| |
| |
| |
M.M. Schoenmakers
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Marinus Marius (Rien) Schoenmakers werd geboren op 18 februari 1949 te 's-Hertogenbosch. Van 1961 tot 1967 volgde hij de afdeling hbs-b van het Sint Janslyceum in zijn geboortestad. Vervolgens studeerde hij sociale wetenschappen aan de Katholieke Hogeschool Tilburg (1967-1973) en filosofie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (1973-1975). In zijn Nijmeegse tijd werkte hij parttime als assistent op de afdeling organisatie-sociologie. In 1977 werd hij medewerker bij een Bureau voor particuliere projectontwikkeling en projectbeheer ten bate van kansarme groepen. In de jaren 1979-1980 was hij medewerker bij de Stichting Mensen in Nood te 's-Hertogenbosch, om vervolgens naar Paramaribo af te reizen, waar hij tot 1989 eerst als directeur en later als noodhulpcoördinator verbonden was aan de Pater Ahlbrinck-Stichting, een organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling van het Surinaamse binnenland (de tribale gemeenschappen van indianen en bosnegers). Sinds 1989 werkt hij voor Vastenaktie/Cebemo (dat in 2000 fuseerde met Memisa en Mensen in Nood onder de naam Cordaid). Hij bekleedde daar verschillende functies, van projectmedewerker voor Suriname tot financieel medewerker op verschillende afdelingen. Sinds januari 2004 is hij bij Cordaid beleidsmedewerker.
Schoenmakers is gehuwd, heeft twee kinderen en woont in Oegstgeest. Hij ontving nooit enige literaire prijs; de roman De spookkrabben behoorde wel tot de eerste selectie van achtentwintig boeken die meedongen naar de Libris Literatuurprijs van 1995.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De vijf romans die M.M. Schoenmakers tussen 1989 en 1998 publiceerde, vormen in alle opzichten een hechte eenheid: naar verhaalgegeven, naar thematiek, naar stijl en naar wijze van vertellen. De vijf romans geven een epos van de onvermijdelijke ondergang van natuurvolkeren die de ontmoeting met de westerse ontwikkelingsidealen niet aankunnen en zich gedwee naar hun noodlot laten leiden. Schoenmakers' eerste roman, De honderd bochten van de koningsarend (1989), opent waar Het zwaard van goud en liefde (1998) mee eindigt: met stomdronken indianen die op hun knieën door het zand kruipen op zoek naar nog een slok drank om de roes van de vergetelheid over zich af te roepen.
| |
Techniek / Stijl
De honderd bochten van de koningsarend (1989) is een boek vol verwijzingen naar dood en verval. Dromen over de dood en het verzamelen van planken voor doodskisten zijn de leidmotieven in een verhaal dat eerder vooruitschuifelt dan dat er enige vaart in komt. Het speelt zich af in twee dorpen, benoemd als A. en W. (Apoera en Washabo aan Surinames westelijke grensrivier de Corantijn hebben ervoor model gestaan). De eerste zes hoofdstukken introduceren telkens een nieuw personage en langzaam vergroten de raadsels zich. De verhaaldraden worden traag tot een geheel verweven. Bovendien wordt in de tekst veel gesuggereerd, veel blijft hangen in half uitgesproken zinnen en onbeantwoorde vragen, de namen van de personages worden soms pas na vele hoofdstukken genoemd. De lezer blijft zo met stukjes van een verhaal zitten die nauwelijks in elkaar lijken te passen, en die slechts verbonden worden door de vraag: wat is het waard om ten onder te gaan? Schoenmakers roept een bijna mythische wereld op, niet aan plaats en tijd gebonden. De personages doen wel iets, maar wát lijkt er nauwelijks toe te doen. Ze bewegen maar wat heen en weer over de weg van W. naar A. ‘die de ene lamlendigheid verbindt met de andere’. Deze statische samenleving krijgt de stijl die erbij past: Schoenmakers maakt veelvuldig gebruik van kleine taalbewegingen, van de herhaling, de verschuiving, de precisering.
