| |
| |
| |
Nico van Suchtelen
door Margaretha H. Schenkeveld
1. Biografie
Jhr. Nicolaas Johannes (Nico) van Suchtelen werd geboren op 25 oktober 1878 in Amsterdam en overleed op 27 augustus 1949 in Ermelo. Zijn vader was aanvankelijk commies eerste klas in de telegrafie en werd in 1890 eigenaar van een kalkfabriekje in het Duitse Letter. In Hannover, waar de familie woonde, bezocht Nico het Realgymnasium. Terug in Nederland, waar hij vanaf 1893 bij een tante in Haarlem woonde, deed hij in 1897 eindexamen HBS. In 1898 volgde het aanvullend staatsexamen. Van juli 1899 tot september 1900 woonde hij afwisselend voor zijn studie in de chemie in Amsterdam en als kolonist op Walden. Tot dat laatste was hij geïnspireerd door Frederik van Eeden, met wie hij in 1897 kennis had gemaakt. In 1901 deed hij kandidaatsexamen chemie. Hij studeerde vervolgens enige tijd economie en sociologie, daarna rechten, waarin hij na allerlei onderbrekingen in 1909 afstudeerde. Intussen was hij getrouwd en had hij met zijn gezin twee jaar in Zürich gewoond, waar hij verschillende colleges, onder andere in de filosofie, psychologie en het volkenrecht volgde aan de Hochschule.
Van Suchtelen leidde enkele jaren samen met Simon A. Maas, secretaris van de socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra, een uitgeverij, maar deze ging in 1909 failliet. Vervolgens werkte hij achtereenvolgens als nachtredacteur bij het dagblad Het Vaderland en als secretaris van de industrieel en filantroop M.C.M. de Groot in Schiedam. In 1911 promoveerde hij tot doctor in de Staatswetenschappen.
Sinds 1913 was Van Suchtelen verbonden aan de Wereldbibliotheek, in 1905 opgericht door L. Simons als Maatschappij
| |
| |
voor Goede en Goedkope Lectuur en bedoeld als een middel tot volksopvoeding en -ontwikkeling. Daar was Van Suchtelen geheel op zijn plaats. Hij klom op tot directeur (1932). Van 1921 tot aan zijn dood woonde hij in Sloterdijk naast het gebouw van de uitgeverij. Van Suchtelen is tweemaal getrouwd geweest, van 1902 tot 1921 met Cl van Hoogstraten en, na ontbinding van dit huwelijk, met C.E. van der Werf. Uit beide huwelijken zijn kinderen geboren, respectievelijk vijf en drie.
Nico van Suchtelen publiceerde in tal van tijdschriften: het Tweemaandelijksch tijdschrift, Groot Nederland, De Beweging, De Gids, De Nieuwe Gids, Onze Eeuw, De Nieuwe Amsterdammer, De Stem, Leven en werken, De Ploeg, Wil en weg De Nieuwe Ploeg, de laatste drie waren uitgaven van de Wereldbibliotheek. Als pseudoniem voerde hij een enkele maal de naam Theo van Berkel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Nico van Suchtelen was een veelzijdig en veelgelezen schrijver: behalve lyrisch en dramatisch werk schreef hij romans en korte verhalen. Hij vertaalde bovendien zeer veel belangrijke werken uit de wereldliteratuur, onder andere van Dante, Spinoza, Homerus, Marcus Aurelius, Erasmus, Goethe, Heine en Freud, vertalingen die hij vaak inleidde met een essay over de desbetreffende auteur.
De grote populariteit die hij in de eerste helft van de twintigste eeuw genoot, had Van Suchtelen te danken aan zijn duidelijk van een levensvisie getuigende romans. De eerste twee, Quia absurdum (1906) en De stille lach (1916), haalden respectievelijk zeventien en tweeëndertig drukken (waarvan het merendeel - respectievelijk vijftien en dertig - tot 1940). In het kielzog daarvan deden ook andere romans het heel goed, vooral Eva's jeugd (1925), waarvan in 1942 de vijftiende druk uitkwam. Maar ook een meer bekritiseerde roman als Demonen (1920) werd zeven maal herdrukt, evenals het positief ontvangen Tat team asi (1933).
| |
Thematiek
Behalve door het feit dat Van Suchtelen - anders dan de hem voorafgegane prozaschrijvers van Tachtig - normaal proza schreef, werden lezers bijzonder aangesproken door de destijds actuele thematiek van deze romans. Grote levensbeschouwelijke en samenlevingsproblemen komen aan de orde: de waarde van de droom, zelfonderzoek, vooruitgangsgeloof, de houding tegenover de cultuur, kunst voor de gemeenschap, antidogmatisme, liefde voor de vrije natuur, vormen van liefde en maatschappelijke betrokkenheid; dit zijn bijvoorbeeld de thema's van De stille lach. Verspreid over zijn andere romans en zijn toneelstukken komen deze thema's voortdurend terug.
| |
Ontwikkeling
Met zijn geschriften nam Van Suchtelen stelling voor zulke uiteenlopende zaken als pacifisme, internationale samenwerking en het kamperen in de vrije natuur. Vanwege de politieke stellingname tegen fascisme en nationaal-socialisme (uitgesproken satirisch in 1939 in Het spiegeltje van Venus) waren uitgave en verkoop van zijn werk tijdens de tweede wereldoorlog verboden. Aan de romanschrijver ging de dichter Van Suchtelen vooraf: in
| |
| |
1903 debuteerde hij met het dramatische gedicht Primavera; twee jaar later verscheen Verzen (ook een dramatisch gedicht bevattend, ‘Kroisos’), en in 1913 de sonnettenkrans Liefde's dool.
