| |
| |
| |
Herman Stevens
door Ton Brouwers
1. Biografie
Herman Stevens werd geboren op 28 juli 1955 te Rotterdam. Hij groeide op in de wijken Overschie en Kralingen. Zijn vader was reclameontwerper en schrijver, zijn moeder danseres en balletpedagoog. Toen Stevens elf jaar oud was, besloten zijn ouders te scheiden, een gebeurtenis die hem sterk heeft aangegrepen. Ook het artistieke karakter van hun werkzaamheden heeft zijn leven beïnvloed: het was naar zijn zeggen nooit een vraag of hij zelf een creatief vak zou kiezen.
Na voltooiing van een gymnasiumopleiding in zijn geboortestad heeft Stevens gedurende een aantal jaren vooral gelezen en gereisd. In 1981 schreef hij zich in als student klassieke talen aan de Rijksuniversiteit Leiden en zeven jaar later behaalde hij zijn doctoraal diploma.
Al tijdens zijn studie publiceerde Stevens literaire beschouwingen, aanvankelijk in het Leidse tijdschrift Wildgroei, maar vanaf 1985 ook in De Revisor en Maatstaf. Deze essays zijn vooral gewijd aan Nederlandse poëzie en romans van Vestdijk. Zijn debuutroman, Mindere goden, kwam uit in 1990. Hiervoor ontving hij in datzelfde jaar de Anton Wachterprijs van de gemeente Harlingen.
In het collegejaar 1991-1992 was Stevens als writer in residence verbonden aan de Universiteit van Michigan in Ann Arbor. Hij heeft vervolgens vijf jaar in de Verenigde Staten gewoond, in Michigan en Zuid-Californië. In 1997 is hij weer in Leiden gaan wonen, maar hij verblijft nog regelmatig in de Verenigde Staten.
| |
| |
Naast zijn romans publiceert Stevens sinds 1994 recensies over Engelstalige literatuur in Het Parool. Aan ditzelfde dagblad, en sinds 1997 ook aan HP/De Tig heeft hij interviews bijgedragen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De romans van Herman Stevens belichten bij uitstek de binnenwereld van het hoofdpersonage en zwijgen nagenoeg over wat zich daarbuiten afspeelt. Zij onderscheiden zich door hun hechte psychologische verteltrant en een bondige, gecomprimeerde stijl. De verhalen zijn niet zozeer gericht op de behandeling van een maatschappelijk conflict, de beschrijving van een historische episode, de evocatie van de Zeitgeist of een andere intersubjectieve dimensie van de werkelijkheid, maar gaan steeds primair over een individuele belevingswereld - over de emoties, keuzes, inzichten, relaties en innerlijke ontwikkeling van de belangrijkste verhaalfiguur.
De hoofdpersonages van Stevens delen een gerichtheid op vrouwen. Gezien hun ervaringen kan het onvermogen van mannen om een duurzame relatie met vrouwen op te bouwen of vast te houden als een van de centrale thema's in zijn werk worden beschouwd. Zo ontmoet de lezer in Mindere goden (1990) Theo Elsenaar vier dagen voor diens voorgenomen huwelijk met Lucia van Swinden. Scènes uit Theo's drukke leven als aankomend hartspecialist wisselen elkaar af met impressies van zijn laatste dagen als ongetrouwd man, de voorbereidingen op het huwelijk en zijn mijmeringen over het begin van hun relatie. Op de dag voor het huwelijk bekent Lucia met zijn beste vriend naar bed te zijn geweest, wat voor Theo reden is om het feest af te blazen. Het onverwachte einde van zijn relatie met Lucia blijkt een opluchting voor hem te zijn; hij voelt zich opeens weer meer zichzelf dan hij ooit met haar is geweest.
