| |
| |
| |
Ida Simons
door Marianne Vogel
1. Biografie
Ida Rosenheimer werd op 11 maart 1911 te Antwerpen geboren uit een Duitse vader en een Nederlandse moeder, die lang in Groot-Brittannië leefde. Zij was enig kind en groeide op in een levendig joods milieu. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vertrok het gezin via Engeland naar Nederland en woonde eerst in Scheveningen, later in Den Haag. Ida ging in beide plaatsen op school. Beginjaren twintig verhuisde het gezin naar Berlijn, maar keerde na enkele maanden vanwege de inflatie terug naar Scheveningen.
Ida, die een groot muzikaal talent had, studeerde piano bij onder meer Jan Smeterlin in Londen en Paul Loyonnet in Parijs, waarna zij een succesvolle loopbaan als concertpianiste opbouwde. Zij trouwde in 1938 met de jurist David Simons, het echtpaar kreeg één zoon. In de Tweede Wereldoorlog kwam zij met haar zoontje via het interneringskamp Barneveld in Westerbork, en werd van daar naar Theresienstadt getransporteerd. Na de oorlog keerde Simons met haar man en zoon terug naar Scheveningen. Vanwege haar slechte gezondheid moest zij de concertpraktijk opgeven, waarna zij zich toelegde op het schrijven. Al voor de oorlog had zij teksten in het Engels en het Nederlands geschreven. Zij debuteerde in 1946 met de dichtbundel Wrange oogst. Daarna publiceerde zij twee prozawerken, het eerste, Slijk en sterren (1956), onder het pseudoniem C.S. van Berchem. Simons leidde een teruggetrokken leven, al las zij soms voor uit eigen werk. Zij stierf onverwachts in haar woning op 27 juni 1960 en werd begraven op de joodse begraafplaats te Den Haag.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
De pianiste Ida Simons richtte zich na de Tweede Wereldoorlog wegens gezondheidsproblemen op haar andere talent, het schrijven. Haar debuut, de dichtbundel Wrange oogst (1946), was nog niet zeer overtuigend. De bundel bestaat uit negen gedichten, die eenvoudig van taal en rijm zijn, en verhalen over Simons' oorlogservaringen. In dit boekje, dat is opgedragen aan de vrouwen en kinderen van drie gestorven mannen, overheerst de bitterheid. Zo zegt een leeg huis tegen het ikpersonage: ‘We zijn beiden leeg en eenzaam [...] Jij hebt ook afgedaan.’
Na deze oprechte, maar niet bijzonder literaire formulering van haar gevoelens publiceerde Simons tien jaar niets. Zij gebruikte die tijd blijkbaar om haar pen te oefenen en innerlijke rust te bereiken, want in de verhalenbundel Slijk en sterren (1956) is zij in één klap een volgroeid auteur, die zeer beheerst proza schrijft. Poëzie heeft zij vanaf dat moment niet meer gepubliceerd.
| |
Thematiek
Het gemeenschappelijke thema van de twee verhalen in Slijk en sterren is het hanteren van een overlevingsstrategie. ‘In memoriam Mizzi’ speelt zich af in twee kampen die gelijkenis vertonen met Westerbork en Theresienstadt. In het middelpunt staat de hond Mizzi, die een echtpaar bij zich weet te houden door haar bijzondere kwaliteiten - zij kan glimlachen en verovert het hart van iedereen. Net als Marga Minco in Het bittere kruid creëert Simons afstand door middel van een observerend ik-personage, dat op onemotionele wijze bericht over de vreugde die Mizzi de kampbewoners bezorgt, waardoor zij iets hebben om voor te leven. Zij is een ‘ster’ in het ‘slijk’ van het kamp. Ook de tragische afloop van het verhaal wordt sober en met uitsparing van alle gevoelens beschreven.
| |
Techniek
In ‘Overmacht’ presenteert Simons een meer materialistische overlevingsstrategie. Het is een raamvertelling die zich in het naoorlogse Amerika afspeelt, en waarin met een geestige wending zowel in het hoofdverhaal als afsluitend in de omraming succes wordt behaald door middel van de seksuele overgave.
| |
| |
Evenals ‘In memoriam Mizzi’ is ‘Overmacht’ opgebouwd als een spannend verhaal dat vervolgens op snelle, onverwachte wijze wordt afgerond. Dezelfde compositietechniek komt voor in een aantal verhalen in de postuum verschenen bundel Als water in de woestijn (1961).
