| |
| |
| |
Kees Simhoffer
door Rob Molin
1. Biografie
Kees Simhoffer werd op 8 april 1934 geboren in Den Haag. In zijn jeugd verhuisde hij herhaaldelijk vanwege oorlogsevacuaties en overplaatsingen van zijn vader als PTT-ambtenaar.
Hij was leerling van het Dominicuscollege in Nijmegen en zette de gymnasiale (priester) studie voort op Rolduc in Kerkrade. Nadat hij deze opleiding in 1952 had afgebroken, werkte hij op de Provinciale griffie in Maastricht en studeerde hij M.O.-Nederlands. Het A-diploma behaalde hij in 1958, waarna hij enkele leraarsbetrekkingen vervulde aan middelbare scholen. Van 1965 tot 1968 doceerde hij aan de Opleidingsschool voor Kleuterleidsters in Haarlem en voorts tot 1988 aan hetzelfde onderwijstype in Maastricht.
Simhoffer was met onder anderen Ton van Reen redacteur van Beet, waarvan slechts één nummer (januari 1966) verscheen, en van Zebra (1977-1978). Van 1966 tot beginjaren tachtig publiceerde hij ook regelmatig in De Gids, Podium, Tirade, Gandalf, Nieuw Vlaams Tijdschrift, De Vlaamse Gids, Kentering en Bzzlletin.
Voor zijn roman Een geile gifkikker kreeg hij in 1973 de Vijverbergprijs.
Als bestuurslid van de PEN (1973-1979) reisde hij naar Macedonië, Israël, Indonesië en Australië. Hij schreef in die tijd meer dan tien politieke toneelstukken voor scholen en voor De Nieuwe Komedie en Proloog, bijvoorbeeld Zoals de ouden zongen zullen de jongen anders piepen (1974), Van twee kanten bekeken, Suriname B.V. (1974) en Dat had je gedroomd (1977). In de jaren tachtig was hij medewerker van het Afrikacentrum te Cadier en
| |
| |
Keer, vertaalde derdewereldliteratuur en stelde literatuurprogramma's en exposities samen.
Kees Simhoffer is getrouwd met Ria Bollen. Ze hebben twee dochters en één zoon.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Kees Simhoffer maakte zijn entree in de literatuur met gedichten in het tijdschrift Roeping (oktober 1957). In de jaren tussen deze publicatie en de poëziebundel Woorden van aarde (1965) droeg hij aan tijdschriften naast gedichten ook essays bij.
Na 1965 legt hij zich minder toe op deze genres ten gunste van verhalend proza en, in de jaren zeventig, de tijd van Simhoffers politieke engagement, van toneelstukken.
Van deze dramateksten bestaan slechts manuscripten die als uitgangspunt dienden voor de auteur en de acteurs; zij werkten samen toe naar een definitieve versie. Omdat deze stukken inhoudelijk niet verschillen van Simhoffers verhalend proza - zij stellen eveneens maatschappelijke feilen en misstanden aan de orde - kunnen zij in een kritische beschouwing verder achterwege blijven, evenals - vanwege hun marginale aard - de poëziepublicaties.
| |
Ontwikkeling / Techniek
In Simhoffers prozadebuut, Een Been onder het Zand (1967), en in het werk vanaf De poppendokter (1981) speelt de intrige een belangrijke rol. In de tussentijds verschenen trilogie De knijpkat (1971), Een geile gifkikker (1973) en Verboden te denken (1977) alsook in de verhalenbundel Vermomd als treurwilg (1975) en het reisverslag De achterneef van J.P. Coen (1979) is de plot slechts een aanleiding voor het uitspreken van gedachten over mens en samenleving. Het titelverhaal uit Vermomd als treurwilg bijvoorbeeld concentreert zich op gedachten over de zin van het bestaan, en De achterneef van J.P. Coen op de aversie tegen maatschappelijke en politieke misstanden. Feitelijke gebeurtenissen als het overlijden van een vriend en een reis naar Indonesië zijn daaraan ondergeschikt. In deze periode verwijst Simhoffer nadrukkelijker naar de actualiteit: de ik of de personale verteller rapporteert over zijn belevenissen en over hem aangrijpende ervaringen, die hij rijkelijk van commentaar voorziet.
