| |
| |
| |
Astrid Roemer
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Onder de naam Zamani deed Astrid Heligonda Roemer in 1970 haar intrede in de literatuur. Het Swahiliwoord Zamani betekent: waaruit ik geworden ben, waarop ik zal terugvallen. Haar latere boeken publiceerde zij echter onder haar eigen naam, al zou de naam Zamani nog wel hier en daar opduiken. Astrid Roemer werd op 27 april 1947 geboren te Paramaribo. Het gezin-Roemer telde drie meisjes (waarvan Astrid de oudste is) en één jongen en kan gerekend worden tot de creoolse middenklasse. In augustus 1966 verhuisde zij naar Nederland, waar zij haar in Suriname begonnen opleiding tot onderwijzeres afmaakte. Zij keerde terug naar haar vaderland om er les te geven en woonde vóór haar definitieve vestiging in Den Haag in 1975, afwisselend een tijd in Suriname en in Nederland. In Nederland gaf ze les en werkte op de afdeling Pers en Culturele Zaken van de Surinaamse ambassade. Vóór de Surinaamse onafhankelijkheid was zij redactielid van het linkse opinieblad Fri Sranan [Vrij Suriname] dat in Suriname verscheen. Van 1973 tot 1977 was zij hoofdredactrice van het diplomatieke blad Nieuw Suriname. Later leefde ze van het schrijven. Sinds 1988 is zij zelfstandig werkzaam als gezinstherapeut.
Roemer richtte in 1981 de theatergroep Bruin Brood & Spelen op, die aandacht vraagt voor de migrantencultuur. In 1987 werkte zij met kinderen uit verschillende culturen aan het liedjesproject Wat Heet Anders, resulterend in een grammofoonplaat. Dezelfde titel droeg ook een voorlichtingsfilm voor Surinaamse vrouwen waaraan zij meewerkte. Zij schreef kritieken over Surinaamse literatuur voor het NBLC en voor de welzijns- | |
| |
bladen Adek, Mi Doro, Jere en Boskopoe (1975-1986). Zij was vast columniste van het weekblad Forum, van Vooys (Faculteit der Letteren, RU Utrecht), NG-Magazine (weekblad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten), De Helling (wetenschappelijk bureau Groen Links), Groen licht (maandblad Links Den Haag), Zij aan Zet (vrouwenmaandblad Den Haag en omgeving) en gastcolumniste van onder meer Lover en Opzij. Haar wekelijkse columns voor de Haagse Radio West werden gebundeld in Oost West Holland Best (1989). Zij gaf verschillende literaire workshops in Suriname en Nederland en is als beoordelaar van manuscripten verbonden aan het bureau Skript. Verder is zij sinds 1984 als docent verbonden aan de Schrijversvakschool 't Colofon te Amsterdam. Met enkele musici trok zij het land door met een programma van teksten en liedjes: Het leven blijft me maar verrassen (1983). Haar werk verscheen onder meer in Lust & Gratie, Katijf, De Groene Amsterdammer, Bzzlletin, De Gids, Wendingen de reeks VARA-jeugdboeken Lees je knetter. Astrid Roemer hield veel voordrachten en lezingen, nam frequent deel aan debatten over onderwerpen als zwarte cultuur, allochtonen, racisme, Derde Wereld en de positie van vrouwen en presenteerde vaak (politiek) culturele programma's. In 1990 schreef zij de
theatertekst Sarang anget bij de Immigratieherdenking van de Surinaamse Javanen.
Roemer was geregeld te gast op radio en tv. In 1984 werkte zij als redactrice mee aan het Feduco-programma Medelanders Nederlanders. De IKON maakte een televisieportret van haar in 1986. Afgezien van een onbetekenend prijsje in een ‘peace essay contest’ uitgeschreven door de Lions World Organization in 1967, heeft zij nooit enige onderscheiding mogen ontvangen. In 1989 stelde zij zich verkiesbaar als ‘onafhankelijke kandidaat’ op de lijst van Groen Links voor de Tweede Kamer. Zij werd niet gekozen. Wel kreeg zij in 1990 een zetel in de Haagse Gemeenteraad toen een hogergeplaatste kandidate haar zetel beschikbaar stelde uit protest tegen de verkiezing van extreemrechtse gemeenteraadsleden.