| |
Thematiek
In deze samenleving is het alleen een buitenstaander die nog
| |
| |
enige ambitie tentoonspreidt: de eigenzinnige visser Sylvester Alcantara die zich ook door zijn afwijkende huid onderscheidt van de anderen. Voor de dorpelingen blijkt geen van de elementen die een volk samenhang en zin geven van enige waarde te zijn. De jeugd niet: het aangerande meisje van Stuger wordt met haar harde buikje voor de honden gegooid. De geschiedenis niet: een oude vrouw herinnert zich hoe het volk al uitgeput en lamlendig was toen het zich op deze plaats vestigde. Het saamhorigheidsgevoel niet: Gervatius Arupa die zich aan het drinkgelag wil onttrekken, wordt gemolesteerd. En uiteindelijk blijkt ook de eigen mythologie (toch de bewaarster van het meest eigene van de cultuur) aanleiding te geven tot verwarring: de dronken mannen kunnen het er niet over eens worden of de koningsarend de ziel van de gestorvene rechtstreeks naar god brengt, of dat hij eerst nog honderd bochten zal maken, zodat de ziel nog wat respijt krijgt voordat ze gewogen en misschien door god te zwaar gevonden zal worden zodat ze niet meer kan opstijgen. De roman eindigt met een apocalyptische scène waarin alle dorpelingen zich van een hoge oever af de rivier in gooien. Al eerder was de vraag opgeroepen of de enige buitenstaander, Sylvester Alcantara, niet een katalyserende functie heeft gehad in deze tragiek: hij herinnert zich daar hoe hij met een meisje de liefde bedreef en hoe de dorpelingen zich enkele dagen later in de rivier stortten.
| |
Visie op de wereld
Schoenmakers zei over zijn debuutroman tegen Casper Janssen: ‘Als ik terugkijk, beschouw ik het als een atypisch boek. Het is een gedragen boek, een uitgesproken klaagzang. Ik was in die periode gefrappeerd door de collectieve suïcide van indiaanse stammen in Brazilië. Zelfmoord als ultieme ontkenning van alles wat wij vertegenwoordigen. Het boek werd een requiem.’ Overigens lijkt de wijze waarop Schoenmakers de indianen een eind aan hun leven laat maken, meer op de manier waarop de Karaïben van Grenada zich in 1651 van de kliffen van Leaper's Hill wierpen om te ontkomen aan hun koloniale belagers, of op de vergelijkbare zelfmoord van Chiapanecas in de Mexicaanse Sumidero Canyon.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Schoenmakers' debuutroman trok enorm de aandacht, vooral doordat de Haagse Post al begin februari 1989 met een omslag- | |
| |
artikel van John Jansen van Galen kwam, waarin het boek werd gebombardeerd tot ‘de literaire sensatie van het jaar’. Gevolg was dat de roman direct overal besproken werd, zij het dat sommige recensenten duidelijk het ‘sensationele’ boek met meer venijn bespraken dan ze waarschijnlijk gedaan hadden bij een normaal gelanceerd debuut. Bijna alle critici vonden het een eigenzinnig boek, ver verwijderd van de Hollandse binnenkamercultuur, maar ook stelden allen vast dat het artistiek niet helemaal geslaagd is: te weinig helder in zijn uitwerking, te los van compositie, qua stijl te gezwollen en te opzettelijk literair. Als enige van Schoenmakers' boeken vond het een groot lezerspubliek: het werd tweemaal herdrukt.
| |
Thematiek
Met de trilogie Stroomafwaarts en stroomopwaarts zou M.M. Schoenmakers zijn thematiek scherper uittekenen. Allereerst telt de trilogie slechts twee hoofdfiguren. Julius Ebecilio is een indiaan die vanuit het Lawa-gebied (in het Braziliaans-Frans-Guyanese grensgebied van het Surinaamse binnenland) is komen afzakken naar het kustgebied, om daar in het plaatsje Lowé zijn geluk te beproeven als leider van een pluimveeprojeet. Victor Souda is een Nederlandse ontwikkelingswerker die zich inzet voor projecten ten behoeve van de binnenlandbewoners, maar die allengs de zinloosheid van zijn missie begint te onderkennen.
| |
Techniek / Ontwikkeling
Beide personen - allebei op de vlucht voor ‘de weemoed’ (het verleden) - zijn scherper getekend dan de karakters uit Schoenmakers' debuutroman, en zij worden omringd door een beperkt aantal andere figuren. Er is ook veel duidelijker sprake van handelingen in het verhaal en niet van de vage betrekkingen die de figuren in De honderd bochten van de koningsarend met elkaar onderhouden. Het verhaal speelt zich nog altijd af in een niet met jaren aangeduide tijd, maar kan gesitueerd worden in de jaren 1979-1981, gezien de duidelijke historische verwijzingen naar de militaire coup van 1980 en de erop gevolgde repressie. Schoenmakers gaat weer vrij met de ruimte om, maar het is duidelijk dat het verhaal zich afspeelt in Paramaribo, in Lowé, een fictief dorp nabij het mijnstadje Moengo op de weg naar Massina (Albina), en in Litahakan (gemodelleerd naar Kawemhakan), een plaats aan de Paleumari (samentrekking van Paloe- | |
| |
meu en Oelemari, twee rivieren in het gebied tegen Brazilië aan).
| |
Stijl
De trilogie is bovendien niet zo loodzwaar als Schoenmakers' debuutboek, omdat hij met regelmaat tragikomische situaties neerzet, die de romans groteske en soms surrealistische contouren geven. Zijn taalgebruik, hoewel nog altijd sterk beeldend, is bovendien minder exuberant dan in zijn eerste roman.