| |
Relatie leven/werk
Dat deze verteller de auteur zelf is, daarover laat Simhoffer geen twijfel bestaan. Hij vermeldt feiten uit zijn leven als de dood van zijn broertje in de oorlog, het weggevoerde joodse meisje Esther uit zijn straat en een botaniserende vader. In
| |
| |
Vermomd als treurwilg, Verboden te denken en De achterneef van J.P. Coen figureren zelfs Simhoffers vrouw en kinderen met naam en toenaam. Ook heel openhartig zijn de oorlogsherinneringen in De dood van een indiaan (1983), met name in het verhaal ‘Naar Friesland’. De novelle De processie (1993) tenslotte is geschreven vanuit het perspectief van de wat oudere, gepensioneerde leraar en de gebeurtenissen spelen zich af in Simhoffers woonplaats Maastricht.
| |
Kunstopvatting
Thematiek
Toch maakt Simhoffer de evocatie van het persoonlijke overwegend ondergeschikt aan meer algemene belangen. Kunst is voor hem in principe een mogelijkheid om de mens in zijn doen en laten te beïnvloeden en zelfs kan zij een heilzame werking uitoefenen op geesteszieken, zoals in De apotheek van Hippocrates (1992). Het is een opvatting die Simhoffer overigens in Verboden te denken en in enkele van zijn literatuurbeschouwingen weer relativeert. De kunstenaar, en in het bijzonder de auteur, slaagt er volgens hem namelijk niet in om met artistieke middelen een groot publiek te bereiken. Een vergelijkbaar pessimisme spreekt uit het thema van de absurditeit van het voortdurend door ziekte, aftakeling, verminking, ouderdom en dood bedreigde bestaan, dat pas vanaf De apotheek van Hippocrates minder dwingend aanwezig is.
In zekere zin kan zijn politieke engagement, dat in de turbulente en vaak chaotische jaren zeventig verankerd was in de toenmalige politieke situatie, gezien worden als een uiting van optimisme. Dit engagement is inmiddels weliswaar weggeëbd, maar een deelaspect ervan, de solidariteit met de verdrukte mens, heeft niet aan kracht ingeboet. Zo kiest Simhoffer de kant van de psychiatrische patiënt in De apotheek van Hippocrates, van de lichamelijk gehandicapte in De processie (1993) en van de drugsverslaafde in het verhaal ‘Kwartetten’ (1995).
Meer nog dan dat van de absurditeit van het voortdurend bedreigde bestaan treedt het thema van de autonomie van het denken bij Simhoffer op de voorgrond. In De knijpkat (1971), Een geile gifkikker (1973) en Verboden te denken (1977) werkt hij de tegenstelling uit tussen individueel denken en maatschappelijke realiteit. Die onverzoenlijkheid leidt niet tot een machteloze afwijzing van de wereld, maar eerder tot het omarmen van een door dromen en verlangen beheerste realiteit.
| |
| |
In de novelle De poppendokter (1981) en in De apotheek van Hippocrates voert dit individuele, antinormatieve denken van de hoofdpersoon tot verrassende verwikkelingen. In genoemde roman ontketent doctor Roberts, een erudiete bewoner van een kleine psychiatrische kliniek, een opstand tegen de louter medicamenteuze behandelwijze van geesteszieken. Bij monde van Roberts stelt Simhoffer dat de vitaliteit van de mens meer wordt bepaald door zijn gedachten, dromen en verlangens dan door zijn handelen.
| |
Kritiek
Afgezien van Paul de Wispelaere, in zijn uitvoerige recensies van alle romans en verhalenbundels tot en met Verboden te denken, heeft geen criticus dit thema van de autonomie van het denken onderkend, laat staan daaruit het belang van Simhoffer afgeleid. Ten onrechte werd hij wel eens aangezien voor een moralist. Voortdurend echter heeft hij zijn schrijverschap en betrokkenheid gerelativeerd of ter discussie gesteld, het uitgebreidst in de slotpassage van De achterneef van J.P. Coen. Niet alleen De Wispelaere, ook Gerrit Krol en Ab Visser roemden de stilistische kwaliteiten en de oorspronkelijkheid van Simhoffers proza.