Hero Groen, in Een schone slaap (1991), een sensitieve adolescent, wiens leven nog moet beginnen, is opgegroeid in een vermogend Engels-Nederlands gezin en heeft een sterke binding met zijn moeder en zijn iets oudere zus Ida. Na zijn examen aan de Londense balletacademie gaat hij Ida ophalen voor een gezamenlijke zomervakantie in Europa. Zij woont in een studentenhuis in een kleine Nederlandse universiteitsstad. In de paar dagen dat Hero in dit huis verblijft, ontdekt hij dat zij niet langer het meisje is dat hij kende: Ida is een vrouw geworden, die verwikkeld is in seksuele relaties met huisgenoten en zich door
| |
| |
twee van hen naakt heeft laten fotograferen en schilderen. Voor Hero, met zijn platonische liefdesopvatting (‘Je moest boven je lichaam staan’) is dit een vorm van verraad aan zijn broederliefde. Hij besluit dan ook de band met Ida te verbreken en gaat zonder haar op vakantie.
De derde roman van Stevens, Het vrouwelijk halfrond (1997), begint met een verbroken verhouding. Schrijver Philip Rood maakt een einde aan de doodgebloede relatie met zijn partner in Nederland en vertrekt naar Amerika om les te gaan geven aan een universiteit in Michigan. Hij raakt al snel volledig in de ban van de schoonheid en openheid van het Amerikaanse landschap. Tijdens zijn omzwervingen door het Westen ontdekt hij de nieuwe wereld, leert gaandeweg zichzelf beter kennen en voelt zich loskomen van zijn Europese wortels. Ofschoon hij geregeld intieme relaties aangaat met de vrouwen die hij op zijn weg ontmoet, hecht hij zich aan geen van hen en zo komt hij tot een nieuwe innerlijke rust, een eenzame vrijheid in de onmetelijke ruimte van Amerika. Anders dan Theo Elsenaar en Hero Groen maakt Philip Rood daadwerkelijk een keuze voor een emotioneel onafhankelijk leven.
| |
Techniek
De hoofdpersonages van Stevens hoeven wat betreft hun rol in de strak geregisseerde romans geen concurrentie te dulden: de overige karakters blijven schimmen. Hoewel alleen in Het vrouwelijk halfrond verteller en hoofdpersonage met elkaar samenvallen (het is een ikverhaal), worden ook Elsenaar en Groen van binnenuit beschreven en leveren zij, net als Rood, het enige perspectief op de handeling. Centraal staan steeds hun visie, ervaringen, bewustwording en innerlijke ontwikkeling.
| |
Thematiek
In dit verband is identiteit, zelfinzicht of juist het ontbreken daarvan eveneens een belangrijk onderwerp in de romans van Stevens. Elsenaar, Groen en Rood bevinden zich in een overgangsfase, een periode waarin hun binnenwereld sterk in beweging is en gevoelens van vervreemding gemakkelijker de kop opsteken. Theo Elsenaar realiseert zich na de biecht van Lucia dat hij een vreemde was geworden in zijn eigen wereld. Door haar beseft hij zijn gebrek aan zelfkennis, maar zijn probleem ligt dieper en schuilt vooral in zijn vlakke interpretatie van zichzelf en anderen, in zijn angst voor psychologisering. Hero
| |
| |
Groen bevindt zich in een levensfase waarin hij nog amper toe is aan zelfbewustzijn. Hij is altijd blijven hangen in de sluimer van zijn liefde voor zijn moeder en zuster; zijn verblijf bij Ida doet hem ontwaken uit die wereld. ‘Je moest uit jezelf kunnen stappen,’ luidt zijn devies, maar bij Ida leert hij dat het leven ook emotionele ‘struikelingen’ kent waar je niet zomaar van opkrabbelt. Dit zijn dingen die Philip Rood allang weet, maar hij ontdekt tijdens zijn verblijf in Amerika een tot dan toe verborgen dimensie van zijn binnenwereld, namelijk zijn culturele identiteit, terwijl hij ook worstelt met zijn toekomst als schrijver. Na drie jaar schrijven heeft hij twee romans op zijn naam, maar geen leven meer. Dit heeft geleid tot vervreemding; het is alsof een ander met zijn naam in hem leeft. Daarnaast staat hij voor een creatief dilemma: ‘Als ik weer ga schrijven, moet het ook anders zijn’ (p. 8i). Maar om een nieuw boek te kunnen maken, dient hij eerst zichzelf te hervinden. En dat lukt hem in Amerika: in een vreemde omgeving ontdekt hij hoe Europees hij is en wat daarvan de beperkingen zijn. Zijn verblijf in de nieuwe wereld verandert zijn identiteit: ‘Wie eenmaal Amerika ingaat komt nooit meer terug. Hij gaat een ander worden. Een Amerikaan’ (p. 7).