| |
Verwantschap
Zijn poëzie past in wat De Beweging van Albert Verwey voorstond - wijsgerig-lyrisch, het geloof belijdend in het Al-Ene, ook Leven, Wil, Schoonheid of Fantasie genoemd - maar heeft te weinig eigen geluid om van blijvende waarde te zijn. Na 1913 zwijgt Van Suchtelen vrijwel geheel als lyrisch dichter.
| |
Techniek
Thematiek
Zijn eerste roman, Quia absurdum - waarvan de titel is ontleend aan een uitspraak van de kerkvader Tertullianus: ‘credo quia absurdum’ (‘Ik geloof omdat het ongerijmd is’) -, is een verslag in briefvorm, geschreven door Arthur aan Minka, over het leven van zijn vriend Odo; het verslag is ‘gedocumenteerd’ met brieven en dagboekfragmenten van Odo. Odo is een jonge, idealistische student in de chemie en dichter, eenzaam opgegroeid, die, overhoopliggend met de maatschappij, na korte tijd zijn studie opgeeft om onder de arbeiders te verkeren en later kolonist wordt van de Harmonie, in de Zwitserse bergen, een kolonie á la Walden van Van Eeden. Odo is verliefd op Minka, die hem afwijst en later Arthur verkiest. Ook in de kolonie houdt hij het niet uit, maar na verloop van tijd keert hij er terug. Enerzijds trekt hem de gemeenschap, anderzijds is hij er te individualistisch voor ingesteld. De verwerking van zijn ervaringen en zijn lectuur brengen hem steeds meer tot inzicht in het leven: ‘Wanneer ik hen niet had, Augustinus, Eckhart, Spinoza! Wanneer ik niet altijd weer opnieuw mij bedwelmen kon met hun god-vervulde dronkenheid! O grootste zielen en meest-verblinde, enige haast die ik begrijp en liefheb. Om hunnentwil en om mijzelf geloof ik, dat mijn leven een zin heeft, om een grote, goddelijke dwaasheid. Credo quia absurdum’ (p. 139). Maar telkens wanneer het inzicht heeft gegloord, valt Odo terug in walging en vertwijfeling over de leegheid van het bestaan. Wanneer hij het toppunt van zelfbevrijding en dus van levensinzicht heeft ontvangen en zich in harmonie voelt met het leven, pleegt hij zelfmoord. Ten gevolge van die zelfmoord voelt zijn vertrouwde en begrijpende vriendin Martha, in wier gezin hij vaak komt, zich sterker en ziet zij het leven ‘schoner’. Zo krijgt Odo's leven een zin: de dood heeft gewerkt als katharsis.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
Relatie leven/werk
Uniek in Quia absurdum is de ietwat ironische evocatie van het kolonieleven, waaraan Van Suchtelen zelf ook had deelgenomen. De schrijver heeft zich later kritisch uitgelaten over het Werther-achtige van Odo. Inderdaad komt in de volgende romans een dergelijke figuur, die in hoge mate opgaat in zijn eigen leed en walging, niet meer voor. Wel is Odo de eerste in de reeks van mannelijke hoofdpersonages in Van Suchtelens werk die eigen bewustwording zoekt, zoals Joost Vermeer in De stille lach, Victor Volleert in Demonen en Jansen in Tat team asi. Naast de man die bewustwording zoekt, treedt er vanaf het begin een ideale vrouw op in de romans: wijs, gevoelig, begrijpend, gericht op anderen. Van Suchtelen achtte het, toen hij erop attent gemaakt werd door Albert Verwey, niet onmogelijk dat Martha van Eeden-van Vloten model heeft gestaan voor Martha in Quia absurdum.
| |
Kritiek
Er zijn verschillende getuigenissen dat Quia absurdum de jonge generatie, voor zover die literair geïnteresseerd was, in het hart raakte. Annie Salomons schrijft: ‘Hier wordt alles gezegd, wat verward en onduidelijk in me leeft. Dit is het boek van onze generatie.’ En Jan Greshoff, geciteerd bij Anbeek, herinnert zich de voorpublicatie van deze roman in De Beweging. ‘Ik, jong, onzeker en op een vage wijze idealistisch, las hem niet: ik drónk hem. Ik zoog hem in met al mijn poriën. Dit was wat ik zocht en nodig had: een verjongde romantiek, waarin een ietwat dwepend natuurgevoel, een poëtische sociale ethiek, een verrukkelijke buitenissigheid zich oplosten. Natuurlijk, het natuurgevoel en de ethiek waren niet vrij van een zekere letterkundigheid, maar het is die letterkundigheid, welke meestal noodlottig, hier juist het boek redt. Want: wij waren zo.’ Eerder al, in 1938, had Marie Schmitz de personages getypeerd als verpersoonlijkingen van de tijdgeest, die Van Suchtelen op deze wijze scherp wist te typeren. Het zijn de geestesstemmingen van het begin van de eeuw: enerzijds verlangen naar nieuwe maatschappelijke ordening, anderzijds het scepticisme, de twijfel aan bestaande waarden, de lust in ziekelijke ‘zelfdoorvorsching’. Beide openbaren zich in een jeugd die de wereld bestormde met het woord, maar die te verscheurd, te onevenwichtig was voor de verlossende daad.