Een kentering in de gunstige beoordeling trad op in de recensies van Verboden te denken. De critici verweten Simhoffer het gebruik van steeds dezelfde stilistische procédés (Hoenjet) en gebrek aan originaliteit (Sanders en De Wispelaere).
De grote landelijke kritiek heeft het werk van meet af aan vrijwel onbesproken gelaten. De verhalenbundel De dood van een indiaan ontsnapte zelfs aan de aandacht van de recensenten die het oeuvre van Simhoffer tot dan toe waren blijven volgen. De negen jaar later verschenen roman De apotheek van Hippocrates werd weliswaar opgemerkt, maar zeker niet onverdeeld gunstig besproken.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In Een Been onder het Zand en de trilogie De knijpkat, Een geile gifkikker en Verboden te denken rekent Simhoffer af met de katholieke kerk, de Nederlandse verzetsdaden in de oorlog en de waarde van het huwelijk. Overigens staat de thematiek in deze trilogie los van die in de debuutbundel, terwijl de drie romans onderling sterk verschillen. In De knijpkat valt Simhoffer het eigengereide en hypocriete intellectualisme aan, dat het kriti- | |
| |
sche en geëngageerde denken van de mens verstikt. Persoonlijke conflicten van een aanstaande vader, die thuis geheel aan zichzelf is overgeleverd nu zijn vrouw in het ziekenhuis een moeilijke bevalling wacht, zijn het uitgangspunt van de roman. Algemeen menselijke conflicten die Simhoffer bezighouden, weerspiegelt hij in het persoonlijk bestaan van Rudolf Ruitewasser, de hoofdpersoon in Een geile gifkikker. Het thema van de absurditeit van het voortdurend door ziekte, aftakeling, verminking, ouderdom en dood bedreigde bestaan wordt hier toegespitst op de teloorgang van de beschaving, die door de techniek aanzienlijk wordt versneld.
De opvatting dat de moderne techniek geen zegen is, heeft Simhoffer later uitgewerkt in Vermomd als treurwilg, hierin verhaalt ‘De komst van de kille kreeften’ over vernietigende metalen gevaarten, voortgebracht door de alom geprezen vooruitgang.
In Verboden te denken, het laatste deel van de trilogie, maakt Simhoffer als het ware de balans op van de twee daaraan voorafgaande romans, door zichzelf de vraag te stellen in hoeverre de thematiek van dood, ziekte, verminking, ouderdom en de ellendige nasleep van de oorlog op hemzelf van toepassing is en in hoeverre dat beeld waarheidsgetrouw is.
Op deze vermenging van het algemene en het persoonlijke borduurt hij in De achterneef van J.P. Coen voort door hierin de persoonlijke betrokkenheid bij het Nederlandse koloniale verleden te onderzoeken. Simhoffer voelt zich schuldig aan de roofzuchtige mentaliteit van weleer, die de immense verschillen in welvaart heeft veroorzaakt.
| |
Techniek
Het experiment dat hij in De knijpkat, Een geile gifkikker en ook nog in Verboden te denken beproefde, kenmerkt zich door het samengaan van creatieve verbeelding en documentaire feiten of van artistieke vormgeving en sociaal engagement.
