| |
| |
| |
Jan Stavinoha
door Peter Nijssen
1. Biografie
Jan Stavinoha werd op 26 mei 1945 geboren in Praag. Hij groeide op in een literair milieu. Zijn vader was een bekend journalist en schrijver, die thuis veelvuldig andere schrijvers en journalisten ontving. Stavinoha koos een andere richting. Hij ging na de middelbare school gitaar studeren aan het Praags conservatorium, en gaf in jazz-clubs, die door het communistische regime gewantrouwd werden, zijn eerste concerten. Vanaf 1964, tijdens de dageraad van de politieke hervormingen in Tsjechoslowakije, verzorgde hij de muziek voor Viola, het eerste theatercafé dat in Praag politieke kwesties durfde aansnijden. Nadat de Praagse Lente in 1968 door troepen van het Warschaupact gewelddadig was neergeslagen, ontvluchtte Stavinoha zijn land. Als een van de laatsten, want op 1 januari 1969 werden de grenzen gesloten. Hij trok naar Engeland, waar hij in zijn levensonderhoud voorzag met klusjes en gitaarconcerten, en vestigde zich, na een uitnodiging, in 1969, om in het Amsterdamse Paradiso te komen spelen, in Nederland, waar hij sindsdien woont. Zijn levensgezellin is Ilja Veldman, die als kunsthistorica werkzaam is aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Stavinoha begon in 1978 zijn loopbaan als schrijver. Sinds 1984 - in dat jaar gaf hij zijn baan als muziekleraar op - wijdt hij zich volledig aan de literatuur. De laatste jaren werkte Stavinoha ook regelmatig voor de radio. Samen met Jean-Pierre Plooij schreef hij een vierdelig luisterspel voor de KRO (Kafka's tekeningen) en een kort hoorspel (Lessen in het niets) voor de VPRO. En daarnaast was hij van 1983 tot 1990 wekelijks te beluisteren op de VPRO-radio met korte, absurde verhalen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
21 augustus 1968 is in verschillende opzichten een memorabele datum in de biografie van Jan Stavinoha. Die dag, waarop militair geweld een einde maakte aan de Praagse Lente, is niet alleen een scharnierpunt in zijn leven, maar ook een cruciale datum in zijn literaire werk. Het herstel van de communistische dictatuur in Tsjechoslowakije vormde de aanleiding voor een leven in ballingschap. En toen hij tien jaar later begon te schrijven, dwong die bepalende gebeurtenis hem bovendien in de positie van een schrijver met een verloren vaderland. Dwóng, want Stavinoha heeft van meet af aan als Nederlands schrijver en niet als exil-schrijver te boek willen staan.
Toch is de aanduiding ‘schrijver met een verloren vaderland’ niet misplaatst. Zijn eerste drie boeken, de verhalenbundels Praagse dixieland en Adams uniform en de roman In goede handen, bevatten grotendeels Tsjechische verhaalstof. Persoonlijke herinneringen aan het land van herkomst zijn daarin de aanzet tot schrijven en de kiem van de fantasie. Zo heeft ‘De gedaanteverwisseling’ (Adams uniform) een onmiskenbaar autobiografische ondergrond. In het decor van dat verhaal, het Literaire Theater Fermata, kan zonder veel moeite het Praagse theatercafé Viola herkend worden, waarvan Stavinoha halverwege de jaren zestig de muzikale medewerker was. Maar ook al zijn deze verhalen duidelijk autobiografisch, toch ontbreken uitingen van protest en heimwee - de drijvende krachten in het werk van talrijke schrijvers in ballingschap - bij Stavinoha nagenoeg geheel. Een zekere nostalgie is hem weliswaar niet vreemd, maar het begrip litost dat Milan Kundera hanteert ter aanduiding van het ongeneeslijke heimwee van de balling, ontbreekt in zijn vocabulaire.