| |
| |
| |
Techniek
Veruit het belangrijkste in Quia absurdum zijn de gedachten en de gesprekken over abstracte zaken; de verhaalgebeurtenissen zijn slechts begeleidende verschijnselen. Dit geldt voor vrijwel alle romans van Van Suchtelen, zij het in mindere mate voor Demonen en Eva's jeugd. In deze laatste roman worden de denkbeelden voor een aanzienlijk deel uitgebeeld via de personages en hun belevenissen, zodat het verhaalgebeuren een grotere plaats inneemt. Opvallend is voorts de rol die brieven en dagboekfragmenten in de romans spelen: de hoofdvorm van De stille lach is die van een briefwisseling en Tat team asi bestaat uit ‘ongeordende fragmenten, invallen, kanttekeningen, dagboekbladen, herinneringen of hoe ge het allegaartje noemen wilt’ (p. 15).
| |
Thematiek
Kritiek
Een belangrijk thema in het werk van Van Suchtelen is de liefde tussen man en vrouw: in De stille lach gaat het om liefde die een vrouw wel beantwoordt, maar uiteindelijk niet aandurft, in Demonen om liefde voor andere vrouwen dan de eigen echtgenote. Ook in de ‘comedie der liefde in vijf bedrijven’ De tuin der dromen (1913) raakt de hoofdpersoon, een schilder met veel Dromen en dus verheven ideeën, ondanks de liefde voor zijn vrouw, steeds weer verliefd op andere vrouwen. Met name op Olga, een kokette jonge vrouw, die experimenteert met de liefde. In het dagelijks bestaan is de schilder een man zonder verantwoordelijkheidsgevoel, maar anderzijds houdt hij als kunstenaar vast aan zijn dromen. Ook zijn tegenspeelster Olga roept - zo heeft de auteur het gewild - vragen op: is zij meer dan een kokette vrouw, is zij slachtoffer van zichzelf of van anderen? De liefde van de echtgenote is diep, maar het duurt lang voordat zij in staat is de grote kunstenaar in haar man te zien. De vierde belangrijke speler in het drama is de huisvriend-arts, een man met grote mensenkennis, heimelijk houdend van de vrouw van de schilder. Hoewel het het enige stuk van Van Suchtelen is dat professioneel werd opgevoerd (in 1917 door het Hofstad-Toneel) klonk in de kritiek als bezwaar dat het eerder een leesdrama is dan een stuk om te spelen; ook had men, bij alle waardering, kritiek op de onduidelijkheid van de uitbeelding van het karakter van de schilder en/of Olga.
De uitbeelding van de karakters door Van Suchtelen is vaker voorwerp van kritiek geweest. Zo krijgt het verhaal in Eva's
| |
| |
jeugd door de vele zuivere, edele verhaalpersonages en hun edele daden iets zoetelijks en sentimenteels. De afkeurenswaardige personages zijn voornamelijk stereotypen. En tegenover de over het algemeen positieve ontvangst van De stille lach stonden de volstrekte afwijzing door Herman Middendorp en het bezwaar van A.C.S. de Koe dat de uitbeelding van de twee hoofdfiguren niet overtuigt.
| |
Thematiek
Kunstopvatting
Deze hoofdfiguren zijn de dichterlijke schoolmeester-journalist Joost Vermeer en de succesvolle schrijfster Elisabeth van Rosande, wie hij per briefwisseling zijn liefde belijdt, een liefde die zij wel beantwoordt, maar tenslotte niet aandurft. Zij is een ander vrouwentype dan men bij Van Suchtelen pleegt tegen te komen: kritisch, onzeker, een ‘onafhankelijke vrouw’. Vermeer is een wijs, geresigneerd man en een idealist: als vrijwilliger in dienst getreden bij het Rode Kruis, sneuvelt hij in de oorlog. Hij laat een vlammend pacifistisch protest na, ‘Testament van een schoolmeester’. Tegenover Tachtig - dan nog steeds een factor van gezag - verkondigt Joost Vermeer (en daarmee Van Suchtelen): ‘Tendensloze kunst is geen kunst. Kunst moet getuigen’ (p. 46). Mede om deze opvatting, maar vooral vanwege de aan de orde gestelde problemen, is het boek vooral een tijdsdocument.
De roman is voortgekomen uit de samenwerking van Van Suchtelen en Annie Salomons, maar de laatste hield de briefwisseling niet vol. Wat precies haar aandeel geweest is, valt niet te achterhalen, bij gebrek aan documenten. De roman verscheen onder alleen Van Suchtelens naam.
| |
Thematiek
In de vier jaar later gepubliceerde roman Demonen wordt de hoofdpersoon, fabrieksdirecteur en uitvinder Victor Volkert, niet alleen met liefdesproblemen geconfronteerd, maar vooral ook met zijn demonen: eenzaamheid, verlangen en arbeid, die eerzucht impliceert. Aan het eind, wanneer hij zijn dochtertje verloren heeft, zijn tekeningen en papieren zijn verbrand en hij zonder vrouw overblijft, berust hij. Hij zal nu wachten tot hij weet ‘wat het leven van hem wil’.
