| |
| |
| |
Ton Rozeman
door R.P. Zweedijk
1. Biografie
Anton Joseph Rozeman werd op 26 april 1968 te 's-Gravenhage geboren als de oudste zoon van een administratief medewerker en een koffiejuffrouw. Hij heeft een drie jaar jongere zus. Het gezin bracht veel tijd door in horecagelegenheden, waar de kinderen speelden en lazen te midden van de bezoekers. Zijn vader was chronisch depressief en heeft de laatste jaren van zijn leven veel in het ziekenhuis gelegen vanwege diverse ziektes. In 1991 is Rozeman getrouwd, een jaar later werd zijn dochter geboren. In 1997 zijn hij en zijn vrouw gescheiden. Hij heeft altijd in 's-Gravenhage gewoond, met uitzondering van de periode 2001-2004, toen hij in Nijmegen woonde.
Rozeman bezocht de middelbare school in zijn geboortestad: de vwo-opleiding van het Sint-Jan College. Later volgde hij een avondstudie Nederlands aan de Haagse Hogeschool, die hij afsloot met een mo A-akte. Vervolgens voltooide hij in 2000 de vierjarige opleiding van Schrijversvakschool 't Colofon, waar hij les kreeg van onder anderen Thomas Rosenboom en afstudeerde bij Gerard van Emmerik. Hij debuteerde met korte verhalen in het tijdschrift Lava, en publiceerde vervolgens in Hollands Maandblad, Bunker Hill, De Gids, Kinbote en Vrij Nederland.
Bij wijze van vervangende dienstplicht vervulde Rozeman administratieve werkzaamheden voor Novib. Naast zijn werk als schrijver begeleidt hij workshops verhalen schrijven bij Script+ in Amsterdam en in Het Koorenhuis, centrum voor kunst en cultuur te 's-Gravenhage, en is hij als docent verbonden aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Zijn eerste verha- | |
| |
lenbundel, tevens zijn debuut, Intiemer dan seks, verscheen in 2001.
Rozeman is lid van de redactie van Club Schrijven Online, bekend van het korteverhalenproject ‘Ware verhalen’, dat van oktober 2004 tot medio 2005 georganiseerd werd in samenwerking met Trouw en het radioprogramma Dolce Vita van de KRO.
In het voorjaar van 2007 nam hij namens Nederland deel aan het Festival of the European Short Story in Zagreb.
Voor Intiemer dan seks ontving hij het Charlotte Köhler Stipendium 2003.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
In de verhalen van Ton Rozeman ontmoet de lezer mensen die een leven leiden met een rafelrandje. Het gaat daarbij niet alleen om het leven aan de zelfkant van de maatschappij: de verhalen spelen zich af in alle lagen van de bevolking. Maar er is wel met iedereen iets mis: alle personages hebben een lichamelijk gebrek, lijden aan een gemis en zijn zonder uitzondering het slachtoffer van hun eigen driften en verlangens. Zij zijn bovendien onderworpen aan de loop der dingen, geen van hen kan zich daaraan ontworstelen. Hoezeer zij ook proberen greep te krijgen op hun eigen leven, de zaken gaan niet zoals zij wensen. Zij koesteren allemaal een wanhopig verlangen te ontsnappen aan de situatie waarin zij zich bevinden. Stuk voor stuk zouden zij kever ergens anders, iemand anders zijn.
De personages in de verhalen van Rozeman zijn niet gelukkig. Toch lijken zij dat niet altijd te beseffen: alles, het hele leven, overkomt hen, ze lijken te worden gemanipuleerd als marionetten van het lot, als proefdieren in een laboratorium. Door het personale perspectief - een ik-figuur vertelt het verhaal - wordt de lezer nauw bij de handeling betrokken en direct geconfronteerd met de machteloosheid van de personages.
Een in dit verband typerende passage, uit het verhaal ‘Ver hiervandaan’, staat bij wijze van flaptekst op Rozemans eerste verhalenbundel, Intiemer dan seks (2001):
Ze zegt: ‘Als je jong bent, denk je dat de wereld om jou draait, alleen om jou. Je denkt dat je zo belangrijk bent dat de mensen je op straat nawijzen. Hé, die heeft een pukkel. Hé, die heeft het proefwerk niet gehaald. Je denkt dat de wereld ophoudt als de mensen zoiets te weten komen. Je denkt dat je iets moet verbergen. [...] Maar op een dag word je wakker en ontdek je dat je er compleet niet toe doet, dat je een nul bent, dat niemand je opmerkt. Dat niemand het een reet interesseert dat je een pukkel of een onvoldoende hebt. Je kunt doodvallen, zomaar doodvallen, en niemand die het in de gaten heeft.’
