| |
| |
| |
Garmt Stuiveling
door G.J. van Bork
1. Biografie
Garmt Stuiveling is op 21 december 1907 geboren in Stroobos (gemeente Grootegast), waar zijn vader, Pieter Stuiveling, onderwijzer en leraar Duits was. Stuivelings vader was buitenkerkelijk en een overtuigd lid van de SDAP. Na de lagere school in Stroobos volgde Garmt onderwijs aan de gemeentelijke hbs in Groningen, waar hij in 1925 eindexamen hbs-b deed. Na een aanvullend staatsexamen-alfa in 1927 kon hij Nederlands gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dat stelde hem tevens in staat de colleges te volgen van Gerard Heymans en Leo Polak, hoogleraren die zijn denken in humanistische richting hebben beïnvloed. In zijn studententijd begon Stuiveling zich politiek te engageren. Hij werd voorzitter van de Sociaal Democratische Studenten Club en voorts was hij actief in de pacifistische jongeren- en geheelonthoudersbeweging.
Aan de Groningse universiteit ontmoette Stuiveling Mathilde van Vierssen Trip, dochter uit een liberaal en aristocratisch geslacht, met wie hij in 1935 in het huwelijk trad. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren.
Via de dichter Jan W. Jacobs en de Socialistische Kunstenaars Kring leerde Stuiveling Henriëtte Roland Holst kennen. Hij bleef tot haar overlijden in 1952 met haar bevriend. Intussen schreef Stuiveling ook zelf poëzie en toen Henriëtte Roland Holst werk van jong talent verzamelde in de bundel Tijdsignalen (1929), nam zij daarin ook verzen van Garmt Stuiveling op. Zijn officiële debuut als dichter vormde de bundel Elementen uit 1931. In 1932 behaalde Stuiveling het doctoraalexamen Nederlands. Hij bleef actief als socialist, maar ontwikkelde zich nu ook als
| |
| |
literair criticus. Zo verzorgde hij de literaire rubriek in Tijd en Taak, het socialistische tijdschrift van dominee Banning. Als pacifist vervulde Stuiveling vervangende dienstplicht van 1932 tot 1934 bij het Centraal Bureau voor de Statistiek in Den Haag. In 1934 promoveerde hij cum laude op het proefschrift Versbouw en rhythme in de tijd van '80. Zijn onderzoek hiervoor bracht hem op het spoor van talloze bronnen met betrekking tot de Tachtigers en De Nieuwe Gids, hetgeen in 1935 leidde tot de publicatie van De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt.
Na zijn huwelijk vestigde Stuiveling zich in Hilversum, waar hij van 1935 tot 1958 leraar was aan het Nieuwe Lyceum, een school voor neutraal bijzonder onderwijs. In 1939 werd Stuiveling door Jan Greshoff uitgenodigd om zitting te nemen in de redactie van De Vrije Bladen. Nog in datzelfde jaar werd hij op voordracht van de Utrechtse hoogleraar De Vooys benoemd tot privaatdocent moderne Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, een functie die hij tot 1946 vervulde. In zijn openbare les Het boek als vraagstuk zette hij zijn opvattingen over de bestudering der letteren uiteen.
Na de Tweede Wereldoorlog werd op initiatief van Jan Romein aan de Universiteit van Amsterdam een hoogleraarsplaats gecreëerd voor de taalbeheersing van het Nederlands. In 1951 werd Stuiveling op deze plaats benoemd tot buitengewoon hoogleraar en in 1956 werd zijn taakopdracht uitgebreid met die van een gewoon hoogleraarschap in de Nederlandse letterkunde.
Stuiveling heeft naast zijn vele wetenschappelijke activiteiten een groot aantal functies bekleed. Hij was redacteur van tal van tijdschriften, in zijn studententijd van het sociaal-democratische verenigingsblad Kentering, later van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en Het Boek van Nu. Hij werd na de Tweede Wereldoorlog vast recensent van Het Parool. Bovendien was hij voorzitter van het Multatuligenootschap, van de Henriëtte Roland Holststichting, van de Raad voor de Kunst en van de Conferentie der Nederlandse Letteren. Als voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen zette hij zich in voor de economische en sociale belangen van schrijvers en wist hij deze organisatie geleidelijk om te vormen tot een vakbond van auteurs. In 1972 werd hij
| |
| |
benoemd tot erevoorzitter van deze vereniging.
In de Jongeren Vredes Actie kon Stuiveling in de dertiger jaren zijn pacifistische ideeën kwijt. Deze organisatie zou later de basis vormen voor het mede door hem in 1946 opgerichte Humanistisch Verbond, waarvan hij jarenlang het vicevoorzitterschap vervulde. Hij was er redacteur van het tijdschrift Mens en Wereld en van 1954 tot 1960 van het wetenschappelijk kwartaaltijdschrift Rekenschap van het verbond. Voor de VARA was Stuiveling van 1945 tot 1950 hoofd van de afdeling ‘gesproken woord’ en als spreker trad hij veelvuldig op in radioprogramma's als ‘Geestelijk Leven’ en ‘Artistieke Staalkaart’, waarmee hij landelijke bekendheid verwierf. In zijn woonplaats Hilversum was Stuiveling vijftien jaar lang, tot aan 1962, lid van de gemeenteraad voor de Partij van de Arbeid.
Na de oorlog begon Stuiveling aan de reorganisatie van het Multatulimuseum, waarvan tot dan toe het beheer was toevertrouwd aan de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Multatuli kreeg door zijn toedoen een eigen museum in de Korsjespoortsteeg met een studiecentrum waar documentatiemateriaal verzameld werd dat van belang was bij de voorbereiding van Multatuli's Volledige werken. Tot 1982 leidde hij het Multatuligenootschap.
Stuivelings activiteiten rond de Conferentie der Nederlandse Letteren en zijn permanente streven naar culturele integratie van de Nederlandse en Vlaamse cultuur leidden in 1963 tot het verlenen van een eredoctoraat in de wijsbegeerte en letteren aan de Rijksuniversiteit van Gent. Voor zijn letterkundig en maatschappelijk werk werd Stuiveling gelauwerd met de Orde van Oranje Nassau, de Belgische Kroonorde en het Commandeurschap van de Leopoldsorde. Behalve de Cultuurprijs 1967 van de gemeente Hilversum ontving Stuiveling geen prijzen voor zijn letterkundig werk.