| |
Techniek / Kritiek
Er zijn wat meer gebeurtenissen in deze roman dan in de twee vorige, anderzijds waren er nogal wat tijdgenoten die het composietkarakter van plaats en tijd te weinig in overeenstemming
| |
| |
met een realistische uitbeelding vonden. Stad en land zijn niet-Nederland, maar er komen gebeurtenissen in voor die aan de contemporaine vaderlandse geschiedenis herinnerden en alle persoonsnamen zijn Nederlands. De tijd is die van de eerste wereldoorlog, maar de uitvinding waaraan Volkert werkt, die van het vliegtuig, is door Van Suchtelen niet gekozen om zijn historische juistheid, maar om zijn symbolische waarde: ‘zich hoog boven de aarde verheffend’.
| |
Thematiek
Eva's jeugd is Van Suchtelens eerste roman met een vrouwelijke hoofdfiguur. Eva's leven wordt erin gevolgd van baby tot achttienjarige. Haar ouders zijn gestorven, ze groeit op onder de hoede van haar grootvader en een oude gedienstige. Liefde ontvangt ze in ruime mate, maar leiding ontbreekt. Daarmee tekent Van Suchtelen het onbedorven natuurkind met een zuiver gevoel voor de natuur, voor rechtvaardigheid, edelmoedigheid, mensenliefde, eerlijkheid en een afkeer van alles wat onnatuurlijk en gemaakt is. Bij het onbedorven zijn hoort een hoge mate van naïviteit. Levenslustig als Eva is, is zij op school buitengewoon ondeugend. Haar grote liefde is een enkele jaren oudere HBS-genoot, Ru Verstraete, even edel, maar ook knap en wijs. Hij werkt aan Eva's opvoeding.
| |
Visie op de wereld
Thematiek
In deze roman ontvouwt Van Suchtelen zijn gedachten over opvoeding via verschillende personages als object: geen opvoeding (Eva), een goede opvoeding (haar vriendin Jet Stoops), een radicaal verkeerde opvoeding (Meta Bakker). Van Suchtelens ideale opvoeder bezit humor, is eerlijk en redelijk, heeft vertrouwen in zijn kinderen en is gericht op het overbrengen van geestelijke waarden, die overigens niet de conventionele hoeven te zijn. Andere thema's zijn vrije liefde, dienstweigering (Ru weigert dienst en komt daardoor in de gevangenis terecht), socialisme, gevangeniswezen, reclassering, christelijke religie en kerk en - aan het slot - de eenheid van al het zijnde.
| |
Kritiek
Het onthaal was gemengd. De klacht is meer dan eens dat het begin, de prille jeugd van Eva, te anekdotisch is. Vanuit zijn socialistisch standpunt vond A.M. de Jong het ondanks de pretentie algemeen-menselijk te zijn, beperkt ‘burgerlijk’. Een ander karakteriseerde het als een ‘bakvisschenboek’. De huidige lezer is geneigd om met beide oordelen in te stemmen.
| |
| |
| |
Techniek / Kunstopvatting
Thematiek / Visie op de wereld
De ‘ongeordende fragmenten’ in Tat tvam asi (ondertitel: Aanteekeningen van een kristalkijker) zijn de notities van een man op leeftijd, voormalig politicus, diplomaat, journalist, reiziger, geleerde, Jansen van Zevenhuyzen, die zichzelf altijd Jansen noemt, een ‘allemans naam’. Hij had voor zijn geschrift de objectieve vorm van een roman overwogen, maar uiteindelijk toch gekozen voor de subjectieve vorm van de fragmenten, wat hij rechtvaardigt met het argument dat ons leven zelf ‘slechts fragmentarisch, anecdotisch’ is (p. 43) èn met het visioen dat hem drie keer ten deel gevallen is wanneer hij in zijn kristal keek, hoe van alle kanten over Moeder Aarde mensen op hem af komen, ‘mensen als ik zelf’, ‘in duizend gedaanten’ en hij een ‘sterke stem’ hoort: ‘Tat tvam asi’, dat zijt gij zelf (p. 45). Er worden in deze roman weer tal van thema's aangesneden: kunst en kunstbeschouwing, pacifisme, internationale samenwerking, communisme en fascisme, taal, de Amerikaanse cultuur tegenover de Europese, tijd en eeuwigheid, het ware geloof. Dat laatste wordt omschreven als ‘de zegening de “onuitsprekelijke genade” van het klare denken, van die feilloze intuïtie, die toch niets anders is als het vaste en zekere, het werkelijk ware geloof in de goddelijke Logos in zijn zuiverste vorm’ (p. 226).
| |
Traditie / Verwantschap
In literair-historisch opzicht staan de romans van Van Suchtelen in de traditie van het realisme, zoals dat zich uit het naturalisme ontwikkeld had. Ze onderscheiden zich van de gangbare romanproductie van auteurs als Israël Querido, Ina Boudier-Bakker en Top Naeff door hun getuigeniskarakter, dat zich uit in de aandacht voor maatschappelijke en politieke zaken en de uitgesproken ethisch-filosofische levensovertuiging, waardoor ze worden gedragen. Een ander verschil met het gangbare realisme is dat de voornaamste verhaalpersonages altijd Nederlandse namen dragen, maar dat de plaats waar het verhaalgebeuren gesitueerd is, vaak niet lokaliseerbaar is in Nederland. Het meest geprononceerd is dat het geval in Demonen (vergelijk ook de behandeling van de tijd daar). Het is een poging het algemeen-menselijke aspect van de betreffende roman te ondersteunen.