Aan het woord is de zus van de naamloze hoofdpersoon. In de
| |
| |
monoloog wordt direct duidelijk met wat voor soort personage we te maken hebben: hier voelt iemand zich miskend en eenzaam. Ook het gevoel het centrum van de werkelijkheid te zijn, een bij uitstek kinderlijk wereldbeeld, is tekenend: de zus, die op haar wat onhandige manier probeert haar ouders te steunen én haar suïcidale vriend te verzorgen, cijfert zichzelf te veel weg en dat frustreert haar. Haar kinderlijke reacties, verongelijktheid en naïveteit zijn kenmerkend voor vele, zo niet alle verhaalpersonages van Rozeman: de mens is overgeleverd aan de omstandigheden waarin hij zich bevindt. Hij is daarbij ten prooi aan het toeval en moet zich, machteloos als een kind, zien staande te houden in een werkelijkheid die veelal een vijandig karakter toont.
Kleine, huiselijke, alledaagse crises vormen het wat droevig stemmende decor voor de korte verhalen waarin miscommunicatie, gêne, onvermogen en wankele emoties aan de orde van de dag zijn. Het menselijk tekort wordt door de auteur overigens tussen de regels door geschetst: nergens benoemt hij direct de eigenschappen van zijn personages, hij toont hen als het ware in een proefopstelling: de lezer ziet ze streven en wanhopen, opgeven en manipuleren en, zonder uitzondering, lijden aan hun schuldeloos ongeluk.
Carlos in ‘Gehorig’ (Intiemer dan seks) is een dergelijk personage. Over hem denkt zijn vriendin, de naamloze hoofdpersoon van dit verhaal: ‘[...] ik moest denken aan de jeugdfoto's die Carlos me had laten zien, de eerste keer dat ik bij hem thuis kwam: een jongetje met een te grote step en een scheiding die niet goed recht zat.’ Zij en Carlos zijn kort daarvoor verhuisd naar een slecht geïsoleerde, goedkope huurflat, waar ze last hebben van het gerucht van hun asociale buren: de buurvrouw mishandelt haar zoontje. De omschrijving van Carlos lijkt in eerste instantie eenvoudig en eenduidig, maar binnen het kader van het verhaal én het oeuvre van Rozeman krijgt de geciteerde zin meer reliëf. Hoewel hij de situatie in de flat koel tegemoet treedt en alles onder controle lijkt te hebben, is Carlos afkomstig uit een arm gezin waar de verzorging soms te wensen overliet (zie de te grote step en de scheve scheiding).
De nieuwe buren maken veelvuldig ruzie en gaan uit elkaar.
| |
| |
Hun zoontje is vervolgens het slachtoffer van de frustraties van zijn moeder: ‘Ze was nog niet binnen of er vielen klappen, rake klappen die over het portiek galmden. Het jongetje gilde en zij schreeuwde erboven uit dat hij zijn kop moest houden, dat de buren alles konden horen, ze wist van geen ophouden, ze sloeg hem nog nadat zijn geroep om genade was verstomd.’
Een combinatie van de geciteerde zinnen levert een uitkomst op die geldt voor vrijwel alle personages van Rozeman: zij zijn in wezen allemaal jongetjes met een te grote step en een scheve scheiding. En als ze niet oppassen worden ze allemaal heel hard geslagen om iets waaraan ze niet zelf schuldig zijn en wat ze nooit helemaal zullen begrijpen. Dit is het leven, er is geen ontsnappen mogelijk.
Minder hardhandig maar overeenkomstig uitzichtloos gaat het eraan toe in Nu gaat het gebeuren (2007), Rozemans eerste novelle. De naamloze hoofdpersoon daarvan, een man die op freelance basis boekenrecensies schrijft voor damesbladen maar daarvoor steeds minder vaak gevraagd wordt, probeert na het bericht over de ziekenhuisopname van zijn vader zijn troosteloze leven in Antwerpen een wending te geven. Hij verhuist naar Den Haag, waar hij een appartement betrekt dat hij eigenlijk niet kan betalen. Vervolgens bezoekt hij zijn vader nauwelijks, werkt hij te weinig om de huur op te kunnen brengen en komt de relatie met zijn vriendin onder druk te staan. Uiteindelijk besluit hij dan maar zijn avontuur op te geven, en keert hij terug naar zijn vriendin en zijn saaie maar overzichtelijke leven met haar. De conclusie: ‘Maar ik kan tegen mezelf zeggen dat ik iets heb geprobeerd, dat ik iets in gang heb gezet. Een mens heeft niet alles in de hand.’