Na zijn pensionering als hoogleraar in 1972 bleef Stuiveling wetenschappelijk actief. De laatste jaren van zijn leven kreeg hij echter te maken met een ernstige spierziekte die hem het werken ten slotte onmogelijk maakte. Op 11 mei 1985 kwam hij als gevolg daarvan in zijn woonplaats Hilversum te overlijden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Garmt Stuiveling debuteerde in 1931 met gedichten in de bundel Elementen. Enkele verzen daaruit waren al eerder gepubliceerd in de bloemlezing Tijdsignalen (1929), waarin Henriëtte Roland Holst toenmalig jong socialistisch talent presenteerde. De bundel Elementen opent met natuurlyriek over thema's als lente, bloei en sneeuw, waarin reminiscenties aan Stuivelings geboortestreek herkenbaar zijn. In een tweede afdeling van deze bundel, ‘Wendingen’, komen thema's aan de orde als angst, onzekerheid en het zoeken naar de zin van het bestaan. Voor de daarbij opgeworpen vragen worden antwoorden gevonden in liefde en gemeenschapszin, en in het derde deel van Elementen wordt die gemeenschap gevonden in het socialisme, zoals verwoord in gedichten als ‘Landarbeidersstaking’, ‘Vaandeldrager’ en ‘Volk’:
Volk, door wiens ontelbre daden
Alle rijkdom wordt bereid,
Maar die zelf de veelgesmade
Breek uw slaaf zijn, breek die oude
Dwaze gril van heer en knecht!
Neem wat men u heeft onthouden:
Neem uw vrijheid, neem uw recht!
| |
Visie op de wereld
In een steeds strakkere vormgeving geeft Stuiveling uiting aan zijn humanistische en sociale idealen en in die sfeer passen gedichten waarin Karl Marx, Pieter Jelles Troelstra en Herman Gorter herdacht worden.
| |
Verwantschap
In de derde druk van Elementen, verschenen in 1949, werden onder de titel ‘Tegen de stroom’ de eerder verschenen gedichten van Verzen van Nu (1933) opgenomen. De achtentwintig gedichten van Verzen van Nu zijn zonder uitzondering sonnetten waarin de dichter zich onomwonden uitspreekt voor een dichterschap ten dienste van het socialisme. De bron van schoonheid wordt gevonden in het socialistisch ideaal dat als een gou- | |
| |
den toekomst wenkt, zoals dat ook voor Gorter had gegolden in de laatste periode van diens dichterschap. Er zijn tal van plaatsen aan te wijzen waar Stuiveling schatplichtig is aan de poëzie van Gorter, zoals in de veelgebruikte alliteraties, waarbij ook de woordkeus sterk aan Gorter doet denken: ‘Lui, loom als een oud moe man’.
Ook het gebruik van ‘goud’ of ‘gouden’ of combinaties als in ‘gouden dagen’, ‘goudglans’ en dergelijke laten die verwantschap met Gorter zien.
| |
Traditie
Sinds de Tachtigers aan het eind van de negentiende eeuw het sonnet zo nadrukkelijk in ere hadden hersteld, wekt het nauwelijks verwondering dat Stuiveling, met zijn grote belangstelling voor de Beweging van Tachtig, zelf ook veel gebruikmaakte van de sonnetvorm. In die zin past Stuivelings poëzie in de traditie van Tachtig, maar meer dan de Tachtigers maakt Stuiveling gebruik van traditionele retorische verworvenheden. Hij toont een voorkeur voor een strakke ritmiek en voor binnen- en eindrijm. Hij maakt graag gebruik van chiasmen. In Ego en Echo (1957) schrijft hij:
Als een lichte stad de sterren boven
en als een sterrenlicht de stad beneên.
Ook uit die laatstgenoemde bundel blijkt zijn voorkeur voor de gebonden vorm. De gehele afdeling ‘Wordend kristal’, opgedragen aan A. Roland Holst, bestaat uit kwatrijnen. In een poëticaal kwatrijn, dat in de formulering de dichter Dèr Mouw in herinnering roept, geeft Stuiveling aan welke waarde hij aan deze dichtvorm toekent:
Kwatrijn: zuiver geslepen wit kristal
dat rondom opvangt aller glanzen val
en straalt ze wéér, als-een, in lichter luister -
kwatrijn, o spiegelkern van Ik en Al.
De bundel Ego en Echo opent met een lang gedicht, geschreven naar aanleiding van de Vondelherdenking in 1937. Dit gelegenheidsgedicht bestaat uit een afwisseling van enkele stemmen
| |
| |
over Vondel en koren of reien van bepaalde groepen (gelovigen, kunstenaars, Amsterdammers) die bepaalde aspecten van Vondels genie bezingen.
| |
Visie op de wereld / Traditie
Gelegenheidswerk, maar toch ook meer dan dat, is het toneelspel op rijm Erasmus (1936). Het stuk werd geschreven voor de vierhonderdste sterfdag van Erasmus. Het werd opgedragen aan Henriëtte Roland Holst en gespeeld in de Grote Schouwburg van Rotterdam. Daarop volgden nog enkele opvoeringen tot in 1969 in Rotterdam en Gouda en een tweede druk bij Querido in 1954. Dit ‘spel van het humanisme’, zoals de ondertitel luidt, vertegenwoordigt de tweede drijvende kracht in Stuivelings levensovertuiging, en in die zin is het meer dan alleen gelegenheidswerk. Een belangrijk deel van zijn werkzaam bestaan wijdde Stuiveling aan het Humanistisch Verbond, waarvan hij medeoprichter en bestuurslid was. Uiteraard was Erasmus daarvoor zijn belangrijkste inspiratiebron, maar ook Dirk Volkertszoon Coornhert, van wie hij het werk in zijn studententijd had leren kennen en waarderen.
| |
Techniek
Het toneelstuk Erasmus is geschreven in decasyllabische verzen, tienlettergrepige regels die tot het silbetellend vers gerekend worden. Stuiveling maakt handig gebruik van stichomythie of hemistichomythie, versregels waarin de personages elkaar sprekend snel afwisselen in halve of nog kleinere versregels, hetgeen de levendigheid van de gesprekken aanzienlijk verhoogt. Om het stuk een historisch cachet te geven, wordt veelvuldig gebruikgemaakt van archaïsmen, zoals ‘alree’ voor ‘reeds’ of ‘al’, of ‘omstaan’ voor ‘omringen’.