| |
Stijl
Stilistisch heeft Van Suchtelen bewust voor onversierd taalgebruik gekozen - in reactie op de écriture artiste, die tot een
| |
| |
groot aantal hebbelijkheden had geleid in het Nederlandse proza van na Tachtig. De sobere, verzorgde stijl komt de leesbaarheid ten goede, maar Van Suchtelen schrijft vrij vlak. Ironie en humor - die nimmer ontbreken - zijn vaak zwaar aangezet.
| |
Traditie
De veelzijdigheid van zijn oeuvre - literair en niet-literair -, waarin zich zijn belangstelling voor maatschappelijke en politieke zaken weerspiegelt en waaraan zijn ethisch-filosofische levens- en wereldbeschouwing alsook zijn psychologische inzichten ten grondslag liggen, brengt Van Suchtelen dicht in de buurt van zijn oudere tijdgenoot Frederik van Eeden, die hij op de gevoelige leeftijd van negentien jaar had leren kennen. Beiden zijn blijven geloven in de mogelijkheid van een betere samenleving en de opvoedbaarheid van de mens.
| |
Visie op de wereld
Filosofisch heeft Van Suchtelen altijd in de traditie van Spinoza gestaan. Diens werk las hij al toen hij studeerde voor zijn staatsexamen; in 1915 vertaalde hij de Ethica, in 1932 bezorgde hij een bloemlezing uit Spinoza's geschriften en brieven, Wijsgerige fragmenten, beide met inleiding. Van Suchtelen kent een vast geloof in een sluitend oerbeginsel, door hem onder andere het Al-Ene of God genoemd. Hij denkt evolutief in het spoor van Spinoza, maar terwijl deze het kenproces opvat als een ontwikkeling van de geest tot eenwording met Gods geest, ligt voor Van Suchtelen de hoogste trap buiten het bereik van het discursieve denken: hij stelt zich tevreden met het streven naar waarheid. De werking van het Al-Ene kunnen we, aldus Van Suchtelen, in onszelf waarnemen door de aprioristische bewustheid van ‘de zin van het leven’ en buiten onszelf langs de weg van de bezinning op de dingen en de levende wezens. In Van Suchtelens opvatting is alles bezield, zelfs de anorganische stof leeft; als aanhanger van het psychisch monisme van Heymans en Driesch herleidt hij het fysieke en het psychische beide tot een psychische oerbron. Dit is een van zijn modificaties van Spinoza's leer.
God kan niet worden begrepen, van God getuigen kunnen alleen de mysticus en de dichter, doordat beiden God ervaren. De mysticus kent een ‘innerlijke toestand van verlichtheid’. Hij zwijgt, de dichter spreekt, als levensverbeelder van het Woord' spreekt hij ‘om te doen denken’. Kunst moet getuigen. Van
| |
| |
Suchtelen verwacht dat wijsbegeerte en dichtkunst op den duur hand in hand zullen gaan: ‘Een wijsgeer zoekt waarheid, schoonheid de dichter, maar in de wijsheid die beiden vinden is het logische schoon en het schone logisch’, schrijft hij in Tot het Al-Ene (1927). Kennis van dit filosofische hoofdwerk van Van Suchtelen, waarin al veel eerder geschreven stukken met wijzigingen zijn opgenomen, draagt bij tot het begrijpen van de romans en het toneelwerk.
| |
Thematiek
Dat toneelwerk omvat in de Verzamelde Werken twee delen van samen 664 pagina's. Naast jeugdwerken betreft dit onder meer de kluchten Het daghet in het Westen (1918) - veelvuldig door amateurs opgevoerd - en Het laatste oordeel (1918) en vier drama's waarin de droom een belangrijk thema is. Behalve De tuin der dromen zijn dit De meermin (1911), Droomspel des levens (1930) en De schone verschijning (1949).
De meermin - grotendeels in dichtmaat geschreven, al spreken enkele personages in proza - zit vol met reminiscenties aan Goethe's Faust en aan de ideeën van Freud. Uit de diepten der ziel (1917) is een vroege popularisering van Freuds theorieën, waarmee Van Suchtelen veel succes boekte. Hoofdpersoon is Prins Donar, verloofd met Hella. Hij is uitgestuurd op een zeereis om te genezen van zijn onrust. Donar keert zich af van de werkelijkheid en droomt van de Schoonheid; hij noemt Afrodite ‘oerschoon der eeuwigheden’ en kijkt en luistert bij voorkeur naar de zee. Daar ziet hij de meermin Atlante, op wie hij verliefd wordt om haar schoonheid. De liefde is wederzijds. Na haar menswording treedt Atlante, ondanks het feit dat zij stom is, op als bezielende kracht van Donar en Hella. Zij helpt Donar tenslotte in te zien dat de droom niet buiten het verband van de werkelijkheid gedroomd mag worden. Dan aanvaardt Donar ook Hella als zijn bruid.