Het eerste deel van de trilogie, Het schild van die weemoed (1990), schetst hoe de indianen hulp komen zoeken bij het bureau van Victor Souda's baas, Oscar Sijlbing. Delfstoffen en tropisch hardhout trekken mensen aan die de indiaanse woongebieden willen overnemen. Sijlbing en Souda gaan op audiëntie bij de minister van Planning, Opbouw & Vooruitgang, maar die blijkt fysiek al zo afgetakeld, dat ze hem, gezeten achter zijn enorme maquettes niet kunnen bereiken. Hij verwordt tot een Golem die niet spreken kan en zal later tijdens een toespraak letterlijk verstenen - een herneming van het gegeven uit het verhaal ‘Wat gebeurde er met sergeant Massuro?’ van Harry Mulisch (dat in Nieuw-Guinea speelt). Souda gaat op inspectie: het kippenproject van Lowé is aan bureaucratie ten onder aan het gaan, terwijl in Litahakan de bandeloosheid met de komst van de stedelingen heeft toegeslagen. Hij ontmoet er ingenieur Van Scheltinga, verpersoonlijking van het vooruitgangsoptimisme maar ook het vleesgeworden cynisme. Souda verleidt een (te) jong indiaans meisje, en zal uiteindelijk slechts voor even zijn ongedurigheid weten te verdrijven, wanneer hij de liefde bedrijft op een schildpaddenstrand met de creoolse Eveline Bromet.
| |
Thematiek / Techniek
De slakkelijn van de revolutie (1992) opent met de revolutie van jonge militairen onder leiding van Zinhagel (gemodelleerd naar de coupplegers Bouterse en Horb). De naam Zinhagel duidt op het bombardement van zinloosheid dat de militairen met hun holle frasen en bruut optreden op het land loslaten. Zinhagel bezoekt Lowé en steekt er een absurde rede af, tegen het decor van de versteende minister. Terwijl dit stenen beeld als leidmotief opduikt om de oude vastgelopen politiek te representeren, fungeert een steeds verder afbladderend propagandabord van de revolutie als symbool van de loosheid van de nieuwe macht. Vooruitgangsprojecten leiden tot compleet verval van de dor- | |
| |
pen: in Lowé probeert een van de laatst achtergebleven inwoonsters zich door het eten van pijpaarde van het leven te benemen (een gegeven dat opmerkelijk genoeg ook terugkeert in het eveneens in 1992 verschenen verhaal ‘Jij at de vensterbank’ in de bundel Landmeten van Winston Leeflang). De altijd maar roddels tegen de revolutie verspreidende Sijlbing en ook Victor Souda worden beiden door de militairen opgepakt.
| |
Thematiek
In De spookkrabben (1994) blijkt Victor Souda vooral het slachtoffer geweest te zijn van de psychologische terreur van zijn beul, maar hij komt vrij. Sijlbing blijkt echter verdwenen en is uit een helikopter voor de haaien gegooid. Julius Ebecelio en de grondvreetster worden wegens obstructie van de revolutie opgebracht en verhoord. Souda vlucht en bereikt uiteindelijk weer het schildpaddenstrand, waar de spookkrabben de jonggeboren schildpadjes belagen. Een stroper neemt hem zijn laatste bezittingen af: ‘Het enige wat ons nog een beetje bij elkaar houdt,’ zegt hij, ‘gooien we in de uitverkoop, het lapje grond dat we bewonen, de bossen die van ons zijn. We jagen op elkaar, wie het eerst komt, het eerst maalt Want straks is alles op, en wie niet meedoet is een sufferd.’ Ebecilio ontdekt dat van een samenleving in het binnenland geen sprake meer is. De trilogie eindigt met een bacchanaal. Een ronddolend meisje - klaarblijkelijk Souda's ‘verovering’ - wil het alleen nog voor geld doen, zij denkt aan de toekomst, maar voor Julius Ebecilio telt dat niet meer. Verleden, heden en toekomst hebben voor hem geen betekenis meer; hij is, met andere woorden, weer helemaal indiaan geworden.