Geregeld maakt Simhoffer in dit experimentele proza gebruik van het simultaneïsme, waarbij in tijd of ruimte gescheiden feiten naast elkaar worden gesteld om een samenvattend beeld te suggereren. Zo beleeft de door alcohol benevelde hoofdpersoon in De knijpkat een autorit als de bevalling van zijn echtgenote.
| |
| |
Tekenend ook voor dit experimentele proza is de collagetechniek. Allerlei anekdotes, verhaaltjes en veronderstellingen dwarrelen door elkaar, waarbij de grenzen tussen verleden, heden en toekomst zijn weggevaagd. Deze techniek past Simhoffer in Een geile gifkikker consequenter toe dan in De knijpkat, waar een traditionele verhaalsituatie niet geheel ontbreekt.
Verboden te denken maakt minder aanspraak op de kwalificatie ‘experimenteel’ dan de twee voorafgaande romans, omdat het perspectief bij een betrouwbaarder verteller berust. Zijn brein is niet aangetast door alcohol, zoals in De knijpkat, of door een tumor, zoals in Een geile gifkikker.
De techniek in het proza uit de jaren tachtig en negentig is traditioneel. De apotheek van Hippocrates doet in de beginfase zelfs denken aan het breed schilderende naturalisme.
| |
Traditie / Verwantschap
De ‘ongestructureerde’ gedachten in De knijpkat en Een geile gifkikker geven deze roman trekken van de bewustzijnsroman. Ook Verboden te denken, waarin het standpunt bepaald wordt door de vragen: ‘wie ben ik?’ en ‘hoe ben ik zo geworden?’, is een bewustzijnsroman. Het gaat hierin minder om de feiten en gegevens uit het verleden zelf dan om wat daarvan in het hoofd van de schrijver is overgebleven.
Simhoffer heeft herhaaldelijk gewezen op de invloed van Kenneth Patchens The Journal of Albion Moonlight (1941), dat gericht is tegen menselijke lauwheid, oorlog en armoede. Hij heeft dit op collage en fantastische vervormingen gebaseerde experimentele proza vaak herlezen en het in Verboden te denken zelfs ‘mijn schaduw’ genoemd.
Een duidelijke verwantschap tenslotte bestaat er met het engagement van de dichter Hans van de Waarsenburg.
| |
Visie op de wereld
Dit specifieke engagement heeft zich ook gemanifesteerd in het bewustzijn van de tegenstelling tussen het persoonlijke geborgen bestaan en het leven in de rest van de wereld, voorzover daarin onrecht voorkomt. Simhoffer veroordeelt de kapitalistische mentaliteit die dit onrecht als normaal of als een noodzakelijk kwaad beschouwt. Tegelijk is hij zich ervan bewust dat hij tegen wil en dank een exponent is van het kapitalisme. Niet alleen knaagt aan hem de twijfel over de zin van dit persoonlijk verzet, ook wordt hij gekweld door het bewustzijn
| |
| |
van de niet te vermijden tijdelijkheid van het menselijk bestaan en de machteloosheid daartegen.
| |
Stijl / Ontwikkeling
De achterneef van J.P. Coen toont deze sceptische, lijdende, maar ook relativerende Simhoffer wel het meest. In dit reisverslag nemen de zinnen soms wel een halve bladzijde in beslag, waardoor gruwelijkheden en misstanden als het ware in één adem worden uitgespuwd. Vergelijkbare lange zinnen veroorzaken in De apotheek van Hippocrates eerder een negatief effect. Deze roman heeft niets meer van het beknopte van vóór De achterneef van J.P. Coen, dat geroemd werd door Gerrit Krol in zijn recensie van Een Been onder het Zand: ‘een bondigheid en helderheid waar heel veel schrijvers hun leven lang niet aan toekomen.’
