| |
| |
| |
Koen Stassijns
door Frans Deschoemaeker
1. Biografie
Koen Stassijns werd geboren te Ninove op 18 september 1953. Reeds op de middelbare school te Aalst publiceerde hij, op vijftienjarige leeftijd, een bundel gedichten. Door sociale omstandigheden werd hij gedwongen de school vroegtijdig te beëindigen en kwam hij als bedrijfsleider in de zakenwereld terecht.
Van 1970 tot 1974 zong hij zijn eigen liedteksten met de Vlaamse kleinkunstgroep ‘Pepijn’. Vanaf 1988 publiceerde hij regelmatig en trachtte hij door talrijke lezingen, radio- en televisieoptredens, en door het samenstellen van eigenzinnige bloemlezingen zijn poëzie onder de aandacht van een breed publiek te brengen.
Koen Stassijns publiceerde gedichten in onder meer Maatstaf, Nieuw Wereldtijdschrift, Poëziekrant en De Brakke Hond.
Sinds 1995 is Koen Stassijns zelfstandig auteur. Daarnaast is hij titularis van een beperkte leeropdracht literaire creatie aan de Gemeentelijke Academie muziek, woord en dans te Strombeek-Bever. Hij woont te Pollare-Ninove.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Ontwikkeling / Thematiek
‘Met inkt zal / ik mij radeloos omringen’, schrijft Koen Stassijns in het openingsgedicht van Aanmaaktwijgen van een vuur (1988) en hij geeft deze bundel het bekende vers van Slauerhoff ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, / Nooit vond ik ergens anders onderdak’ als motto mee. Poëzie is voor Stassijns het middel om zich te onttrekken aan de werkelijkheid die in alle opzichten als ontoereikend ervaren wordt. De dichter loopt in dit bestaan wat doelloos en gedesoriënteerd rond. De tijd heeft de illusies van de jeugd achterhaald, vrouw en kinderen zijn vreemden geworden, de meisjes van vroeger liggen er gekneusd bij en op het einde wacht onafwendbaar de dood. Uit dit bestaan wil Stassijns zich wegschrijven, liever dan de confrontatie nog langer aan te gaan. Het gemis krijgt gestalte in een zeer esthetiserende beeldspraak met de wazige contouren van de dagdroom en in een romantisch-klagende toonaard. Het zwaartepunt van de bundel wordt gevormd door de afdeling ‘Canto voor een dode moeder’. Deze cyclus krijgt het karakter van een afrekening met de gestorven moeder, maar ook van een deemoedige schuldbekentenis en een bijna stoicijnse aanvaarding van het onvermijdelijke failliet van relaties. Zijn in de debuutbundel de verwijzingen naar de slaap al talrijk, in Stassijns' tweede bundel duikt dit sleutelwoord zelfs in de titel op. ‘Slaap’ verwijst naar intimiteit, wanhopige erotiek, maar vooral naar droom en vergetelheid. In De vergeethoek van de slaap (1990) worden de vroegere thema's scherper, coherenter en gedrevener tot uitdrukking gebracht. De zevenendertig titelloze, genummerde sonnetten beginnen alle met de formulering ‘En als’. Deze aanhef is voorwaardelijk, veronderstellend, vergelijkend, tijdsbepalend of elliptisch en versterkt in hoge mate het bezwerende karakter van deze bundel. Repetitief, in
grimmige beelden, soms pathetisch en brutaal, analyseert de dichter de ontluistering van een ooit vitale liefdesrelatie in de voortschrijdende, vijandige tijd die ‘roofdier’ en ‘adder’ genoemd wordt.
Het bed is een wankel toevluchtsoord voor kortstondige illusies en opwellingen van passie, maar tevens de vergeethoek voor
| |
| |
inzichten die her en der met toenemende luciditeit worden geuit: ‘Het is / bedrog dat wij ooit verder gaan / dan moeizaam delen van gemis’, of: ‘Wij / stelen van elkaar en noemen het / geluk en leugen wordt een bed / waarin wij onvermoeibaar zijn’ (p. 53).