Nog veel scherper dan met zijn debuutroman geeft Schoenmakers met zijn romantrilogie een kritiek op de ontwikkelingssamenwerking die niet meer doet dan een schraal mens- en maatschappijbeeld exporteren, ingeperkt door de klok en de materie. De mens wordt beheerst door vervreemding: hij is losgeslagen van zijn ankers en onderkent geen doel meer voor zijn bestaan. Die vervreemding geeft Schoenmakers ook talig weer met een enigszins archaïsch taalgebruik (terstond voor meteen, beschroomd voor aarzelend). Stroomafwaarts en stroomopwaarts is de eerste uitwerking in trilogievorm van de clash of cultures in de Nederlandse literatuur. De confrontatie van
| |
| |
westerse met niet-westerse waarden is vooral in de Nederlands-Indische en in iets mindere mate ook in de Nederlands-Caraïbische literatuur wel een vast motief geweest, maar een zo breed en expliciet uitgewerkte verbeelding van het failliet van de wijze waarop het Westen de kloof van armoede en onderontwikkeling probeert te dichten was nog niet eerder verwoord.
| |
Kritiek / Ontwikkeling
Reinjan Mulder karakteriseerde Schoenmakers' trilogie goed: ‘Elk van de drie delen van de trilogie heeft zijn eigen toon. Het eerste is sterk invoelend, met een overheersend gevoel van weemoed, het tweede deel is licht satirisch met zijn groteske beschrijvingen van de militare machthebbers. En het [...] derde deel is bespiegelend.’ De ontvangst van de drie romans in de literaire kritiek was niet over de gehele lijn positief. Verschillende critici stelden vast dat de balans tussen helderheid en retoriek, vaagheid en sentimentaliteit soms zoek is. De scène van Souda en zijn vriendin die naast een eieren leggende schildpad de liefde bedrijven, werd algemeen als kitsch afgewezen. Toch was er veel waardering voor de evocatieve kracht van Schoenmakers' stijl en voor de drie boeken lang volgehouden toon. Merkwaardig genoeg constateerde bijna niemand dat Schoenmakers ook de eerste is geweest die de meest traumatische periode uit de moderne Surinaamse geschiedenis - die van de militaire dictatuur van de jaren tachtig - literair in beeld heeft gebracht.
| |
Verwantschap
Na hem zou het Astrid Roemer zijn die aan het eind van de jaren negentig met een romantrilogie de trauma's van Suriname verwoordde.
Nog eenmaal zou Schoenmakers zijn sombere verbeelding van de ontwikkelingsproblematiek vormgeven, zij het rond een naar locatie en tijd beperkter gebeuren en in een meer gedetailleerd verteld relaas.
| |
Relatie leven/werk
Het zwaard van goud en liefde (1998) speelt zich af in de dorpen L. en C. aan de monding van een grote rivier. Tot in de kleinste details is deze setting ontleend aan de dorpen Langamankondre en Christiaankondre, die tezamen de Karaïbse gemeenschap van Galibi aan de monding van de Marowijnerivier in Oost-Suriname vormen. In de twee dorpen spelen twee ontwikke- | |
| |
lingsprojecten: de aanleg van een weg door het oerwoud naar de plaats Massina en de bouw van een vriescel voor de visconservering. Het verhaal speelt zich afgedurende zes dagen in de tijd van de Surinaamse ‘revolutie’, de jaren tachtig, toen er inderdaad een vriescel op Galibi gebouwd is.
Voor de feestelijke opening van die vriescel is een groepje militairen overgekomen. Hun commandant - met zijn naar schunnige verhalen hunkerende sergeant - is een van de velen die zich met het feest bemoeien. Maar verder zijn er ook de twee dorpshoofden, de algemeen coördinator, de visserijcoördinator en de feestcoördinator en uit de hoofdstad zijn de creoolse ‘ongebonden raadgever’ Albert Roseval en een secretaris van een buitenlandse (lees: Nederlandse) ambassade gekomen.
| |
Visie op de wereld
De ‘revolutionaire ontwikkeling’ is opnieuw niet meer dan een hol staketsel van bureaucratie, retoriek, zinloosheid en lamlendigheid.
| |
Thematiek
Een flink deel van het verhaal cirkelt rondom allerlei speculaties over hoe het de zeventien tracékappers van de weg is vergaan. Alfonsus Nasjan heeft een oog verloren bij wat aanvankelijk een ongeluk lijkt, maar waarbij uiteindelijk mogelijk toch opzet in het spel is geweest. Onduidelijk is hoe het de andere mannen is vergaan, ze duiken soms op, verdwijnen dan weer, maar wat iedereen in zijn schild voert blijft duister. De aanleg van de weg loopt in het honderd door onderlinge rivaliteit, onvrede over de kwaliteit van het eten en opportunisme. Misschien ook is de onderneming alleen mislukt vanwege het gevoel van mislukken: ‘Ze raakten verdwaald en keerden terug om de juiste weg te vinden en daarna raakten ze weer verdwaald - en dat we elkaar niet konden velen was het ergste.’ Hiermee herneemt Schoenmakers de noodlotsthematiek van zijn vroegere boeken.
