| |
| |
| |
Jan Siebelink
door Rob Schouten met aanvullingen door Bert Peene en Jooris van Hulle
1. Biografie
Jan Siebelink werd op 13 februari 1938 in Velp geboren als zoon van een kleine bloemenkweker. Hij groeide op in een orthodox protestants milieu. In zijn geboorteplaats bezocht hij de openbare school, nadien de mulo. Na zijn eindexamen volgde hij de opleiding voor onderwijzer aan de Rijkskweekschool te Arnhem en ging hij lesgeven aan de lagere school in Laag-Soeren. Na het vervullen van zijn dienstplicht tekende hij voor twee jaar bij. In Breda volgde hij de reserveofficiersopleiding bij de luchtmacht en studeerde inmiddels schriftelijk LO Frans. Na zijn diensttijd zette hij zijn studie als MO-student voort en gaf hij ondertussen, van 1966 tot 1969, les aan een mavo in Dieren. In 1969 kreeg hij een baan aangeboden aan het Marnixcollege in Ede, waar hij als docent Frans - hij had ondertussen in 1972 het doctoraalexamen Frans afgelegd in Leiden - werkzaam bleef tot hij in 2003 met pensioen ging.
Jan Siebelink publiceerde in tijdschriften als de Haagse Post, Vrij Nederland en Hollands Diep over Franse literatuur. Korte verhalen van hem verschenen onder meer in Hollands Maandblad en Avenue Literair.
In 1991 kreeg Siebelink de F. Bordewijk-prijs voor De overkant van de rivier, in 1997 voor zijn roman Vera de Littéraire Witte Prijs (tweejaarlijkse prijs, in 1977 ingesteld door de Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte te 's-Gravenhage) en in 1999 voor zijn gehele oeuvre de Cultuurprijs van de gemeente Ede. De meest in het oog springende bekroning is die met de AKO Literatuurprijs in 2005 voor Knielen op een bed violen. De roman werd ook genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2006.
| |
| |
Vertalingen ervan verschenen in het Duits, Italiaans, Portugees, Afrikaans en Deens. Het boek werd voor toneel bewerkt, regisseur Ben Sombogaart begint met de verfilming ervan in 2013, tekenaar Klaas Gubbels bracht, in samenwerking met de auteur, een aantal door hem geïllustreerde fragmenten uit de roman bijeen in Het gat in de heg. In 2009 werd Siebelink onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Siebelink, die drie kinderen heeft en zes kleinkinderen, woont in Ede.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Siebelink debuteerde als schrijver op 37-jarige, dus vrij late leeftijd. Zijn (nog) kleine oeuvre bestaat, vier jaar na zijn debuut, uit twee romans, twee novellen en een tiental verhalen. Zo men van één centraal thema in dit werk kan spreken, is dat de machteloosheid van de mens ten opzichte van onontkoombare, noodlottige gebeurtenissen. In Nachtschade komt die machteloosheid tot uiting in de angst voor verval en ziekte (met name kanker); in de surrealistische sleutelroman Een lust voor het oog lukt het de hoofdfiguur Jeroen Swijgman niet om enige greep op zijn nieuwe werkomgeving te krijgen, terwijl hij bovendien zelf in dienst staat van het noodlot, om een voor zijn tegenspelers fatale wraak uit te oefenen; de verhalen en de novelle in Weerloos beschrijven de vrees voor ongewilde en zich toch voordoende situaties, naast het verlangen naar het onmogelijke; in de novelle Oponthoud wacht de hoofdfiguur Simeon lang maar vergeefs op zijn jeugdliefde; in De herfst zal schitterend zijn ten slotte staat de onmacht van de hoofdpersonen om hun idealen te verwezenlijken en hun onderlinge, gefnuikte, relaties te herstellen, centraal.
| |
Traditie
Vooral in Siebelinks vroege proza heerst een uitgesproken ‘fin-de-siècle’ sfeer. In Nachtschade, Een lust voor het oog en in mindere mate Weerloos kan men een poging van de schrijver zien een soort Nederlandse decadente literatuur te schrijven, in het spoor van de Franse schrijver J.K. Huysmans, wiens roman A rebours Siebelink in het Nederlands vertaalde. Het bizarre en macabere speelt in deze boeken een voorname rol. Zo voert in het verhaal ‘Nochs onbehagen’ (Nachtschade) een Cleopatra-achtige prostituée haar klant binnen in een onwezenlijk aandoende ruimte, waarin ze een show met adders wil opvoeren. Een slangenrol vervult ook Eïse in Een lust voor het oog, die beschreven wordt als lelijk, zwart, glad, duivels, met puntige, donkergroene nagels. Deze roman is helemaal een evocatie van het ongewone, dat Siebelinks oeuvre in zijn beginperiode kenmerkt. Alle erin optredende karakters hebben pathologische trekjes, sadistische (Lorijn, Eïse) of masochistische (Dunnewind). Hoofdfiguur Swijgman zelf beli- | |
| |
chaamt het esthetische ideaal van Des Esseintes uit A rebours, maar psychisch kan hij de wereld lang niet aan. Ook de enigszins perverse voorkeur voor catastrofe en verschrikking (die ook als motief een rol speelt, bijvoorbeeld in de vorm van dierenmishandeling: een onthalsde kip in het verhaal ‘Kip’, onthoofde konijnen in ‘De dochter van de kapitein wordt achttien jaar’ (Weerloos), doodgetrapte marmotjes (in De herfst zal schitterend zijn) passen in de traditie van de decadente literatuur. Dit geldt eveneens voor de rol die de seksualiteit in Siebelinks werk speelt, in de vorm van overspel (Een lust voor het oog, De herfst zal schitterend zijn), of prostitutie (‘Nochs onbehagen’,
‘Genegenheid’ (Weerloos)). Siebelink is sterk uit op effecten, die de fantasie van de lezer zullen prikkelen.
| |
Techniek
Zijn werk vermijdt elke vorm van vrijblijvende anekdotiek. Alle verhaalelementen zijn toegespitst op de plot. Gebeurtenissen vallen niet zo maar voor, bijfiguren zijn geen toevallige passanten, maar ze doen dienst als symbolen, onheilsprofeten. Die symbolische functie van de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt is in de meeste gevallen niet moeilijk te achterhalen. Zo belichamen in Een lust voor het oog een begrafenisondernemer en een veerman de dood, die voor de hoofdpersonen zo'n belangrijke rol speelt. Op een zelfde manier begeleiden de vele klokken die Simeon in Oponthoud in het Zwitserse uurwerkstadje La-Chaux-de-Fonds op zijn pad tegenkomt het onontkoombaar wegtikken van de tijd, waarover deze novelle voor een belangrijk deel gaat. Het expliciete symbolisme van Siebelink én zijn gedetailleerde beschrijvingen van de decors dragen aan de andere kant het gevaar in zich, dat de lezer álles in dit proza symbolisch wil duiden, en dan voor vele raadsels komt te staan.
| |
Relatie leven/werk
De wereld waarin Siebelinks verhalen zich afspelen is van een heel specifiek karakter. Het is er onveranderd broeierig warm, onwezenlijk licht en beklemmend stil, een passende achtergrond voor veelal ongewone gebeurtenissen. Het geslachtelijk verschil tussen de personages is eveneens stereotiep: mannen zijn besluiteloze, machteloze slachtoffers, vrouwen incarnaties van het kwaad (lange nagels, glinsterende tanden, harde, haarloze benen). Hun ongewone proporties krijgen een extra dimensie door de buitenissige namen die ze
| |
| |
dragen: Teeuwbek, Reeb, Eïse, Voina, Vaarzon, Id, Onvlee. Een groot aantal karakteristieken hangt samen met Siebelinks biografie: het milieu is meestal dat van veertigers, de gebeurtenissen grijpen plaats op de Veluwe, ergens tussen Ede en Arnhem, de hoofdpersonen zijn leraren of militairen, veelal met bloemisten in de familie, en de meesten van hen hebben een calvinistische achtergrond, blijkens hun kennis van de bijbel.
Enkele verhalen zijn zonder meer autobiografisch, zoals ‘Witte chrysanten’ (Nachtschade) en de wat surrealistischer pendant daarvan ‘Dromen van raffia’ (Weerloos) die beide, maar vanuit een verschillend gezichtspunt, over een door zijn afnemer getreiterde vrome bloemenkweker gaan. In Een lust voor het oog is de werkelijkheid (het plaatsje D. in het boek is Dieren, hoofdfiguur Jeroen Swijgman doceert er Frans en heeft Siebelinks initialen) getransformeerd naar een onwerkelijke, karikaturale grootheid. Siebelink merkt over deze vervorming van de realiteit op: ‘Als ik iets beschrijf wat ik heb meegemaakt, geef ik dat grotesk weer. Ik doorbreek de grenzen tussen werkelijkheid en verbeelding. Die werkelijkheid wordt steeds een beetje vervormd. De personen in mijn verhalen gaan in de loop van het schrijfproces een heel eigen leven leiden.’ (interview met Diepstraten en Kuyper)
| |
Ontwikkeling
Dit bewust karikaturale en onwerkelijke in Siebelinks eerste verhalen is in Oponthoud en De herfst zal schitterend zijn langzaam op de achtergrond geraakt. Een meer realistische beschrijving is er voor in de plaats gekomen. Ook de problematiek sluit meer aan bij een eigentijdse belangstelling, zo heeft bijvoorbeeld De herfst zal schitterend zijn de populaire midlife-crisis van veertigers tot onderwerp. Opvallend is de grotere aandacht voor de psychologische ontwikkeling van de personages in Siebelinks meest recente werk.
| |
Thematiek/stijl
Siebelink gebruikt de literatuur niet om ideeën over de maatschappij uit te dragen. Het gaat hem meer om de druk der omstandigheden waaronder, de sfeer waarin mensen handelen. Vandaar ook de belangrijke rol die de rekwisieten spelen. Daarvan getuigen de vele zintuiglijke registraties in zijn proza, de opmerkelijke gedetailleerdheid van beschrij- | |
| |
ving: ‘een moerbeikleurige, gesatineerde schittering’, ‘Faïenceblauw’, ‘hesperide-achtige retiver’, naturalistisch exact en met hun exotische klankkleur van een onhollandse werking.