Met Paard van glas (1993) verruimt Stassijns zijn thematiek en bereikt hij een voorlopig hoogtepunt. De toonaard is weerbaarder, minder defaitistisch, hier en daar zelfs speelser. In de ganse bundel wordt de contrastwerking gaande gehouden tussen stilstand en beweging, opvliegen en in toom gehouden worden, natuur en cultuur, vertrek en thuiskomst, tussen de ups en downs van de passie tijdens een lome zomer, in de cyclus ‘De hondsdagen’. Alles wijst erop dat het de dichter om een evenwicht en een positiebepaling te doen is. Er zitten heel wat spiegeleffecten en perspectiefwisselingen in deze bundel. Het ‘paard van glas’ kan gezien worden als een symbool van deze transparantie. Zoals het paard door de openwaaiende poort van een landschap onvoorwaardelijk vrij door kan draven, achter zijn spiegelbeeld aan (p. 17), zo wil de dichter op onbevangen wijze de confrontatie aangaan met zichzelf en met de wereld. De identificatie met bomen, de onverstoorbaarheid van bergen, de verticale verveling van pijnboombossen, de overweldigende eentonigheid van het Noorse landschap in de cyclus ‘Hedmark’ integreren hem in een ruimer, kosmisch verband. Emotionele ballast wordt overboord gegooid, de illusieloze liefdesrelatie wordt scherp, aforistisch geformuleerd en onder de glazen stolp van een elegant gedicht ondergebracht. En dat is al heel wat.
Ik heb je gemist kruipt als een klein reptiel
uit je mond in mijn oor. Het is alsof
een luidspreker meldt de wagen staat voor,
ik heb de kachel al aan, overal stof
afgenomen, het bed verschoond, de kanarie
is dood. Opnieuw worden we koffie voor elkaar...
| |
| |
| |
Kunstopvatting
Als een rode draad loopt door het werk van Koen Stassijns het thema van het schrijverschap:
Mijn vrouw, mijn dierbaar dier
waarvoor ik bij gebrek aan
tederheden dit papier omhels
met tekens, met bewogen woorden,
(Aanmaaktwijgen van een vuur, p. 37)
ik woonde amper maar verbleef
en vond slechts onderdak in het
gedicht dat ik uithuizig schreef.
(De vergeethoek van de slaap, p. 47)
Het is niet nieuw: de romantische dichter die het leven zoekt te intensiveren binnen het spanningsveld van woorden, die de existentiële leegte wil weerstaan met een woord dat ‘scherp is aangezet’ (De vergeethoek van de slaap, p. 44). De dichter hanteert een bij uitstek strenge vorm als het sonnet om een geheel van ervaringen dat door zijn grilligheid en complexiteit aan alle expressie dreigt te ontsnappen, in een keurslijf te dwingen. Zijn opvattingen over poëzie zijn eerder traditionalistisch. Hij zet zich af tegen intellectualisme en al te sterk doorgedreven experimenteel formalisme. Hij wil in de eerste plaats een vloeiend en expressief gedicht schrijven, met enkele mooie metaforen, dat de lezer weet te ontroeren. ‘Zonder ontroering geen gedicht,’ stelt hij onomwonden in een interview.
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
Koen Stassijns gaat ook actief op zoek naar lezers. Dat blijkt onder meer uit de publicatie van Château La Passionata (1989), een mooi uitgegeven boekje met wijngedichten dat op de geschenkenmarkt gericht was en ook in de gastronomische wereld niet onopgemerkt bleef. Hij is ook de samensteller van een bloemlezing ‘toegankelijke’ gedichten, bestemd voor het onderwijs, onder het motto: ‘poëzie moet uit haar boeken treden.’ Vanuit eenzelfde pedagogische bekommernis geeft hij ook talrijke schoollezingen.
| |
| |
| |
Stijl / Techniek
De stijl van Stassijns' gedichten evolueerde van nogal wollig (of wolkig) naar meer geëtst. Vanaf De vergeethoek van de slaap koos hij resoluut voor het sonnet. Ook vóór deze bundel maakte hij reeds gebruik van een regelmatige strofenbouw, een balladeof rondeelachtige herhaling van versregels, metrum en, af en toe een rijm. Zijn sonnet is noch petrarkistisch, noch shakespeariaans, maar heeft niettemin door de vele stijlfiguren, regelmatige versvoeten en uitgebalanceerde muzikaliteit vaak een klassieke allure. De zin voor orde en maat manifesteert zich ook in de compositie van de bundels. Zo telt De vergeethoek van de slaap vijf cycli van zeven sonnetten, met een proloog en een epiloog.