Het stuk is opgebouwd in zes taferelen die elk een bepaalde periode uit het leven van Erasmus uitbeelden. Stuiveling volgde daarbij zo nauwkeurig mogelijk de bronnen die beschikbaar waren toen hij het stuk schreef. Door middel van zijn protagonisten laat hij de toeschouwer zien wat de verdiensten van deze grote Nederlander zijn. Hij doet dat in het besef dat elke tijd zijn eigen invulling aan die waarden zal geven: ‘Iedere periode beeldt, hem verbeeldend, meer zichzelf dan hem’ laat hij één van zijn toneelfiguren zeggen.
| |
Ontwikkeling
Juist in deze jaren van het ontstaan van Erasmus zou hij door zijn contacten met Ter Braak en Du Perron meer en meer groeien in
| |
| |
de richting van een individualisme dat hij eerder als burgerlijk en antisociaal zou hebben afgewezen. De ontwikkeling van Stuivelings opvattingen zou ingedeeld kunnen worden in een drietal fasen. Een periode waarin natuurliefde en maatschappelijke strijd centraal staan (Elementen), vervolgens een fase van de humanistische verdediging van culturele waarden (Erasmus, Vondel) en ten slotte de bezinning op het existentiële lot van de mens als individu.
| |
Kritiek
Kunstopvatting
Het poëtisch werk van Stuiveling is niet onverdeeld gunstig ontvangen, noch bij tijdgenoten, noch bij lateren. De linkse pers was nog het meest positief. De anonieme recensent van Het Volk spreekt naar aanleiding van Elementen over ‘de mooiste bundel jongere socialistische dichtkunst, dien wij kennen’. Veel minder positief zijn Marsman en Ter Braak. Marsman vindt wel dat Stuivelings poëzie gedragen wordt door echte overtuiging, maar dat het hele werk middelmatig en conventioneel blijft, en al te zeer navolging van Gorter en Henriëtte Roland Holst verraadt. Ook Ter Braak is niet bepaald lovend over Stuivelings scheppend werk: ‘Zijn lyriek is naklank, zijn drama in verzen Erasmus een middelmatige en tamelijk schoolse proeve van formele bekwaamheid.’ Du Perron liet zich iets lovender uit dan Ter Braak. Hij rekende Erasmus tot het beste werk van Stuiveling, terwijl hij diens gedichten een ‘soort redenaarswelsprekendheid op rijm’ noemde. Du Perron constateert terecht dat de wetenschapper Stuiveling een ruimer mate van waardering geniet, maar dat die waardering hem als dichter slechts onder voorbehoud toevalt. Zelfs een latere en als bewonderaar van Stuiveling bekendstaand criticus als G.W. Huygens moet toegeven dat het misplaatst zou zijn Stuiveling onder onze eerste dichters te rangschikken en hem als zodanig te beoordelen. Volgens Huygens behoort hij tot de ‘beminnelijke minor poets’. Het lijkt erop dat Stuiveling zelf zich bewust is geweest van de betrekkelijke waarde van zijn poëzie, want na de Tweede Wereldoorlog is er weinig scheppend werk van zijn hand meer verschenen. Zijn poëzie is vrijwel volledig ondergesneeuwd onder zijn kritisch en wetenschappelijk werk. Vooral als recensent en wetenschapper heeft hij naam gemaakt. Zijn bijdragen aan het radioprogramma Artistieke Staalkaart
van de
| |
| |
VARA bracht hem nationale bekendheid, niet in de laatste plaats als voortreffelijk spreker. Aan tal van tijdschriften heeft Stuiveling recensies bijgedragen van recent verschenen literatuur. Voor de Tweede Wereldoorlog werkte hij mee aan Tijd en Taak met kritieken, en na die oorlog onder meer aan Het Parool en Het Boek van Nu. In Triptiek (1952) en Uren Zuid (1960) maakte hij een selectie uit zijn kritisch werk, waarbij het opvalt dat Stuiveling geen onderscheid maakt tussen Nederlandse en Vlaamse literatuur. Zijn kritische standpunten had hij in 1932 en 1933 in Tijd en Taak onder woorden gebracht. Hoewel het socialisme in zijn beoordeling een rol speelt, moeten esthetische uitgangspunten de hoofdrol blijven opeisen. Dat maakt het hem mogelijk ook waarden in voor-socialistische of in burgerlijke kunst te erkennen. In 1936 formuleerde Stuiveling zijn kritische norm als volgt:
Een slechte socialistische roman verrijkt zo min de romankunst als het socialisme, en de theorie en praktijk dergenen, die de critische normen verlagen zodra de strekking hun sympathiek voorkomt, vormen een culturele valse-munterij, waartegen niet scherp genoeg stelling kan worden genomen.
Zo'n ondogmatisch uitgangspunt onderscheidt Stuivelings kritieken van die van de vulgair-marxisten.
| |
Kritiek
Het werk van Stuiveling als criticus wordt doorgaans hogelijk gewaardeerd. Zo oordeelde Jan Greshoff naar aanleiding van de bundel Triptiek dat hij een ‘kunstrechter met geestelijke betrouwbaarheid is’. En voorts, zegt Greshoff:
Zijn liefde voor de levende letterkunde (oud en nieuw) wordt in evenwicht gehouden door een sterke wil tot rechtvaardigheid en een niet minder sterk gevoel voor feitelijke juistheid.
In een recensie van Ter Braak over Stuivelings Wegen der poëzie (1936) worden zijn objectiviteit en zijn helderheid van formuleren geroemd. Volgens hem heeft hij een ‘model-karakteristiek’ gegeven van de poëzie tussen de twee wereldoorlogen die niet gemakkelijk te overtreffen zal zijn.
| |
| |
Als literatuurhistoricus heeft Stuiveling er van het begin af aan op gewezen dat tal van legenden en verdraaiingen van de historische feiten ons zicht op de werkelijke gang van zaken in de literatuur hebben verduisterd. Vandaar dat hij er in zijn werkwijze op uit is om steeds de beschikbare bronnen zo nauwkeurig mogelijk te bestuderen om zo de feitelijke ontwikkelingen te reconstrueren. Hij deed dat in zijn studie De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt (1935), in zijn publicaties over Vosmaer en Kloos en hun rol bij de totstandkoming van de uitgave van Perks gedichten. In zijn editie van de nulde druk naar het pas laat teruggevonden handschrift van Multatuli's Max Havelaar liet hij zien welke ingrepen Van Lennep zich gepermitteerd had in zijn tekstbezorging van dat boek.
Al op jonge leeftijd was Stuiveling enthousiast geraakt over het werk van Multatuli. Zijn contacten met Ter Braak, maar vooral met Du Perron hadden die jeugdliefde opnieuw aangewakkerd. Met Du Perron maakte hij in 1939 plannen voor een editie van het verzameld werk van Douwes Dekker, waarin ook alle bronnen over de auteur zouden worden opgenomen. In 1940 werd voor de uitgave daarvan een contract getekend met uitgeverij Contact, maar pas na de Tweede Wereldoorlog zou Stuiveling deze plannen (nu echter zonder Du Perron, die inmiddels was overleden) kunnen verwezenlijken. Nog voor zijn overlijden in 1985 bezorgde Stuiveling zeventien delen van de Volledige werken van Multatuli en bereidde hij het achttiende deel voor.
| |
Kunstopvatting
Stuiveling heeft zich maar zelden, en dan nog tamelijk summier, uitgelaten over theoretische kwesties met betrekking tot de vakbeoefening. ‘Iedere periode uit de letterkundige geschiedenis is drievoudig te typeren,’ schrijft hij in zijn De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt. En die drie typeringen, preciseert hij, betreffen de literair-stilistische naar de vormgeving, de cultuurhistorische naar de geestelijke inhoud, en de sociologische naar de maatschappelijke achtergrond. In zijn openbare les uit 1939 zegt hij: ‘Want de wetenschap der literatuur blijve, neen wórde meer dan zij ooit was: de wetenschap van het boek zelf.’