| |
Techniek
De vriescel blijkt als opslagplaats voor kippen gebruikt te worden. De ambassadesecretaris toont zijn machteloosheid met een lange blabla-speech. Schoenmakers tekent een hilarisch moment: als de militaire commandant zich stoort aan uitspraken van de ambassadesecretaris over vrije verkiezingen, spreekt hij daar het dorpshoofd van L. op aan, die belooft te overleggen met het dorpshoofd van C., waarna L. zich opeens niets meer
| |
| |
van die passage uit de speech blijkt te herinneren. Er zijn nog tal van andere elementen die Schoenmakers predispositie voor het groteske duidelijk maken. De commandant heeft een kunstoog met een afbeelding van de Surinaamse vlag, en voor iets anders dan neuken lijkt hij niet in de wieg gelegd: dé in het hout gekraste tekens op zijn krankzinnig groot ‘detachementsledikant’ geven aan hoeveel meisjes hij heeft weten te veroveren.
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld
Op een fundamenteler niveau stelt Het zwaard van goud en liefde ook de vraag naar het zijn van de dingen: wat is werkelijk, wat we zien of wat we ons verbeelden? De ongrijpbaarheid van de werkelijkheid wordt goed uitgedrukt door een van de tracékappers, die overpeinst: ‘Volgens mij zit achter elke waarheid een andere waarheid, en daarachter ook weer en daarachter ook weer, net zo veel en net zo ver als de mensen Zich willen herinneren. Of denken zich te herinneren.’ Het is niet toevallig dat Schoenmakers enkele dromen zo vertelt dat ze vloeiend overgaan in de werkelijkheid. Leidmotief van deze vraag naar het empirisch gehalte der dingen is een mysterieuze strandtekening die allerlei speculaties over haar betekenis genereert.
| |
Techniek / Stijl
Schoenmakers bouwt een mythisch verhaal, dat alle scherpe contouren uitwist. Mensen reizen van noord naar zuid, maar waar exact is de vraag. Hoewel er sprake is van een bijna obsessioneel aangeven van het tijdsverloop van uur tot uur, is het onhelder wanneer iets zich heeft afgespeeld. Dialogen hebben vaak een mijmerende strekking. Het lijkt alsof de mensen langs elkaar heen spreken, en slechts zeer traag wordt duidelijk wat de strekking van de zinnen is. In de onbepaaldheid van het verhaalgebeuren spelen de dialogen een cruciale rol:
‘We zijn echt blij dat jullie terug zijn,’ zei het dorpshoofd. ‘Toen het zoeken niet hielp, dachten we zelf ook dat jullie niet verdwaald waren.’
‘We hebben zaken gedaan,’ verduidelijkte Kajoema.
‘We zagen jullie,’ zei het dorpshoofd. ‘Gistermorgen, in een volgeladen boot, heel vroeg. Vertel eens eerlijk, waren jullie het echt?’
| |
| |
‘Gistermorgen was het zaterdag,’ antwoordde Majarawai nuchter [...]
‘Gisteren waren we de meeste tijd ergens anders,’ zei Kajoema. ‘Maar het kan best zijn dat wij 't waren.’
Overigens hebben veel dialogen ook een poëtisch gehalte of een complexiteit van uitdrukking die het bijna onmogelijk maakt de clausen als reëel uitgesproken zinnen te zien: ‘Ach, vertel eens, maar eerlijk zeggen, is het echt waar dat jullie het huidige op wereldse leest geschoeide gezag willen vervangen door een uitverkoren opperhoofd?’ En: ‘Ah, daar is de lucht van mijn vervlogen leven.’ Realistisch gesproken is dit niet een sterk punt van de dialogen. Opvallend is ook hoezeer het taalgebruik van alle personages in Schoenmakers' boeken op elkaar lijkt. De clausen worden niet gebruikt om de verschillende karakters meer reliëf te geven.
| |
Ontwikkeling
Het zwaard van goud en liefde maakt de cirkel van Schoenmakers' vijf Suriname-romans nadrukkelijk rond: de figuur van de buitenstaander Sylvester Alcantara uit De honderd bochten van de koningsarend duikt nu aan de andere kant van Suriname op, en de vijfde roman eindigt opnieuw met een drinkgelag waarin gelald wordt over de koningsarend met zijn Icarus-symboliek van de mens die boven zijn eigen macht wil uitstijgen en hopeloos neerstort.
| |
Visie op de wereld
In veel kritieken is opgemerkt dat Schoenmakers in zijn romans een mythologische wereld heeft opgeroepen. Dat is waar, maar dan moet daaraan worden toegevoegd dat de mythologische wereld van de indianen en hun kosmologie het decor vormt van de westerling die zijn ideeën over de mismoedigheid van het menselijk wezen projecteert op zijn protagonisten. Hij schrijft geen ‘antropologische’ of historische romans, maar romans over het fenomeen van de mondialisering van het westerse economisch-materialistische gedachtegoed, dat zo schril contrasteert met de wereld waaraan het voorgoed een einde maakt. Een titel als Het zwaard van goud en liefde verwijst naar dat contrast: de liefde en de solidariteit als archetypische waarden van een paradijselijk bestaan, tegenover het zwaard van
| |
| |
goud dat verwijst naar de materiële westerse verworvenheden en het geweld waarmee die elders worden opgelegd.