| |
Stijl
Traditie
In stilistisch opzicht is een levendige vertelwijze, zonder lange detailschildering, kenmerkend voor het kleine proza-oeuvre van Simons. Door uitsparing bereikt zij een directe, scherpe weergave van personages en dialogen, waarbij een geestige en een ietwat cynische toon elkaar afwisselen. Toch maakt haar werk geen kille indruk; het bezit tevens warmte en emotionele kracht. Simons staat daardoor in de traditie van auteurs als Traditie Willem Elsschot en Nescio, die in parlandostijl schreven en wier proza een mengsel van ironie en gevoeligheid bevat.
| |
Thematiek
In de enigszins vervreemdende autobiografie Een dwaze maagd (1959) herneemt Simons de thematiek van de overlevingsstrategie. De titel van het boek is ontleend aan de bijbelse gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden. De twaalfjarige Gittel is eerst een ‘dwaze maagd’, doordat ze zich spontaan aan haar gevoelens voor haar vriendin Lucie overgeeft en niet ziet dat deze haar misbruikt voor eigen doeleinden. Lucies vader vervloekt haar daarvoor en roept in een vernietigende scène: ‘Jij zult je leven lang ongelukkig zijn en altijd overal intrappen. Iedereen die jij vertrouwt zal dat vertrouwen beschamen. En als mensen het goed met je menen zal je te stom zijn het naar waarde te schatten.’ Gittel besluit daarop haar verdere leven ‘bedachtzaam en voorzichtig [te] zijn, als de wijze maagden.’ De crisis heeft haar van een naïef meisje in een kritische jonge vrouw veranderd, die begrijpt hoe ze zich in het leven overeind dient te houden.
| |
Verwantschap
Een dwaze maagd sluit met zijn ‘Bildungsroman’-structuur sterk aan bij andere autobiografisch getinte romans uit de jaren vijftig. Het verlies van idealisme en naïviteit, het ontnuchterende leerproces van het volwassen worden, dat in een crisis wordt samengevat, komt ook voor in onder meer Nog pas gisteren (1951) van Maria Dermoût, Luchtkasteel op poten (1952) van Harriët Freezer en De atlasvlinder (1958) van Aya Zikken, die gaan over meisjes van dezelfde leeftijd als Gittel. Eenzelfde
| |
| |
crisis van wat oudere personages schilderen bijvoorbeeld W.F. Hermans in De tranen der acacia's (1949) en De donkere kamer van Damocles (1958) en Marie-Sophie Nathusius in Ino (1955). Deze groep romans past in de naoorlogse reflectie over het behoud van hogere waarden, waarbij Simons' boek een middenpositie inneemt in het spectrum dat van een positief standpunt (Freezer) tot een negatief standpunt (Hermans) reikt.
Als motto voor Een dwaze maagd koos Simons een citaat van Marnix Gijsen, met wie ze goed bevriend was: ‘Iedereen is in staat een wanhopige te weerhouden op het laatste ogenblik. Men moet hem op het gepaste moment een kop koffie geven of een borrel.’ Ook Gittel krijgt na de scène met Lucies vader dergelijke concrete hulp. Dat Simons een citaat van Gijsen koos, is zeker geen toeval. Terwijl men vanwege de oorlogsthematiek in het verhaal ‘In memoriam Mizzi’ het eerst aan Marga Minco wordt herinnerd, valt in haar andere proza de verwantschap met Gijsen op. De auteurs hebben een ironische toon gemeen, evenals aandacht voor het menselijk tekort. Garmt Stuiveling formuleerde de overeenkomst tussen beiden als volgt: een ‘aangeboren begaafdheid, een rijke levenservaring, een brede cultuur, een ontgoocheld idealisme, en dientengevolge een ironische mensenkennis.’