De poëzie van Stassijns is associatief. De beelden vloeien in elkaar over. In het oog springende enjambementen, elliptische zinnen, woordspelingen en het ontbreken van interpunctie maken haar meerduidig en suggestief. Hij componeert met motieven doorwrochte, intrigerende cycli en weet zijn versregels een onweerstaanbaar ritme en een barokke zwier mee te geven.
De beeldspraak is krachtig en plastisch. Een landerige zomerdag op het land wordt als volgt geëvoceerd:
Het zijn de hondsdagen. De melk
verzuurt, de hartslag van het woud
vertraagt, de vissen bijten niet
langer in het bloedrode aas
van de avond. Het landschap loopt
leeg, hangt als een luie tong over
de buik van een meisje...
| |
Verwantschap
In het vroegste werk roept de wazige, efemere, zacht emotionele schriftuur herinneringen op aan Hans Lodeizen en J.H. Leopold, maar het duidelijkst, en dit tot in de titels van de gedichten toe, is Koen Stassijns schatplichtig aan Paul Snoek. Ook echo's van Gwij Mandelinck en zelfs Hugo Claus zijn waarneembaar. In het latere werk maken de krachtige beelden, de
| |
| |
elegante, uitgepuurde stijl, de soms aforistische zegging en, inhoudelijk, het zoeken naar een leefbaar compromis met de werkelijkheid, zijn poëzie verwant aan die van Herman de Coninck, Luuk Gruwez en Charles Ducal.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Er bestaat enige verwarring omtrent Stassijns' debuut in de letteren. Reeds op vijftienjarige leeftijd publiceerde hij in eigen beheer een dichtbundel. Er volgden nog drie bundels en een stilte van meer dan tien jaar vooraleer hij bij een erkende uitgeverij Aanmaaktwijgen van een vuur liet verschijnen, een bundel die hem in Vlaanderen bij een breder publiek bekend maakte. Prompt deed hij zijn vroegere poëzie af als onvoldragen jeugdwerk. Met Paard van glas debuteerde Koen Stassijns in zekere zin opnieuw, ditmaal in Nederland. Het ontlokte enkele critici de bedenking dat Stassijns de eeuwige debutant moet zijn, na zeven bundels nog altijd de ‘ernstige belofte’, die weet hoe hij een geslaagd gedicht moet schrijven, maar die even vaak ontspoort.
Elke nieuwe bundel werd steevast met gemengde gevoelens ontvangen. Herman de Coninck gebruikte in dezelfde recensie in negatieve zin de term ‘Vlaams taalgeronk’ en in positieve zin de term ‘Teirlinckiaanse adel’. Dat Stassijns het metier beheerst, daarover is bijna iedereen het eens, maar onder het amalgaam van metaforen en velerlei stijlfiguren schuilt volgens enkele critici een nogal schematische existentiële en artistieke visie. Ook weet de dichter zijn associatieve beeldenreeksen onvoldoende in de hand te houden, zodat hij afglijdt naar ongewild komische of groteske effecten. Zijn soms ál te gladde verzen bekoren, maar onthullen bij nauwgezette lezing te vaak een gebrek aan taalprecisie, een slordige beeldspraak, clichés of ronduit duistere passages.
Sinds het verschijnen van Paard van glas wordt Stassijns ook in Nederland kritisch besproken. Rob Schouten plaatste hem in het gezelschap van Luuk Gruwez en Charles Ducal als schrijver van een Vlaamse, geëmancipeerde vorm van het sonnet, die gunstig afsteekt tegen het gerestaureerde sonnet dat tijdens de laatste decennia in Nederland geschreven werd.