Tussen de atmosferische omstandigheden en de handelingen en stemmingen van de personages bestaat een duidelijk, symbolisch verband. Zo is het voortdurend naar onweer neigende weer in Een lust voor het oog een voorbode van de fataal verlopende gebeurtenissen: Swijgman steekt tijdens de rouwdienst van een collega de school in brand. Als Michiel in De herfst zal schitterend zijn ten slotte met zijn vriendin Emmy in het gras belandt, komt niet zozeer hun lichamelijk samenzijn alswel de omstandigheden waarin dat zich afspeelt aan de orde: ‘Nevel trekt in spiralen uit het land op’, ‘De geur van rottend aardappelloof’. Steeds spelen geuren en kleuren een belangrijke rol.
| |
Stijl
Literatuur is een miserabel aantal gebeurtenissen door de betovering van de stijl tot een groot slot transformeren, aldus Siebelink in het interview met Diepstraten en Kuyper. Zijn eigen stijl heeft naast soms een zekere stroefheid, vaak iets impressionistisch. Tot in de kleinste nuances wordt iets plastisch weergegeven. De novelle Oponthoud bestaat voor het grootste deel uit aquarelachtig weergegeven indrukken. Die tekenen ook de sfeer in De herfst zal schitterend zijn: ‘Schittering, zon, wispelturig spel van lichte en donkere vlakken. Als filigraan. Onbeweeglijke zon. Oplaaiende hitte. Stilte op de vlakte.’ Siebelinks metaforiek is op een zelfde manier meer gericht op sfeerwerking dan op verwantschap met het beschreven object. In de bizarre verhalen heeft ze dan ook een nogal barok karakter: ‘Het café, een boze krab, half weggedoken onder het zand’. ‘Maar zijn hand lag nog steeds onder haar hand, als een weerloos insect in een vleesetende plant’. In een enkel geval geeft Siebelink taalplastisch het karakter van iemand weer. Zo staat van de streng godsdienstige Minst in ‘Dromen van raffia’ (Weerloos) in oud-testamentische taal geschreven: ‘Minst nu was een zachtmoedig man, meer dan enig mens op de aardbodem.’ In Siebelinks meest symbolistische periode lijdt de dialoog wel eens onder
| |
| |
een gekunsteldheid, een overvloed aan informatie, die meer voor de directe rede geschikt lijkt: ‘die ivoorwitte broek en dat getailleerde overhemd staan je goed.’ Mét het uitgesproken onwerkelijke karakter van de verhalen is ook die weinig natuurgetrouwe dialoog vanaf Oponthoud allengs verdwenen.
| |
Techniek
Aan de structuur van zijn verhalen besteedt Siebelink veel aandacht. De spanning die in al deze verhalen heerst, brengt hij tot stand door onontbeerlijke informatie slechts bij stukjes en beetjes, en onder het motto ‘Literatuur moet een marge de secret hebben,’ vrijwel nooit volledig te verschaffen. De meeste van die informatie krijgt de lezer via flash-backs.
| |
Ontwikkeling
Vanaf De herfst zal schitterend zijn worden ook zijn romans steeds nadrukkelijker ‘maakwerk’. De plot lijkt hierdoor minder belangrijk te worden. Terwijl in Een lust voor het oog en Oponthoud een verhaal verteld wordt met een duidelijke kop en staart, wordt in later werk meer de toestand waarin de hoofdfiguren zich bevinden beschreven. Door de vele witregels, het veelvuldig verschuivende perspectief mét veranderingen van de grammaticale tijd en de achronologische opbouw maken boeken als En joeg de vossen door het staande koren en Met afgewend hoofd een sterk fragmentarische indruk. Daarentegen zijn De hof van onrust en De overkant van de rivier, veel rechtlijniger verteld.
| |
Thematiek
De ‘chaotische’ romanstructuur dient er onder meer toe de chaos in het leven van de hoofdpersonen gestalte te geven. Het heeft er overigens veel van weg, dat Siebelink in zijn romans en verhalen steeds dezelfde figuur de hoofdrol toewijst: een (jonge) man afkomstig uit het milieu van de ‘kleine luyden’; zijn inmiddels overleden vader was bloemkweker. Als zodanig lijkt hij al bij voorbaat gedoemd tot een burgermansbestaan. Zijn intelligentie en ambitie onderscheiden hem echter van zijn milieu. Hij wil, hoe dan ook, méér worden dan zijn ouders, maar op welke manier en tot welke prijs is vooralsnog onduidelijk. De spanning tussen streven en beperking is de essentie van zijn leven. Het dilemma loopt tenslotte uit op ontworteling en isolement Het gevolg daarvan is een gevoel van leegte, van ontreddering, dat nog versterkt wordt doordat hij gebroken heeft met de (religieuze) waarden en normen waarmee hij is opge- | |
| |
groeid. Ook schuldgevoelens, met name ten opzichte van zijn vader, kwellen hem. Aan deze omstandigheden probeert hij te ontsnappen door middel van zijn verbeelding, dromen en illusies, maar het gewenste resultaat blijft uit.
| |
Ontwikkeling
Siebelinks werk is wel eens gekenschetst als ‘een zoektocht naar het wezen van de ambitie’ (Brand 1988), een typering die zeker voor het latere werk opgaat. De herfst zal schitterend zijn en meer nog En joeg de vossen door het staande koren heeft imitatie tot onderwerp, de imitatie die voorafgaat aan eigenheid en superioriteit; De hof van onrust gaat over de gevolgen van gefnuikte ambitie. In Met afgewend hoofd en de sterk hierop lijkende novelle Ereprijs stelt Siebelink de vraag aan de orde op welke gronden iemand zichzelf serieus kan nemen, waar de eeuwige twijfel ophoudt en het zelfvertrouwen begint. Schaduwen in de middag draait voornamelijk om de afweging van wat had kúnnen zijn en wat ís. Het is kenmerkend voor de ontwikkeling in dit deel van zijn oeuvre, dat de hoofdpersoon in de laatstgenoemde roman uiteindelijk kiest voor wat hij heeft. Gaandeweg winnen relativering en berusting aan betekenis, maar tegelijkertijd blijft de twijfel bestaan.
In De overkant van de rivier wijkt Siebelink voor het eerst in een werk van grotere omvang van het hiervoor geschetste stramien af. Weliswaar speelt ook deze roman overwegend op het Gelderse platteland, maar de hoofdrol is nu weggelegd voor een vrouw; de bloemkwekerij en de Edese scholengemeenschap komen er niet meer in voor.
| |
Techniek
Het is opmerkelijk dat Siebelink, hoewel er onmiskenbaar een autobiografische suggestie van zijn werk uitgaat, zich maar zelden van een ik-perspectief bedient Voor zijn verhalen kiest hij vaak de personale verteltrant, voor het werk van langere adem de auctoriale. In een interview vertelde hij dat die keuze nauw samenhangt met zijn visie op het schrijverschap: ‘[...] als schrijver zie ik [mezelf] het liefst als iemand die de wereld waarneemt door een verrekijker, maar die zelf buiten schot blijft.’ (Vogel 1983) Hierdoor strekt de onverschilligheid die de relaties tussen de verschillende personages nogal eens kenmerkt, zich ook uit tot de verhouding tussen de vertellende instantie
| |
| |
en de protagonist. De verteller-buiten-beeld speelt een vaak meedogenloos spel met of tegen zijn personages.