| |
Visie op de wereld
Dat Simons inderdaad een ontgoochelde kijk op de wereld heeft, blijkt ten eerste uit de soort veralgemenende opmerkingen die zij door haar teksten weeft. Zo zegt de ik-verteller in Een dwaze maagd over de verloofde van haar oom: ‘Charlie's keus was mij destijds een raadsel. Zijn aanstaande vrouw was onelegant en vervelend [....] Sindsdien heb ik geleerd, dat mannen die een aantal bekoorlijke vrouwen van anderen wisten te verleiden, in de onaantrekkelijkheid van hun eigen wettige gade een waarborg menen te hebben tegen het gewei, dat door hen in hun wilde jaren zo graag op menig hoofd werd geplant.’ In ‘Magnum in zee’ in Als water in de woestijn becommentarieert het ik-personage een huwelijksaanzoek dat ze krijgt: ‘Volkomen onverwacht werd een al lang als hopeloos geklassificeerde en opgeborgen oude wens vervuld, met die voorbeeldige en stipte nauwgezetheid waartoe het noodlot best in staat blijkt wanneer het daar een enkele keer eens zin in
| |
| |
heeft.’ Aan deze en vele andere opmerkingen ligt de overtuiging ten grondslag dat men niet te veel illusies moet koesteren. Ten tweede beschrijft Simons opvallend vaak personages die gefascineerd zijn door zelfzuchtige, berekenende mensen. Een dwaze maagd toonde Gittel in de ban van Lucie. De bundel Als water in de woestijn presenteert eveneens dergelijke relaties. In ‘Puck’ is de zwendelaar Gilles de grote liefde van Puck. In ‘De laatste eer’ behoort de harteloze dichter Erik Laurent ‘tot die zeldzamen, die bij ieder die hij ontmoette een grote genegenheid wekte en een verlangen om hem te dienen.’ In ‘Wraak’ heeft de miljonair Arno indirect gezorgd voor de dood van de vrouw van het ik-personage Peter, maar desondanks kon Peter zijn uitstraling niet weerstaan: ‘Ik heb de meest amusante jaren van mijn leven met Arno doorgebracht. Hij was een duivel, maar een vermakelijke duivel.’
| |
Relatie leven/werk
Kritiek
Achter Simons' ontgoocheling verbergt zich bezeerdheid; humor is ‘de kleverige lap die een wond moet bedekken.’ Deze regel - stammend uit een gedicht van Simons dat alleen opgenomen is in Ter herinnering aan Ida Simons-Rosenheimer - laat zien dat de thematiek van de overlevingsstrategie ook voor de auteur persoonlijk van belang is, en dat haar geestigheid en ironie middelen zijn om zich te handhaven. De eerste strofe van het betreffende gedicht luidt: ‘Olympiërs hebben geen humor van node. / Olympiërs mogen héél er-ren-stig zijn. / Olympus hangt vol met: Verboden voor joden, / geen afzetgebied, daar, van zelfspot en gein.’ Kennelijk vond Simons dat haar humor in verband stond met haar joodzijn, en beide factoren zouden haar uitsluiten van de hoge literatuur. De literatuurkritiek beoordeelde haar werk echter veel positiever dan zij vreesde. Interessant is wel dat men het als serieus en ‘zuiver’ interpreteerde, en de spottende aspecten over het hoofd zag. Zo noemde Rico Bulthuis Een dwaze maagd ‘dit frisse, eerlijke en ongekunstelde debuut’, en Hans Warren schreef dat Als water in de woestijn ‘getuigt van zuiverheid en geestesadel, van een ideale versmelting van ingeboren en verworven cultuur’.
