| |
| |
| |
René Stoute
door Ares Koopman
1. Biografie
René Stoute werd op 26 oktober 1950 in Haarlem geboren. Hij is de jongste uit een gezin met drie kinderen. Met zijn zuster Bea en zijn broer Hans (die later bekend zou worden als de schrijver Henrik Stoute) groeide hij op in een doorsnee burgerlijk gezin. Zijn vader was restaurantkelner.
Na de lagere school en twee jaar mulo doorlopen te hebben keerde René Stoute het onderwijs de rug toe en werkte hij drie jaar als dameskapper.
In de jaren tussen 1968 en 1976 verkeerde hij in de ‘j unkscene’. Na zijn terugkeer in de meer geordende maatschappij verrichtte hij eerst allerlei ongeschoolde arbeid, fungeerde hij bij het multi-mediacentrum ‘De Melkweg’ in Amsterdam enige tijd als nachtportier-barkeeper, en vond hij uiteindelijk emplooi als boekverkoper, ook in Amsterdam.
Als schrijver beleefde hij zijn officiële debuut in 1980, toen Simon Vinkenoog in diens Moeder Grasvan hem de Engelstalige ‘Jivesong for Herman’ opnam. Vóór die tijd had hij al in allerhande marginale geschriften gepubliceerd. Een jaar later nam Maatstaf voor het eerst een verhaal van hem op, ‘Huwen’. Op de rug van vuile zwanen (1982), een bundel met zeven verhalen, waaronder dit ‘Huwen’, was zijn debuut in boekvorm. Behalve aan Maatstaf werkte en werkt hij mee aan, onder meer, Propria Cures, Optima en De Held.
René Stoute woont in Amsterdam, samen met Bryony Cooper en de dochters Laurie en Brechje.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
De eerste drie boeken van René Stoute, Op de rug van vuile zwanen, Een fatsoenlijke betrekking en Uit het achterland, vormen met elkaar niet alleen een onverbrekelijke eenheid, maar - naar het zich laat aanzien - ook de basis van waaruit deze schrijver begonnen is een uiterst consistent oeuvre te bouwen. In alle verhalen uit zijn eerste boek - met uitzondering van ‘Bezoekdag’ waarin hij zich op het standpunt van een vader en een moeder plaatst - én in de beide daarop volgende ‘romans’ laat René Stoute de lezer enige tijd meeleven met een personage, dat in wezen steeds weer dezelfde, betrekkelijk jonge man is. Gelet op de uit het leven van die persoon belichte periode, zou je kunnen zeggen dat Een fatsoenlijke betrekking en Uit het achterland samen een soort kader vormen, waarbinnen Op de rug van vuile zwanen met terugwerkende kracht een centrale plaats is gaan innemen. In Een fatsoenlijke betrekking worden de gebeurtenissen beschreven vanuit het perspectief van een tiener, jacco Krom, die door het leven dat hij tussen zijn twaalfde en zijn zeventiende moet leiden als het ware rijp gemaakt wordt voor een vlucht uit die hem benauwende werkelijkheid: we zien Jacco aan het eind van het boek zijn eerste ‘stickie’ roken en opstijgen naar hoger sferen.
In de verhalenbundel Op de rug van vuile zwanen keert deze Jacco in steeds andere gedaantes en onder steeds andere namen terug. Zijn leeftijd is soms moeilijk te schatten: de personages zijn zo ongeveer tussen de twintig en dertig jaar oud, ze zijn hun tienertijd voorbij, en steeds volop verwikkeld in de strijd met hun worgengel: hard drugs, met name heroïne. Zelf komt hij daar op den duur zegevierend uit te voorschijn, verschillende van zijn kameraden moeten het avontuur met de dood bekopen.
| |
Thematiek
In Uit het achterland heet ‘Jacco Krom’ gewoon ‘René’: hij is dan begin dertig, ‘eerzaam’ huisvader, boekverkoper én schrijver, en het is hem op het eerste gezicht misschien niet eens zo heel goed aan te zien, dat hij een kleine tien jaar ‘de goot verkend’ heeft. Nadere beschouwing leert echter, dat hij de herinneringen aan die jaren niet of nauwelijks van zich af kan schudden.