| |
Kunstopvatting
Dat alles neemt niet weg dat schrijven, naar de opvattingen van Stavinoha, moet voortkomen uit een sterke behoefte en geen activiteit kan zijn waaraan men zich voor de aardigheid overgeeft. Het is op het eerste gezicht merkwaardig dat hij zich om die reden kant tegen professionalisme in de schrijverij. Beroepsmatig beoefende literatuur acht hij funest voor het schrijven vanuit een werkelijke behoefte. Maar voor wie zich reali- | |
| |
seert dat schrijvers uit voormalige communistische landen bij literair professionalisme onmiddellijk moeten denken aan een louter onder toezicht en met middelen van de staat beoefend schrijverschap, wordt die aversie minder curieus.
| |
Ontwikkeling
De persoonlijke drang tot schrijven diende zich in het geval van Stavinoha vrij plotseling aan. Die ontstond, naar zijn eigen zeggen, nadat hij zich in toenemende mate begon te realiseren dat de muziek één grote vlucht was geweest, een middel om zich af te zetten tegen de schrijvende vader. Dat besef deed hem op 13 augustus 1978, tien jaar na het neerslaan van de Praagse Lente, de pen oppakken om, in een wirwar van Tsjechisch en Engels, de eerste fragmenten van de verhalen voor Praagse dixieland neer te schrijven. De resultaten daarvan dicteerde hij vervolgens in een mengelmoes van Engels en Nederlands aan Ilja Veldman, die tot en met Adams uniform zou blijven optreden als eindredactrice. Vanaf die bundel beschouwt Stavinoha zijn min of meer autodidactische opleiding tot Nederlandstalig schrijver als voltooid, en schrijft hij zijn werk direct in het Nederlands.
21 augustus 1968 bleek in zijn geval ook in andere opzichten een scharnierpunt. De novelle Interval, die zich aan de vooravond van die datum afspeelt, is namelijk te beschouwen als een tussenstap in zijn literaire werk - de titel impliceert dit al. De novelle is tegelijk een terugblik en een vooruitwijzing omdat daarin afstand wordt gedaan van Tsjechische bronnen en, door de keuze van een Nederlandse hoofdpersoon, alvast een voorschot wordt genomen op het komende werk, waarin het verloren vaderland nauwelijks nog een, rol van betekenis speelt. De Tsjech was weliswaar niet monddood gemaakt maar ‘een echte Nederlander geworden’, merkte Stavinoha over zichzelf op. Dat was voor hem een van de redenen vanaf de roman Aromaniet langer over Oosteuropese problemen te willen schrijven. Een tweede verklaring voor dit voornemen gaf hij in een interview met Cees Zoon, waarin hij erop wees dat die thematiek, vooral door toedoen van Kundera, een modeverschijnsel geworden was.
Interval speelt in de zomer van 1968 in Amsterdam en Praag. De door flower power gepredikte vrijheden worden in beide
| |
| |
steden met dezelfde heftigheid in praktijk gebracht. In Praag schalt Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band van The Beatles even decibelrijk uit de speakers als in de Nederlandse hoofdstad. De titel, die verwijst naar Stavinoha's muzikale achtergrond, benadrukt de muzikale en mentale verbondenheid van de twee steden en schept tegelijk de voorwaarden voor een verstoring van de samenhang. In de muziek is een interval namelijk de afstand tussen twee noten. En Interval eindigt op 21 augustus 1968 in een dissonant (een afstand tussen twee noten die om een oplossing vraagt), wanneer Russische tanks Praag binnenrollen en alle vrijheden platwalsen. De harmonische samenklank van Praag en Amsterdam, in de grondtoon van de vrijheid, sterft weg in een snerpend morendo.
| |
Stijl / Thematiek
Tegelijk met de thematische overgang van autobiografische naar meer fictionele verhaalstof (waaruit Aroma en Het nut van een paradijs bestaan) raakt ook de lichtvoetige toon van zijn proza gedeeltelijk op de achtergrond. Toch blijven ironie en absurde of relativerende humor een belangrijk bestanddeel van zijn werk. In die zin is zijn afkomst uit de culturele traditie van Švejk (de hoofdpersoon uit de klassieke Tsjechische roman De lotgevallen van de brave soldaat Švejk van Jaroslav Hašek) onmiskenbaar. Evenals het werk van Hašek is dat van Stavinoha bevolkt door anti-helden die gemangeld worden door ridicule maatschappelijke structuren, bureaucratische regels en sociale bemoeizucht. Maar evenals bij Hašek hebben ze in hun levensaanvaarding tevens de vitaliteit om de spot te drijven met het gezag (Praagse dixieland) of de dwang van de weldenkendheid (In goede handen).