In Siebelinks boeken komen herhaaldelijk verwijzingen naar het toneel voor. In de motto's bijvoorbeeld. Zo gaat aan De herfst zal schitterend zijn de volgende uitspraak van Julien Green vooraf: ‘Toute narration tend au théâtre’. Deze roman heeft ook de opbouw van een klassieke tragedie.
| |
Traditie
Siebelinks proza neemt, met zijn teruggrijpen op min of meer samenhangende literaire tendensen uit vooral het Frankrijk van het einde van de negentiende eeuw, als impressionisme, naturalisme en symbolisme, een heel eigen plaats in de Nederlandse letterkunde in. Het gaat echter te ver Siebelink een hedendaagse decadent te noemen, zoals in de eerste jaren van zijn schrijverschap (mede door zijn eigen toedoen overigens) gebeurde. Hooguit hebben de hiervoor genoemde stromingen een flink aantal sporen in zijn werk achtergelaten. Dat geldt ook voor de romans en verhalen die na Een lust voor het oog, zijn laatste ‘decadente’ boek, verschenen. Siebelink acht zich in het algemeen schatplichtig aan Huysmans in zoverre hij in zijn werk de nadruk legt op het irrationele, de mens als een ondoorgrondelijk wezen toont dat niet volgens een systeem is te begrijpen, en in zoverre hij droom en verbeelding boven de werkelijkheid stelt en de esthetiek boven de ethiek.
| |
Thematiek
Rein Bloem beschouwt ook de fascinatie van het kwaad als een thema uit de Franse literatuur van het ‘fin de siècle’ (Bloem 1988). Hij meent verder, dat Siebelinks romanfiguren in het algemeen heel wat minder machteloos zijn dan doorgaans wordt geschreven. Weliswaar vallen zij nogal eens ten prooi aan andermans intriges, maar die anderen hebben hen wel nodig om het kwaad te kunnen voltrekken. In Weerloos signaleert Bloem een beslissende wending ten kwade: boze verleidingen mogen hier voor het eerst ongelegitimeerd en ongelimiteerd een rol spelen. Weerloos zijn Siebelinks personages echter wel in zoverre hun leven voornamelijk van toevalligheden lijkt af te hangen.
| |
Visie op de wereld
Ontwikkeling
Uit het grootste deel van zijn werk spreekt duidelijk een sombere kijk op de wereld: wij leven in een tijd van verval, onze handelingen zijn gedoemd vergeefs te blijven. Deze opvatting
| |
| |
hangt nauw samen met zijn preoccupatie met de Franse decadente literatuur en kan in belangrijke mate verklaard worden uit zijn streng-calvinistische achtergrond. Vanaf Ereprijs valt echter een geleidelijke verandering in Siebelinks levensvisie op. Voor het eerst wordt de hoofdfiguur aan het eind van de geschiedenis een hoopvol toekomstperspectief geboden. In De overkant van de rivier is de dood niet langer een zinloos einde van een even zinloos bestaan, maar iets dat hóórt bij het leven dat vervolgens weer verder gaat.
| |
Verwantschap
Siebelinks verwantschap met hedendaagse schrijvers van eigen bodem is gering. Wat betreft de thematiek, maar dan ook alleen die, zou men eventueel aan W.F. Hermans kunnen denken. Met Louis Ferron deelt hij zijn voorkeur voor het irrationele, absurde en mateloze en na het verschijnen van En joeg de vossen door het staande koren is ook wel gewezen op overeenkomsten met Revisor-schrijvers als Frans Kellendonk, Doeschka Meijsing en Nicolaas Matsier. Inderdaad lijkt Siebelink in zijn houding tegenover de werkelijkheid en door het ambachtelijke van zijn latere werk dicht bij deze auteurs te staan. Zijn schrijftrant is echter veel emotioneler en wat misschien wel het belangrijkste verschil is: Kellendonk c.s. gebruiken de verbeelding om in de als chaotisch ervaren werkelijkheid een zinvolle samenhang tot stand te brengen, terwijl zij bij Siebelink juist dient om de werkelijkheid te ontvluchten.
| |
Kritiek
De waardering van zijn werk door de literaire kritiek ging aanvankelijk in het algemeen bergopwaarts. Weliswaar hadden sommigen wat moeite met de exuberante stijl in Nachtschade en Een lust voor het oog, maar Weerloos werd vrij algemeen proza van het hoogste niveau genoemd. Naar aanleiding van De herfst zal schitterend zijn schreef Wam de Moor zelfs: ‘Bij Siebelink verstomt de kritiek.’ (De Moor 1980) Na het verschijnen van En joeg de vossen door het staande koren leek het tij echter te keren. De meeste critici vonden het nadrukkelijk aanwezige politiek-historische kader in deze roman, en in De hof van onrust, niet functioneel genoeg; Siebelink heeft te hoog gegrepen, luidde het oordeel vrijwel algemeen. Ook de kritiek op zijn - stroeve - stijl nam toe. Met afgewend hoofd daarentegen kreeg weer een gunstig onthaal. Op Ereprijs en Schaduwen in de middag reageerde de pers verdeeld.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Siebelinks debuut bleef onder het lezend publiek nagenoeg onopgemerkt, maar sinds het verschijnen van De herfst zal schitterend zijn is de publieke belangstelling voor zijn werk snel gegroeid. Een echte bestseller heeft hij nog niet aan zijn oeuvre toegevoegd, maar de geregelde herdrukken van vrijwel al zijn boeken, de verzoeken om spreekbeurten en om verhalen voor uiteenlopende bloemlezingen maken duidelijk, dat zijn lezers in aantal groter zijn dan een kleine kring van getrouwen.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
De steeds terugkerende motieven in het werk van Jan Siebelink zijn, in zijn eigen woorden: ‘de kwekerij, die steeds meer het beeld wordt van het verloren paradijs; het duistere geloof van de vader dat nooit begrepen zal worden; het middelbaar onderwijs; de sociale rangorde in een ogenschijnlijk genivelleerde maatschappij en de jeugdjaren in het land van herkomst: Velp en omstreken’. Daar kunnen we aan toevoegen: zijn belangstelling voor het wielrennen, die aan bod komt in de twee interviewboeken met wielrenners: Pijn is genot (1992) en Eerlijke mannen op de fiets (2002).
Waar Siebelink aanvankelijk nog in de eerste plaats focust op ‘de machteloosheid van de mens ten opzichte van onontkoombare, noodlottige gebeurtenissen’, zal hij in zijn verdere ontwikkeling steeds nauwer aanleunen bij de werkelijkheid zoals hij die zelf ervaart en ervaren heeft. Toch beperkt hij zich niet tot een zo getrouw mogelijke weergave van de realiteit. De manier waarop hij een grotendeels autobiografische werkelijkheid transformeert blijkt onder meer duidelijk uit de portrettering van het ouderpaar Hans Sievez en Margje in Knielen op een bed violen. Margje draagt jurken en sieraden die zijn moeder niet bezat en zijn echte vader was minder hard dan die in het boek: ‘Ik heb hem harder gemaakt, om het thema van het overschrijden van mystieke grenzen te kunnen weergeven.’
De vaderfiguur is een constante in het werk van Siebelink. In zijn debuut, de verhalenbundel Nachtschade, is de vader al prominent aanwezig. Toch zou het nog dertig jaar duren vooraleer hij het boek durfde en kon schrijven dat Knielen op een bed violen geworden is, om daarmee het complete verhaal van de vader te vertellen. In een begeleidende brief aan de lezers van de roman schrijft Siebelink: ‘Heel lang stond het mij niet helder
| |
| |
voor ogen hoe ik dat geleidelijke, maar onstuitbare afglijden van een zachtaardig, aimabel, maar in zijn jeugd verwonde man - vluchtend in een mystiek exorcisme - en het verdriet dat hij zijns ondanks in zijn naaste omgeving veroorzaakt, moest verbeelden.’ In de keuze die Hans Sievez maakt, blijft tot op zekere hoogte ook iets onvatbaars en onbegrijpelijks: hij wéét dat hij zijn vrouw en kinderen, die hij mateloos liefheeft, onrecht aandoet door de manier waarop hij zich op sleeptouw laat nemen door de ‘oefenaars’ die hem ervan overtuigd hebben dat hij uitverkoren is door de Heer. In die zin kan de roman ook worden gelezen als een roman over de onmacht en vindt hij aansluiting bij de thematiek uit de romans en verhalen uit de eerste periode van Siebelinks schrijverschap. Sievez staat machteloos tegenover de religieuze orthodoxie die teruggaat op de leer van dominee Pauwe (1872-1956) en binnen de leer van de predestinatie en de ‘bevindelijkheid’ (het uitverkoren zijn) angst en pessimisme voorop stelt.
Over de sombere, verstikkende rol van extreem orthodox calvinisme had Siebelink al geschreven in De overkant van de rivier, waarin het thema grotendeels wordt behandeld vanuit de visie van de moeder; het standpunt van de zoons kwam aan bod in Engelen van het duister (2001). Behalve het psychologisch sterk uitgebalanceerde vaderportret, waarin Siebelink een verklaring voor de houding van de vader zoekt in diens kindertijd, komt in Knielen op een bed violen ook de relatie binnen het gezin aan bod. Ondanks alles en ondanks het besef dat haar man langzaam maar zeker afglijdt naar een toestand die onhoudbaar wordt, blijft Marge van hem houden. Een enkele keer staat ze op het punt hem definitief te verlaten, maar de liefde is sterker dan de realiteit, ook die van de dood. Aan het slot laat Siebelink haar denken: ‘Later zie ik Hans terug. Ik zie hem terug. Zonder twijfel.’