De indianen leefden vroeger in een rijk van overvloed, zij vergaarden in tien uur per week het voedsel dat zij nodig hadden, leefden in harmonie met de natuur en kenden geen op de toekomst gerichte aspiraties. Dat is een voorgoed voorbije verleden tijd waarover men nog slechts met weemoed kan spreken.
| |
Verwantschap / Relatie leven/werk
In dit opzicht is Schoenmakers ook een romanticus zoals een Van de Walle of andere auteurs die in het voortschrijden van de menselijke ontwikkeling meer verlies dan winst zien. Schoenmakers, zelf jarenlang werkzaam als ontwikkelingsexpert, geeft een uitermate pessimistische kijk op het effect van ontwikkelingsprojecten. Men zou hem kunnen verwijten dat hij de indianen niet meer dan een passieve rol toebedeelt, maar misschien getuigt het wel van een dieper inzicht in de indiaanse psyche dat hij laat zien hoe indianen zich bijna onbewust passief verzetten tegen de materiële cultuur die van buitenaf komt, zelfs als hun dood daarop volgt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
M.M. Schoenmakers, De honderd bochten van de koningsarend. Roman. Amsterdam 1989, De Bezige Bij, BBLiterair, R. (3e druk opgenomen in De allermooiste romans van de Antillen en Suriname, Amsterdam 1996, De Bezige Bij) |
M.M. Schoenmakers, Het schild van de weemoed. Roman. Stroomafwaarts en stroomopwaarts. Deel 1. Amsterdam 1990, De Bezige Bij, R. |
M.M. Schoenmakers, De slakkelijn van de revolutie. Roman. Stroomafwaarts en stroomopwaarts. Deel 2. Amsterdam 1992, De Bezige Bij, R. |
M.M. Schoenmakers, De spookkrabben. Roman. Stroomafwaarts en stroomopwaarts. Deel 3. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, R. |
M.M. Schoenmakers, Een vlag van glas. In: De Bezige Bij Krant, nr. 5, voorjaar 1996, p. 6, V. |
M.M. Schoenmakers, Het zwaard van goud en liefde. Roman. Amsterdam 1998, De Bezige Bij, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
T. van Deel, Noodlot in de tropen. (Te) veel van het goede in opmerkelijk debuut. In: Trouw, 9-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
John Jansen van Galen, Boven het oerwoud. In: Haagse Post, 11-2-1989. (interview) |
Willem Kuipers, Haar huid had het aanzien van grauw, geranseld zand. In: de Volkskrant, 17-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Ton Bogaard, Duistere debuutroman van M.M. Schoenmakers. Het lot van een Indianenstam. In: Brabants Dagblad, 18-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Carel Peeters, In de ijzeren greep van een oneindige lamlendigheid. In: Vrij Nederland, 18-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
B. Polak, De papegaai van het Bijbelgenootschap. In: Het Parool, 18-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Ton Verbeeten, Huiveringwekkende mythische roman... ‘De honderd bochten van de koningsarend’, debuut van M.M. Schoenmakers. In: De Gelderlander, 18-2-1989. |
Wim Brands, Schoenmakers met taal aan de haal. In: Leidsch Dagblad, 23-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Peter Nijssen, Veel gedroom in Honderd bochten. In: Utrechts Nieuwsblad, 23-2-1989. |
Janet Luis, Het debuut van M.M. Schoenmakers. Piekeren over het noodlot. In: NRC Handelsblad, 24-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Eddy Schaafsma, Pendelend tussen magie en werkelijkheidszin. In: Nieuwsblad van het Noorden, 24-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Gerrit Jan Zwier, Dorp aan de rivier. In: Leeuwarder Courant, 24-2-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Frank van Dijl, [Bespreking De honderd bochten van de koningsarend]. In: Het Vrije Volk, 25-2-1989. |
Doeschka Meijsing, Dorpen onder de doem van de dood. Intrigerend romandebuut van M.M. Schoenmakers. In: Elsevier, 25-2-1989. Ook in: Knack, 5-4-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Nico Keuning, ‘On-Nederlands’ lijkt sinds Tip Marugg het toverwoord. Ondoordringbaar proza van M.M. Schoenmakers. In: Haarlems Dagblad, 2-3-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Henk Egbers, Debuut M. Schoenmakers: Trieste, trage, treurige schoonheid. In: De Stem, 11-3-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