Haar mandaat werd geen succes: zij kwam al spoedig in conflict met haar fractie en besloot de raadsvergaderingen niet meer bij te wonen. Aan huis verrichtte ze gezinstherapie waarin winti
| |
| |
een belangrijke rol speelt. Met regelmaat wist Roemer de actualiteit te halen. Zo stelde zij in NRC Handelsblad van 14 augustus 1997 voor om een volksjury te laten oordelen over de Surinaamse legerleider Desi Bouterse.
In 1995 was Roemer drie maanden gastschrijfster aan de Universiteit van Iowa. In 1996 deed zij haar doctoraalexamen aan de Universiteit voor Humanistiek.
In 1999 ontving zij voor de Duitse vertaling van de roman Lijken op Liefde de LiBeraturpreis, die het oecumenisch centrum Christuskirche in Frankfurt sinds 1987 toekent om de aandacht te vestigen op literatuur uit andere culturen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Verwantschap
‘Met Suriname ben ik getrouwd, Nederland is mijn minnaar, met Afrika heb ik een homofiele relatie en met elk ander land ben ik geneigd slippertjes te maken,’ zo luidt een veelgeciteerde uitspraak van Astrid Roemer. Ze geeft méér dan enkel een plaatsbepaling van een Surinaamse die zich vanuit een migrantenpositie een kosmopolitische houding heeft aangemeten. Roemer probeert het essentiële van mensen op het spoor te komen en daarvoor moet afstand gedaan worden van het zintuiglijk-waarneembare, van sekse, ras, kleur, nationaliteit, bepaaldheid door afkomst en familiebanden. De personen in Roemers boeken hebben vaak verschillende relaties: heteroseksuele evengoed als homoseksuele, ze gaan even vaak om met zwarte als met witte mensen. Noenka, uit Over de gekte van een vrouw (1982), lijkt de eerste, grote uitwerking van deze levensvisie te geven: zij is een jonge vrouw die in conflict komt met de traditionele waarden van maatschappij, gezin en religie. In relaties, eerst met de orchideeënkweker Ramses, later met de Nederlands-Indiaanse vrouw Gabriëlle, zoekt zij naar bestendigheid en vrijheid. Hierin, zowel als in de stijl is Over de gekte van een vrouw verwant met de roman The Color Purple van Alice Walker, die Roemer in 1986 tot theaterstuk bewerkte.
| |
Thematiek
De breedste uitwerking van Roemers visie geeft de roman Levenslang gedicht (1987). Een samenvatting van de plot valt niet te geven, zonder ook te spreken over stijl en structuur. De roman is geschreven als een relaas van een Surinaamse vrouw, gericht tot een gestorven vriendin. Wonend in Nederland als vrouw van een hoog diplomaat in Surinaamse dienst weet zij zich losgemaakt van de verstikkende familiebanden van vroeger. Tegelijkertijd reflecteert zij voortdurend op haar verleden in Suriname en op de banden met de mensen om haar heen: haar huwelijk krijgt een andere belichting wanneer de Jamaicaanse X komt logeren. In het tweede deel zien we haar jeugd en puberteit in het Suriname van vóór de onafhankelijkheid, in het derde deel bezoekt zij het land na de coup van 1980 om haar vriendin, die bij een auto-ongeluk omgekomen is, ten gra- | |
| |
ve te dragen. In de bekentenissen aan deze overleden persoon tracht de vrouw zich voortdurend rekenschap te geven van de paradox dat de dood deel uitmaakt van het leven. De twee vrouwen zijn eikaars volstrekte tegenpolen: ik tegenover jij, statisch tegenover dynamisch, de ene zoekt naar bestendigheid, de andere zet zich af tegen het ouderlijk milieu en als lesbienne tegenover het heterobestaan.