Het lijkt erop dat Stuiveling zich hier opstelt als een voorstander van de ergocentrische benadering van literatuur, maar elders
| |
| |
houdt hij zijn toehoorders voor dat biografische feiten voor het werk van sommige auteurs voor een beter begrip van hun werk onmisbaar zijn. Maar nog belangrijker acht hij toch de maatschappelijke omstandigheden waaronder het literaire werk is ontstaan.
Stuivelings leeropdracht omvatte de gehele Nederlandse letterkunde van de Middeleeuwen tot op heden. In 1965 verscheen zijn editie van de Esopet in twee delen en in 1966 Van den lande van ouer zee, eveneens in twee delen. Voorts bezorgde hij (vaak met anderen) de verzamelde werken van Bredero, van Gorter en van Couperus. Hij stelde tal van bloemlezingen samen, zoals die uit het werk van Jan Luyken, Jacob Cats, Herman Gorter en vele anderen. Studies over onderwerpen uit dit brede vakgebied verzamelde hij in bundels als Rekenschap (1941), Steekproeven (1950), Vakwerk (1967) en Willens en wetens (1967).
Literair-historische overzichten heeft Stuiveling nauwelijks geschreven. Zijn belangrijkste bijdrage op dit terrein is zijn Een eeuw Nederlandse letterkunde (1943 [=1941]) over de periode 1813-1920. Het boek beleefde nog in 1982 een vijfde herziene druk. Opvallend is hoezeer Stuiveling de normen van de Beweging van Tachtig hanteert in de beoordeling van de negentiende-eeuwse literatuur van voor Tachtig. Het maakt duidelijk hoezeer hier de criticus Stuiveling de objectieve historicus in de weg zat. Naar verwachting zullen de meest blijvende bijdragen van Stuiveling aan de vakbeoefening van de Nederlandse letterkunde zijn tekstuitgaven blijken te zijn. De Volledige werken van Multatuli, de Verzamelde gedichten van Jacques Perk, de Verzamelde werken van Herman Gorter en zijn bijdragen aan De werken van Gerbrand Adraensz. Bredero zullen dat mogelijk kunnen bewijzen. Datzelfde kan wellicht gezegd worden van zijn biografie Het korte leven van Jacques Perk (1957), die maar liefst drie drukken beleefde, en het in 1949 verschenen en door Stuiveling bezorgde Het vuur brandde voort, dat de levensherinneringen van Henriëtte Roland Holst bevat.
Bij de twaalfdelige uitgave van de Verzamelde werken (1953-1957) van Louis Couperus ging Stuiveling nogal eigenzinnig om met de verschillende tekststadia van Couperus' werk. Die uitgave heeft dan ook niet stand gehouden en in 1987 werd begonnen
| |
| |
met een veel uitvoeriger wetenschappelijke editie, de Volledige werken, die in 1996 werd voltooid.
Vanaf 1951 vervulde Stuiveling een buitengewoon hoogleraarschap voor de taalbeheersing van het Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, toen een nog ongebruikelijk vak aan de universiteiten in Nederland. Tot zijn emeritaat in 1972 is Stuiveling deze functie blijven combineren met zijn professoraat in de letterkunde. Speciaal ten dienste van zijn colleges taalbeheersing vertaalde en bewerkte Stuiveling het Duitstalige boek van Maximilian Weller over mondelinge taalbeheersing tot Moderne welsprekendheid (1961), dat een drietal drukken beleefde. Stuiveling vatte het vak taalbeheersing nog vooral op als een bijdrage aan de verbetering van de mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Uit de behoefte daaraan was zijn aanstelling ook voortgekomen. Die vaardigheden konden worden bevorderd door praktische aanwijzingen en oefeningen in het spreken en schrijven. Nog tijdens zijn hoogleraarschap zou het vak meer en meer op zoek gaan naar een wetenschappelijk fundament dat er een universitaire status aan moest verlenen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Vanwege de omvang van Stuivelings oeuvre is er hier voor gekozen om de zelfstandig verschenen publicaties op te nemen en geen artikelen in kranten en tijdschriften. Uit de vele door Stuiveling verzorgde tekstuitgaven en bloemlezingen is een keuze gemaakt. Voor een volledig overzicht van alle afzonderlijk verschenen werken van Stuiveling van voor 1959 kan verwezen worden naar het kaartsysteem Mededelingen van de Documentatiedienst van het Letterkundig Museum in Den Haag dat in 1971 werd aangevuld door Winifred van de Velde-de Vries in Weerwerk (1973).