| |
Visie op de wereld
Uit de verhalen van Rozeman valt een wereldbeeld te destilleren waarin de mens een hulpeloos wezen is, overgeleverd aan omstandigheden, verwachtingen, emoties en, niet in de laatste plaats, aan andere mensen. Hij lijkt hiermee de visie van Jean-Paul Sartre te onderschrijven dat de anderen de hel zijn. De verhalen van Rozeman worden bevolkt door losers die proberen wraak te nemen, bedriegers die bedrogen uitkomen, minnaars die lijden aan een allesbeheersende jaloezie, echtelieden die hun huwelijk ten onder zien gaan aan egoïsme en lethargie.
| |
| |
Verder speelt obsessief-compulsief denken een belangrijke rol: de neiging krampachtig vast te houden aan bepaalde denkbeelden en/of vermoedens. Daardoor krijgen sommige verhalen een wat eenzijdig karakter. Ook is er veel aandacht voor onmacht, machteloosheid en verlangen. Een staalkaart van menselijke emoties wordt de lezer derhalve gepresenteerd. Overigens wordt de lezer niet in zoveel woorden meegedeeld dat de personages lijden aan die emoties. Dat blijkt veelal uit de context en de handeling. De lezer ziet de personages streven en sneven, wat een soort dramatische ironie met zich meebrengt: je zou de hoofdpersonen van Rozeman willen toeroepen: ‘Doe nou eens je best!’ Of juist: ‘Nee, niet doen!’
Voor zover er aan zijn werk een bepaald wereldbeeld ten grondslag ligt, is dat er een waarin de mens geen zeggenschap of controle heeft over de wereld om hem heen, maar waarin deze ‘geleefd wordt’. Regelmatig terugkerende misverstanden en miscommunicatie (of bewust gemanipuleerde spraakverwarring) spelen daarbij een symbolische rol: mensen lijken niet in staat tot wezenlijk contact, iedereen slijt zijn leven in eenzaamheid.
Toch gloort er hoop voor de personages van Rozeman. In het titelverhaal van Intiemer dan seks bedenkt de bedrogen partner dat het allemaal niet zo belangrijk is, dat zijn leven niet perfect hoeft aan te sluiten bij zijn verwachtingen. Datzelfde lijkt op te gaan voor Gregor in ‘Het gaat steeds beter’ (in Intiemer dan seks; ditzelfde personage keert terug in ‘Laten we eerlijk zijn’ in Misschien maar beter ook, 2004), die inziet dat zijn situatie, overwerkt zijn, niet uitzonderlijk is en dat zijn baas er bovendien even slecht aan toe is als hij. Relativering en mededogen redden de personages uit hun machteloosheid.
| |
Stijl / Techniek
Met minimale middelen, namelijk louter realistische beschrijvingen van weinig opzienbarende gebeurtenissen in een klein decor en met een gering aantal personages, weet Rozeman het maximale te bereiken. De setting van de verhalen is steeds eenvoudig, soms zelfs sober te noemen. Veel heeft het niet om het lijf: een keukentafel, een rechtszaal, een slaapkamer, een tuin. Waar het veelal om draait is de dialoog of de monologue intérieur, dan wel om de, meestal vrij beperkte, handeling. De- | |
| |
tails spelen daardoor een grote rol, en het is aan de oplettende lezer om de vele terloopse suggesties op te pikken en in te passen in het verhaal, dat daardoor plotseling complexer kan worden dan aanvankelijk het geval leek te zijn. Korte dialogen kunnen veel effect sorteren en dragen bij aan de tekening van de karakters. In ‘De stille getuige’ (Intiemer dan seks) bijvoorbeeld wordt de vriend van de hoofdpersoon gebeld door zijn vrouw. Hij schrikt van het geluid van de telefoon, is nerveus vanwege haar langdurige afwezigheid, en laat het toestel op de grond vallen. ‘“Ben je daar nog?” vroeg Anton zachtjes. “Nee, er zitten geen deuken in het parket.” Even was het stil, toen riep hij: “Jezus, dat kan toch iedereen gebeuren!” Zijn stem werd weer vlak toen hij zei dat het hem speet.’ Behalve een korte, geestig te noemen onderbreking van een spannende situatie, namelijk die waarin de hoofdpersoon zijn vriend komt vertellen dat hij hem met zijn vrouw bedriegt, is dit een korte, effectieve karaktertekening die in één klap de verhoudingen duidelijk maakt.