André Matthijsse, Safari op de Utrechtse heuvelrug. In: Haagsche Courant, 7-4-1989. (over De honderd ochten van de koningsarend) |
Koos Hageraats, Het opmerkelijk debuut van M.M. Schoenmakers. Verstikking in de jungle. In: De Tijd, 3-3-1989. Ook in: De Morgen, 14-4-1989. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Michel de Koning, ‘De honderd bochten van de koningsarend’, debuut M.M. Schoenmakers. Literatuur in het oerwoud. In: Brabants Nieuwsblad, 24-3-1989. |
J.G. Ruis, Zonder bekentenissen. In: In de waagschaal, jrg. 18, afl. 4, 15-4-1989, pp. 17-19. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Marita de Sterck, Met vreemde ogen; distante culturen verwoord. In: Boekengids, jrg. 67, afl. 4, mei 1989, pp. 290-293. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Wim Rutgers, De Indianen sterven. In Ons Erfdeel, jrg. 32, afl. 3, mei-juni 1989, pp. 425-426. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Leo Geerts, Suriname: een roman en de werkelijkheid. Eerst de Indianen, dan de bomen. In: Streven, jrg. 57, afl. 5, februari 1990, pp. 453-463. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Nico Keuning, M.M. Schoenmakers en zijn mythologische onderwereld. In: Haarlems Dagblad, 17-5-1990. (over Het schild van de weemoed) |
| |
| |
Jacq Vogelaar, Op hoge toon. In: De Groene Amsterdammer, 22-5-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Janet Luis, M.M. Schoenmakers' biecht. Tranen van steen. In: NRC Handelsblad, 8-6-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Bart Vervaeck, Van de mens die een steen wordt. In: De Morgen, 15-6-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Jacques Kruithof, Vooruitgang in het oerwoud. De tweede roman van M.M. Schoenmakers. In: Vrij Nederland, 23-6-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Alfred Kossmann, Pathetische geheimtaal van ‘veelbelovende’ Schoenmakers. In: Utrechts Nieuwsblad, 29-6-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Jeroen Kuypers, De ecologische en culturele ondergang van natuurvolken. In: Amersfoortse Courant, 30-6-1990. (over Het schild van de weemoed) |
T. van Deel, Retoriek en pathetiek in de tropen: Litahakan, ach Litahakan. In: Trouw, 9-8-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Jaap Goedegebuure, Een deftige boodschap. In: Haagse Post, 18-8-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Arnold Heumakers, Gedrenkt in pessimisme. In: de Volkskrant, 31-8-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Michel de Koning, In nieuwe roman van M.M. Schoenmakers: Weemoed in het kwadraat. In: Brabants Nieuwsblad, 31-8-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Gerrit Jan Zwier, Indiaanse treurmars. In: Leeuwarder Courant, 31-8-1990. (over Het schild van de weemoed) |
Robert Anker, Persoonlijke melancholie en literaire damp. In: Het Parool, 15-9-1990. (over het schild van de weemoed) |
Wim Rutgers, Het echec van het westerse ontwikkelingsmodel. In: Ons Erfdeel, jrg. 33, afl. 5, november-december 1990, pp. 732-733. (over Het schild van de weemoed) |
Paul Marlee, Een diepgraven naar diep verborgen dingen; over ‘De honderd bochten van de koningsarend’ en ‘Het schild van de weemoed’ van M.M. Schoenmakers. In: Preludium, jrg. 7, nr. 4, 1991, pp. 85-92. |
Gerrit Jan Zwier, Dorp aan de rivier. In: Gerrit Jan Zwier, Denkwijze 298: hoogte- en dieptepunten in de Nederlandse literatuur uit de jaren tachtig. [Baarn 1991], pp. 184-186. (over De honderd bochten van de koningsarend) |
Jacob Moerman, Tweede deel van trilogie M.M. Schoenmakers. Een klungelige revolutie. In: Drentse Courant, 28-3-1992. (over De slakkelijn van dé revolutie) |
Jaap Goedegebuure, De retoriek van de overdrijving. In: HP/De Tijd, 3-4-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Johan Diepstraten, De formidabele vertelkunst van M.M. Schoenmakers. Tussen weemoed en angst. In: De Stem, 10-4-1992. (over de eerste drie romans) |