Garmt Stuiveling, Een nieuwe jeugd, een nieuwe wereld!. Nieuwendam 1928, Jeugdbond voor Onthouding, E. |
Garmt Stuiveling, Het vraagstuk van de vrede. Nieuwendam, 1929, Jeugdbond voor Onthouding, E. |
Garmt Stuiveling, De dag breekt aan. Amsterdam 1929, Arbeiders Jeugd Centrale, T. |
Garmt Stuiveling, Mens wees vrij! Amsterdam 1929, Arbeiders Jeugd Centrale, T. |
Garmt Stuiveling, Elementen. Amsterdam 1931, De Arbeiderspers, (3e verm. druk 1949, Em. Querido, waarin opgenomen Verzen van Nu, 1933), GB. |
Garmt Stuiveling, Verzen van Nu. Amsterdam 1933, De Arbeiderspers, GB. (Opgenomen in Elementen, 3e verm. druk) |
Garmt Stuiveling, Kultuur of barbarisme? De Bilt 1934, Jeugdbond voor Onthouding, E. |
Garmt Stuiveling, Versbouw en rhythme in den tijd van '80. Groningen 1934, J.B. Wolters, Dissertatie. |
Garmt Stuiveling, Geestrijke drank of geestelijk leven? Utrecht [1935], Nederlandse Vereniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken, E. |
Garmt Stuiveling, De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt. Amsterdam 1935, De Arbeiderspers, E. |
Garmt Stuiveling, Erasmus. Spel van het humanisme in zes taferelen. Amsterdam 1936, De Arbeiderspers, T. |
Garmt Stuiveling, Wegen der poëzie. Beknopte beschouwingen over de Nederlandse dichtkunst sinds de oorlog. Amsterdam 1936, De Arbeiderspers, Tijd en Taak-serie, E. |
Garmt Stuiveling, Bij Vondels feest. Amsterdam 1937, De Arbeiderspers, G. (Opgenomen in Ego en Echo) |
Garmt Stuiveling, De briefwisseling Vosmaer - Perk. Amsterdam 1938, Van Holkema en Warendorf N.V., Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Geestelijk weerbaar! Amsterdam [1938], Lantaarn Uitgeverij, E. |
Garmt Stuiveling, Henriëtte Roland Holst-van der Schalk. Korte karaktertekening. Amsterdam 1938, De Bijenkorf, E. |
Garmt Stuiveling, Verdediging of bescherming? Volksweerbaarheid zonder oorlog. Amsterdam [1939], Lantaarn Uitgeverij, E. |
Garmt Stuiveling, Democratische zelfbezinning. Utrecht [1939], Eenheid door democratie, E. |
| |
| |
Garmt Stuiveling, Het boek als vraagstuk. Groningen 1939, J.B. Wolters, Openbare les. |
Garmt Stuiveling, Thuisreis. Amsterdam 1939, De Arbeiderspers, GB. (Opgenomen in Ego en Echo) |
Garmt Stuiveling, Tegen de stroom. Amsterdam 1939, GB. (Eerder gepubliceerd in Verzen van Nu en opgenomen in Elementen, 3e verm. druk) |
C.G.N. de Vooys en Garmt Stuiveling, Historische schets van de Nederlandse letterkunde voor Schoolgebruik en hoofdakte-studie. 16e druk. Groningen [enz.] 1939, Wolters. (Vanaf deze druk met medewerking van Garmt Stuiveling) |
Garmt Stuiveling, Rekenschap. Amsterdam 1941, Em. Querido, EB. |
Garmt Stuiveling, Een eeuw Nederlandse letteren. Amsterdam 1943 [=1941], Em. Querido, E. |
Garmt Stuiveling, Wordend kristal. XXV kwatrijnen. Bussum 1945, F.G. Kroonder, GB. (2e druk Amsterdam 1946, Em. Querido) |
Garmt Stuiveling, Nederlands bevrijding. 's-Graveland 1945, G.W. Breughel, G. (Opgenomen in Ego en Echo) |
Garmt Stuiveling, Steekproeven. Amsterdam 1950, Em. Querido, EB. |
Multatuli, Volledige werken. Brieven en dokumenten. Deel I-VIII. Amsterdam 1950-1987, G.A. van Oorschot, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Multatuli en de welsprekendheid. Rede bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar in de taalbeheersing aan de Universiteit van Amsterdam. Groningen 1952, J.B. Wolters, Oratie. |
Garmt Stuiveling, Triptiek. Amsterdam 1952, Em. Querido, EB. |
Louis Couperus, Verzamelde werken. 12 delen. Met een verantwoording van G. Stuiveling. Amsterdam 1953-1957, Samenwerkende uitgevers, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Aan Jan van Zutphen nu hij go jaar wordt. Eergeschenk aan Jan van Zutphen. Amsterdam 1953, Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond, G. (Opgenomen in Ego en Echo) |
Garmt Stuiveling, Humor, ironie en sarkasme bij Multatuli. Den Haag 1955, E. |
M.W. Woerdeman, G. Stuiveling en N.A. Donkersloot, Herdenking van Betje Wolf en Aagje Deken en ere-promotie van Dirk Coster. Amsterdam 1956, Gemeentelijke Universiteit Amsterdam, E. |
Cd. Busken Huet, Vernuft ontzondigt. Kritieken en beschouwingen. Gekozen en ingeleid door Garmt Stuiveling. Den Haag 1956, Bert Bakker, Bl. |
Garmt Stuiveling, Ego en Echo. Amsterdam 1957, Em. Querido, GB. |
Garmt Stuiveling, Het korte leven van Jacques Perk. Een biografie. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, E. |
Garmt Stuiveling, Memento. Voor gemengd koor. Muziek Jan Broeckx. Antwerpen [1957], Metropolis, Koorwerk. |
Henriëtte Roland Holst, Wat het oosten mij schonk. [Bezorgd door Garmt Stuiveling, met een verantwoording]. [Amsterdam] 1958, Henriëtte Roland Holst Stichting, Tekstuitgave. |
| |
| |
Jacques Perk, Proeven in dicht en ondicht. Naar de handschriften uitgegeven door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling en Oscar van Hemel, Tuin van Holland. Symfonisch-vocaal gedicht. Amsterdam 1958, Donemus. |
Jacques Perk, Brieven en documenten. Bijeengebracht en uitgegeven door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1959, De Arbeiderspers, Tekstuitgave. |
Willem Kloos, Gedichten 1880-1893. Bezorgd door G. Stuiveling. Utrecht 1959, De Roos, Tekstuitgave. |
Henriëtte Roland Holst, Portretten en verzen van Henriëtte Roland Holst. Uitgekozen door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1959, Henriëtte Roland Holststichting, Bl. |
Louis Couperus, De Naumachie. Tekstverzorging door Garmt Stuiveling. Utrecht 1959, De Roos, Tekstuitgave. |
Multatuli, De kleine Wouter. Fragmenten uit de geschiedenis van Woutertje Pieterse, door Garmt Stuiveling gelicht uit de Ideeën van Multatuli. [Amsterdam] 1960, Wereldbibliotheek, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Uren Zuid. Drie dozijn ontmoetingen over de grens. Hasselt 1960, Heideland, Vlaamse pockets nr. 29, EB. |