Een derde thema in de romans van Stevens is de tijd, die het individuele bewustzijn steeds op unieke wijze gevangen houdt. Voor Theo Elsenaar zijn de vier dagen voorafgaand aan zijn huwelijk een benauwend keurslijf. Door zijn drukke werkzaamheden en zijn halfslachtige betrokkenheid bij de ophanden zijnde bruiloft heeft hij het gevoel in een andere tijd te leven dan Lucia. Zoals de grote en de kleine wijzer van een uurwerk bewegen ze langs elkaar heen. ‘Tijd is afstand,’ weet Theo en er gaat geen bladzijde voorbij of hij vergewist zich van het tijdstip. Hij leeft met een wekker in zijn hoofd, hoort torenklokken slaan, kijkt voortdurend op zijn horloge of autoklokje. Door zijn fixatie op de tijd leeft hij afgesloten van de buitenwereld. Een schone slaap kan worden opgevat als een roman waarin de hoofdpersoon voor het eerst geconfronteerd wordt met het feit dat hij in de tijd bestaat. Tegen het einde van de roman, wanneer Hero Groen in navolging van zijn zus zijn onschuld verliest en zijn jeugd definitief voorbij is, komt zijn leven in een
| |
| |
stroomversnelling terecht en blijkt ook zijn horloge een belangrijk attribuut. Op de oudere Philip Rood heeft de tijd, na zijn vertrek uit Nederland, juist een vertragend effect. In het stille landschap van Amerika hervindt hij zichzelf, wat tevens een verzoening met zijn eigen vergankelijkheid impliceert. Ook hij luistert geregeld naar de tijd, maar hij laat zich er niet door opjagen. Want hij weet: ‘De enige maat is tijd. Leven’ (p. 81).
| |
Visie op de wereld
Het werk van Stevens getuigt herhaaldelijk van een besef van eenzaamheid, van het afgesloten zijn van de buitenwereld, van de sterke scheiding tussen innerlijke beleving en objectieve werkelijkheid. Voor Philip Rood is Amerika in de eerste plaats een landschap, niet een samenleving. Er is in de romans van Stevens weinig plaats voor reflectie op de actualiteit, de geschiedenis of de sociale werkelijkheid. Zij gaan niet over ‘de’ wereld als zodanig. Alleen in Een schone slaap komt een enkele keer een passage voor die direct refereert aan zo'n gedeelde, historische werkelijkheid. Illustratief is het volgende fragment, dat verwijst naar de democratiseringsgolf van 1989 in China: ‘Blijkbaar waren er de verschrikkelijkste dingen aan de hand in China, in Europa zelfs, maar hij had er geen weet van, want hij was op een eiland geboren. Kon hij het helpen?’ (p. 158) Voor Hero telt alleen de persoonlijke belevingswereld; de wereld van de anderen bevindt zich letterlijk op grote afstand. Zoals een van de personages tegen hem zegt: ‘Je woont toch, in je hoofd’ (p. 122).
| |
Relatie leven/werk
Stevens situeert zijn romans in studentenmilieus, die mogelijk nauw aansluiten bij zijn eigen ervaring van dergelijke milieus in zowel Leiden als Amerika. In Mindere goden is bijvoorbeeld de beste vriend van Elsenaar student klassieke talen (dat was Stevens zelf ook), terwijl de hoofdpersoon van Het vrouwelijk halfrond in ieder geval semi-autobiografisch is, bijvoorbeeld omdat hij romans heeft geschreven die op naam staan van Stevens. Toch is Stevens' werk niet strikt autobiografisch te noemen. Fictie en autobiografie vloeien in de opvatting van Stevens in elkaar over. In een artikel over de autobiografie van Osbert Sitwell (1988) schrijft hij hierover: ‘In de beste autobiografieën gaat de auteur op zoek naar zijn onbekende zelf, en wie aan het slot verschijnt is een ander dan degeen die de pen opvatte. De daden die men nalaat in het dagelijks leven, de gedachten die
| |
| |
hun gang niet kunnen gaan, dat is de fictie die in een autobiografie werkelijkheid wordt.’ Fictie en werkelijkheid vullen elkaar aan, roman en autobiografie bestaan idealiter in elkaars verlengde.