| |
Traditie
Het lijden aan het menselijk tekort, de onmacht tot bevredigende communicatie met de ander en met de wereld, het te- | |
| |
rugplooien op zichzelf, het bewustzijn van de vernietigende werking van de tijd, het heimwee naar een harmonisch verband, maar ook de bekommernis om de mooie vorm en de plechtige, gekunstelde verwoording maken van Koen Stassijns een romantisch dichter. Een ietwat verlate, maar zeer representatieve vertegenwoordiger van de Vlaamse neoromantiek uit de jaren zeventig en tachtig.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Koen Stassijns, Het achterland. Roosdaal 1968, Eigen beheer, GB. |
Koen Stassijns, Stilte. Roosdaal 1970, Eigen beheer, GB. |
Koen Stassijns, Weet wat ik weet in dit gedicht. Roosdaal 1972, Eigen beheer, GB. |
Koen Stassijns, Ik hou niet van de dagen. Meerbeke 1983, Point, GB. |
Koen Stassijns, Aanmaaktwijgen van een vuur. Tielt 1988, Lannoo, GB. |
Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, Château La Passionata. Tielt 1989, Lannoo, GB. |
Koen Stassijns, De vergeethoek van de slaap. Tielt 1990, Lannoo, GB. |
Koen Stassijns, Paard van glas. Amsterdam 1993, De Arbeiderspers, GB. |
Koen Stassijns, Erik Heyman en Ivo van Strijtem, In Vers. Poëzie moet uit haar boeken treden. Antwerpen 1993, NV Standaard Uitgeverij, Bl. |
Koen Stassijns, In Vers gaat vreemd. Antwerpen 1995, NV Standaard Uitgeverij, Bl. |
Koen Stassijns en Ivo van Strijtem, De mooiste van de hele wereld. Driehonderd gedichten uit de wereldliteratuur van de twintigste eeuw in Nederlandse vertaling. Tielt 1996, Lannoo, Bl. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jef Boven, Koen Stassijns, Aanmaaktwijgen van een vuur. In: Appel, jrg. 13, nr. 4, december 1988, pp. 230-232. |
Jan Veulemans, Poëtische aanwinst: Koen Stassijns. In: Gazet van Antwerpen, 5-11-1988. (over Aanmaaktwijgen van een vuur) |
Paul van Loon, Het gedicht als laatste schuilplaats. In: Poëziekrant, jrg. 13, nr. 3, mei-juni 1989, pp. 13-14. (over Aanmaaktwijgen van een vuur) |
Rudolf van de Perre, Koen Stassijns. In: Boekengids, jrg. 67, nr. 5, juni 1989, p. 366. (over Aanmaaktwijgen van een vuur) |
Jooris van Hulle, Vlaamse poëzie. In: Poëziekrant, jrg. 14, nr. 1, januari-februari 1990, p. 19. (over Château La Passionata) |
Peter van Dycke, Beheerste radeloosheid: gedichten van Koen Stassijns. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, nr. 4, september-oktober 1990, pp. 586-587. (over Aanmaaktwijgen van een vuur) |
Herman Rohaert, Koen Stassijns, De vergeethoek van de slaap. In: Appel, jrg. 15, nr. 4, december 1990, pp. 298-299. |
Rudolf van de Perre, Koen Stassijns. In: Boekengids, jrg. 69, nr. 1, januari-februari 1991, pp. 10-11. (over De vergeethoek van de slaap) |
Herman de Coninck, Slordige gedrevenheid. In: De Morgen, 4-1-1991. (over De vergeethoek van de slaap) |
Jooris van Hulle, Op het dambord van de tijd. In: Poëziekrant, jrg. 15, nr. 2, maart-april 1991, p. 23. (over De vergeethoek van de slaap) |
Fa Claes, Om niet meer te vergeten. In: Kruispunt nr. 137, maart 1991, pp. 52-53. (over De vergeethoek van de slaap) |
Sigrid Bousset, Prentjes bij emoties. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 136, nr. 4, mei 1991, pp. 499-500. (over De vergeethoek van de slaap) |
Joris Gerits, Sonnetten van Koen Stassijns. In: Streven, nr. 3, december 1991, pp. 259-261. (over De vergeethoek van de slaap) |
Dirk de Geest, De vergeethoek van de slaap. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 2, maart-april 1992, pp. 274-275. |
Guus Middag, Wol geworden regen. In: NRC Handelsblad, 24-9-1993. (over Paard van glas) |
Stefan van den Bossche, Koen Stassijns, met karnemelk en een beetje bier. In: Het Volk, 12-10-1993. (interview) |
Herman Rohaert, Koen Stassijns, Paard van glas. In: Appel, jrg. 18, nr. 4, december 1993, pp. 296-297. |
Rob Schouten, Een berg met verder niets aan zijn kop. In: Vrij Nederland, 4-12-1993. (over Paard van glas) |
Dirk de Geest, Wat ziet een paard van glas? In: Ons Erfdeel, jrg. 38, nr. 2, maart-april 1995, pp. 278-280. |
Hendrik Carette. De sobere sonnetten van Koen Stassijns. In: Vlaanderen morgen, jrg. 15, nr. 3, mei-juni 1995, pp. 42-45. (over Paard van glas) |
66 Kritisch lit. lex.
augustus 1997
|
|