| |
| |
De herinnering: dat is - niet alleen in Uit het achterland, ook al in zijn eerste twee boeken - de meest in het oog lopende verhaallijn in het werk van René Stoute. Hij herinnert zich, brengt zich opnieuw te binnen wat er met hem gebeurd moet zijn in dat ‘vorig leven’, dat kennelijk in een flits aan hem voorbijgegaan is. Het mag een wonder heten dat hij daaruit te voorschijn gekomen en als het ware herboren is. Van alle ervaringen die hij er heeft opgedaan blijkt vooral de regelrechte kennismaking met de dood tot zijn verbeelding te spreken. In de figuur van Jacco Krom, in Een fatsoenlijke betrekking, liet René Stoute al zien, hoe de puber die hij dan is, zich geleidelijk van het bestaan van de dood bewust wordt.
| |
Visie op de wereld
In Op de rug van vuile zwanen en Uit het achterland wordt met de gedachten over de dood een tweede verhaallijn verbonden: die van het schuldgevoel zoals de filosoof Karl Jaspers dat ooit beschreef: ‘Es ist unsere Schuld dass wir noch leben.’ De vertellers in deze beide boeken hebben de dood in de ogen gekeken en zich al op jeugdige leeftijd een voorstelling kunnen vormen van het gebied ‘Jenseits von Gut und Böse’. De met de schoonheid van de jeugd begiftigde zwanen werden vuil, bezoedeld door de aanblik van door de drugs gesloopte lotgenoten. Die aanblik maakt de tijd van leven die René Stoute wel vergund is, tot wat in zijn tweede dichtbundel een ‘kale tijd’ genoemd wordt. Hij weet sindsdien: ‘(Mijn) linkerdaad is sterven/(mijn) rechterdaad is de dood’, en die beklemming doet hem, gelijk Lucebert ‘wanhopig aan de ruimte/morrelen’. ‘Waarom ben ik hier en zijn zoveel van mijn vrienden daar?’ Dat is de vraag die hij zichzelf doorlopend stelt en die hem tot schrijven aanzet.
| |
Ontwikkeling
In zijn debuut legt hij die vraag in de mond van mensen die op dat moment zelf nog deel uitmaken van de junk-scene en die van daaruit anderen naar gene zijde zien vertrekken. In Uit het achterland spookt dezelfde vraag inmiddels door het hoofd van die ene junkie die de scene verlaten heeft. Wanneer die nog altijd verslaafde vrienden van vroeger tegenkomt, bevangt hem het oude gevoel van afgesneden-zijn weer, en verbeeldt hij zich dat hij ze in de steek gelaten heeft. Natuurlijk, hij weet wel dat uiteindelijk iedereen ten dode opgeschreven is, maar hij heeft dan tenminste voorlopig een uitweg uit de benauweg- | |
| |
nis gevonden, terwijl zij bij hun leven eigenlijk al dood zijn. Hun ruimte om te leven is nóg kleiner en beperkter dan die van hem, en daarom wil hij, namens hen, de ruimte van het leven graag wat vollediger maken dan die
is. Daartoe gaat hij tot verbeelding over. Als de messenwerper in zijn eerste dichtbundel trekt hij ‘sporen in het stof’, diept hij de herinneringen op aan allerlei mensen die op sterven na of zelfs definitief dood zijn. Door ze te beschrijven wil hij althans iets aan ze goed maken.
| |
Techniek
Terwijl hij inhoudelijk, door het alsmaar uitrekken van de herinnering, een zo groot mogelijke ruimte trachtte te creëren, gunde René Stoute zich op het formele vlak steeds meer armslag. Zijn debuut en - meer nog - Een fatsoenlijke betrekking waren nog betrekkelijk traditioneel van opzet. Met ingang van Uit het achterland gaat hij een soort collagetechniek toepassen: geregeld breekt hij daar in het verhaal over Huize Naaldvreugd in om mededelingen te doen over de toestand in de wereld op het moment van schrijven.