| |
Kunstopvatting
In hetzelfde artikel wijst de auteur op het belang van het schrijven voor het verkrijgen van inzicht in de eigen denkwereld: ‘Men weet misschien meer van zichzelf dan anderen, maar zelfs zijn eigen gedachten kent men nauwelijks eer men ze gaat opschrijven.’ Het schrijven biedt dus de mogelijkheid om de innerlijke wereld bloot te leggen; het kan een vorm van bewustwording en zelfontdekking zijn. Maar daarnaast overheerst scepsis over de mogelijkheden van de geschreven taal, een onderwerp dat vooral Philip Rood bezighoudt. Het woord is volgens hem slechts een voetnoot bij de dingen en de kwaliteit van al het geschrevene is het bewijs dat onze voorlopers in ieder geval niet de boom uit klommen om lezers of schrijvers te worden. Schrijven blijft uiteindelijk een persoonlijke, individualistische aangelegenheid. Zoals Philip aan een studente uitlegt: ‘Alles wat je schrijft is een afdruk van jezelf. Woorden, beelden, the big picture, niemand anders kan het zo doen. Dat is het goede nieuws. Maar ook het slechte nieuws. Altijd loop je weer tegen jezelf aan’ (p. 45-46). Aan het slot van zijn essay over Vestdijks roman De dokter en het lichte meisje (1987) schrijft Stevens dat het onderwerp van de hedendaagse roman de hoofdpersoon is en dat er meer over de wereld niet valt te zeggen. Zo beschouwd kunnen zijn eigen romans zonder voorbehoud hedendaags genoemd worden.
| |
Stijl
Daarnaast is een van de meest in het oog springende eigenschappen van zijn werk de geconcentreerde stijl ervan. Zijn werk geeft blijk van minutieuze aandacht voor woordkeus en zinsbouw; verhaalmotieven en thematiek zijn nauw met elkaar vervlochten. Het veelvuldige gebruik van woordspel, ironie, vooruitwijzingen, metaforische krullen en andere details geeft aan het proza van Stevens een ouderwets literair cachet. In zijn romans schuilt de spanning niet zozeer in de plot als wel in het proza zelf. Vooral in Een schone slaap komt echter nogal eens taal voor die te mooi wil zijn en die daardoor juist aan zeggingskracht verliest of zelfs onbegrijpelijk wordt. In Het vrouwelijk
| |
| |
halfrond heeft de auteur daarentegen een goede balans weten te vinden tussen eenvoud en sierlijkheid.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Hoewel het debuut van Stevens relatief veel aandacht heeft gekregen in de pers, lijkt zijn werk vooralsnog niet aan te slaan bij een breed publiek. Geen van zijn romans heeft tot dusverre een grote oplage bereikt. Het kritische oordeel over zijn werk loopt sterk uiteen, variërend van eenzijdig afwijzend tot bijzonder lovend. Rob Schouten zegt bijvoorbeeld betoverd te zijn door de stilistische schoonheid van Mindere goden; Arnold Heumakers spreekt van een ‘bijzonder debuut door lyriek, ironie en vernuftige constructie’; maar Hans Wanen toont zich geërgerd over wat hij ziet als het eindeloze gebabbel, de onbenullige problemen en de nietige details van de roman. In het algemeen spitst de kritiek zich toe op de stijl van de romans van Stevens, die door de een als uitzonderlijk knap wordt ervaren, door de ander als overtrokken, gekunsteld of te zeer lonkend naar perfectie. Janet Luis noemt de auteur van Een schone slaap ‘een acrobaat op de vierkante centimeter’ die een ‘ingenieus en beklemmend universum’ weet op te bouwen. De taal van die roman ‘tintelt, prikt en schuimt’ volgens Schouten, maar hij vindt het boek vermoeiend door het gebrek aan een grote lijn en psychologische uitdieping. Het vrouwelijk halfrond heeft naar zijn smaak ‘overdreven kantjes’, maar hij ziet het ook als een ‘scherpzinnig prozagedicht’ met een geheel eigen karakter. Aleid Truijens noemt de elegantie van dit boek uiteindelijk leeg, ‘pure ijdelheid’, terwijl Robert Anker juist woorden als ‘vloeiend’, ‘beeldend’, ‘sprankelend’, ‘evocatief’ en ‘intrigerend’ gebruikt om er hetzelfde boek mee te typeren.