Verder heeft Siebelink ook aandacht voor het generatieconflict. Wat Hans Sievez in zijn kindertijd deed botsen met zijn vader nadat die zijn lievelingskonijn had verkocht, keert hier in spiegelbeeld terug: de jongste zoon Tom lijdt onder het besef dat zijn vader liever een dochter had gehad en vlucht in de drank. Opvallend in dit verband is dat Ruben, de andere zoon
| |
| |
in het gezin en tot op zekere hoogte het alter ego van de schrijver als jongvolwassene, als verzoenende figuur optreedt.
| |
Verwantschap
Jan Brokken typeerde Jan Wolkers, Maarten 't Hart, Maarten Biesheuvel en Jan Siebelink als ‘schrijvers in de wurggreep van Calvijn’, die voor de stof voor hun romans putten uit hun eigen jeugd. In hun romans is sprake van angst en respect, van haat en liefde jegens de vader, preoccupatie met de seksualiteit en de wil om het kleinburgerlijke milieu te ontstijgen. Bij Siebelink is er evenwel nauwelijks sprake van rancune, maar eerder van gelaten onmacht en tot op zekere hoogte zelfs bewondering.
| |
Stijl
De manier waarop Siebelink feiten en gebeurtenissen uit de werkelijkheid door de verbeelding en de betovering van de stijl transformeert tot een literair kunstwerk, geeft zijn romans een eigen plaats binnen de Nederlandse literatuur. ‘Schrijven is voor mij het gruwelijke op gedempte toon weergeven, teder en mooi maken om het dragelijk te houden’, zei hij daarover in een interview met Kester Freriks. In zijn stijl heeft Siebelink zich losgemaakt van een overdreven gebruik van metaforen en is hij steeds soberder en directer geworden. Dat hij in Knielen op een bed violen een antithese oproept tussen de eenvoudige verwoording die aansluit bij de aard en het karakter van zijn personages, en de archaïsch-Bijbelse taal in de fragmenten over de godsdienst, illustreert de tweespalt die de vaderfiguur innerlijk beroert.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De roman Knielen op een bed violen werd door de critici over het algemeen positief benaderd en is anno 2012 reeds aan een drieënvijftigste druk toe met ruim 600.000 verkochte exemplaren. Over het succes van het boek zegt Siebelink: ‘Het succes is niet vanzelfsprekend voor een boek dat opent met een psalmvers in de oude vertaling. Blijkbaar was de tijd er rijp voor. Vandaag zijn God en religie terug in de media, in de politiek en de kranten. (...) Wat velen misschien ook aanspreekt in Knielen op een bed violen, is dat het een boek zonder cynisme is.’
| |
Thematiek
In De kwekerij (2007) bracht Siebelink veertien verhalen bijeen die eerder, tussen 1975 en 1986, waren verschenen in andere bundels. In deze grotendeels autobiografische terugblik op zijn kinderjaren en zijn jeugd (‘De beelden hebben nog niets van hun scherpte verloren. Ik teister mezelf door deze kwellende
| |
| |
dingen naar boven te halen, maar het moet’) introduceert Siebelink de sociale problematiek: het gevecht dat zijn vader moet aangaan met wanbetalers, de bijna uitzichtloze strijd van een kleine zelfstandige die, gedreven door zijn liefde voor de natuur, blijft voortploeteren, maar nauwelijks oog heeft voor de moderne technieken die in de tweede helft van de twintigste eeuw het aanzien van de onderneming ingrijpend zullen veranderen. De teloorgang van de kwekerij kwam ook al aan bod in Knielen op een bed violen, waarin wordt beschreven hoe projectontwikkelaars beslag weten te leggen op de gronden.
De roman Een lust voor het oog schetst op een karikaturaal aandoende manier het onderwijsmilieu. Zijn beroepsmatige activiteit bleef Siebelink ook later nog inspireren. In Laatste schooldag (1994) staan elf verhalen waarin de school wordt geportretteerd als een afspiegeling van de maatschappij met haar verschillende standen en rangen en de onderlinge machtsverhoudingen. De psychologie, zowel die van het individu als die binnen een lerarenkorps, komt uitgebreid aan bod in Suezkade (2008), waarin een leraar Frans als hoofdpersonage optreedt. In de novelle Oscar (2012) wordt het thema van de school-als-strijdtoneel via de twee hoofdpersonages Oscar en Id, die leraren Engels zijn, ingepast binnen het bredere kader van de Tweede Wereldoorlog.
| |
Visie op de wereld
In zijn onderwijsromans en -verhalen zet Siebelink zich af tegen de teloorgang van het humanioraonderwijs, die in Nederland volgens hem werd ingezet met de Mammoetwet. Als leraar Frans voelt hij zich al helemaal overbodig geworden. Hij vraagt zich af wat er van een land terecht moet komen als de toekomstige elite niet meer weet wat de Verlichting betekende en geen benul heeft van het werk van schrijvers als Stendhal, Flaubert en Zola.
| |
Thematiek
Blijven de kwekerij met de vaderfiguur enerzijds en het onderwijsmilieu anderzijds de twee belangrijkste settings tegen de achtergrond waarvan het oeuvre van Jan Siebelink zich heeft ontwikkeld, hij is ook de auteur van klassieke psychologische romans, die vaak worden geconcipieerd vanuit de belevingswereld van een vrouw. In Verdwaald gezin (1993) wordt binnen de context van een familieroman een Haags gezin uit de jaren vijf- | |
| |
tig ten tonele gevoerd; in Margaretha (2002) wendt Siebelink zich naar de zestiende eeuw met een portret van Margaretha van Oostenrijk (1522-1586), die haar ambities nooit heeft kunnen of mogen waarmaken; met de tweeënzestigjarige hoofdfiguur in Het lichaam van Clara (2010) keert Siebelink terug naar het Haagse milieu. Het leven van Clara is een opeenvolging van ontgoochelingen en mislukkingen, die zij op zeker moment meent een halt te kunnen toeroepen als ze verliefd wordt op een schrijver die Sprenger heet. Heel het boek door weerklinkt haar schreeuw om aandacht. In die zin vallen ook haar zelf-mutilatie en geborneerde godsdienstbeleving - een thema dat herinnert aan Knielen op een bed violen - te begrijpen.
| |
Techniek
Jan Siebelink hecht ook in de als klassiek te omschrijven romans, veel waarde aan de opbouw ervan. Hij vertelt een verhaal nooit een louter chronologisch. Zo komt in Het lichaam van Clara in de cursieve stukken die aan de verschillende hoofdstukken voorafgaan, een ‘schrijver’ aan het woord die vertelt hoe zijn personage als het ware met hem op de loop is gegaan tot hij uiteindelijk samenvalt met de echte Clara. Werkelijkheid en fictie haken zo in elkaar.
| |
Kritiek
Na de bijna unaniem lovende reacties op Knielen op een bed violen reageerden critici verdeeld op de publicaties die erop volgden. Arjen Fortuin vond Suezkade gebukt gaan onder ‘losse eindjes in de plot, een wel heel oppervlakkige benadering van de ziekte anorexia en een steeds minder geloofwaardige hoofdpersoon’. Jeroen Vullings van zijn kant vindt dat ‘slechts de gymleraren holle figuren zijn: die lezen niks en zijn dus verloren’ en looft ‘de prachtzinnen van de stilist Siebelink’. Over Het lichaam van Clara was de kritiek weer meer eensgezind positief. Jooris van Hulle sprak van ‘een indringende psychologische roman’ en Jeroen Vullings noemde het boek ‘een schitterende roman [...]. Siebelink schetst, met zijn sierlijke en soepele stijl, een afgewogen portret van een tragische vrouw wier jeugd grote littekens heeft achtergelaten’.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
J.G. Siebelink, Nachtschade. Amsterdam 1975, Peter Loeb, VB. (2e herziene druk, onder de auteursnaam Jan Siebelink, 1979, Loeb & Van der Velden; 3e druk 1981, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 662; 4e druk 1988, Querido/Meulenhoff, Salamander 691; 6e druk 2005, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Een lust voor het oog. Amsterdam 1977, Athenaeum/Loeb, Athenaeum/-Loeb paperbacks 3, R. (2e druk 1977, Loeb & Van der Velden; 3e druk 1983, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 713; 5e druk 2011, de Volkskrant, De beste debuutromans 7) |
J.-K. Huysmans, Tegen de keer. Vertaling en nawoord Jan Siebelink. Amsterdam 1977, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Grote Bellettrie serie, R. (vert.) |
Jan Siebelink, Weerloos. Amsterdam 1978, Loeb & Van der Velden, VB. (4e druk 1984, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 810) |
Jan Siebelink, 2 verhalen. Rotterdam 1978, Drukkerij Wyt & Zonen, VB. (voor een deel onder een andere titel opgenomen in Koning Cophetua en het bedelmeisje) |
J.G. Siebelink, Oponthoud. Amsterdam 1979, C.J. Aarts, N. (2e druk 1991, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1206) |
