Ik en ik) |
Ineke Bulte, Wij rijden door de nacht, ik en ik (Tellegen). In: Ons Erfdeel jrg. 30, nr. 1, januari-februari 1987, pp. 112-113. (over Ik en ik) |
Benno Barnard, Odysseus blijft thuis. In: Benno Barnard, Tijdverdrijf voor enkle fijne luiden. Over poëzie. Antwerpen 1987, pp. 95-109. (over de poëzie) |
Rogi Wieg, Van die huiselijke dingen als leven en dood. In: Tirade, jrg. 31, nr. 313, november-december 1987, pp. 611-622. (over onder meer Mijn winter) |
Kees van Domselaar, Melancholiek absurdisme. In: Utrechts Nieuwsblad, 11-12-1987. (over Ik en ik en Mijn winter) |
C.O. Jellema, Toon Tellegen vaak erg mooi. In: Nieuwsblad van het Noorden, 8-1-1988. (over Mijn winter) |
Wiel Kusters, Met bloemen en te laat. In: Wiel Kusters, De geheimen van wikke en dille. Aantekeningen over poëzie. Amsterdam 1988, pp. 90-93. (over de poëzie) |
Wiel Kusters, Met één kus in elkaar geslagen. In: de Volkskrant, 2-6-1989. (over In N. en andere gedichten) |
Guus Middag, Gedichten van Toon Tellegen. Ik mocht mijn leven overdoen. In: NRC Handelsblad, 10-11-1989. (over In N. en andere gedichten) |
T. van Deel, De een is dompteur, de ander leeuw. In: Trouw, 27-6-1991. (over Een langzame val) |
Kees van Domselaar, Een wanhopig mooie speeltuin. In: Utrechts Nieuwsblad, 20-9-1991. (over Een langzame val) |
Jos Staal, Toon Tellegen. In: Lexicon van de Jeugdliteratuur, aanv. 29, 1992. |
Ad Zuiderent, Montere wanhoop in magische dansoefeningen. In: Trouw, 29-10-1992. (over Een dansschool) |
Kees van Domselaar, Wanhopig pogen om mededeelzaam te lijken. In: Utrechts Nieuwsblad, 22-1-1993. (over Een dansschool) |
Wiel Kusters, Nog langzamer, nog omzichtiger. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 138, nr. 1, februari 1993, pp. 135-137. (over Een dansschool) |
Guus Middag, Alles valt in stukken uiteen. In: Guus Middag, Alles valt in stukken uiteen. Beschouwingen over poëzie. Amsterdam 1993, pp. 165-167. (over Een langzame val) |
Ed Leeflang, Maar hij vergat haar te kussen. In: Literatuur zonder leeftijd, jrg. 7, nr. 28, winter 1993, pp. 5-21. (over de poëzie) |
Bregje Boonstra, Een dier denkt wat af. In: idem, pp. 23-28. (over de dierenverhalen) |
| |
| |
Dirk de Geest, Hoe mooi waren de bochten waarin hij zich wrong. In: Ad Zuiderent (red.), Jan Campertprijzen 1993. Baarn 1993, pp. 24-36. (over de poëzie, op pp. 106-117 een bibliografie) |
Cornald Maas, Toon Tellegen (1941). In: Cornald Maas, Engelen zijn in de mode. Amsterdam 1994, pp. 9-13. (interview) |
T. van Deel, Altijd mensen die nog aan komen rennen en ons missen. In: Trouw, 15-7-1994. (over Tijger onder de slakken) |
Gertjan van Schoonhoven, De laatste dagen van twee oude vrouwtjes. Absurde verhalen voor volwassenen van Toon Tellegen. In: NRC Handelsblad, 23-9-1994. (over Twee oude vrouwtjes) |
Ronald Giphart, Zoenen op je tachtigste. In: Het Parool, 14-10-1994. (over Twee oude vrouwtjes) |
Paul Verhuyck, Anti-Soap. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 12, nr. 2, maart-april 1995, pp. 78-80. (over Twee oude vrouwtjes) |
Hans Goedkoop, De tijd steekt geen vinger uit. Alle dierenverhalen van Toon Tellegen gebundeld. In: NRC Handelsblad, 17-11-1995. (over De verjaardag van de eekhoorn en Misschien wisten zij alles) |
Jaap Goedegebuure, Liever scherven dan een hele spiegel. In: HP/ De Tijd, 5-7-1996. (over Als we vlammen waren) |
Patrick Peeters, Toon Tellegen. Alles wat onmogelijk is. In: Poëziekrant, jrg. 20, nr. 5, september-oktober 1996. (over Als we vlammen waren) |