| |
Verwantschap / Traditie
Met name dit laatste werk doet sterk denken aan het persoonlijke, gestileerde proza van auteurs als Paul de Wispelaere (in Het verkoolde alfabet) en Benno Barnard (bijvoorbeeld Het gat in de wereld), terwijl de eerdere romans vooral verwantschap vertonen met thematisch hecht gestructureerde, psychologische romans als die van Harry Mulisch (bijvoorbeeld Het zwarte licht). Ook de romans van Vestdijk lijken door hun psychologische problematiek een inspiratiebron te vormen, al bekritiseert Stevens in zijn gedreven essays over dit werk de breedsprakigheid ervan. Daarnaast zoekt Stevens in zijn werk actief aansluiting bij
| |
| |
de literaire canon. Zo is zijn eerste boek direct geïnsapireerd op Shakespeare's Midzomernachtsdroom. En in Het vrouwelijk halfrond speelt de Amerikaanse literatuur een voorname rol. De hoofdpersoon treedt onder meer in het voetspoor van Ernest Hemingway en gaat op bezoek bij Nobelprijswinnaar Saul Bellow.
| |
Ontwikkeling
In thematisch, stilistisch en emotioneel opzicht vertegenwoordigt Het vrouwelijk halfrond een breuk met zijn twee voorgangers. Het milieu van een kleine Nederlandse universiteitsstad en de beklemmende, aan het verleden vastgeklonken levens van Theo Elsenaar en Hero Groen hebben plaatsgemaakt voor de open wereld van Amerika, die Philip Rood met volle teugen tot zich neemt. In geen andere Nederlandse roman komt de ruimtelijkheid van het Amerikaanse landschap zo precies en poëtisch tot uitdrukking. Vanaf het begin omarmt Rood de mythe van Amerika als een landschap van vrijheid. Het bevrijdende geluk dat Rood ervaart naar aanleiding van zijn leven in een nieuwe geografische ruimte, staat haaks op de afgepaste beslotenheid van het Hollands realisme in de eerste twee romans. Zijn ervaringen doen denken aan die van Goethe in diens Italienische Reise - ook een boek dat handelt over het stille genot van het leven in den vreemde.
Bovendien wordt in de derde roman van Stevens de problematiek van het schrijven (en van het leven als schrijver) niet meer verhuld achter een sluier van ironie of taalraffinement, maar expliciet ter discussie gesteld. Tot twee keer toe zet Rood bijvoorbeeld een streep door de ironie (pp. 17, 118). Het gaat hem daarbij specifiek om een afscheid van de lege, vruchteloze, allesomvattende ironie, zoals die met name in Mindere goden bepalend is. In menig opzicht is de ironische houding van Rood in vergelijking met die van Elsenaar zelfs directer, persoonlijker en daardoor scherper. Maar anders dan Elsenaar heeft Rood ook oog voor schoonheid, stilte, rust en vrijheid, die buiten de ironie om kunnen bestaan. In het Amerikaanse landschap en in zichzelf vindt hij daarvan het bewijs.