| |
Thematiek
In Bunkers bouwen, zijn vierde grote prozaboek, legt hij onder dit literaire bouwwerk van drie boeken een zowel filosofisch als poëticaal fundament. In het lange titelverhaal van deze bundel neemt hij afscheid van zijn vroegere, sterk tegen zijn eigen biografie aanleunende personen. Het verhaal draait om een nogal onbestemde man, die opgesloten zit in het Huis van Bewaring, en die het van de leiding daar gedaan krijgt dat hij in zijn cel mag schrijven. Dat betekent een openbaring voor hem: binnen de gevangenismuren is hij plotseling vrij, want het schrijven stelt hem in staat zijn fantasie vorm te geven en in zijn verbeelding te gaan en te staan waar hij maar wil. Het gerucht dat hij wegens goed gedrag wellicht vervroegd zal worden ontslagen, vervult hem dan ook met zorg en angst: hij voelt er inmiddels niets meer voor met de harde realiteit te worden geconfronteerd. Anders dan Jacco Krom en diens kornuiten, die hun toevlucht tot de ‘echte’ geestverruimende middelen namen, zoekt ‘de bunkerbouwer’ het in het schrijven. Dat schrijven is gaandeweg ook Stoutes nieuwe drug geworden, weermiddel in zijn strijd tegen de beperking - dat wil zeggen: tegen de dood die het leven aan alle kanten bedreigt.
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
Kunstopvatting
Wars van het beoefenen van literatuur als vormenspel buiten de werkelijkheid, ontwikkelde René Stoute zich binnen korte tijd tot het soort schrijver voor wie leven en werk gelijk opgaan. Dat brengt in zijn geval met zich mee, dat hij in zijn proza een toon aanslaat die - zoals hij het zelf ooit omschreef-‘bij uitstek subjectivistisch’ is. Literatuur is er niet alleen voor de vorm, maar ook - of misschien wel: juist - voor het stelling nemen inzake alle mogelijke maatschappelijke ‘issues’. ‘Tegen het verbod van bepaalde recensenten in, buiten de mode van het harteloze kunstproza om, (zich) verwant voelend aan enkele schrijvers die niet anders konden dan met hun eigen bloed te schrijven,’ verklaart René Stoute zich voor literatuur die plaats biedt aan ‘standpunten, dilemma's, hartstocht, mededogen en menselijke onvolmaaktheid’ en tegen ‘proza dat niet jankt, niet lacht, geen echte passie laat spreken, geen wanhoop vertolkt en niet door mensen lijkt geschreven, maar geconstrueerd door architecten die de blues niet kennen’.
| |
Verwantschap
Deze opvatting verbindt hem, wat de Nederlandse literatuur betreft, met schrijvers als de stuk voor stuk door hem bewonderde E. du Perron, Louis Paul Boon, Simon Vinkenoog, Cornelis Bastiaan Vaandrager, Jan Arends en Jeroen Brouwers. Zijn thematiek van de ‘lone wolf’ die ronddoolt aan de uiterste rand van de geordende samenleving duidt daarnaast op een verwantschap met het werk van de Amerikaanse beat generation (Jack Kerouac) en van schrijvers als William Burroughs, Henry Miller en Charles Bukowski.
| |
Stijl
Met hen heeft hij een gedreven wijze van vertellen gemeen. Met een enorme ‘drive’ sleept hij de lezer mee op zijn tochten door de stadsnatuur, en net als de beats schrijft hij zijn teksten op het ritme van de moderne jazz. ‘De zanger en zijn lied’, een van de vier verhalen uit Jagers zijn wij, en ook prooi, laat daar een fraai voorbeeld van zien.