| |
Publieke belangstelling
Ida Simons trok geen groot lezerspubliek. Ze begon in 1960 juist meer bekendheid te krijgen toen zij overleed. Ondanks het feit dat haar verhalen heel veelzijdig zijn en Als water in de
| |
| |
woestijn volgens Warren zelfs ‘tot het allerbeste behoort wat het Nederlandse proza heeft voortgebracht’, was haar autobiografische roman de enige tekst die na haar dood een aantal keren werd herdrukt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ida Simons-Rosenheimer, Wrange oogst, 1940-1945, 's-Gravenhage 1946, Haga, GB. |
C.S. van Berchem, Slijk en sterren. Twee novellen. 's-Gravenhage 1956, A.A.M. Stols, Atlantis-Reeks nr. 11, NB. |
Ida Simons, Een dwaze maagd. 's-Gravenhage 1959, A.A.M. Stols, Autobiografie. |
Ter herinnering aan Ida Simons-Rosenheimer. Inl. David Simons. Den Haag 1960, Mengelwerk. |
Ida Simons, Als water in de woestijn. Fragmenten en verhalen. Inl. Pierre H. Dubois. 's-Gravenhage 1961, A.A.M. Stols/J.-P. Barth, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J. Greshoff, Een teleurstellend doch niet onbelangrijk debuut. Slijk en sterren door C.S. van Berchem. In: Het Vaderland, 5-1-1957. |
Jan Spierdijk, Vertederende roman van Ida Simons. Melancholie en humor in Een dwaze maagd. In: De Telegraaf, 23-4-1959. |
Clare Lennart, Een dwaze maagd. Ida Simons schreef een geestig en boeiend boek. In: Elseviers Weekblad, 9-5-1959. |
[Anoniem], Een dwaze maagd voortreffelijke roman van Ida Simons. In: De Linie, 9-5-1959. |
J. Greshoff, Onoplosbaar misverstand tussen kind en wereld. Een dwaze maagd door Ida Simons roman met kwaliteiten. In: Het Vaderland, 9-5-1959. |
Ben van Eysselsteijn, Een dwaze maagd. Autobiografie van Ida Simons. In: Haagsche Courant, 30-5-1959. |
Jos Panhuijsen, Een dwaze maagd. Herinneringen van het meisje Gittel. In: Het Binnenhof, 13-6-1959. |
[Anoniem], Drie vrouwen beschrijven mislukte vrouwenlevens. In: Algemeen Dagblad, 8-9-1959. (onder meer over Een dwaze maagd) |
Rico Bulthuis, Ida Simons vertelt over dwaze maagd. In: Haagsche Courant, 3-10-1959. |
W. Wagener, Gittel in de jaren twintig. Geromantiseerd geluk van een Joods meisje. In: Rotterdams Nieuwsblad, 17-10-1959. (over Een dwaze maagd) |
K[ees] F[ens], Bij de dood van Ida Simons. Een dwaze maagd uitstekende roman. In: De Maasbode, 2-7-1960. |
Pierre H. Dubois, Bij het heengaan van Ida Simons. In: Het Boek van Nu, jrg. 13, nr. 12, 1960, pp. 205-206. (over haar leven en werk) |
J. Greshoff, Als water in de woestijn. Bundel nagelaten fragmenten van Ida Simons. In: Het Vaderland, 4-3-1961. |
[Anoniem], Ida Simons: Schrijven als noodzaak. In: Nieuwe Rotterdamse Courant, 11-3-1961. (over Als water in de woestijn) |
Hans Warren, Als water in de woestijn een nagelaten werk van Ida Simons. Een der beste Nederlandse boeken van de laatste jaren. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-3-1961. |
Kees Fens, Ironie en tederheid. Nagelaten werk van Ida Simons en verhalen van Inez van Dullemen. In: De Tijd, 8-4-1961. (onder meer over Als water in de woestijn) |
Rico Bulthuis, Nagelaten kroniek van Ida Simons. In: Haagsche Courant, 22-4-1961. (over Als water in de woestijn) |
Garmt Stuiveling, Autobiografie, sterk verwant aan Marnix Gijsen. In: Haags Dagblad, 20-5-1961. (over Een dwaze maagd) |
Jos Panhuijsen, Als water in de woestijn. Zelfportret van Ida Simons. In: Het Binnenhof 15-7-1961. |
Bep Vuyk, De dwaze maagd en wat daarna kwam. In: Vrij Nederland, 9-8-1961. (over Een dwaze maagd en Als water in de woestijn) |
C. Ouboter, Het laatste werk van Ida Simons. In: Nieuwe Leidse Courant, 19-8-1961. (over Als water in de woestijn) |
Helma Wolf-Catz, Verhalen vol oorspronkelijkheid. In: Het Boek van Nu, jrg. 15, nr. 5, 1962, p. 88. (over Als water in de woestijn) |
Anne Wadman, Ida Simons' literaire nalatenschap. Hommage aan overleden schrijfster. In: Leeuwarder Courant, 2-11-1963. (over Als water in de woestijn) |
Hans Berghuis, Drie vrouwen als schrijfsters. Niet de vrouwelijkheid, de persoonlijkheid telt. In: de Volkskrant, 25-6-1966. (onder meer over Als water in de woestijn) |
Lucie Th. Vermij, Hoe dan ook en tegen beter weten in. Ida Simons tussen de wijze en de dwaze maagd. In: De Groene Amsterdammer, 11-10-1989. (over Een dwaze maagd) |
64 Kritisch lit. lex.
februari 1997
|
|