| |
Traditie
Lichtvoetigheid, weemoed, geestigheid, leedvermaak, humor en satire zijn elementen die het werk van Stavinoha daarom plaatsen in een herkenbaar Tsjechische verteltraditie waarvan Jaroslav Hašek, en na hem Bohumil Hrabal en Ivan Klíma, de belangrijkste vertegenwoordigers zijn. ‘Humor en satire’, gelooft Stavinoha, ‘komen voort uit onvermogen. Daar hebben we driehonderd jaar ervaring mee, met de Oostenrijks-Hongaarse monarchie en daarvoor de andere Habsburgers’.
| |
Visie op de wereld
Ironie en relativerende humor veronderstellen een zekere distantie. Niet alleen van de politieke werkelijkheid die met die
| |
| |
middelen aan de kaak wordt gesteld, maar ook van een soort sociaal protest dat zich meer bekommert om politieke misstanden dan om de individuele mens die daarvan het slachtoffer is. Stavinoha wil als schrijver niet de rol van martelaar opgedrongen krijgen. Ironie en humor zijn in zijn werk daarom tevens middelen tot zelfbehoud. Zijn engagement bepaalt zich tot de mensen in zijn directe omgeving en ontpopt zich zelden of nooit als een verdediging van verheven idealistische principes. Zoals hij indertijd de gebeurtenissen rond Charta '77 en Váday Hável van een afstand volgde, zo observeert hij na de fluwelen revolutie van 1989 ook het herstel van de democratie in zijn geboorteland (dat hij pas in 1990 voor het eerst opnieuw bezocht) met de ogen van een sceptische toeschouwer, van een geamuseerde maar twijfelmoedige bermtoerist, zoals valt op te maken uit ‘Terug naar de Urquell’ en de reportages ‘Uit Praag’. Een voorbeeld van zulk soort observeren uit ‘Terug naar de Urquell’: ‘Op het Wenceslausplein wordt de nieuw verworven vrijheid benut door geldwisselaars, vooral Joegoslaven en Polen. [...] Wanneer ze een gunstige wisselkoers hebben aangeboden, maken ze op het moment van de transactie een onschuldig aandoende handbeweging waarmee in één seconde het eerder getoonde stapeltje Tsjechisch geld wordt verwisseld voor volstrekt waardeloos Pools geld. In Amsterdam heb ik eens iemand gesproken die furieus uit de roulatie genomen bankbiljetten verzamelde, om bij zijn volgende bezoek aan Praag wraak te kunnen nemen.’
| |
Techniek
Distantie is bijgevolg ook een sleutelwoord als het erom gaat aan te geven hoe Stavinoha zijn verhalen, novellen en romans vertelt. In zijn eerste drie boeken past hij de zo karakteristieke ironisch-absurdistische distantie toe op vaak sterk op een clou uitlopende vertellingen. Terwijl de stof voor de twaalf verhalen in Praagse dixieland gegrepen is uit het dagelijks leven van gewone Praagse burgers, ligt de anekdotiek in de daaropvolgende roman In goede handen bij de (in hun kiem autobiografische) belevenissen van een Tsjechische vluchteling en diens opvang in Nederland. De verhalen in Adams uniform spelen zich daarentegen weer in een Oostblokland af. Maar aangezien tijd en ruimte in Adams uniform opzettelijk vaag zijn gehouden, voert
| |
| |
het te ver te zeggen dat het steeds duidelijk om Praag of Tsjechoslowakije gaat. De personages die in deze bundel optreden, zijn ook niet langer gewone burgers, maar tamelijk buitenissige schepsels, die zich hoogst eigenaardig gedragen. Verder wijkt het proza van Adams uniform van dat van de voorgaande twee boeken af door zijn fantastische inslag.