Ron Elshout, Je hoeft alleen maar op te stijgen. Over het werk van Toon Tellegen. In: Bzzlletin, jrg. 26, nr. 239, oktober 1996, pp. 45-51. |
Piet Gerbrandy, Het leven, moe en achterdochtig. In: de Volkskrant, 9-5-1997. (over Over liefde en over niets anders) |
Peter de Boer, Mijn weg wordt maar rechter en rechter. In: Trouw, 30-5-1997. (over Over liefde en over niets anders) |
Mirjam van Hengel, Net zoveel gedachten als gedichten. In: Roodkoper, jrg. 2, nr. 6, augustus 1997, pp. 22-23. (interview over de poëzie) |
Arjan Peters, Maar onze liefde blijft altijd bestaan. In: de Volkskrant, 26-6-1998. (over Dora) |
Arnold Heumakers, Liefde alleen is niet genoeg. In: NRC Handelsblad, 26-6-1998. (over Dora) |
Jan Paul Bresser, Als kamermuziek. In: Elsevier, 27-6-1998. (over Dora) |
Rogi Wieg, Het betere ontwijken. In: Het Parool, 15-1-1999. (over Gewone gedichten) |
Yves T'Sjoen, Schaduwen van furiën. In: Poëziekrant, jrg. 23, nr. 2, maart-april 1999, pp. 24-25. (over Gewone gedichten) |
ML [= Michaja Langelaan], Een onwrikbaar somber gevoel. In: Psy, jrg. 3, nr. 4, 3 april 1999, p. 37. (over De genezing van de krekel) |
Nanda Roep, Vrolijke cadeaus helpen de neerslachtige krekel niet. In: Trouw, 3-4-1999. (over De genezing van de krekel) |
Annemie Leysen, Lichtvoetige treurnis. In: De Morgen, 8-4-1999. (over De genezing van de krekel) |
Herman de Coninck, Serieuze lichtzinnigheid. In: Herman de Coninck, Het proza. Dl. 2. Amsterdam/Antwerpen 2000, pp. 224-230. (over Een dansschool) |
Wouter Godijn, Een geniale dichter en een prutser. In: Dagblad van het Noorden, 3-3-2000. (over Gedichten 1977-1999) |
Piet Gerbrandy, Het verdriet draagt een leren jas. In: de Volkskrant, 14-4-2000. (over Gedichten 1977-1999) |
Ron Elshout, Niets onmogelijks is mij vreemd. In: Bzzlletin, jrg. 29, nr. 272, april-mei 2000, pp. 98-99. (over Gedichten 1977-1999) |
Mustafa Stitou, Iedereen wordt een olifant. Tellegens laconieke eenzaamheid. In: Vrij Nederland, 13-5-2000. (over Gedichten 1977-1999) |
Jan Paul Bresser, Een opa uit Rusland. Toon Tellegen bundelt een bloemlezing mooie verhalen van zijn grootvader, die de revolutie ontvluchtte. In: Elsevier, 5-8-2000. (over De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne) |
Frank van Dijl, Grootvader van ons allemaal. In: Algemeen Dagblad, 1-9-2000. (over De trein naar Pavlovsk en Oostvoorne) |
Paul Verhuyck, God is naargeestigheid. In: De Standaard, 12-10-2000. (over De trein naar
|
| |
| |
Pavlovsk en Oostvoorne) |
Warder [= Barber] van de Pol, Over de mens en over niets anders. In: Roodkoper, jrg. 5. nr. 7, oktober 2000, pp. 33-34. (over Gedichten 1977-1999) |
Marjoleine de Vos, Ik zag de liefde onder ogen. Over de poëzie van Toon Tellegen. In: Ons Erfdeel, jrg. 44, nr. 1, januari-februari 2001, pp. 89-93. |
Gerrit Komrij, Het jaar van de onberispelijke poëzie. In: Gerrit Komrij, Vreemd pakhuis. Verspreide stukken. Amsterdam 2001, pp. 95-107. (over onder meer Over liefde en over niets anders) |
T. van Deel, Niet onvoltóoide, maar onvoltooibáre gedichten. In: Trouw, 24-3-2001. (over onder meer - of ik) |
Rien van den Berg, De verbeten meppende engelen van Toon Tellegen. In: Liter, jrg. 5, nr. 24, 2002, pp. 52-67. (over Een man en een engel) |
Thomas van den Bergh, Er was eens... In: Elsevier, 4-1-2003. (over Brieven aan Doornroosje) |
Arie Storm, Laat haar toch slapen! In: Het Parool, 7-2-2003. (over Brieven aan Doornroosje) |
Lisette ten Voorde, Een plekje in het bos van literatuur. Hoe zijn de dierenverhalen van Toon Tellegen te plaatsen in de literaire traditie? Leiden, oktober 2003. (doctoraalscriptie) |