Jan Siebelink, De herfst zal schitterend zijn. Amsterdam 1980, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 597, R. (6e druk 1985, Literair moment; 8e druk 1995, Meulenhoff quarto; licentieuitgave Den Haag 1997, Stichting Uitgeverij XL, XL 287; 11e druk 2006, De Bezige Bij, Ulysses) |
Jan Siebelink, De reptielse geest. Over schrijvers. Amsterdam 1981, Meulenhoff, Ideeën, Meulenhoff editie E 620, EB. |
Jan Siebelink, De dochter van de kapitein wordt achttien jaar. Utrecht 1982, Knippenberg, Bulkboek, jrg. 11, nr. 120, VB/Bl. |
Jan Siebelink, En joeg de vossen door het staande koren. Amsterdam 1982, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 682, R. (3e druk 2008, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Koning Cophetua en het bedelmeisje. Amsterdam 1983, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 730, VB. |
Jan Siebelink, Arnhem beeld & verbeelding. Tekeningen Peter van Straaten. Helmond 1983, Helmond, Schetsen. |
J.-K. Huysmans, De Bièvre. Vertaling Jan Siebelink. Nawoord Rein Bloem. Utrecht 1983, Reflex, N. (vert.) |
Jan Siebelink, De hof van onrust. Amsterdam 1984, Meulenhoff, Meulenhoff editie, R. |
Parijs. Verhalen van een stad. Samenstelling en inleiding Jan Siebelink. Amsterdam 1985, Meulenhoff, Bibliotheek voor de literaire reiziger, Bl. |
Jan Siebelink, De prins van nachtelijk Parijs. Portretten en gesprekken. Amsterdam 1985,
|
| |
| |
Meulenhoff, Meulenhoff editie E 819, EB/Interviews. |
Jan Siebelink, Met afgewend hoofd. Amsterdam 1986, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 865, N. |
Jan Siebelink, Ereprijs. Amsterdam 1986, Meulenhoff, N. (2e druk 1987, Meulenhoff editie E 925) |
Jan Siebelink, Schaduwen in de middag. Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 952, R. |
Jan Siebelink, Dierendag. Megen 1989, Literafiele Uitgeverij Perifeer, Dialogen 3, V. |
Jan Siebelink, De overkant van de rivier. Amsterdam 1990, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1091, R. (6e druk 1992, Meulenhoff pocketeditie; licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL, XL 88; 8e druk 2005, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Sneller dan het hart. Arnhem 1990, Gelderse Culturele Raad / Nova Zembla, Gelderse Cahiers 6, N. |
Jan Siebelink, Ruim zicht. Brammen 1990, De Geiten Pers, V. |
Jan Siebelink, Hartje zomer en andere verhalen. Amsterdam 1991, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1153, VB. (4e druk, onder de titel Hartje zomer. Verhalen, 2009, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Pijn is genot. Amsterdam 1992, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1240, Interviews. (opgenomen in Pijn is genot 2006) |
Jan Siebelink, Met een half oog. Amsterdam 1992, Libris Boekhandels, N. |
Jan Siebelink, Verdwaald gezin. Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1267, R. (3e druk 2007, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Laatste schooldag. Amsterdam 1994, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1375, VB. (11e druk 1999, Muntinga, Rainbow pocketboeken 427; 12e druk 2002, Pockethuis; 13e druk 2006, De Bezige Bij, Ulysses) |
Jan Siebelink en John Jansen van Galen, Dorpsstraat Ons dorp. Amsterdam 1995, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1468, Br. |
Jan Siebelink, Hoog water. Brammen 1995, De Geiten Pers, V. |
Jan Siebelink, Op weg naar neef Karel. Gelderse vertellingen. Nijmegen 1995, Dekker en Van der Vegt, VB. |
Jan Siebelink, De droom van een nieuwsgierige. Tekeningen Har Sanders. Ede 1995, Vereniging Vrienden van de Kijkdoos, V. |
Jan Siebelink, Vera. Amsterdam 1997, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1563, R. (licentieuitgave Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL, XL 338; 7e druk 2002, Ooievaar; 8e druk 2006, De Bezige Bij, Ulysses) |
Jan Siebelink, Familie. Illustratie Traus Nienhuis. Brammen 1997, De Geiten Pers, V. |
Jan Siebelink, Schuldige hond. Houtsneden Klaas Gubbels. Arnhem 1998, Plaatsmaken, VB. |
Jan Siebelink, Daar gaat de zon nooit onder. Het domein van Jan Siebelink. Beeld Johanna Speltie. Arrangementen Rein Bloem. Amsterdam 1998, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1683, Bl. |
| |
| |
Jan Siebelink, De bloemen van Oscar Kristelijn. Amsterdam 1998, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1722, VB. (licentieuitgave Den Haag 2001, Stichting Uitgeverij XL, XL 657) |
Jan Siebelink en John Jansen van Galen, Bergweg 77, Bosweg 19. 28 brieven. Velp 1999, Boekhandel Janssen & De Feijter, Br. |
Jan Siebelink, Mijn leven met Tikker. Amsterdam 1999, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1784, R. (3e druk 2004, Pockethuis; 6e druk 2009, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Engelen van het duister. Amsterdam 2001, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1857, R. (licentieuitgave Den Haag 2002, Stichting Uitgeverij XL, XL 769; 3e druk 2006, De Bezige Bij) |
Jan Siebelink, Margaretha. Amsterdam 2002, De Bezige Bij, R. (licentieuitgave Den Haag 2003, Stichting Uitgeverij XL, XL 997) |
Jan Siebelink, Eerlijke mannen op de fiets. Amsterdam 2002, Thomas Rap, Interviews, (ten dele opgenomen in Pijn is genot 2006) |
Jan Siebelink, Knielen op een bed violen. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, R. (licentieuitgave Den Haag 2005, Stichting Uitgeverij XL, XL 1193; 40e druk 2007, Ulysses; licentieuitgave Groningen 2010, Noordhoff, Grote lijsters 2010) |
Jan Siebelink, Zaailingen van violen. Enkele niet eerder gepubliceerde hoofdstukken uit de roman ‘Knielen op een bed violen’ van Jan Siebelink. Bredevoort 2005, Stichting Bredevoort Boekenstad, Proza. (2e druk Naarden 2007, B for Books, Literaire juweeltjes) |
Jan Siebelink, Witte chrysanten. Sneek 2006, Elettra, Elettra literaire selectie 1, V. (eerder opgenomen in Nachtschade) |
Jan Siebelink, Pijn is genot. Alle wielerverhalen. Amsterdam 2006, Rap, Interviews. |
Jan Siebelink, De kwekerij. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, VB. |
Jan Siebelink, Suezkade. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, R. (licentieuitgave Den Haag 2009, Stichting Uitgeverij XL, XL 1534) |
Jan Siebelink, Het gat in de heg. Fragmenten uit Knielen op een bed violen. Illustraties Klaas Gubbels. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, Proza. |
Jan Siebelink, Mijn eerste liefde. De verhalen. (een keuze uit verhalen die eerder verschenen in Nachtschade, Weerloos, De bloemen van Oscar Kristelijn, Hartje Zomer en in verscheidene tijdschriften). Amsterdam 2009, De Bezige Bij, VB. |
Jan Siebelink, Het lichaam van Clara. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, R. (licentieuitgave Leidschendam 2011, Uitgeverij XL, XL 1700) |
Jan Siebelink, Conversaties. Voorwoord Oscar van den Boogaard. Amsterdam 2011, De Bezige Bij, Interviews, (eerder verschenen in De prins van nachtelijk Parijs en De reptielse geest) |
Jan Siebelink, Torticollis. Maartensdijk 2011, B for Books, Literaire juweeltjes, V. (eerder opgenomen in Met afgewend hoofd) |
Jan Siebelink, Oscar. Amsterdam 2012, De Bezige Bij, N. |
| |
| |
Jan Siebelink, Daniel in de vallei. Amsterdam 2013, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Hans van Straten, Jan Geurt Siebelink schrijft uit angst en eenzaamheid. In: Utrechts Nieuwsblad, 14-11-1975. (over Nachtschade) |
Leo Vromans, Jan Siebelink debuteert met Nachtschade. ‘Waar het om gaat is wat er diep in ons rondwoelt’ In: Arnhemse Courant, 15-11-1975. (interview) |
J.M. Vroomans, Siebelink debuteert met ‘Nachtschade’. In: Haarlems Dagblad, 26-11-1975. (interview) |
John Jansen van Galen, Schrijver Jan Siebelink. ‘Ik zoek verdoving voor mijn angsten.’ In: Haagse Post, 6-12-1975. (interview) |
Aad Nuis, Over Nachtschade. In: Haagse Post, 13-12-1975. |
Jan Geurt Gaarlandt, Tussen klooster en bordeel. In: Vrij Nederland, 3-1-1976. (over Nachtschade) |
Wam de Moor, Terug naar de decadentie. In: De Tijd, 20-2-1976. (over Nachtschade) |
Ad Zuiderent, Het verval, onderkoeld en geëmotioneerd. In: Trouw, 26-4-1976. (over Nachtschade) |
Jaap Goedegebuure, De schaduw van Huysmans. In: Tirade, jrg. 21, nr. 223, maart 1977, pp. 179-191. (felle kritiek op Siebelinks schrijverschap) |
Johan Diepstraten, Uitgestelde wraak van Jan Siebelink. In: De Stem, 9-4-1977. (over Een lust voor het oog) |