Zo verschijnt in ‘Met de noorderzon’ een sprekende gans ten tonele die een vluchtend gezin de weg naar het vrije westen wijst. De gans blijkt de overleden grootvader, die na het welslagen van de vlucht in een aan Roald Dahl herinnerende clou tot een smakelijke dis bereid wordt. En evenzo is ‘Stap terug’ geen tirade met directe verwijzingen naar de politieke werkelijkheid, maar een satirisch sprookje in de trant van Orwell. Het verhaal ontleent zijn kracht voor een belangrijk deel aan de genoemde afzijdige en laconieke ironie waarmee de absurditeit van de buitensporige orde en taakverdeling in het land van de president wordt beschreven: ‘Terwijl de Minister van Begrip zijn instemming betoonde, werd hem door zijn collega van Aanval verweten dat hij altijd met alles accoord ging, iets waar de ander het geheel mee eens was. De president wees de Minister van Aanval er echter op, dat hij zich niet door zijn emoties moest laten meeslepen en de Minister van Begrip niet iets kon verwijten wat juist in zijn ministeriële opdracht zat!’ (Adams uniform).
Een afstandelijke verteltrant hebben de boeken na Interval behouden, maar de observaties zijn sindsdien meedogenlozer. Dat laatste geldt zeker voor Het nut van een paradijs, waarin met een haast sadistische gelatenheid de ondergang van een paradijselijk rustoord aan een meer (een wereld in het klein) wordt beschreven.
| |
Thematiek
De problematiek waar het werk van Stavinoha om draait, is te herleiden tot één steeds terugkerende tegenstelling. Op den duur worden de hoofdpersonen telkens geconfronteerd met de onverzoenlijkheid van werkelijkheid en ideaal. In Praagse dixieland is die tegenstelling te herkennen in de welvaartsillusies die een keur van sappelende en sjacherende Praagse mensen najaagt tegen de achtergrond van een grauwe en corrupte maatschappelijke realiteit.
| |
| |
Het ideaalbeeld dat de Tsjechische vluchteling Victor Mašek over Nederland koestert (In goede handen), wordt na kennismaking met een overijverige medewerkster van de vreemdelingenopvang grondig verstoord. Voor zijn gewoonten en hebbelijkheden blijkt de betweterige Nederlandse weinig respect te hebben, waardoor Mašeks opvang zich tot een voor hem ontnuchterende en vervreemdende ervaring ontwikkelt. De titel van deze roman dient dan ook voornamelijk ironisch te worden opgevat.
In Aroma ontdekt de rationeel ingestelde geschiedenisleraar Leonard Hartman tijdens een verblijf in Rome dat de sensibiliteit voor het irrationele waarover zijn negenjarig dochtertje Saskia beschikt, hem vreemd is. Hartman maakt er een pelgrimage naar het verleden van het Romeinse Rijk, terwijl zijn dochter is meegegaan om in zwavelbronnen te genezen van haar eczeem. Met het opduiken van een geheimzinnige circusartiest krijgt het verhaal iets van een suspense-story. De omgang met deze vreemdeling gaat Saskia beter af dan haar vader. Zijn aanwezigheid aanvaardt ze als vanzelfsprekend en wanneer de man opdoemt, geneest haar zieke huid plotseling razendsnel. Op deze tegenstelling tussen de magische beleving van het kind en de onwrikbare werkelijkheid van de volwassene ligt in Aroma de nadruk.
De vergeefsheid en onzinnigheid van het streven naar een paradijselijke toestand vormt de kern van de cyclische, parabelachtige vertelling Het nut van een paradijs, waarin het vredig ogende Huize Waterzicht, na het uitbreken van een bosbrand, met bewoners en al aan een vuurvloed ten prooi valt. Voor de enige overlevende, de van buiten gekomen nachtportier Andreas Cuno, reden te concluderen dat de ‘Machtige Toeschouwer een waanzinnige liefhebber van wreedheden moest zijn, want al sinds mensenheugenis had hij toorn, nijd en waan in stand gehouden’.