Kester Freriks, Hier ben ik, het geluk. Het niet-toneelstuk van Toon Tellegen. In: NRC Handelsblad, 9-4-2004. (over Omstanders) |
Mario Molegraaf, Een poëet voor ons. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 25-8-2004. (over Minuscule oorlogen) |
Barber van de Pol, Van die drie onhandigheid het meest. In: de Volkskrant, 27-8-2004. (over Minuscule oorlogen) |
Bernhard Christiansen, Donzig universum. In: Awater, jrg. 3, nr. 3, najaar 2004, pp. 34-35. (over Minuscule oorlogen) |
Elke Brems, De klungelende mens. In: Poëziekrant, jrg. 29, nr. 3, mei-juni 2005, pp. 67-68. (over Minuscule oorlogen) |
Mario Molegraaf, Ik en ik. In: Mario Molegraaf, Je ongezond verstand gebruiken. [Amsterdam] 2005, pp. 84-85. (over Daar zijn woorden voor) |
Mario Molegraaf, Onmiskenbaar is de ij een zij. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-2-2006. (over ...mnopq...) |
Cathérine de Kock, Vader in een vaas. In: De Standaard, 15-6-2007. (over Raafrogels) |
Janita Monna, Een kast vol bizarre jassen. Over het werk van Toon Tellegen. In: Yra van Dijk en Koen Hilberdink (red.), Jan Campert-prijzen 2007. Nijmegen 2008, pp. 7-27. (op pp. 28-74 een bibliografie) |
Jacq Vogelaar, Beneden ons gaapt alledag. In: De Groene Amsterdammer, 7-3-2008. (over het proza) |
Iij a Leonard Pfeijffer, Zo pleegt niemand zelfmoord. In: NRC Handelsblad, 14-3-2008. (over Hemels en vergeefs) |
Erik Jan Harmens, Toon Tellegen is diep gezonken. In: Trouw, 21-6-2008. (over Hemels en vergeefs) |
Thomas Möhlmann, Frunniken aan de eindigheid. In: Awater, jrg. 7, nr. 2, zomer 2008, pp. 40-41. (over Hemels en vergeefs) |
Pjotr van Lenteren, De toon van Tellegen. In: de Volkskrant, 6-3-2009. |
Arie Storm, De mier en zijn identiteitscrisis. In: Het Parool, 18-3-2009. (over Het vertrek van de mier) |
Marie Verheij, Knklpr. In: Nederlands Dagblad, 27-3-2009. (over Het vertrek van de mier) |
Gaston Franssen, Dansend duiden. Over Een dansschool (1992) van Toon Tellegen. In: Dirk de Geest e.a. (red.), ‘Ergens beginnen’. Bijdragen over Nederlandse poëzie (1967-2009) voor Hugo Brems bij zijn emeritaat. Leuven 2009, pp. 226-233. |
Tzum, nr. 46, 2009. Speciaal Toon Tellegennummer, waarin onder meer:
- | Judith Wilkinson, Toon Tellegen in English, pp. 6-9. |
- | Barber van de Pol, Ode aan de onhandigheid, pp. 12-13. |
- | Chaim Achttienribbe, Toon Tellegen in Rusland, pp. 14-15. |
- | Lili Ahonen, Vriendschap in taal, pp. 22-24. (over de vertalingen in het Fins) |
|
Mario Molegraaf, In eindeloos gevecht met
|
| |
| |
de engel. In: De Stentor, 29-10-2009. (over Stof dat als een meisje) |
Bregje Boonstra, Toon Tellegen. Die schrijver, dat ben ik alleen. In: Brege Boonstra, Wat een mooite! Hoogtij in het kinderboek in acht portretten. Amsterdam/Antwerpen 2009, pp. 196-223. (vraaggesprek en overzichtsartikel) |
Johan Reijmerink, Het gevecht met de engel. In: Poëziekrant, jrg. 33, nr. 7-8, november-december zoog, pp. 103-104. (over Stof dat als een meisje) |
Arie Storm, De olifant heeft een innerlijke drang: In Het Parool, 30-6-2010. (over Het wezen van de olifant) |
Mario Molegraaf, Toon Tellegen. ‘Minuscule oorlogen (niet met het blote oog zichtbaar)’. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 90, mei 2011. |
Janita Monna, De woorden sporen de dichter op. In: Trouw, 25-6-2011. (over Schrijver en lezer) |
Astrid Alban, Recurrent pattern. In: TLS, 1-7-2011. (over Raptors, de vertaling van Raafvogels) |
Luuk Gruwez, Filosofie in negligé. In: De Standaard, 21-10-2011. (over Schrijver en lezer) |
126 Kritisch lit. lex.
september 2012
|
|