Garmt Stuiveling, Willem Elsschot. Brussel 1960, A. Manteau, Monografieën over Vlaamse letterkunde nr. 16, E. |
Henriëtte Roland Holst, Het rijkere leven en andere literaire beschouwingen. Bijeengebracht door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1960, Henriëtte Roland Holststichting, Tekstuitgave. |
Jacob Cats, Keur uit de gedichten van Jacob Cats. Door G. Stuiveling verzameld en ingeleid. Amsterdam 1961, Grafische School, Bl. |
Maximilian Weller en G. Stuiveling, Moderne welsprekendheid. Handboek voor mondelinge taalbeheersing. Amsterdam/Brussel 1961, Elsevier, E (vert.) |
Henriëtte Roland Holst, Gebroken kleuren. Verzorgd door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1961, Henriëtte Roland Holststichting, Tekstuitgave. |
Pierre H. Dubois, Garmt Stuiveling, D. de Vries [e.a.], 100 jaar Max Havelaar. Essays over Multatuli. Rotterdam 1962, Ad Donker, EB. |
Louis Couperus, Herinneringen. Samengesteld en verzorgd door Garmt Stuiveling. Utrecht 1962, De Roos, Tekstuitgave. |
Jan Luiken, Uit het werk van Jan Luiken, 16 april 1649/ 5 april 1712. [Met inleiding en verantwoording van Garmt Stuiveling]. [Amsterdam] 1962, Amsterdamse Grafische School, Bl. |
Henriëtte van der Schalk, Vroegste sonnetten. Naar het handschrift uitgegeven door Garmt Stuiveling. [Amsterdam] 1962, Henriëtte Roland Holststichting, Tekstuitgave. |
| |
| |
Jacques Perk, Gedichten. Verzameld en ingeleid door Garmt Stuiveling. Hasselt 1962, Heideland. Bl. Poëtisch erfdeel der Nederlanden, nr. P2. |
Garmt Stuiveling, De wording van Perks Ìris'. Met facsimilé's van alle handschriften. Zwolle 1963, W.E.J. Tjeenk Willink, E. Zwolse drukken en herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, nr. 42. |
Garmt Stuiveling, De muze en Europa. Samengesteld door Garmt Stuiveling. [Amsterdam] 1963, Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Boekenweekgeschenk, Bl. |
Henriëtte Roland Holst, Erasmus herdacht. [Verzorgd door Garmt Stuiveling]. [Amsterdam] 1963, Henriëtte Roland Holststichting, Tekstuitgave. |
J. Aerts, A.G.H. Bachrach, G. Stuiveling [e.a.] (red.), Moderne encyclopedie der wereldliteratuur. Deel 1-9, Hilversum 1963-1975, Brand. (Een tweede, herziene en aangevulde druk verscheen onder dezelfde titel in Haarlem bij De Haan in 10 delen, 1980-1984) |
Herman Gorter, Twintig gedichten in handschrift. Ingeleid en verzorgd door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1964, J.M. Meulenhoff, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Eeuwig gaat voor ogenblik. Amsterdam 1965, J.M. Meulenhoff, Cederreeks, nr. 46, GB. |
Jan Luiken, Het beste deel. Verzameld en ingeleid door Garmt Stuiveling. Hasselt 1965, Heideland, Poëtisch erfdeel der Nederlanden, nr. P.33, Bl. |
[Anoniem], Esopet. Facsimilé-uitgave naar het enig bewaarde handschrift. Ingeleid en toegelicht door Garmt Stuiveling. 2 delen. Amsterdam 1965, Menno Herzberger, Ad fontes. Facsimilé-uitgaven van zeldzame Nederlandse letterkundige werken, Tekstuitgave. |
Herman Gorter, Verzamelde lyriek tot 1905. Verzorgd door G. Stuiveling en Enno Endt. Amsterdam 1966, Polak & Van Gennep, Tekstuitgave. |
David Jacob van Lennep, Verhandeling en Hollandsche duinzang. Ingeleid en toegelicht door G. Stuiveling. Zwolle 1966, W.E.J. Tjeenk Willink, Klassieken uit de Nederlandse letterkunde in opdracht van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, nr. 36, Tekstuitgave. |
[Anoniem], Van den lande van ouer zee. 2 delen. Naar het enig bewaarde handschrift ingeleid en toegelicht door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1966, Menno Herzberger, Ad fontes. Facsimilé-uitgaven van zeldzame Nederlandse letterkundige werken, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling en Frans Dille, Zwitserse kwatrijnen. Vijftien litho's van Frans Dille bij teksten van Garmt Stuiveling. Antwerpen 1966, Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten, GB. |
| |
| |
Garmt Stuiveling, Eindstand. Hasselt 1967, Heideland, Poëtisch erfdeel der Nederlanden, nr. 60, Bl. |
Garmt Stuiveling, Vakwerk. Twaalf studies in literatuur. Zwolle 1967, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolse reeks voor de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden, nr. 20, EB. |
Garmt Stuiveling, Willens en wetens. Twaalf essays. Amsterdam 1967, Em. Querido, Reuzensalamander, nr. 69, EB. |
G.A. Bredero, De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero. 16 delen. [Uitgegeven onder voorzitterschap van Garmt Stuiveling]. Zwolle 1968-1986, Tjeenk Willink-Noorduijn. Tekstuitgave. |
Henriëtte Roland Holst - van der Schalk, Jeugdwerk 1884-1892. Met een inleiding en verantwoording door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1969, Meulenhoff N.V., Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Memoriaal van Bredero. Documentaire van een dichterleven. Culemborg 1970, Tjeenk Willink-Noorduijn, Documentenuitgave. |
Garmt Stuiveling, Henriëtte Roland Holst. Schrijversprentenboek, deel 16. Amsterdam 1970, De Bezige Bij, E. |
Multatuli. Samengesteld door G. Stuiveling, met bijdragen van Henri A. Ett e.a. Hasselt 1970, Heideland Orbis, Genie en wereld, E. |
Roger Boddart, Garmt Stuiveling en Marc Galle, Guide littéraire de la Belgique, de la Hollande et du Luxembourg. [z.pl.] 1972, Hachette, Bibliothèque des guides bleus. (In 1972 gedeeltelijk vertaald door Jef Geraerts onder de titel Literaire gids van België, Nederland en Luxemburg. Parijs 1972, Hachette) |
Garmt Stuiveling, Vijftig jaar verzamelen: boeken, handschriften, portretten, curiosa uit de collectie van Garmt Stuiveling. Hilversum [1973], De Vaart, Catalogus. |
Garmt Stuiveling, Albert Westerlinck en Leo Schevenhels (red.), 25 jaar algemene conferenties der Nederlandse letteren 1951-1975. Den Haag 1976, Ministerie van CRM, Bl. |