| |
Verwantschap
De moedwil van een meedogenloos universum en het bestaan van de mens in een voor hem onbegrijpelijke werkelijkheid, waarmee Het nut van een paradijs eindigt, doet denken aan de grondgedachte in het werk van Willem Frederik Hermans, wiens De donkere kamer van Damokles trouwens begint met een
| |
| |
existentiële situatie waarmee Het nut van een paradijs eindigt: een slechts door water omringd, op een vlot ronddrijvend mens. Maar hoeveel grimmiger de in dit boek verbeelde opvattingen ook zijn in vergelijking met Stavinoha's eerdere werk, van een echte verwantschap met de denkbeelden van Hermans is toch geen sprake. In vrijwel alle voorgaande boeken overweegt relativeringszin, waardoor het meer voor de hand ligt te wijzen op verwantschap met Willem Elsschot, Simon Carmiggelt, Godfried Bomans en Roald Dahl; met die laatste twee ook vanwege de sprookjesachtige sfeer en fantasierijke plots in een deel van zijn werk.
| |
Stijl / Kritiek
Over het algemeen reageerde de kritiek gunstig op het werk van Stavinoha. Zijn eerste vier boeken werden welwillend tot bewonderend onthaald. Robert Anker zette de toon voor de modale waardering van Stavinoha's boeken door diens debuut te beoordelen als ‘een sympathieke bundel onnederlandse verhalen’. Hoewel hij in besprekingen dikwijls geprezen is om zijn voor een voormalige Tsjech zo soepele beheersing van het Nederlands, spitst de kritiek op Stavinoha's werk zich toch toe op de stijl ervan. Die stijl mag dan kalm, onopgesmukt en zo nu en dan van een aan Bomans herinnerende contrastrijkheid zijn, hij wordt ook herhaaldelijk (en vaak tegelijk) omslachtig, houterig en oubollig bevonden. Vooral Aroma moet het in dit opzicht ontgelden. Frans de Rover, die wat dit betreft het extreemst oordeelde, sprak van een zeldzaam ‘oninteressant verslag van een reis naar en verblijf in Rome’, en weet dat voornamelijk aan het ‘poldernederlands’ waarin het gesteld was.
| |
Publieke belangstelling
Over belangstelling van de kant van de pers hoeft Stavinoha niet te klagen. Zijn boeken worden steeds in redelijke mate gesignaleerd en besproken, en door zijn positie als schrijver met een Oosteuropese achtergrond is hij bovendien iemand die herhaaldelijk in interviews het nieuws haalt. Een groot lezerspubliek heeft Stavinoha zich overigens nog niet verworven.
| |
| |
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jan Stavinoha, Praagse dixieland. Amsterdam 1982, Querido, VB. (2e druk 1991, Van Oorschot) |
Jan Stavinoha, In goede handen. Amsterdam 1985, Querido, R. |
Jan Stavinoha, Kiezen. In: Doe maar open. Amsterdam 1985, Querido, pp. 156-168, V. |
Jan Stavinoha, De winnaar. In: Dat was nog eens luisteren. Negenentwintig schrijvers en dichters over de muziek in hun leven. Amsterdam 1985, Querido, pp. 63-71, V. |
Jan Stavinoha, Adams uniform. Amsterdam 1986, Van Oorschot, VB. |
Jan Stavinoha, Eerlijk gezegd: In: De Gids, jrg. 150, 1987, pp. 185-188, V. |
Jan Stavinoha, Dertig liter Einstein. In: Tirade, jrg. 31, 1987, pp. 244-255, V. |
Jan Stavinoha, Interval. Amsterdam 1987, Van Oorschot, N. |
Jan Stavinoha, Aroma. Amsterdam 1988, Van Oorschot, R. |
Jan Stavinoha, Terug naar de Urquell. In: Tirade, jrg. 34, 1990, pp. 243-248, 365-372, 461-468 en 533-540, V/E. |