Behalve van droge en pakkende zinnen maakt Simhoffer ook veelvuldig gebruik van sarcasme en ironie en, in de debuutbundel en de eerste twee romans, van cynisme, dat alle droomverbeelding en hooggestemde gevoelens wegvaagt.
| |
Publieke belangstelling
Simhoffers stijl is in de jaren zestig en zeventig geprezen, maar dan vaak wel tegen de achtergrond van zijn onverdiende onbekendheid en zijn kleine lezerspubliek. Een ‘jongen die veel te weinig gelezen wordt,’ verzuchtte J.J. Wesselo in 1973. Aan dit beeld is daarna niets veranderd.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Kees Simhoffer, Woorden van aarde. Lier 1965, De bladen voor de poëzie, jrg. 13, nr. 3, GB. |
Kees Simhoffer, Een Been onder het Zand. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, Literaire reuzenpocket 245, VB. (2e druk: Maasbree [1979], Corrie Zelen) |
Kees Simhoffer, De knijpkat. Brussel-Amsterdam 1971, Paris-Manteau, 5de meridiaan, R. (2e druk: Maasbree 1980, Corrie Zelen) |
Kees Simhoffer, Een geile gifkikker. Brussel-Amsterdam 1973, Paris-Manteau, Grote Marnixpocket 81, R. |
Kees Simhoffer, Vermomd als treurwilg. Brussel-Den Haag 1975, Manteau, Grote Marnixpocket 98, VB. |
Kees Simhoffer, Verboden te denken. Brussel-Den Haag 1977, Manteau, Grote Marnixpocket 151, R. |
Kees Simhoffer, Leve de patholoog-anatoom! 100 aforismen, gedachten, voorbeelden. Sint Odeliënberg 1977, Corrie Zelen, CB. |
Kees Simhoffer, De achterneef van J.P. Coen. Verslag achteraf. Maasbree 1979, Corrie Zelen, R. |
Kees Simhoffer, En wat er gebeurde, moet nog gebeuren. Over de literatuur in de jaren zeventig en tien jaar nadien. Heerlen 1980, Uitgeverij 261, E. |
Kees Simhoffer, De poppendokter. Maastricht 1981, Servaasboekhandel, N. |
Kees Simhoffer, De dood van een indiaan. Maasbree 1983, Corrie Zelen, VB. |
Kees Simhoffer, Zonder alibi. Maastricht 1984, Eigen beheer, GB. |
Harry Leyten & Kees Simhoffer, Afrika nabij. Catalogus Afrika-centrum Cadier en Keer. Cadier en Keer 1984, Afrika-Centrum, EB. |
Kees Simhoffer, De apotheek van Hippocrates. Breda 1992, De Geus, R. |
Kees Simhoffer, De progressie. Maastricht 1993, Vereniging Literaire Activiteiten Maastricht, N. |
Kees Simhoffer, Kwartetten. In: Maatstaf, jrg. 43, nr. 9-10, september-oktober 1995, pp. 56-59, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Paul de Wispelaere, Verhalen van Andreas Burnier en Kees Simhoffer. In: Het Vaderland, 10-11-1967. (onder meer over Een Been onder het Zand) |
J. Bernlef, Simhoffer pepert het ons in. In: Het Parool, 9-12-1967. (over Een Been onder het Zand) |
Gerrit Krol, Twee verrassingen. In: Algemeen Handelsblad, 9-12-1967. (onder meer over Een Been onder het Zand) |
Hans Plomp, Een ranzig been onder het zand. In: Vrij Nederland, 2-3-1968. (over Een Been onder het Zand) |
W.J. Lukkenaer, Kees Simhoffer ‘In onleefbaar Schalkwijk werd mijn schrijfdrift geboren.’ In: Haarlems Dagblad, 27-1-1968. (interview) |
Paul de Wispelaere, Kees Simhoffer verbindt roman en pamflet. In: Het Vaderland, 8-1-1972. (over De knijpkat) |
Fr. Depeuter, Simhoffer knijpt 'em. In: De Nieuwe Gazel, 9-1-1972. (over De knijpkat) |
Han Steendijk, Chaos en dood, zo is het leven, anders niet. In: Brabants Nieuwsblad, 12-2-1972. (over De knijpkat) |