Garmt Stuiveling, Dichters van vroeger. Een bloemlezing uit acht eeuwen Nederlandse poëzie. Amsterdam 1977, Van Kampen, Bl. |
Herman Gorter, Mei. Een gedicht. Tekstverzorging door Garmt Stuiveling. Amsterdam 1978, Bert Bakker, Tekstuitgave. |
Garmt Stuiveling, Levenslang. Opstellen over Multatuli. Amsterdam 1982, Huis aan de Drie Grachten, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
[Anoniem] Stuiveling's elementen: ‘Het is niet goed, steeds in daden te leven’. In: Het Volk, 8-11-1931. (over Elementen) |
G.H. 's-Gravesande, Een onderhoud met Garmt Stuiveling. In: Den Gulden Winckel, jrg. 32, nr. 8, augustus 1933, pp. 142-146. (interview) |
S. Vestdijk, Garmt Stuiveling: Elementen en Verzen van Nu. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2-10-1935. |
M. Wolters, Erasmus, spel van het humanisme: Stuiveling's werk. In een waarachtig lekenspel herkent men de eigen tijd. In: Het Volk, 30-7-1936. |
[Anoniem], Erasmus. De vertooning van Garmt Stuivelings ‘spel van het humanisme’. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 20-10-1936. |
Cornelis Veth, Erasmus op het tooneel. In: De Telegraaf, 31-10-1936. |
S. Vestdijk, Garmt Stuiveling. Wegen der poëzie. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 18-7-1937. |
Maurits Uyldert, Letterkundige kroniek. In: Algemeen Handelsblad, 24-11-1937. (over Bij Vonders feest) |
G.H. 's-Gravesande, De brieven van Vosmaer en Perk. De uitgave van den Mathildecyclus. In: Het Vaderland, 7-8-1938. |
A[nton] v[an] D[uinkerken], Carel Vosmaer en Jac. Perk. Hun briefwisseling. In: De Tijd, 12-8-1938. |
D.A.M. Binnendijk, Over poëzie. In: Groot Nederland, jrg. 1, nr. 3, maart 1940, pp. 327-331. (over Tegen de stroom) |
H. Marsman, [Over Tegen de stroom]. In: Nieuwe Rotterdamsche Courant, 3-2-1940. |
Anton van Duinkerken, Problemen van het tweede plan. In: De Gids, jrg. 106, nr. 3, maart 1942, pp. 182-194. (over Rekenschap) |
H. Barendrecht, Dr. G. Stuiveling, ‘Het nieuwe geuzenlied’. In: Ontmoeting, jrg. 1, nr. 2, 1946, pp. 74-76. |
M. Mok, Doorbraak van 'n bankring. Garmt Stuivelings ‘Wordend kristal’ is een soms boeiende poging. In: Het Handelsblad, 1-3-1947. |
Pierre H. Dubois, Het optisch bedrog der literatuurhistorie. Dr. Garmt Stuiveling: Essayist en dichter. In: De Spectator, 13-4-1947. (over Rekenschap en Wordend kristal) |
C.B., Met Stuiveling door de 19e eeuw. In: De Nieuwe Gids, 21-9-1948. (over Een eeuw Nederlandse letteren) |
J. Greshoff, Eerherstel van de negentiende eeuw. Door Stuivelings geleerdheid en kunstenaarschap. In: De Nieuwe Courant, 16-7-1949. (over Een eeuw Nederlandse letteren) |
C.B., Dichtwerk van Garmt Stuiveling. In: De Nieuwe Gids, 5-10-1949. (over Elementen en Wordend kristal) |
Menno ter Braak, Poëzie in tabellen. In: Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 5: Kronieken. Amsterdam 1949, pp. 218-222. (over Versbouw en ritme in de tijd van '80) |
Poëzie na de oorlog. In: Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 6: Kronieken. Amsterdam 1950, pp. 318-324. (over Wegen der poëzie) |
Poëzie na de oorlog. In: Menno ter Braak, Om de Nieuwe Gids. In: Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 6: Kronieken. Amsterdam 1950, pp. 3-13. (over De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt) |
Hendrik de Vries, Planmatig toegepaste kunst. In: Vrij Nederland, 21-1-1950. (over de 3e druk van Elementen) |
C.B., Voor het uitstalraam. Nieuwe essays van Garmt Stuiveling. In: De Nieuwe Gids, 15-11-1950. (over Steekproeven) |
J. Greshoff, Waarheidsgetrouw en rechtvaardig. Dr. G. Stuiveling schrijft als hij spreekt en spreekt als schrijver. In: De Nieuwe Courant, 7-7-1951. (over Steekproeven) |
Menno ter Braak, Voorgangers en jongeren. In: Menno ter Braak, Verzameld werk. Deel 7: Kronieken. Amsterdam 1951, pp. 444-456. (over De briefwisseling Vosmaer - Kloos) |
J. Greshoff, Stuiveling: kunstrechter met geestelijke betrouwbaarheid. In: Het Vaderland 18-7-1953. (over Triptiek) |
G.W. Huygens, Stuivelings dichterlijke balans bij een kroonjaar. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 21-12-1957. (over Ego en Echo) |
| |
| |
H. Schaafsma, Garmt Stuiveling vandaag vijftig jaar: rijzig en rechtzinnig. In: Rotterdams Nieuwsblad, 21-12-1957. |
E. du Perron, Garmt Stuiveling: Tegen de stroom. In: E. du Perron, Verzameld werk. Deel 5. Amsterdam 1958, pp. 519-526. (over Tegen de stroom) |
Alb[ert] W[esterlinck], Monografieën over Vlaamse letterkunde. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 105, nr. 9, november 1960, pp. 677-678. (over Willem Elsschot) |
B. Ranke, 36 ontmoetingen met Stuiveling. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 2, februari 1961, pp. 147-148. (over Uren Zuid) |
M. Nijhoff, Een dichter verliefd. In: M. Nijhoff, Verzameld werk. Deel II. Amsterdam 1961, pp. 876-879. (over Brieven van Jacques Perk aan Joanna C. Blancke) |
A. Marja, Kronkelingen van een doodzwijger. In: Propria Cures, 24-2-1962. (over de Historische schets-kwestie) |
Jan Walravens, Moderne welsprekendheid. Prof.Dr. Garmt Stuiveling op zijn best. In: Het Laatste Nieuws, 8-3-1962. (over Moderne welsprekendheid) |
H. de Witte, Een drukbezette rijzige professor. In: de Volkskrant, 5-6-1962. (over Stuivelings herverkiezing als voorzitter van de VvL) |
G.W. H[uygens], De wording van Perks Iris. In: NRC Handelsblad, 16-5-1964. |
A. van Elslander, Prof. Dr. Garmt Stuiveling eredoctor van de Universiteit te Gent. In: Wetenschappelijke Tijdingen, jrg. 24, nr. 10, december 1965, pp. 503-506. |
Willem v.d. Velden, ‘Eeuwig gaat voor ogenblik’. Bundel gedichten van Garmt Stuiveling. In: De Stem, 26-6-1965. |
Joris Duytschaever, Garmt Stuiveling. Doctor honoris causa Rijksuniversiteit Gent. In: De Standaard, 27-7-1965. |
Gabriël Smit, Een prijs voor het jurylid Garmt Stuiveling. In: de Volkskrant, 9-12-1967. (over de Cultuurprijs 1967 en Willens en wetens) |