Jan Stavinoha, Het nut van een paradijs. Amsterdam 1991, Van Oorschot, R. |
Jan Stavinoha, Open brief aan Hável van een vluchteling. In: Het Parool, 7-1-1992, Br. |
Jan Stavinoha, Uit Praag. In: NRC Handelsblad, 14-2-1992 en 21-2-1992, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jana Beranová, Praag getekend in de sfeer van Schweik. In: De Volkskrant, 1-10-1982. (over Praagse dixieland) |
Robert Anker, Sympathieke bundel over berustend volk. In: Het Parool, 3-11-1982. (over Praagse dixieland) |
Henk Lagerwaard, De zorgeloze Tsjechen van Jan Stavinoha. In: NRC Handelsblad, 18-2-1983. (over Praagse dixieland) |
Leo Geerts, Doorzakken in Amsterdam. In: De Nieuwe, 3-3-1983. (interview) |
Gerrit Jan Zwier, Op safari. In: Leeuwarder Courant, 20-7-1984. (over In goede handen) |
Wim Brands, Dissidentenleed. In: Leidsch Dagblad, 2-8-1984. (over In goede handen) |
Hans Vervoort, Balling in Nederland. In: NRC Handelsblad, 7-8-1984. (over In goede handen) |
Robert Anker, Anekdotes, geen roman. In: Het Parool, 18-8-1984. (over In goede handen) |
Wim Vogel, Vier visies op de werkelijkheid. In: Haarlems Dagblad, 31-8-1984. (over In goede handen) |
Hans Warren, Satire. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-9-1984. (over In goede handen) |
Sjifra Herschberg, Schrijvers zijn dictators die niet uit het ei konden komen. In: De Volkskrant, 6-2-1987. (interview) |
Koos Hageraats, Vanzelfsprekende absurditeit. In: Vrij Nederland, 14-2-1987. (over Adams uniform) |
Hans Vervoort, Herinneringen. In: NRC Handelsblad, 20-2-1987. (over Adams uniform) |
Peter Nijssen, Luchtige verhalen. In: Utrechts Nieuwsblad, 27-3-1987. (over Adams uniform) |
Rob Schouten, [Boeken]. In: Trouw, 11-5-1988. (over Interval) |
Jan Robbemond, Jan Stavinoha's Interval. In: Algemeen Dagblad, 20-8-1988. (over Interval) |
Nico Keuning, Nieuwe roman Stavinoha fris, helder en langdradig. In: Haarlems Dagblad, 1-12-1988. (over Aroma) |
Matthias Kooij, Vader en dochter in Rome. In: NRC Handelsblad, 23-12-1988. (over Aroma) |
Cees Zoon, Als iets in Nederland bestreden wordt is het onzekerheid. In: De Volkskrant, 13-1-1989. (interview) |
Frans de Rover, Een obligate reis naar Rome. Polderproza van Jan Stavinoha. In: Vrij Nederland 14-1-1989. (over Aroma) |
André Matthijsse, Willekeurig op reis. In: Rotterdams Nieuwsblad, 28-1-1989. (over Aroma) |
Peter Nijssen, Jan Stavinoha's weg naar Rome. In: Utrechts Nieuwsblad, 27-4-1989. (over Interval en Aroma) |
Karel Osstyn, De smaak van de vrijheid. In: De Standaard, 3-6-1989. (over Aroma) |
Sophie Verburg, In het water de brand afwachten. Schrijnende vertelling van Jan Stavinoha. In: Leidsch Dagblad. 23-1-199 2. (over Het nut van een paradijs) |
Peter Nijssen, ‘Een verward samenraapsel.’ Jan Stavinoha schrijft kletserige roman. In: Utrechts Nieuwsblad, 24-1-1992. (over Het nut van een paradijs) |
Jessica Durlacher, Een gesprek van mens tot hond. In: Vrij Nederland, 22-2-992. (over Het nut van een paradijs) |
Doeschka Meijsing, Gekkenhuis met uitzicht. Vriendelijke nachtmerrie van Jan Stavinoha. In: Elsevier, 29-2-1992. (over Het nut van een paradijs) |
Rogi Wieg, Het vanzelfsprekende absurde. In: HP/De Tijd, 24-4-1992. (interview) |
47 Kristisch lit. lex.
november 1992
|
|