Aad Nuis, Decadentie in de provincie. In: Haagse Post, (over Nachtschade en Een lust voor het oog) |
Tom van Deel, Boeiende roman van Siebelink. In: Trouw, (over Een lust voor het oog) |
Jan Geurt Gaarlandt, Volgens het decadente schema. In: Vrij Nederland, 21-5-1977. (over Een lust voor het oog) |
Arjaan van Nimwegen, Nieuwe Siebelink: demonenwereld. In: Utrechts Nieuwsblad, 2-6-1977. (over Een lust voor het oog) |
Kees Fens, Een roman als een broedmachine. In: De Volkskrant, 4-6-1977. (over Een lust voor het oog) |
Wam de Moor, Jan Siebelinks eerste roman: Een lust voor het oog. In: De Tijd, 10-6-1977. |
Hansmaarten Tromp, De depressies van Jan Siebelink. ‘Net als in de tijd van Huysmans leven we in een soort vacuüm.’ In: De Tijd, 9-12-1977. (interview) |
Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Jan Siebelink: ‘De heer zei tot Henoch: “Gij zult de dood niet zien”. Ik heb altijd gehoopt dat zoiets ook mij zou treffen’. In Johan Diepstraten en Sjoerd Kuyper, Het nieuwe proza. Interviews met jonge Nederlandse schrijvers. Amsterdam 1978, pp. 35-52. (interview) |
Tom van Deel, Weerloos, maar niet zonder geweld. In: Trouw, 14-10-1978. (over Weerloos) |
Frans de Rover, Het verleden rukt op voor de nederlaag. In: Vrij Nederland, 21-10-1978. (over Weerloos) |
Maarten 't Hart, Literaire broeikas. In: NRC Handelsblad, 27-10-1978. (over Weerloos) |
Aad Nuis, De verschrikking van de kindertijd In: Haagse Post, 28-10-1978. (over Weerloos) |
Ben Maandag, Verhalen over weerloze mensen. In: Het Vrije Volk, 11-11-1978. (over Weerloos) |
Jeroen Koolbergen, Ook zonder hiernamaals kan het leven nog best fascineren. In: Utrechts Nieuwsblad, 25-11-1978. (interview) |
Hans Warren, Jan Siebelink - Weerloos. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-12-1978. |
Frank van Dijl, Jan Siebelink: ‘Het komt er uit, alles wat mij emotioneel beroert’. In: Frank van Dijl, Schrijvers op de rand van '80. Interviews, reportages, kronieken, dagboekaantekeningen. Amsterdam 1979, pp. 42-45. (biografische aantekeningen) |
Wam de Moor, Rimpelingen in het oppervlak. In: Wam de Moor, Wilt u mij maar volgen? Kritieken en profielen over het proza van de jaren zeventig. Amsterdam 1980, pp. 225-229. (over Weerloos) |
| |
| |
Wam de Moor, Kellendonk, Canaponi en Siebelink: weerzien met het verleden. In: De Tijd, 1-2-1980. (over Oponthoud) |
August-Hans den Boef, Oponthoud en overgang. In: De Volkskrant, 2-2-1980. (over Oponthoud) |
Frans de Rover, Literatuur en profil. In: Vrij Nederland, 23-2-1980. (over Oponthoud) |
Arjaan van Nimwegen, Siebelink in ‘Oponthoud’ op zoek naar ‘het leven’. In: Amersfoortse Courant, 15-4-1980. |
August-Hans den Boef, Lijvige roman van Jan Siebelink. In: De Volkskrant, 15-4-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Aad Nuis, Ingewikkelde gevoeligheden binnen een huwelijk In: Haagse Post, 26-4-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Wim Hazeu, Een muur zonder cement tussen de stenen. In: Hervormd Nederland, 17-5-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Carel Peeters, Zonovergoten desillussies. In: Vrij Nederland, 17-5-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Wam de Moor, Bij Siebelink verstomt kritiek. In: De Tijd, 6-6-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Piet Valkman, De wereld als wachtkamer. In: Elseviers Magazine, 14-6-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Tom van Deel, Een sfeer van nadruk. In: Trouw, 6-9-1980. (over De herfst zal schitterend zijn) |
Daan Cartens, Tussen ideaal en impasse. In: Ons Erfdeel, jrg. 23, nr. 4, september-oktober 1980, pp. 589-590. (over Oponthoud en De herfst zal schitterend zijn) |
Claus Brockhaus, Jan Siebelink: ‘Een roman moet visueel zijn.’ In: VPRO-Gids, 29-11/5-12-1980. (interview) |
Harry Bekkering e.a., Jan Siebelink: ‘De schrijver moet in de chaos orde brengen. Dat doe ik dus.’ In: Themanummer literatuur en radio [van] Druk, jrg. 2, nr. 3, 1981, pp. 71-82. (interview) |
Hans Warren, Hoe wordt men een schrijver. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-5-1981. (over De reptielse geest) |
Ieme van der Poel, Buitenshuis en binnenskamers. In: NRC Handelsblad, 5-6-1981. (over De reptielse geest) |
Rein Bloem, Schatplichtig en medeplichtig. In: Vrij Nederland, 17-10-1981. (over De reptielse geest) |
P.M. Reinders, Kwade geesten en boze spoken. In: NRC Handelsblad, 12-3-1982. (over En joeg de vossen door het staande koren) |
Ton Verbeeten, ‘Eeuwigheidswaarde is een groot woord.’ In: De Gelderlander, 26-3-1982. (over En joeg de vossen door het staande koren) |
Jaap Goedegebuure, Narcissus staart in de leegte. In: Haagse Post, 27-3-1982. (over En joeg de vossen door het staande koren) |
Rob Schouten, Siebelink: Gekunsteld engagement. In: Trouw, 1-4-1982.(over En joeg de vossen door het staande koren) |
Hans Maarten van den Brink, Jan Siebelink na zijn nieuwe roman: ‘Ik heb een groot feest gegeven.’ In: NRC Handelsblad, 9-4-1982. (interview) |
Carel Peeters, Wraak op de Filistijnen. In: Vrij Nederland, 24-4-1982. (over En joeg de vossen door het staande koren) |
Wim Vogel, Jan Siebelink: nog steeds emotionele jongen van achttien. In: Tubantia, 32-3-1983. (interview) |
Frans de Rover, De bloei en het verval in de verhalen van Jan Siebelink. In: Vrij Nederland, 26-3-1983. (over Koning Cophetua en het bedelmeisje) |
Arnold Heumakers, In Siebelinks borst huizen twee zielen. In: De Volkskrant, 1-4-1983. (over Koning Cophetua en het bedelmeisje) |
Rob Schouten, Geheimzinnigheden zonder mysterie. In: Trouw, 21-4-1983. (over Koning Cophetua en het bedelmeisje) |
Wam de Moor, ‘Je kunt toch je stem verheffen, als schrijver? Je hebt toch een visie?’ Jan Siebelink en het engagement. In: De Tijd, 29-4-1983. (over Koning Cophetua en het bedelmeisje) |
Gerrit Jan Kleinrensink, De schrijver weet
|
| |
| |
niet; commentaar bij het interview met Jan Siebelink. In: Iambe, jrg. 3, nr. 10, 1983, pp. 8-10. |
Gerrit Jan Kleinrensink en Joke van Dijk, Jan Siebelink: ‘Dat belemmert denk ik dat ik dood zal gaan’. In: Iambe, jrg. 3, nr. 10, 1983, pp. 13-21. (interview) |
Kees de Bakker, Jan Siebelink: Nachtschade. In: Kees de Bakker, Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten. Amsterdam 1983, pp. 35-139. (interview over het ontstaan van Nachtschade) |
Jaap Goedegebuure, De overschatte hoerenloper. In: Haagse Post, 6-10-1984. (over De hof van onrust) |
Aad Nuis, Kwetsbaar. In: Intermagazine, september 1984. (over De hof van onrust) |
Wam de Moor, Het Libelle-geluk van een man van papier-maché. In: De Tijd, 9-11-1984. (over De hof van onrust) |
Willem Kuipers, De romanticus Siebelink loopt rond in sleetse vrijetijdskleding. In: de Volkskrant, 9-11-1984. (over De hof van onrust) |
Bert Peene, Jan Siebelink. De herfst zal schitterend zijn. Apeldoorn 1984. (analyse en interpretatie) |
Ed Jongma, Een voorkeur voor schrijvers in de marge. In: Vrij Nederland, 31-8-1985. (over De prins van nachtelijk Parijs en Parijs) |
Jacques Kersten, De hof van onrust. Siebelink op herhaling. In: Diogenes, jrg. 2, nr. 7-8, september-oktober 1985, pp. 351-352. |
Rein Bloem, Prometheus ontketend. In: Jan Siebelink / Informatie. Amsterdam 1985, pp. 5-17. (met name over de thematiek in het hele werk) |
Reinjan Mulder, De gallische aanpak. In: NRC Handelsblad, 14-3-1986. (over Met afgewend hoofd) |
Wim Vogel, Het verraad van het leven. In: Haarlems Dagblad, 21-3-1986. (over Met afgewend hoofd) |
Eddy Mielen, Ede ligt ver verwijderd van Eden. In: Vrij Nederland, 12-4-1986. (over Met afgewend hoofd) |
Wam de Moor, ‘Ik zat volstrekt gespannen in mijn vel’. Wam de Moor in gesprek met Jan Siebelink. In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 137, juni 1986, pp. 75-80. |
David Mol, Jan Siebelink. In: David Mol, Het hoge woord. Opkomst, bloei en verloop van literatuur in en aan de rand van de calvinistische wereld. Kampen 1986, pp. 94-101. (interview over Siebelinks calvinistische achtergrond) |
Wam de Moor, Een kijkje in de docentenkamer. In: De Tijd, 13-3-1987. (over Ereprijs) |
Jaap Goedegebuure, Siebelinks stramien. In: Haagse Post, 14-3-1987. (over Ereprijs) |
Han Steendijk, De droomcarrière en de bloementent. In: Brabants Nieuwsblad, 3-4-1987. (over Ereprijs) |
Han Steendijk, Voortsudderend achter tralies. In: Brabants Nieuwsblad, 27-11-1987. (over Schaduwen in de middag) |