Hans van Haaren, ‘Willens en wetens’. Gracieuze tocht door twee eeuwen. In: De Gooi- en Eemlander, 9-12-1967. |
G.W. Huygens, Garmt Stuiveling zestig jaar. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 16-12-1967. (over Vakwerk en Willens en wetens) |
Pierre H. Dubois, Garmt Stuiveling zestig jaar. Twaalf boeiende essays in ‘Willens en wetens’. In: Het Vaderland, 20-12-1967. |
Marcel Janssens, Garmt Stuiveling 60. In: Ons Erfdeel, jrg. 11, nr. 3, maart 1968, pp. 141-143. (algemeen) |
Kees Fens, Stuiveling: meer speuren dan lezen. In: De Tijd, 20-1-1968. (over Willens en wetens en Vakwerk) |
K.L. Poll, Garmt Stuiveling boven zichzelf verheven. In: Algemeen Handelsblad, 20-1-1968. (over Willens en wetens en Vakwerk) |
G.W. Huygens, Stuiveling als letterkundig vakman. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 15-6-1968. (over Willens en wetens en Vakwerk) |
A.G. Kloppers, Spel van het humanisme. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 19-4-1969. (over de opvoeringen van Erasmus) |
Jaap Joppe, ‘Erasmus’, statisch praatstuk in knappe amateurvoorstelling. In: Rotterdams Nieuwsblad, 13-5-1969. |
J.J. Oversteegen, De socialisten: Garmt Stuiveling. In: J.J. Oversteegen, Vorm of vent. Opvattingen over de aard van het literaire werk in de Nederlandse kritiek tussen de twee wereldoorlogen. Amsterdam 1969, pp. 361-368. (over de kritische opvattingen van Stuiveling) |
Martien J.G. de Jong, G. Stuiveling speelt het klaar met G. Bredero. In: Ons Erfdel jrg. 14, nr. 4, herfst/winter 1970, pp. 108-110. (over de Bredero-uitgave) |
Helma Wolf-Catz, Garmt Stuiveling luidt het nieuwe jaar in met zijn magistrale Bredero. In: Amersfoortse Courant, 9-1-1971. (over Memoriaal van Bredero) |
WAM de Moor, Oude literatuur opnieuw bekeken. In: De Tijd, 10-7-1971. (over Memoriaal van Bredero) |
Helma Wolf-Catz, Stuivelings machtige werk. Een eeuw Nederlandse letteren. In: Amersfoortse Courant, 15-1-1972. |
Jan Rogier, ‘Neerlandistiek is wetenschappelijk een jungle’. In: Vrij Nederland, 12-2-1972. (over de democratisering in het onderwijs) |
| |
| |
F.G. de Ruiter, ‘Prof. Stuiveling: ik wilde drie jaar geleden al weg’. In: NRC Handelsblad, 17-3-1972. (over Stuivelings emeritaat) |
Pierre H. Dubois, Literatuur toeristisch beleefd. In: Het Vaderland, 15-7-1972. (over Literaire gids van België, Nederland en Luxemburg) |
Joos Florquin, Prof.Dr. Garmt Stuiveling. In: Joos Florquin. Ten huize van... Achtste reeks. Leuven 1972, pp. 99-147. (interview) |
Weerwerk. Opstellen aangeboden aan professor dr. Garmt Stuiveling ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Assen 1973. Hierin onder meer:
- | G.W. Huygens, Stuivelings betekenis voor de studie der Nederlandse letterkunde, pp. 1-18. (algemeen) |
- | Ger Schmook, Stuiveling in Vlaanderen. De betekenis van Professor Stuiveling voor de Zuidnederlandse cultuur, pp. 41-51. |
- | A. van Elslander, Prof. Garmt Stuiveling, Doctor honoris causa van de Gentse Rijksuniversiteit, pp. 201-206. |
- | Winifred van de Velde-de Vries, Bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken van Garmt Stuiveling, pp. 227-245. |
|
Hans Warren, Dichters van deze tijd en van vroeger. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-7-1978. (over Dichters van vroeger) |
A.J. Govers, De kwestie marja - stuiveling. In: Maatstaf jrg. 20, nr. 9, september 1979, pp. 532-542. (over de Historische schets-kwestie) |
Max Pam, ‘Ik heb de pest aan mensen die anderen willen meeslepen. Niemand kan mijn tong proeven’. In: Vrij Nederland, 9-5-1981. (interview) |
Ben Haveman, ‘In moderne ding'n kan de professor zich niet verdiep'n’. In: de Volkskrant, 27-12-1982. (interview) |
E. Francken en E. Kummer (red.), Stuivelingnummer van Over Multatuli, dl. 10. 1982, pp. 1-118. (spec. nr. met opstellen van en over Garmt Stuiveling, met literatuuropgaven) |
Hans Wanen, Een eeuw. Stuiveling als geschiedschrijver van de letteren. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-3-1983. (over Een eeuw Nederlandse letteren) |
Frank Vermeulen, ‘Ik ben niet verbitterd, maar verbijsterd’. Een interview met prof. dr. Garmt Stuiveling. In: Literatuur, jrg. 2, nr. 1, januari/februari 1985, pp. 43-47. |
Willem Kuipers, Een Fries die de bekendste neerlandicus van zijn tijd werd. In: de Volkskrant, 13-5-1985. (in memoriam) |
G.J. van Bork, G. Stuiveling (1907-1985) Trouw aan het vak. In: NRC Handelsblad 14-5-1985. (in memoriam) |
Janet Luis, Stuiveling: enorme kennis en werklust. In: Het Parool, 14-5-1985. (in memoriam) |
Kees Eens, Bijna alles. In: de Volkskrant, 17-5-1985. (in memoriam) |
J. Moors, In memoriam G. Stuiveling, buitenlands erelid. In: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, nr. 3, 1985, pp. 433-435. |
Wim Spekking, Herinneringen aan Garmt Stuiveling. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 131, nr. 2, februari 1982, pp. 137-142. (algemeen) |
G.W. Huygens, Garmt Stuiveling, in: jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1985-1986. Leiden [1987], pp. 131-154. (algemeen biografisch) |
Adriaan Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel I: Het systeem. Amsterdam 1988, pp. 255-258. (over de Historische schets-kwestie) |
Martien J.G. de Jong, Hoe fout waren De Vooys en Stuiveling. In: Literatuur, jrg. 7, nr. 1, januari/februari 1990, pp. 9-17. (over de Historische schets-kwestie) |
Eep Francken, De dierbare Garmt. In: Over Multatuli, nr. 22, 1994, pp. 66-68. (over Stuiveling en Multatuli) |
M.C.A. van der Heijden, Stuiveling, Garmt. In: J. Charité en AJ.C.M. Gabriëls (red.), Biografisch woordenboek van Nederland. Deel 4. Den Haag 1994, pp. 482-485. (algemeen biografisch) |
Bert Gasenbeek, Garmt Stuiveling: wegbereider van het Humanistisch Verbond. Utrecht 2000. (met bibliografie van en over Stuiveling) |
100 Kritisch lit lex.
februari 2006
|
|