| |
Techniek
Een andere visie op de droom biedt Droomspel des levens, waarin een tachtigjarige dichter, die al dertig jaar in armoede en eenzaamheid leeft na een veelbewogen leven in de jaren voordien, in het aangezicht van de dood, tot het inzicht komt dat ook de dood een droom is, een werkelijke levensvorm, zoals hij zijn leven ook heeft leren kennen als de plaats waar het Leven zich afspeelt als een droom van de Algeest. In zijn armoedige omge- | |
| |
ving heeft hij zich zijn ‘ware woon’ gedroomd, de hoge burcht van zijn geestelijk wezen. Dat is de sfeer waarin hij denkt en dicht en bewustwording van zichzelf zoekt. In een aantal taferelen bevindt hij zich in zijn ‘ware woon’, in andere is hij zich er van bewust dat hij in zijn armoedige kamertje ligt te sterven. Tenslotte komt de dichter, die nu beseft altijd geleid te zijn geweest door Eerzucht en Twijfel, tot een ootmoedig vertrouwen in de verborgen zin der Schepping. Hij is bereid tot de overgang naar een nieuwe droomtocht in het hiernamaals. De gevisualiseerde herinneringen en de visioenen die de dichter stervende heeft, wilde de auteur door filmbeelden op het toneel gebracht zien.
| |
Thematiek
Mogelijk onder de indruk van de toenemende tegenstellingen tussen West en Oost schreef Van Suchtelen in mei 1949 zijn laatste toneelstuk, De schone verschijning, dat hij kort voor zijn dood voltooide. Plaats van handeling is ‘een provinciestad in West-Europa’, de tijd is ‘na de tweede wereldoorlog’. In het stuk wordt ‘het’ kapitalisme (zoon Behrends is de harde, egoïstische kapitalist bij uitnemendheid) met zijn steunpilaren, de overheid en de kerk, radicaal afgewezen, terwijl het communisme sympathiek en hoopgevend wordt voorgesteld (Storm). Er zijn ook vertegenwoordigers van de ‘derde weg’ (vader Behrends, een grootindustrieel en zijn dochter Idoena), maar beider sympathie gaat onmiskenbaar uit naar het idealisme van de communist Storm. Als een van de andere personages dit idealisme, met een verwijzing naar Kloos, een droom noemt ‘als alles wat heel ver is en heel schoon’, corrigeert vader Behrends, in de slotzin van het stuk, de spreker: ‘Nee Paul; als wat nabij is en heel schoon wórdt.’
| |
Ontwikkeling / Publieke belangstelling
Behalve dit toneelstuk heeft Van Suchtelen na 1945 geen scheppend werk meer geschreven, maar wel beschouwingen en vertalingen. Al in de bezettingstijd is hij begonnen met de revisie en redactie van wat zijn Verzamelde Werken zouden worden. Die verschenen in twaalf delen tussen 1947 en 1956. Een verkoopsucces werden ze niet. Van Suchtelens werk was nu ouderwets en literair gezien te zeer van het tweede plan om zich te handhaven. Alleen De stille lach werd in deze editie nog één keer herdrukt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Nico van Suchtelen, Primavera. Dramatisch gedicht in drie bedrijven. Haarlem 1903, Erven E Bohn, T/G. (opgenomen in Verzen, tweede druk) |
Nico van Suchtelen, Verzen. Amsterdam 1905, Maas & Van Suchtelen, GB. (tweede, uitgebreide druk: 1912, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur) |
Nico van Suchtelen, Quia absurdum. Amsterdam-Leipzig 1906, Maas & Van Suchtelen, R. (tweede druk: Amsterdam z.j., Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 118-120; 17de druk: Rotterdam-'s-Gravenhage 1953, Nijgh & Van Ditmar, Nimmer Dralend, nr. 39) |
Nico van Suchtelen, De waarde als psychisch verschijnsel. Een studie over de gronden der waardering, in het bijzonder met betrekking tot de ekonomie en haar plaats in het kultuursysteem. Amsterdam 1911, Drukkerij De Nieuwe Tijd, Dissertatie. (delen hiervan verwerkt in Tot het Al-Ene) |
Nico van Suchtelen, De meermin. In: De Gids, jrg. 75, deel I, pp. 1-44, 267-308, 482-526; deel II, pp. 93-137, T. |
Heinrich von Kleist, Kate van Heilbronn of De vuurproef. Groot historisch ridderspel in vijf bedrijven. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1912, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 169, T. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Liefde's dool. Sonnettenkrans in vier boeken. Amsterdam 1913, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Keurboekjes, GB. |
Nico van Suchtelen, De tuin der dromen. Comedie der liefde in vijf bedrijven. Amsterdam 1913, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 255, T. |
Gerhard Hauptmann, De wevers. Drama in vijf bedrijven. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1913, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Toneelbibliotheek, 3e reeks, nr. 2, T. (vert) |
Friedrich Hebbel, Judith. Treurspel in vijf bedrijven (1839-1840). Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1913, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Toneelbibliotheek, 3e reeks, nr. 9, T. (vert.) |
Van reizen en trekken. Onder redactie van Nico van Suchtelen. Amsterdam 1913, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur. |
Nico van Suchtelen, Het eenige redmiddel: een ‘Europeesche Statenbond’. Amsterdam 1914, Comité ‘De Europeesche Statenbond’, E. |
Wolfgang von Goethe, Zielsverwanten. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1915, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 301, R. (vert.) |
| |
| |
Dante Alighieri, Het nieuwe leven. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1915, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 303, Poëzie en proza (vert.) |
Benedictus de Spinoza, Ethica in meetkundigen trant uiteengezet. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1915, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 317, Verhandeling (vert.) |
Nico van Suchtelen, De stille lach. Amsterdam 1916, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 334, R. |
Friedrich Hebbel, Herodes en Mariamne. Treurspel in vijf bedrijven. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1916, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 321, T. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Uit de diepten der ziel. Samenspraken over droom en geweten. Met een algemene inleiding over het psycho-analytisch onderzoek van de droom. Amsterdam 1917, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Verhandeling. |
Nico van Suchtelen, Het daghet in het Westen. Kluchtspel in twee bedrijven. Amsterdam 1918, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Toneelbibliotheek, T |