Wim Vogel, Revanchepogingen van een veertiger. In: Vrij Nederland, 21-11-1987. (over Schaduwen in de middag) |
Bert Peene, Een oud, sentimenteel verhaal. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 133, nr. 5, juni 1988, pp. 382-384. (over Schaduwen in de middag) |
Bzzlletin, jrg. 17, nr. 160, november 1988. Speciaal Jan Siebelink-nummer, waarin onder meer:
- | John Jansen van Galen, À la recherche du terrain perdu. Lokatie in het werk van Jan Siebelink, pp. 6-10. |
- | Eugenie Baltus, ‘Huysmans rides again’. De echte of vermeende invloed van Huysmans op Jan Siebelink, pp. 11-17. |
- | Gerrit Jan Kleinrensink, De zware koning en het lichte meisje. Over het verhaal ‘Koning Cophetua en het bedelmeisje’ van Jan Siebelink, pp. 19-26. |
- | Anton Brand, Het wezen van de ambitie, pp. 27-31. (over de thematiek in het werk vanaf En joeg de vossen door het staande koren) |
- | Rein Bloem, Uit den boze, pp. 32-35. (over de fascinatie met het kwaad als thema in Siebelinks werk) |
- | C.O. Jellema, Post scriptum. Een brief aan Jan Siebelink, pp. 38-40. (over zijn persoonlijke affiniteit met het werk van Siebelink) |
|
| |
| |
Mirjam Elias, Jan Siebelink: ‘Ik heb een boek over mijn leven willen maken’. In: De Boekenkram, jrg. 1, nr. 1, maart 1990, pp. 26-28. (interview) |
Ares Koopman, Jan Siebelink: ‘Ik eis mijn eigen rol in het verhaal’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17-3-1990. (interview) |
P.M. Reinders, De stem van het bloed. In: NRC Handelsblad, 23-3-1990. (over De overkant van de rivier) |
Jan-Hendrik Bakker, Aan de oevers van het noodlot. In: Haagse Courant, 24-3-1990. (over De overkant van de rivier) |
Frank van Dijl, Jan Siebelink: ‘Mijn vitaalste roman.’ In: Algemeen Dagblad, 27-3-1990. (interview) |
Arjan Schreuder, Een voorbeeldige zoon. Het aardse leven van Jan Siebelink. In: NRC Handelsblad, 30-3-1990. (interview) |
Frans de Rover, Rustieke impressies als op oude schilderijen. In: Vrij Nederland, 31-3-1990. |
Jeroen Kuypers, Aan de overkant van de rivier. Siebelink omvat hele oeuvre in streekroman die er geen is. In: Het Binnenhof, 9-3-1990. (over De overkant van de rivier) |
Rob Schouten, Godsdienst en hitte op het platteland. In: Trouw, 29-3-1990. (over De overkant van de rivier) |
August Hans den Boef, Ambitieuze maar geslaagde roman van Siebelink: een streekroman onder stroom. In: Leidsch Dagblad, 12-4-1990. (over De overkant van de rivier) |
Doeschka Meijsing, Holland op zijn smalst. Familiekroniek van Jan Siebelink. In: Elsevier, 21-4-1990. (over De overkant van de rivier) |
Arnold Heumakers, Een schoonheid van voor de zondeval. In: de Volkskrant, 27-4-1990. (over De overkant van de rivier) |
Joris Gerits, Het gewicht van overtuigen. In: De Morgen, 1-6-1990. (over De overkant van de rivier) |
Rob Schouten, De schrijvende landmeter Jan Siebelink. In: Trouw, 28-2-1991. (over Hartje zomer en andere verhalen) |
Janet Luis, Moeder schilde een goudrenet. De wereld waarin Jan Siebelink opgroeide. In: NRC Handelsblad, 29-3-1991. (over Hartje zomer en andere verhalen) |
Doeschka Meijsing, Alles mag, niets gebeurt De sentimenten van Jan Siebelink. In: Elsevier, 4-5-1991. (over Hartje zomer en andere verhalen) |
Wim Vogel, Het weerloos gelijk bij Siebelink. In: Vrij Nederland, 18-5-1991. (over Hartje zomer en andere verhalen) |
Johan Diepstraten, Hartje zomer en andere verhalen. In: De Stem, 21-6-1991. |
P.M. Reinders, Een doolhof van onzekerheden. In: NRC Handelsblad, 12-3-1993. (over Verdwaald gezin) |
Jaap Goedegebuure, Een bonte Dinsdagavondtrein. In: HP/De Tijd, 26-3-1993. (over Verdwaald gezin) |
Alfred Kossmann, Siebelink gaat terug in de tijd. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 2-4-1993. (over Verdwaald gezin) |
Doeschka Meijsing, De postzegelclub. Jan Siebelink plakt een roman. In: Elsevier, 24-4-1993. (over Verdwaald gezin) |
Anthony Mertens, Jaren vijftig. Dagdromen en verzuchtingen. In: De Groene Amsterdammer, 21-4-1993. (over Verdwaald gezin) |
Frans de Rover, De hoepeltjesdans als hoogtepunt. In: Vrij Nederland, 22-5-1993. (over Verdwaald gezin) |
Karel Osstyn, Noortje krijgt een baljurk. In: De Standaard, 10-7-1993. (over Verdwaald gezin) |
Arjan Peters, Verliefde rector verbreekt het zegel. In: de Volkskrant, 3-6-1994. (over Laatste schooldag) |
Elsbeth Etty, Slijmen met de rector. Jan Siebelink over het troosteloze docentenbestaan. In: NRC Handelsblad, 8-7-1994. (over Laatste schooldag) |
Jeroen Vullings, We worden allemaal gestraft. In: Vrij Nederland, 23-7-1994. (over Laatste schooldag) |
Michaja Langelaan, De waarheid over het schoolleven. Schrijvende onderwijzers, onderwijzende schrijvers. In: NRC Handelsblad, 18-8-1994. (over Laatste schooldag) |
Niek Miedema, Schemeren op papier. In: Vrij Nederland, 4-11-1995. (over Dorpsstraat Ons Dorp) |
| |
| |
Filip Devos, Een biezonder soort doodgravers. In: De Standaard, 7-3-1996. (over Dorpsstraat Ons Dorp) |
Jeroen Vullings, Het machteloze van glutenvrij brood. In: Vrij Nederland, 22-2-1997. (over Vera) |
Ingrid Hoogervorst, Zintuiglijke roman van Jan Siebelink. In: De Telegraaf, 25-2-1997. (over Vera) |
Jaap Goedegebuure, Een stijl van satijn. In: HP/De Tijd, 28-2-1997. (over Vera) |
Karel Osstyn, Over Vera en verisme. Vrouwenportret van Jan Siebelink. In: De Standaard, 13-3-1997. |
Hans van den Bergh, Vera. In: Het Parool, 11-4-1997. |
Ton Verbeeten, ‘Het kwaad dat in mij gestoten is...’. In: De Gelderlander, 12-2-1998. (interview) |
Frans de Rover, Wie is er bang voor God de Vader? In: Vrij Nederland, 7-11-1998. (over De bloemen van Oscar Kristelijn) |
Aleid Truijens, Rituelen van zwartgejaste mannen. In: de Volkskrant, 13-11-1998. (over De bloemen van Oscar Kristelijn) |
Jan Paul Bresser, Zoon van zijn vader. Prachtige verhalen van Jan Siebelink. In: Elsevier, 5-12-1998. (over De bloemen van Oscar Kristelijn) |
Karel Osstyn, De bloemen van Oscar Kristelijn. In: De Standaard, 18-2-1999. |
Joris Gerits, Vaders en zonen. De bloemen vim Oscar Kristelijn, intimistische verhalen van Jan Siebelink. In: De Morgen, 18-3-1999. |
Herman van Amsterdam, Romanschrijver als biechtvader. In: Algemeen Dagblad, 8-2-2001. (over Pijn is genot) |
Frank van Dijl, Veertien jaar met Tikker. Siebelink schreef in memoriam voor zijn hond. In: Algemeen Dagblad, 8-2-2001. (over Mijn leven met Tikker) |
Joris Gerits, Schrijver en hond als levensgezellen. In: De Morgen, 8-2-2001. (over Mijn leven met Tikker) |
Marja Pruis, Hondensentiment. In: De Groene Amsterdammer, 8-2-2001. (over Mijn leven met Tikker) |
Wim Vogel, Margaretha van Parma. Eenzame vrouw die zich illusies maakte. In: Haarlems Dagblad, 18-10-2002. (over Margaretha) |
Arjan Peters, De dromen van een landvoogdes. In: de Volkskrant, 29-11-2002. (over Margaretha) |
Kees 't Hart, Zoemend vliegen rond bleke billen. In: De Groene Amsterdammer, 7-12-2002. (over Margaretha) |
Thomas Vanheste, Siebelink op de feministische toer. In: Vrij Nederland, 7-12-2002. (over Margaretha) |
Janet Luis, De tombe is onaf gebleven. In: NRC Handelsblad, 10-1-2003. (over Margaretha) |
Ed van Eeden, Maar ach, zo schrijft Siebelink nu eenmaal. In: Het Parool, 24-1-2003. (over Margaretha) |
Hugo Camps, Er moet iets gebeurd zijn onder de appelboom. In: Elsevier, 12-7-2003. (algemeen) |
Arjan Peters, Toen God in Velp verscheen: Jan Siebelink eert zijn vader. In: de Volkskrant, 28-1-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Elma Drayer, Monument voor een calvinist. In: Trouw, 29-1-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Arie Storm, Heeft u de Christus gezien? In: Het Parool, 3-2-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Janet Luis, Slaag in een stoffige omgeving. In: NRC Handelsblad, 4-2-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Thomas van den Bergh, Razende religie. In: Elsevier, 19-2-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Sevtap Baycili, Vreemdgaan met God. In: Vrij Nederland, 26-2-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Jos Borré, Geloof in de achteruitgang. In: De Morgen, 6-7-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Marja Pruis, Om de Heer ten volle te dienen. In: De Groene Amsterdammer, 29-7-2005. (over Knielen op een bed violen) |
Colet van der Ven, De hemel is een bibliotheek. In: Trouw, 31-8-2005. (interview) |
Kester Freriks, De kwekerij is mijn paradijs.