| |
Kritiek
Vanaf zijn debuut heeft René Stoute een geheel eigen geluid laten horen: niet wat je noemt ‘mooi’, eerder nogal rauw, en zonder veel opsmuk. Onder zijn critici zijn er, die daar van meet af aan wel oren naar hadden - Hans Warren bijvoorbeeld -, terwijl er aan de andere kant zijn die er niets van willen weten en die zijn boeken niet anders blijken te kunnen zien dan
| |
| |
als berichten uit ‘junkland’ zonder meer. Tegen twee van hen, Reinjan Mulder en Diny Schouten, trok René Stoute vanwege dergelijke uitspraken polemisch fel van leer.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
René Stoute, Jive-Song for Herman. In: Moeder Gras. Een boek over marihuana. Samengesteld door Simon Vinkenoog. Maasbree 1980, Corrie Zelen, pp. 79-82, G. |
René Stoute, Op de rug van vuile zwanen. Amsterdam 1982, De Arbeiderspers, Grote ABC, 438, VB. |
René Stoute, Een fatsoenlijke betrekking. Een vertelling. Amsterdam 1984, De Arbeiderspers, Grote ABC, 464, R. |
René Stoute, Notities van de Messenwerper. Amsterdam 1984, Guus Bauer, GB. |
René Stoute en Henrik Stoute, Teksten voor een Oude Vriend. Amsterdam 1984, Island International Bookstore, VB/GB. |
René Stoute, Werklust. Met een tekening van Joost Veerkamp. Amsterdam 1985, Phoenix Editions, V. |
René Stoute, Uit het achterland. Amsterdam 1985, De Arbeiderspers, Grote ABC 517, R. |
René Stoute, Poeders, pillen en cachets. Amstelveen 1985, AMO, V. |
René Stoute, Het ongenoegen van Carlos P. In: Optima, jrg. 3, nr. 1, voorjaar 1985, pp. 3-20, V. |
René Stoute en Ares Koopman, Constipation Blues, of: wat erin zit moet eruit. Twee nagekomen brieven voor Carlos P. In: Optima, jrg. 3, nr. 3, najaar 1985, pp. 239-262, Br. |
René Stoute, Lamento van een leverlijder. In: Optima, jrg. 3, nr. 4, winter 1985/jrg. 4, nr. 1, lente 1986, pp. 75-79, V. |
René Stoute, Bunkers bouwen. Verhalen. Amsterdam 1986, De Arbeiderspers, Grote ABC 562, VB. |
René Stoute, De magere dichter A. In memoriam (1 925 - 1974). Amstelveen 1986, AMO, E. |
René Stoute, De kale tijd. Notities 1979-1986. Haarlem 1987, In de Knipscheer, GB. |
René Stoute, Jagers zijn wij; en ook prooi. Nijmegen 1987, Vriendenlust, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Renee de Borst, Een straatjongen zoekt schoonheid. In: Haarlems Dagblad 2-10-1982. (interview naar aanleiding van Op de rug van vuile zwanen) |
Piet Piryns en Herman de Coninck, ‘Niet dat ik me verlustig in mensen die naar de kloten gaan, maar ik voel me daartoe aangetrokken’. In: Vrij Nederland, 9-10-1982. (interview) |
Wim Sanders, Debuut Stoute: hele prestatie. In: Het Parool, 20-10-1982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Thomas Verbogt, René Stoute debutant van de jaren tachtig? In: Arnhemse Courant, 26-10-1982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Wim Brands, Debuut René Stoute erg lezenswaardig. In: Leids Dagblad, 4-11-1982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Hans Warren, Op de rug van vuile zwanen, de wereld van verslaafden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 13-11-1982. |
Rob Schouten, Gootsteenrealiteit en gootsteenrealisme. In: Trouw, 18-11-982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Cyrille Offermans, Shitverhalen van René Stoute. In: De Groene Amsterdammer, 8-12-1982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Hans Plomp, De verloedering van een gewoonte. In: Vrij Nederland, 18-12-1982. (over Op de rug van vuile zwanen) |
Joost van den Hooff, ‘Zie ik een oude zwerver, dan zie ik 't leven lopen’. In: Het Vrije Volk, 6-2-1984. (interview) |
Anton Brand, Jong zijn is niet leuk. In: Nieuwsblad van het Noorden, 26-3-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Karel Verdonschot, Doorgeefluik van ervaringen. In: De Gelderlander, 30-3-1984. (interview en bespreking van Een fatsoenlijke betrekking) |