Nico van Suchtelen, Zwerftochten met de tent door Nederland. Amsterdam 1918, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, VB. |
Heinrich Heine, Ideeën. Het boek le Grand. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1918, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nr. 376, V. (vert.) (vierde druk: Rotterdam 1972, Ad. Donker) |
A. Maeder, Genezing en ontwikkeling in het zieleleven. De psychoanalyse en hare beteekenis voor het moderne leven. Met een voorwoord van J.R. Katz. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1919, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Handboekjes Elck 't Beste, Verhandeling (vert.) |
Nico van Suchtelen, Demonen. Amsterdam 1920, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 401, R. |
Nico van Suchtelen, Zwerveling in den vreemde. Amsterdam 1923, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Korte verhalen uit de wereldbibliotheek, nr. 9, V. (opgenomen in Zwerftochten) |
Sigmund Freud, Het ik en de psychologie der massa. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1924, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Handboekjes Elck 't Beste, Verhandeling (vert.) |
Nico van Suchtelen, Eva's jeugd. Amsterdam 1925, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 476, R. |
Jacob Wassermann, Christiaan Wahnschaffe. Roman in twee deelen. 2 dln. (Eva en Ruth). Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1925, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, nrs. 473 en 477, R. (vert.) |
| |
| |
Nico van Suchtelen, Tot het Al-Ene. Amsterdam 1927, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Nederlandsche Bibliotheek, nr. 518, Verhandeling |
Jacob Wassermann, Het ganzenmannetje. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1929, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, R. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Droomspel des levens. Dramatisch gedicht in negen tonelen. Amsterdam 1930, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, T. |
Homeros, Odysseus' dool. Zang V-XIII (vs. 187) der Odyssee. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1930, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, G. |
Nico van Suchtelen, Zwerftochten. Amsterdam 1932, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wij zijn jong, VB. |
Benedictus de Spinoza, Wijsgeerige fragmenten. Een bloemlezing uit zijn geschriften en brieven. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1932, Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur, Wereldbibliotheek, Verhandeling (vert.) |
Nico van Suchtelen, Tat tvam asi. Aanteekeningen van een kristalkijker. Amsterdam 1933, Wereldbibliotheek, R. |
Nico van Suchtelen, Fontie. Met tekeningen van Jo Spier. Amsterdam 1935, Wereldbibliotheek, V. |
Andreas Latzko, Lafayette. De ruiter op den regenboog. 2 dln. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1935, Wereldbibliotheek, Biografie (vert.) |
Laotse, Spreuken. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1935, Wereldbibliotheek-Vereeniging, Aforismen (vert.) |
Nico van Suchtelen, Oorlog. Feestgelag ter herdenking en huldiging van Desiderius Erasmus. Amsterdam 1936, Wereldbibliotheek, nr. 643, Verhandeling. |
Andreas Latzko, De man aan de oever. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1937, Wereldbibliotheek, R. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Uit zijn werk. Samengesteld door C.E. van Suchtelen-van der Werff, Amsterdam 1938, Wereldbibliotheek-Vereeniging, Bl. |
Nico van Suchtelen, Interview. Voordracht gehouden op de 22ste october 1938 voor het kunstenaars-centrum voor geestelijke weerbaarheid bij de opening der tentoonstelling van werken van Frederik van Eeden, Herman Gorter, Henriëtte Roland Holst en Nico van Suchtelen in het museum Fodor te Amsterdam. Amsterdam 1938, Wereldbibliotheek, E. |
Marcus Aurelius Antoninus, Zelfbespiegelingen. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1938, Wereldbibliotheek. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Het spiegel je van Venus. Ofwel proeve ener bijdrage tot de geestelijke en morele herbewapening der planeet Valdoloris. Amsterdam 1939, Wereldbibliotheek, V. |
| |
| |
Heinrich von Kleist, Michael Kohlhaas. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1940, Wereldbibliotheek-Vereeniging, V. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Het eerst nodige. Gedachten over de grondslagen der toekomstige samenleving. Amsterdam 1945, Wereldbibliotheek-Vereeniging, Verhandeling. |
[Anoniem], Het nachtfeest van Venus [Pervigilium Veneris]. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1946, Wereldbibliotheek-Vereeniging, G. (vert.) |
Nico van Suchtelen, Verzamelde Werken. 12 dln. Amsterdam 1947-1956, Wereldbibliotheek. |
William Shakespeare, Het treurspel van Hamlet, prins van Denemarken. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1947, Wereldbibliotheek, T. (vert.) |
Michelangelo, Sonnetten. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1947, Wereldbibliotheek-Vereeniging, GB. (vert.) |
E.T.A. Hoffmann, De elixers van de duivel. Nagelaten papieren van broeder Menardus, kapucyn. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1948, Wereldbibliotheek, R. (vert.) |
Wolfgang von Goethe, Novellen. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1948, Wereldbibliotheek-Vereeniging, N. (vert.) |
William Shakespeare, Een midzomernachtdroom. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1948, Wereldbibliotheek-Vereeniging, T. (vert.) |
Wilhelm Hauff, De bedelares van de Pont des Arts. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1949, Wereldbibliotheek-Vereeniging, N. (vert.) |
William Shakespeare, Macbeth. Vertaald door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1950, Wereldbibliotheek, T. (vert.) |
Theodor Storm, Aquis submersus. Vertaald en ingeleid door Nico van Suchtelen. Amsterdam 1955, Wereldbibliotheek, V. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Van verschillende oudere publicaties over Van Suchtelen is de precieze datering of bron onbekend. Zij bevinden zich alle in de knipselverzameling van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum.