Reinjan Mulder, Geen daden maar woorden. Tweede deel van romantrilogie M.M. Schoenmakers. In: NRC Handelsblad, 24-4-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Alfred Kossmann, Een onhandig boek, maar toch... In: Utrechts Nieuwsblad, 5-5-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Anthony Mertens, Een modern toilet in het oerwoud. In: Vrij Nederland, 9-5-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Arnold Heumakers, Door weemoed verlamd. Het ongewone pathos van M.M. Schoenmakers. In: de Volkskrant, 22-5-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Michel de Koning, M.M. Schoenmakers schrijft verder over Suriname. De betovering is verbroken. In: Brabants Nieuwsblad, 19-6-1992. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Bart Vervaeck, [Bespreking van De slakkelijn van de revolutie]. In: De Morgen, 26-6-1992. |
Leo Geerts, Literatuur en cultuurrelativisme. In: Leo Geerts, Het gras in de duinen: opstellen over literatuur. Antwerpen [etc.] 1993, pp. 240-251. (algemeen) |
Wim Rutgers, Nederlandstalig proza van en over de Caraïben. In: De Ware Tijd Literair, 6-11-1993. (over De slakkelijn van de revolutie) |
Reinjan Mulder, De hele wereld op een kluitje. In: NRC Handelsblad, 21-10-1994. (over De spookkrabben) |
T. van Deel, ‘Elke keer bracht hij een stukje
|
| |
| |
waarheid, steeds meer waarheid.’ In: Trouw, 28-10-1994. (over De spookkrabben) |
Jeroen Vullings, Zo veel waarheid op zo weinig grond. In: Vrij Nederland, 5-11-1994. (over De spookkrabben) |
Yves van Kempen, Stroomopwaarts naar het verleden. In: De Groene Amsterdammer, 9-11-1994. (over De spookkrabben) |
Johan Diepstraten, Trilogie Schoenmakers voltooid. Op de vlucht voor de koningsgieren. In: De Limburger, 7-12-1994. (over De spookkrabben) |
Arnold Heumakers, Azen op babyschildpadden in de branding. In: de Volkskrant, 9-12-1994. (over De spookkrabben) |
Reinjan Mulder, Op de loop voor het zoete leven. In: NRC Handelsblad, 16-12-1994. (interview) |
Bart Vervaeck, Nooit meer thuis. M.M. Schoenmakers ‘De spookkrabben’. In: De Morgen, 10-2-1995. |
Godeke Donner, Stroomafwaarts en stroomopwaarts: trilogie van M.M. Schoenmakers. In: De Ware Tijd Literair, 11-2-1995. |
Stan Termeer, ‘De indianen zitten óns in de weg, niet zichzelf.’ In: Onze Wereld, jrg. 38, nr. 2, 1995, pp. 20-23. (interview) |
Wim Rutgers, Schoonheid en echec. In Ons Erfdeel, jrg. 38, nr. 3, mei-juni 1995, pp. 433-435. (over De spookkrabben) |
Colette Krijl, De doem nooit thuis te zijn: over het werk van M.M. Schoenmakers. In: Bzzlletin, jrg. 25, nr. 255, 1998, pp. 37-41. (algemeen) |
Johan Diepstraten, Opnieuw onnederlandse en trage roman van M.M. Schoenmakers. Leven zonder haast of hoop. In: De Stem, 22-12-1998. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Jan Paul Bresser, Niemandsland. Zuid-Amerikaanse roman van M.M. Schoenmakers. In: Elsevier, 16-1-1999. (over Het zwaard van goud en liefde) |
André Matthijsse, Schoenmakers is de zwaarte voorbij. In: Haagsche Courant, 16-1-1999. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Wim Vogel, Mysteries, bijgeloof, voorouders en stamverbanden... M.M. Schoenmakers' tragische romantiek. In: Leidsch Dagblad, 16-1-1999. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Maarten Roest, Voor de dorpen in het oerwoud komt de toekomst nooit. In: Trouw, 30-1-1999. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Caspar Janssen, Verborgen verzet. In: HP/De Tijd, 19-2-1999. (interview) |
Wim Rutgers, Met de ruïne van onze toekomst in het hart: nieuwe roman van M.M. Schoenmakers. In: Ons Erfdeel, jrg. 42, nr. 3, mei-juni 1999, pp. 442-444. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Wilfred Lionarons, Het rustieke leven in verzet tegen vooruitgang. In: Weekkrant Suriname, 16-6-1999. (over Het zwaard van goud en liefde) |
Johan Diepstraten, [over De spookkrabben en Het zwaard van goud en liefde]. In: De kunst van het schrijven. Arnhem 2000, pp. 506-510. |
Michiel van Kempen, Van grouwelijcke monsters en kinderen gods. De Nederlandskoloniale literatuur over Suriname. In: Theo D'haen (red.), Europa buitengaats. Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. Amsterdam 2002, pp. 160-198. (over de plaats van het oeuvre binnen de Nederlandse literatuur over de West) |
102 Kritisch lit. lex.
september 2006
|
|