|
| |
| |
In: NRC Handelsblad, 16-9-2005. (interview) |
Steffie Kouters, ‘Ik ben een gelukkig mens nu’. In: de Volkskrant, 5-11-2005. (interview) |
Hans Hoenjet, Het mirakel Siebelink. In: HP/De Tijd, 6-1-2006. (algemeen) |
Peter Henk Steenhuis, ‘En wat als ik er niet meer ben? Bidden tot een groot Geheim is altijd een monoloog’. In: Trouw, 1-3-2006. (interview) |
Fleur Speet, Geen compilatie van recensies. In: Het Financieele Dagblad, 25-11-2006. (interview) |
Kees van Oosten, ‘Ik wou een mooie roman schrijven’. In: HP/De Tijd, 22-12-2006. (interview) |
Roel Janssen, De stelling van Jan Siebelink: we maken de herkerstening van Nederland mee. In: NRC Handelsblad, 23-12-2006. (interview) |
Elsbeth Etty e.a., En had de liefde niet. Beschouwingen over Knielen op een bed violen. Amsterdam 2006. |
Hans Hoenjet, Hoe God terugkeerde in de literatuur. In: HP/De Tijd, 22-6-2007. (interview) |
Arjen Visser, Jan Siebelink: ‘Tot mijn verbazing zijn al mijn dromen uitgekomen’. In: Trouw, 18-8-2007. (interview) |
Jooris van Hulle, De kwekerij. In: De Leeswolf, 1-9-2007. |
Mischa Cohen, Jan Siebelink: ‘We zijn terug in de tijden van Thijssen.’. In: Vrij Nederland, 20-10-2007. (interview) |
Arjan Peters, Roem gaat gepaard met gedachten over ondergang. In: de Volkskrant, 8-2-2008. (algemeen) |
Jan-Hendrik Bakker, ‘Mijn hele leven hebben die twee me beziggehouden’. In: Algemeen Dagblad, 13-2-2008. (interview) |
Filip Rogiers, Wat is de mens toch klein in het uitspansel. In: De Morgen, 13-2-2008. (interview) |
Hans Gulpen, Ik had wel iets van een Messias. In: Het Parool, 14-2-2008. (interview) |
Jooris van Hulle, Jan Siebelink. Schrijven vanuit een gevoel van mededogen. In: De Leeswolf, 1-4-2008. (algemeen) |
Arjen Fortuin, Scherp en sterk ten onder gaan. In: NRC Handelsblad, 26-9-2008. (over Suezkade) |
Iris Pronk, Jan Siebelinks gymnasium: inferno, jungle, slangenkuil. In: Trouw, 26-9-2008. (over Suezkade) |
Marja Pruis, Redeloze passie. In: De Groene Amsterdammer, 26-9-2008. (over Suezkade) |
Daniëlle Serdijn, Porseleinen kwezels voor de klas. In: de Volkskrant, 26-9-2008. (over Suezkade) |
Menno Schenke, Slapjanus raakt de weg kwijt. In: Algemeen Dagblad, 27-9-2008. (over Suezkade) |
Arie Storm, Een toverachtige leeservaring. In: Het Parool, 1-10-2008. (over Suezkade) |
Martje Breedt Bruyn, De 5 leefregels van Jan Siebelink. In: Vrij Nederland, 4-10-2008. (algemeen) |
Hans Gulpen, Als docent hoor je vol te zijn van je vak. In: Brabants Dagblad, 4-10-2008. (over Suezkade) |
Irene Start, Zwierige woorden. In: Elsevier, 4-10-2008. (over Suezkade) |
Jeroen Vullings, Alles liever dan thuiskomen. In: Vrij Nederland, 11-10-2008. (over Suezkade) |
Arjen Fortuin, Een vleesgeworden onderwijsideaal gaat ten onder. In: NRC Handelsblad, 17-10-2008. (over Suezkade) |
Max Pam, Schoolboek. In: HP/De Tijd, 17-10-2008. (over Suezkade) |
Rody Chamuleau, Jan Siebelink. Engelen en demonen op het smalle pad naar de waarheid. In: J.A. Dautzenberg e.a. (red.), Boekdelen Essays. Leidschendam 2008, pp. 34-46. |
Fred van Lieburg, Het punt des tijds. De ware wereld achter ‘Knielen op een bed violen’. Amsterdam 2008. (over de biografische werkelijkheid die aan Knielen op een bed violen ten grondslag ligt) |
Stephan Sanders, Heel veel meer van hetzelfde. In: Vrij Nederland, 14-3-2009. (over Mijn eerste liefde) |
Menno de Galan, Bewegingen maken gedachten los. In: NRC Handelsblad, 30-6-2009. (interview) |
Edwin Koster en Wessel Stoker (red.), Roman & Religie. Bespiegelingen over godsdienst in ‘Knielen op een bed violen’. Zoetermeer 2009. |
| |
| |
Frank Meester, Siebelink. Van Bijbel naar boek. In: de Volkskrant, 27-3-2010. (interview) |
Daan Dijksman, Ik ben in zekere zin een goeroe. In: Het Parool, 4-9-2010. (interview) |
Elsbeth Etty, Zoek de wonden van het wonder. In: NRC Handelsblad, 17-9-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Jaap Goedegebuure, ‘Vandaag draag je een zwarte rok’. In: Trouw, 18-9-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Arjan Peters, ‘Ik ben Clara’, zegt Oscar. In: de Volkskrant, 18-9-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Irene Start, Verspild leven: Geslaagde hommage aan Louis Couperus. In: Elsevier, 18-9-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Arie Storm, Een letterlijk schitterende wereld. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-9-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Marte Kaan, De vrouw die zichzelf niet vertrouwt. In: Vrij Nederland, 2-10-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Frank van Dijl, Een moderne Madame Bovary. In: HP/De Tijd, 8-10-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Veerle Snijders, Ik ben een man met veel vrouwelijke chromosomen. In: Algemeen Dagblad, 9-10-2010. (interview) |
Joost de Vries, Kijk haar zitten. In: De Groene Amsterdammer, 16-10-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Maarten Dessing, Soms gaat herkenning te ver. In: Knack, 10-11-2010. (over Het lichaam van Clara) |
Arnold Heumakers, De natuur zeurt maar voort. In: NRC Handelsblad, 31-3-2011. (over Conversaties) |
Arjan Peters, De oorlog als bevrijding. In: de Volkskrant, 21-1-2012. (over Oscar) |
Theo Hakkert, Gedreven door hoop en wanhoop. In: De Twentsche Courant Tubantia, 25-1-2012. (over Oscar) |
Maarten Moll, Wat gebeurde daar bij de oude krijtgroeve? In: Het Parool, 25-1-2012. (over Oscar) |
Hassan Bahara, Ongekend leven. In: De Groene Amsterdammer, 26-1-2012. (over Oscar) |
Sebastiaan Kort, Buxus, bloesems en bommen. In: NRC Handelsblad, 27-1-2012. (over Oscar) |
Jaap Goedegebuure, Jan Siebelink maakt van sukkel een oorlogsheld. In: Het Financieele Dagblad, 28-1-2012. (over Oscar) |
Gerry van der List, Schuld en boete. In: Elsevier, 28-1-2012. (over Oscar) |
Jann Ruyters, Pelgrimstocht naar Duinkerken. In: Trouw, 28-1-2012. (over Oscar) |
Jeroen Vullings, Wie had dat kunnen bedenken? In: Vrij Nederland, 28-1-2012. (over Oscar) |
Dries Muus, Alles gaat fout. In: HP/De Tijd, 24-2-2012. (over Oscar) |
Maria Vlaar, ‘Extase is de grond van mijn bestaan’. In: De Standaard, 23-3-2012. (interview) |
Marijntje Gerling, Gekweekte regels. De boeken van Jan Siebelink senior. Barneveld 2012. (over boeken uit de bibliotheek van vader Siebelink, die mede ten grondslag hebben gelegen aan Knielen op een bed violen) |
129 Kritisch lit. lex.
mei 2013
|
|