Hoezeer de romans van Stevens bij uitstek een verbeelding zijn van de werkelijkheid van het belangrijkste personage ervan, blijkt wel uit de slotscènes. De auteur markeert het einde steeds met het afscheid van zijn hoofdpersonage, hij laat hem na geda- | |
| |
ne arbeid het boek uit rijden, zoals in westerns de eenzame cowboy te paard in de verte verdwijnt. Zo bevindt Theo Elsenaar zich aan het einde van Mindere goden in een rijdende auto op de verlaten snelweg om zijn vader van het vliegveld af te halen. Zijn snelheid is hoog, hij beseft dat Lucia definitief uit zijn leven is gevallen, maar hij weet ook dat hij de tijd niet kan terugdraaien en hij besluit de baan van hartspecialist in een Goois ziekenhuis aan te nemen, die hem door een kennis van zijn leermeester in de schoot is geworpen. Hero Groen springt op de laatste bladzijde van zijn roman resoluut op de vertrekkende trein, terwijl zus Ida tegen haar wil alleen achterblijft op het station. ‘Hij ging de wereld niet overdoen,’ krijgt de lezer te weten. Dit slaat op het definitieve verlies van zijn genegenheid voor haar, al zal hij door zijn sterke moederbinding na zijn reis ongetwijfeld terugvallen in de geborgenheid van zijn ouderlijk huis.
Anders dan de afstandelijke, cynische Elsenaar en de schuchtere, onervaren Groen kiest de wereldwijze Philip Rood, aan het einde van Het vrouwelijk halfrond, uit volle overtuiging voor het leven van de lonesome hero. In het scherpe ochtendlicht van Zuid-Californië zit hij op de motorkap van zijn Caprice, waarin zijn hele hebben en houwen, en tuurt over het water bij San Diego: ‘De baai is één koepel zilverdamp. Alles is uitvergroot.’ Hij luistert naar de tijd en kijkt in gedachten omhoog langs de Amerikaanse westkust: ‘die avond nog kan ik in Santa Monica zitten. Dan Santa Cruz, San Francisco en de rest van de kust. Het hele noorden. Het land is vrij.’ Wat Philip Rood - de vreemdeling in Amerika, de schrijver die is losgeweekt van zijn cultuur, de man die zich bovendien niet meer emotioneel gebonden weet aan de ander - ons feitelijk wil zeggen is: ik ben vrij.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Herman Stevens, Ambrosia, wat vloeit mij aan? Het perspectief van een gedicht. In: De Revisor, jrg. 12, nr. 1, februari 1985, pp. 53-61, E. |
Herman Stevens, Een nul van een Icarus. Over Vestdijks Juffrouw Lot. In: De Revisor, jrg. 12, nr. 6, december 1985, pp. 60-71, E. |
Herman Stevens, Geen woorden dan daden. Over De kellner en de levenden van S. Vestdijk. In: De Revisor, jrg. 13, nr. 2, april 1986, pp. 44-53, E. |
Herman Stevens, Deze verlichte cel: over dienstmeisjes en cultuurpessimisme. In: Vestdijkkroniek, nr. 50, 1986, pp. 20-32, E. |
Herman Stevens, Faverey's eeuwige metamorfosen. Over Hinderlijke goden. In: De Revisor, jrg. 13, nr. 5, oktober 1986, pp. 70-79, E. |
Herman Stevens, De tijd met handen breken. Over de poëzie van Hans Tentije. In: De Revisor, jrg. 14, nr. 1, februari 1987, pp. 42-48, E. |
Herman Stevens, Het paradijs herwonnen. Over De dokter en het lichte meisje van S. Vestdijk. In: Maatstaf, jrg. 35, nr. 10, oktober 1987, pp. 10-22, E. |
Herman Stevens, Sprookjes van duizend-en-een-angst. Over De schandalen van S. Vestdijk. In: De Revisor, jrg. 14, nr. 6, december 1987, pp. 52-63, E. |
Herman Stevens, Van vader op zoon. De autobiografie van Osbert Sitwell. In: Maatstaf, jrg. 35, nr. 9/10, oktober 1988, pp. 211-216, E. |
Herman Stevens, Mindere goden. Amsterdam 1990, De Arbeiderspers, R. |
Herman Stevens, Een schone slaap. Amsterdam 1991, De Arbeiderspers, R. |