De auteur hanteert een eenvoudige, maar trefzekere stijl. Hij gebruikt nogal eens suggestieve zinnetjes en weet veel spanning te creëren. In ‘Intiemer dan seks’ verraadt de hoofdpersoon zich door zijn berekenende manier van doen: hij blijkt vaker schijnheilig gedrag te hebben vertoond, en is dus in feite niet veel ‘beter’ dan zijn partner, die hem, zo veronderstelt hij, heeft bedrogen met haar fysiotherapeut: ‘Ik berg het dagboek op in de binnenzak van mijn regenjas. Rustig, heel rustig. Geen haastige bewegingen maken, dat zou alleen maar aandacht trekken. Denk aan je adem [...] doe net of je aandachtig volgt wat er beneden in de zaal gebeurt.’
Tegenover Fleur Speet (2007) gaf Rozeman een verantwoording van de techniek die hij toepaste bij het schrijven van Nu gaat het gebeuren die lijkt te gelden voor al zijn boeken: ‘Ik heb getracht het vreemde van de gewoonheid op te schrijven. Daarvoor terg ik de lezer tot het uiterste. Natuurlijk geef ik een reden om door te lezen en heb ik een spanningsboog door het verhaal geweven, maar het gaat me erom dat de lezer zonder dat hij het boek weglegt iets vervelends ervaart.’
Hier en daar is sprake van een betekenisvolle en expres toegepaste stijlbreuk. Het opvallendst is dat het geval in ‘De vrouw
| |
| |
met de regenjas’ (in Intiemer dan seks), waarin een meisje dat op school in haar broek geplast heeft, opgehaald wordt door haar moeder. Zij lijkt enigszins autistisch, zij is althans erg in zichzelf gekeerd, en op weg naar huis beweegt zij gevaarlijk heen en weer achter op de fiets. Zodoende brengt zij hen beiden ten val:
Dan schuiven twee armen tussen haar lichaam en de straat, ze wordt opgetild en tegen een buik geduwd, een buik met een natte regenjas. De regenjas huilt en schudt en trilt en nu kan ze weer iets zien, het is het gezicht van de vrouw, het gezicht van haar moeder, het is vertrokken, de mond staat open, de onderlip trilt, er loopt een straaltje spuug langs, een oog staart voor zich uit, over het andere oog zit scheef het regenkapje. En daarboven, boven de vrouw en boven de moeder en boven het regenkapje, daarboven zijn de grote grijze wolken waar de regen uit valt.
| |
Traditie
In diverse recensies van het werk van Rozeman wordt zijn werk in verband gebracht met dat van Raymond Carver. Ook de schrijver zelf heeft, in een reeks in Trouw over korte verhalen, zijn bewondering voor deze Amerikaanse schrijver geuit. Daarnaast zei hij in een interview met Maarten Moll voor Het Parool: ‘Turks fruit van Wolkers was mijn boek. Zo moet het.’ Verder doen zijn verhalen denken aan het werk van Simon Carmiggelt en aan een bundel als Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming van Heere Heeresma. Het wereldbeeld in het werk van Rozeman is verwant aan dat van Willem Frederik Hermans: de werkelijkheid heeft een vijandig karakter, de personages moeten machteloos hun lot aanvaarden. Zij bevinden zich in een ‘sadistisch universum’.
Ten slotte komt de manier waarop de personages door zichzelf en hun handelen in beslag worden genomen, hun hoge mate van zelfbewustzijn, overeen met de kinderlijk naïeve kijk op de wereld die ten grondslag ligt aan bijvoorbeeld Kees de jongen van Theo Thijssen en De opdracht van Wessel te Gussinklo.