Albert Verwey, Nico van Suchtelen: Verzen. In: De Beweging, jrg. 9, maart 1913, pp. 194-201. |
Herman Middendorp, [recensie van] De stille lach. In: De tijdspiegel, dl. 2, mei 1917, pp. 48-57. |
A.C.S. de Koe, [recensie van] De stille lach. In: Onze eeuw, jrg. 17, dl. 4, oktober 1917, pp. 111-119. |
A.M. de Jong, [recensie van] Eva's jeugd. In: Het volk, 1926. |
J.M. Yssel de Schepper, [recensie van] Eva's jeugd. In: Weekblad voor Rotterdam, 1926. |
Marie Schmitz, Nico van Suchtelen bij zijn zestigste verjaardag. [bron onbekend], 1938. |
Victor E. van Vriesland (red.), Het werk en de mens Nico van Suchtelen. Amsterdam 1948. Hierin onder meer:
- | P.H. Ritter, Nico van Suchtelen, zijn stijl, zijn plaats, zijn betekenis, pp. 21-28 |
- | Mea Nijland-Verwey, Nico van Suchtelen als dichter, pp. 29-49. |
- | Johan W Schotman, Nico van Suchtelen als romancier, pp. 51-60. |
- | O. Noordenbos, Nico van Suchtelen als filosoof, pp. 61-74. |
- | Marie Schmitz, Nico van Suchtelen als criticus en essayist, pp. 85-95. |
- | V.W.D. Schenk, Nico van Suchtelen en de psycho-analyse, pp. 97-105. |
- | Manuel van Loggem, Het dramatisch werk van Nico van Suchtelen, pp. 149-158. |
- | Bibliografie, pp. 195-213. (niet compleet) |
|
Menno ter Braak, Idealistische satire. In: Menno ter Braak, Verzameld Werk. Deel 7. Amsterdam 1951, pp. 363-368. (over Het spiegeltje van Venus) |
W.J.M.A. Asselbergs, Nico van Suchtelen. In: W.J.M.A. Asselbergs, Het tijdperk der vernieuwing van de Nederlandse letterkunde. 's-Hertogenbosch-Antwerpen-Brussel 1951, pp. 262-268. (algemeen; verwijst ook naar oudere literatuur) |
Annie Salomons, Herinneringen uit den ouden tijd. Den Haag 1957, pp. 119-130. (biografisch) |
Roger Henrard, Zwerftocht tot het Al-Ene: Nico van Suchtelen. In: Roger Henrard, Wijsheidsgestalten in dichterwoord. Onderzoek naar de invloed van Spinoza op de Nederlandse literatuur. Assen-Amsterdam 1977, pp. 321-331. |
M. Nijhoff, [recensie van Demonen]. In: M. Nijhoff, Verzameld werk. Deel 2. Tweede druk. Amsterdam 1982, pp. 52-55. |
Ilse N. Bulhof, Psychoanalyse van de wereldziel. Nico van Suchtelen. In: Ilse N. Bulhof, Freud en Nederland. Baarn 1983, pp. 247-255. |
P. Knolle, Suchtelen, Jhr. Nicolaas Johannes van. In: Biografisch woordenboek van Nederland. Deel 2. Amsterdam 1985, pp. 548-550. |
Ton Anbeek, Het boek van een generatie. ‘Quia absurdum’ of de vreugden van een literatuurgeschiedschrijver. In: Literatuur, jrg. 3, nr. 1, januari-februari 1986, pp. 10-14. |
F. de Glas, Nieuwe lezers voor het goede boek. De Wereldbibliotheek en ‘Ontwikkeling’/De Arbeiderspers vóór 1949. Amsterdam 1989. (onder meer over de rol van Van Suchtelen als uitgever) |
Frans Ruiter en Wilbert Smulders, ‘Kunst voor Allen’: Nico van Suchtelen en de Wereldbibliotheek. In: Frans Ruiter en Wilbert Smulders, Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990. Amsterdam 1996, pp. 182-192. (over Van Suchtelen als representant van het Synthetisme) |
Esther Blom, Suchtelen (jonkheer) Nicolaas Johannes van. In: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Deel 6. Amsterdam 1996, pp. 213-218. |
Henk B. Boumans, Nico van Suchtelen. Een bibliografie. [z.pl., z.jr.] (niet in de handel) |
69 Kritisch lit. lex.
mei 1998
|
|