Herman Stevens, Herman Stevens. In: De Revisor, jrg. 20, nr. 6, december 1993, p. 63, E. |
Herman Stevens, Het vrouwelijk halfrond. Amsterdam 1997, Prometheus, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Rob Schouten, Met het hoofd over het hart. In: Trouw, 12-4-1990. (over Mindere goden) |
Arnold Heumakers, Een wekker in het paradijs. In: de Volkskrant, 13-4-1990. (over Mindere goden) |
Janet Luis, Debuutroman van Herman Stevens. Hogere geneeskunde. In: NRC Handelsblad 27-4-1990. (over Mindere goden) |
Doeschka Meijsing, Zomers labyrint: hoog debutantenspel van Herman Stevens. In: Elsevier, 28-4-1990. (over Mindere goden) |
Ton Verbeeten, Virtuoze conversaties om in een doosje te doen: Mindere goden, gekunstelde roman van debutant Herman Stevens. In: De Gelderlander, 28-4-1990. |
Bob Frommé, De debutant. In: Elsevier, 5-5-1990. (reportage en interview over Mindere goden als debuut) |
Bert Kuipers, Herman Stevens met Mindere goden: een late epigoon van Shakespeare. Gedateerd 17de eeuws maniërisme. In: Haarlems Dagblad, 10-5-1990. |
Jasper Enklaar, Op zoek naar de verloren onschuld. In: Haagse Post, 19-5-1990. (interview over Mindere goden) |
Jaap Goedegebuure, Dwarsverbanden van traditie. In: Haagse Post, 19-5-1990. (over Mindere goden) |
Emiel Fangmann, Herman Stevens debuteert met veelgeprezen Mindere goden. In: Leidsch Dagblad, 2-6-1990. (interview) |
Jan Verstappen, Herman Stevens debuteert met slimme roman. In: Amersfoortse Courant, 23-6-1990. |
Hans Warren, Het gebabbel van Mindere goden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-7-1990. |
August Hans den Boef, Eindelijk weer een interessante Leidse schrijver. In: Leidsch Dagblad, 29-8-1990. (over Mindere goden) |
Filip Rogiers, Het plafond komt naar beneden. In: Knack, 5-9-1990. (over Mindere goden) |
Pieter de Groot, Herman Stevens blij met Anton Wachterprijs van gemeente Harlingen. In: Leeuwarder Courant, 20-10-1990. (interview over Mindere goden) |
Gerrit Jan Zwier, Een huwelijkskomedie. In: Leeuwarder Courant, 26-10-1990. (over Mindere goden) |
Jolan Douwes, De debutant. In: Trouw, 16-3-1991. (interview over Mindere goden) |
Daan Cartens, Een deftig rollenspel. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 2, april 1991, pp. 274-275. |
Arnold Heumakers, Snedig converserende studenten. In: de Volkskrant, 4-10-1991. (over Een schone slaap) |
Rob Schouten, Fluisteringen en gorgelingen uit een opblaaswereld. In: Trouw, 10-10-1991. (over Een schone slaap) |
Janet Luis, Herman Stevens over een moderne Aeneas: wie kan wonen in zijn eigen hoofd. In: NRC Handelsblad, 11-10-1991. (over Een schone slaap) |
Doeschka Meijsing, Sprong in het ijle: tweede roman van Herman Stevens. In: Elsevier, 26-10-1991. |
Jan Verstappen, Herman Stevens imponeert met tweede roman. In: Amersfoortse Courant, 11-1-1992. |
Frans de Rover, Dolle kervel tegen liefde en schoonheid. In: Vrij Nederland, 29-2-1992. (over Een schone slaap) |
Arnold Heumakers, Een poging tot metamorfose. In: NRC Handelsblad, 4-4-1997. (over Het vrouwelijk halfrond) |
Rob Schouten, Een voorbijganger in niemandsland. In: Trouw, 25-4-1997. (over Het vrouwelijk halfrond). |
Aleid Truijens, Over de leegte na het debuut. In: de Volkskrant, 25-4-1997. (over Het vrouwelijk halfrond) |
Jeroen Vullings, Schrijven om de woorden te verliezen. In: Vrij Nederland, 26-4-1997. (over Het vrouwelijk halfrond) |
Robert Anker, De schrijver die naar Amerika ging. In: Het Parool, 2-5-1997. (over Het vrouwelijk halfrond) |
70 Kritisch lit. lex.
augustus 1998
|
|