| |
Kritiek
De eerste twee verhalenbundels van Rozeman zijn gematigd positief ontvangen. Walter Kraut schreef in Trouw over Intiemer dan seks: ‘Vrolijk word je er niet van. En dat is een compliment voor de schrijver die het kleine leed secuur en navrant onder
| |
| |
woorden brengt.’ Rozemans stijl, timing en suggestieve wijze van schrijven worden alom geprezen. Op den duur worden zijn verhalen voor sommige professionele lezers echter wat eentonig. Arjen Fortuin schrijft bijvoorbeeld: ‘Het nadeel is dat de verhalen na verloop van tijd op elkaar gaan lijken, waardoor je gaat verlangen naar een boek van Rozeman over mensen die méér willen dan een beetje genegenheid en een normale dag.’ En: ‘Sommige verhalen [...] krijgen iets monotoons’. Fortuin heeft eerder in dezelfde recensie de verhalen ‘een serie oefeningen voor een relatietherapeut’ genoemd, wat geen compliment is.
Over Misschien maar beter ook schreef Rob Schouten in Trouw: ‘Rozemans short story's hebben precies de zuigende werking die naar meer doet verlangen. Hij is een zeer bekwame realist, zijn dialogen zijn kort maar scherp en leggen voortdurend het tekort van menselijke communicatie bloot.’
In het algemeen hebben de positieve besprekingen van deze verhalenbundels vrijwel uitsluitend betrekking op Rozemans stijl en de negatieve op de inhoud en thematiek van de verhalen. De tweede bundel is overigens over het algemeen iets positiever ontvangen dan de eerste: ‘Onthouden: Ton Rozeman’, ‘absoluut het lezen waard’, ‘modelverhalen’, ‘Prachtige verhalen zijn dit’. Rob Schouten prijst Rozemans stijl als ‘buitengewoon suggestief en met gevoel voor details’, maar merkt daarbij op: ‘Het is onmiskenbaar een trucje (dat hij allicht van de Amerikaanse korteverhalengrootmeester Raymond Carver heeft geleerd), maar het werkt.’ Bij dat laatste sluit de bespreking van André Matthijsse aan, die de verhalen ‘plat’ vindt: ‘Geen van deze verhalen heeft dimensie’ [...] ‘door al dat easy-going mis je dreiging.’ Hij eindigt met de dubbelzinnige constatering: ‘Rozeman heeft nog een lang verhaal te gaan.’
De novelle Nu gaat het gebeuren is gematigd positief besproken. Maarten Moll schreef in Het Parool: ‘Hij beschrijft de strijd die het leven is op fraaie wijze.’ En in de Volkskrant noteerde Edith Koenders: ‘Rozeman schrijft doeltreffend, helder en ongedwongen met onderkoelde humor. [...] Nu gaat het gebeuren is echter meer een oefening in “hoe lang kun je een kort verhaal maken” dan een serieuze poging een roman te schrijven.’
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Het bescheiden succes van Rozeman blijkt uit nominaties voor prijzen en de toekenning van het Charlotte Köhler Stipendium 2003. Zijn boeken zijn nog niet herdrukt. Professionele lezers lijken zijn werk derhalve meer te waarderen dan het grote publiek. Over belangstelling daarvoor in de kranten heeft hij dan ook niet te klagen: beide verhalenbundels met eigen werk zijn in de grote kranten en bekende tijdschriften besproken, de novelle slechts hier en daar, en bovendien veelal kort. Rozeman zelf is, ondanks zijn stukken in Trouw, zijn werk als redactielid van Schijven Online en de vele workshops die hij geeft, geen bekende publieke figuur. Bovendien heeft hij relatief weinig interviews gegeven.
| |
Verwantschap / Kunstopvatting
Rozeman zou als schrijver gerekend kunnen worden tot de school van het realisme. Er lijkt aan het begin van eenentwintigste eeuw een opleving van die stroming te zijn. Het belangrijkste verschil met het ‘huiskamerrealisme’ van de jaren zeventig is dat er meer sprake is van psychologische spanning, ten gevolge van een als ongemakkelijk ervaren werkelijkheid in combinatie met sterke verlangens van de hoofdpersonages. Voorbeelden daarvan zijn te vinden in het werk van onder meer Sanneke van Hassel, Christiaan Weijts, Gerbrand Bakker en Arjan Visser. Ook Rozemans verhalen spelen zich af in de alledaagse werkelijkheid, die veelal als problematisch wordt ervaren. Zijn hoofdpersonen zijn zoekende, ontevreden mensen die lijden onder hun gebrek aan overzicht en doortastendheid, aan het feit dat het hun ontbreekt aan de mogelijkheid vrede te hebben met het leven zoals het is, of het te veranderen.