Jaap Goedegebuure, Penseel of plamuurmes. In: HP, 31-3-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Wim Zaal, De élève van Runderland. In: Elseviers Magazine, 7-4-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Wim Sanders, Schrijfkunstigheid. In: Het Parool, 21-4-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Diny Schouten, De geur van kapsalon Gracia. In: Vrij Nederland, 21-4-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Wim Vogel, Over de kwellingen van het jong zijn. In: Haarlems Dagblad, 26-4-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Thomas Verbogt, Roman van René Stoute laat teveel beperkingen zien. In: Arnhemse Courant, 28-4-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
F. de Keyser, Dienaar van schone schijn. In: Het Laatste Nieuws, 15-5-1984. (over Een fatsoenlijke betrekking) |
Wam de Moor, René Stoute, de Frans Coenen van de jaren tachtig. In: De Tijd, 25-9-1984. (over Op de rug van vuile zwanen en Een fatsoenlijke betrekking) |
Chris Kijne,‘Waarom ben ik hier en zijn zoveel van mijn vrienden daar?’. In: VPRO-gids, 9-2-1985. (interview) |
Ton Bogaard, Goed beeld van de drugscene. In: Eindhovens Dagblad, 23-2-1985. (over Op de rug van vuile zwanen en Een fatsoenlijke betrekking) |
Ares Koopman, Mijn werk zal zijn: De Mens Aangaande. Over René Stoute en zijn verhaalpersonen. In: Bzzlletin, jrg. 13, nr. 125, april 1985, pp. 58-6 2. (overzichtsartikel over het oeuvre tot en met Uit het achterland) |
Wim Brands, Terug naar Naaldvreugd. In: Leids Dagblad, 17-7-1985. (over Uit het achterland) |
Aad Nuis, Ontrouw aan voormalige lotgenoten. In: De Volkskrant, 19-7-1985. (over Uit het achterland) |
Hans Warren, Een stem voor de junkies. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-7-1985. (over Uit het achterland) |
| |
| |
Anton Brand, René Stoute schrijft zich weg van Huize Naaldvreugd. In: Nieuwsblad van het Noorden, 2-8-1985. (over Uit het achterland) |
Diny Schouten, Berichten uit de junkwereld. In: Vrij Nederland, 10-8-1985. (over Uit het achterland) |
Jan Vergrote, Moeder heroïne en haar ontaarde kinderen. In: De Morgen, 20-8-1985. (over Uit het achterland) |
Gerrit Jan Zwier, De tempel der verloedering. In: Leeuwarder Courant, 23-8-1985. (over Uit het achterland) |
Thomas Verbogt, Verdwalen in morsige marge van bestaan. In: Arnhemse Courant, 24-8-1985. (over Uit het achterland) |
Henk Figee, Stoute terug in Achterland. In: Utrechts Nieuwsblad, 6-9-1985. |
Reinjan Mulder, De volledige mens volgens René Stoute. In: NRC Handelsblad 6-9-1985. (over Uit het achterland) |
Wim Sanders, René Stoute schrijft vanuit schuttersputje. In: Het Parool, 27-9-1985. (over Uit het achterland) |
Wim Trommelmans, Getuigenissen van René Stoute. In: Ons Erfdeel, jrg: 28, nr. 4, september/oktober 1985, pp. 588-589. (over op de rug van vuile zwanen en Een fatsoenlijke betrekking) |
Thomas Verbogt, De gevangenis als begraafplaats. In: Arnhemse Courant, 3-1-1987. (over Bunkers bouwen) |
Ares Koopman, De bevrijding van de pitter. In: Elseviers Magazine, 10-1-1987. (over Bunkers bouwen) |
Gerrit Jan Zwier, Ontgoocheld en leeg. In: Leeuwarder Courant, 21-1-1987. (over Bunkers bouwen) |
Pieterjan Mellegers, René Stoute in overgangsfase. In: Utrechts Nieuwsblad, 21-1-1987. (over Bunkers bouwen) |
Lucas Ligtenberg, De bajes als bron voor de literatuur. In: Het Parool, 30-1-1987. (interview, onder andere naar aanleiding van Bunkers bouwen, met René Stoute en Dick Schouten) |
Corine Spoor, ‘Ik wil proberen het heden draaglijk te houden’. In: De Tijd, 13-2-1987. (interview) |
Diny Schouten, Pointeloos en drenzerig. In: Vrij Nederland, 14-2-1987. (over Bunkers bouwen) |
Gerlof Leistra, ‘Ik wil naakt zijn en beginnen’. René Stoute wil niet meer over junkietijd schrijven. In: Nieuwsblad van het Noorden, 20-2-1987. (interview) |
Thomas Verbogt, Verhalen en notities van René Stoute. In: Arnhemse Courant, 2-5-1987. (over Jagers zijn wij, en ook prooi en De kale tijd) |
Koos Hageraats, Drie soorten afgrondmens. In: Vrij Nederland. 16-5-1987. (over Jagers zijn wij; en ook prooi) |
Peter Elberse, Complementair werk. In: De Held, jrg. 3, juli/augustus 1987, p. 2I. (over Jagers zijn wij; en ook prooi en De kale tijd) |
32 Kritisch lit. lex.
februari 1383
|
|