Marcel Janssens, Nieuw Nederlands proza: het etterbuilsyndroom. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 118, nr. 2, februari 1973, pp. 135-137. (over De knijpkat) |
Paul de Wispelaere, Ontmaskering van schijnwaarden. In: Het Vaderland, 5-5-1973. (over Een geile gifkikker) |
Ab Visser, Protest tegen de tijd. In: Leeuwarder Courant, 2-6-1973. (over Een geile gifkikker) |
Marcel Janssens, De omscholing van een gifkikker. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 118, nr. 8, augustus 1973, pp. 636-638. (over Een geile gifkikker) |
J.J. Wesselo, Van knijpkat tot gifkikker. In: Raam, jrg. 11, nr. 96, september 1973, pp. 45-46. (over De knijpkat en Een geile gifkikker) |
Paul de Wispelaere, Kees Simhoffers verhalen gericht op emanciperende bewustmaking. In: Het Vaderland, 31-5-1975. (over Vermomd als treurwilg) |
Eric Hulsens, ‘Veel zeikverhaaltjes en toverflauwekul.’ In De Nieuwe, 24-9-1976. (interview over jeugdliteratuur) |
Wim Sanders, Papegaaienpraat. Simhoffer zelden goed op dreef in ‘Verboden te denken.’ In: Het Parool, 25-2-1978. |
Herman Leys, Denken met hart. In: De Standaard, 2-6-1978. (over Verboden te denken) |
Paul de Wispelaere, Het nadeel van schrijven zonder vermomming. In: Het Vaderland, 17-6-1978. (over Verboden te denken) |
Ab Visser, De dagelijkse dingen. In: Leeuwarder Courant, 9-3-1979. (over Een Been onder het Zand) |
Hugo Pos, Simhoffers reis. In: Het Parool, 4-1-1980. (over De achterneef van J.P. Coen) |
August-Hans den Boef, Indonesië geretoucheerd. In: de Volkskrant, 26-1-1980. (over De achterneef van J.P. Coen) |
Hans Hoenjet, Het grote onbehagen van Campert en Simhoffer. In: De Tijd, 2-5-1980. (onder meer over Een Been onder het Zand en De achterneef van J.P. Coen) |
Helga Ruebsamen, Een Baedeker met zwarte bril. In: Het Vaderland, 24-5-1980. (over De achterneef van J.P. Coen) |
Peter van den Hoven, ‘Zoals de ouden zongen zullen de jongen anders piepen.’ In: Peter van den Hoven, Achter de keukendeur. 's-Gravenhage 1980, pp. 356-378. (over de toneelstukken) |
Francine Rijkegras, ‘Ik kon de dood niet tekenen, dus tekende ik de overlevenden.’ In: De Nieuwe Linie, 25-3-1981. (interview) |
G.J. Zwier, Impel, stimpel, stapelgek. In: Leeuwarder Courant, 17-6-1983. (onder meer over De dood van een indiaan) |
| |
| |
Hans van de Waarsenburg, Kees Simhoffer. In: Hans van de Waarsenburg, Ik kom toch uit geen gekkenland vandaan. Heerlen 1983, pp. 67-77. (interview) |
Hans Rooseboom, Ontroerende roman over psychiatrie. In: De Stem, 23-10-1992. (over De apotheek van Hippocrates) |
Frank van Dijl, Lang uitgesponnen doktersroman. In: Algemeen Dagblad, 7-1-1993. (over De apotheek van Hippocrates) |
Joris Gerits, Woorden zijn belangrijker dan medicijnen. In: De Morgen, 29-1-1993. (over De apotheek van Hippocrates) |
Irene Verhiel, Wierookgeur begeleidt Simhoffers processie. In: De Limburger, 10-3-1993. (over De processie) |
Rob Molin, Simhoffers proza als boekenweekgeschenk. In: Limburgs Dagblad, 13-3-1993. (over De processie) |
Rob Molin, ‘In de randstad heb ik mezelf pas echt ontdekt.’ In: Rob Molin, Ontmoetingen met auteurs. Roermond 1996, pp. 105-109. (interview) |
65 Kritisch lit. lex.
mei 1997
|
|