Ton Rozeman heeft in de loop der jaren wel enige expliciete poëticale uitspraken gedaan. In een vraaggesprek met De Brug (2004), naar aanleiding van het verschijnen van Misschien maar beter ook, zegt hij: ‘Ik zat tijdens het schrijven van deze bundel een beetje in de knoop. Vroeg me af of ik opnieuw wilde beginnen of juist voort wilde borduren op wat er al was. Het boek laat zien dat je eigenlijk niet hoeft te kiezen, dat je als mens altijd dingen meeneemt, of je dit nu wilt of niet. [...] De verhalen spelen zich niet chronologisch af. Eerst is er het einde, dan het begin en uiteindelijk het middenstuk. Dat komt doordat ik er niet van houd als iets draait om de plot.’ En in Het Parool (2007)
| |
| |
laat hij optekenen: ‘Ik weet nog steeds niet hoe ik in de wereld sta. Al heb ik door het schrijven wel een aantal inzichten gekregen. In mijn eerste verhalen zit een constante, namelijk vluchten en angsten. Die thema's zitten nu ook in Nu gaat het gebeuren, ja. En ze slaan ook op mijn eigen leven.’ In datzelfde interview laat hij zich kennen als realist: ‘Eigenlijk laat ik heel veel weg. Ik gebruik nauwelijk vergelijkingen, weinig bijvoeglijke naamwoorden, ik schrijf geen mooie zinnen om de mooie zinnen [...] ik ventileer geen rijke gedachten en filosofieën, vermijd nadrukkelijke humor, verzin geen dwingend plot en beschrijf geen spannende gebeurtenissen.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ton Rozeman, Intiemer dan seks. Verhalen. Amsterdam/Antwerpen 2001, L.J. Veen, VB. |
Ton Rozeman, Misschien maar beter ook. Short story's. Amsterdam/Antwerpen 2004, L.J. Veen, VB. |
Ware verhalen. Een persoonlijke geschiedenis van Nederland in verhalen. Samengesteld door Ton Rozeman. Breda 2005, De Geus, Bl. |
Ton Rozeman, Nu gaat het gebeuren. Amsterdam 2007, Nieuw Amsterdam, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Walter Kraut, Niemand zit op de ander te wachten. In: Trouw, 13-10-2001. (over Intiemer dan seks) |
Arjen Fortuin, Verlangen naar een normale dag. In Ton Rozemans debuut slaat de kleine ellende snel toe. In: NRC Handelsblad, 7-12-2001. (over Intiemer dan seks) |
Monica Soeting, Treurige seks. In: de Volkskrant, 4-1-2002. (over Intiemer dan seks) |
[Anoniem], 111 pagina's lastige personages. In: De Brug, 28-4-2004. (interview) |
Jan Zandbergen, Misschien maar beter ook. In: HP/De Tijd, 14-5-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Rob Schouten, ‘Dan ga ik maar weer’, zegt ze. Rozeman legt huiselijke crises bloot. In: Trouw, 15-5-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Arjen Fortuin, Hand in hand bij de advocaat. In: NRC Handelsblad, 28-5-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Kees 't Hart, Gevoel van leegte. In: Leeuwarder Courant, 4-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Tomas Vanheste, Tussen de regels. In: Vrij Nederland, 5-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
André Matthijsse, Verhalen zonder dimensie. In: Haagsche Courant, 11-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Frank van Dijl, Niemand begrijpt iemand. In: Algemeen Dagblad, 25-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Ingrid Hoogervorst, Geraffineerde verhalen van Rozeman. In: De Telegraaf, 25-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Jos Borré, Niets is wat het lijkt. In: De Morgen, 4-8-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Marja Pruis, Verhalen en zinnen. In: De Groene Amsterdammer, 26-6-2004. (over Misschien maar beter ook) |
Fleur Speet, Geslaagd bij een verstikkend boek. In: Het Financieele Dagblad, 1-9-2007. (interview) |
Arjen Fortuin, Hij zet de tv harder. In: NRC Handelsblad, 14-9-2007. (over Nu gaat het gebeuren) |
Maarten Moll, Neem plaats in deze kille ruimte naast Rozeman. In: Het Parool, 20-9-2007. (over Nu gaat het gebeuren) |
Edith Koenders, Hoe lang kun je een kort verhaal maken? In: de Volkskrant, 28-9-2007. (over Nu gaat het gebeuren) |
111 Kritisch lit. lex.
november 2008
|
|