| |
Techniek
In de opening van Levenslang gedicht met lente en het einde met herfst en daar tussendoor de hoofdstukken in Suriname, benoemd als natte en droge tijd, geeft Roemer invulling aan de poëzieregel van de eerste bladzijde: ‘de jaargetijden verdringen elkaar voortdurend’. De vier delen van elk drie hoofdstukken willen niet enkel het cyclische van het leven representeren, maar vooral ook de eeuwige beweging ervan (de dans krijgt in dit opzicht een belangrijke symboolfunctie in het boek). Deze universalistische strekking drukt zich ook uit in het praktisch geheel ontbreken van eigennamen: de personen worden in hun functie aangeduid (oom Apotheker, de docent enzovoort) of met initialen als X en Y. De kracht van het individu ligt bij Roemer-anders dan bij de realistische schrijvers - dus niet in de persoonsnaam.
De zeer sterke onderlinge betrokkenheid van al het materiaal dat de roman aanbiedt, naast de eeuwige dynamiek van het leven waarvan het boek ook structureel getuigenis wil afleggen (verleden heeft betrekking op heden, daar op hier, leven op dood enzovoort), wordt ook in het tijdsverloop uitgedrukt. Had Over de gekte van een vrouw nog een traditionele, chronologische opbouw, in Levenslang gedichts wordt de chronologie doorbroken. Roemer zei hierover in Preludium, september 1988: ‘Elk verhaal dat je chronologisch opbouwt is een sprookje.’ De achtereenvolgende scènes staan betrekkelijk los van elkaar, al suggereren woordjes als ‘maar’ en ‘dus’ een sterke samenhang. Die scènes worden dan nog afgewisseld met dialogen.
| |
Stijl
Deze dialogen komen in verschillende boeken van Roemer voor. Zij bestaan uit veelal korte clausen die elkaar afwisselen, zonder dat direct duidelijk wordt wie er spreekt. De lezer moet bijzonder geconcentreerd lezen en raakt dan nog soms de draad kwijt. Levenslang gedicht, p. 68:
| |
| |
‘Ik wil een keer bij jou overnachten.’
‘Ik wil mij niet laten dwingen.’
De clausen lijken soms volstrekt inwisselbaar. In de novelle Alles wat gelukkig maakt (1989), over een vrouw in het krachtenveld van verschillende relaties, komt zelfs een acht pagina's lange dialoog voor, zonder dat ergens wordt aangegeven wie wat zegt. Ook veel van Roemers gedichten kunnen evengoed vanuit het perspectief van een man als van een vrouw geschreven zijn.
| |
Thematiek
Vaak is het bij Roemer zo dat eerst herlezing een duidelijk beeld oplevert, maar zeker in Alles wat gelukkig maakt lijkt het of zij er bewust op aanstuurt perspectieven, relaties, maar ook meningen en waarden volstrekt inwisselbaar te doen zijn. Evenals Over de gekte van een vrouw en Levenslang gedicht gaat Alles wat gelukkig maakt over de absoluutheid der dingen, het streven naar Liefde met een grote L. Maar in deze novelle wordt elke absolute waarde door aids gerelativeerd.
In het prozadrieluik Het Spoor van de Jakhals (1988) is die inwisselbaarheid van waarden op weer andere wijze uitgewerkt: telkens staat een man centraal van andere etnische afkomst, alle drie echte macho's. Maar door de sterke onderlinge afhankelijkheid der seksen draaien de rollen om: zonder de vrouw is de man zwak en eenzaam; de vrouw echter kan terugvallen op de solidariteit van andere vrouwen, een motief dat ook in ander werk opduikt, bijvoorbeeld in het stuk Paramaribo! Paramaribo! (1982). Het evenwicht tussen man en vrouw is uiterst broos en blijkt nog gevoeliger te worden door etnische en culturele verschillen. Er is weinig voor nodig om sociaal prima functionerende lieden tot beklagenswaardig eenzame en verknipte figuren te maken.
| |
Verwantschap
Thematiek
Het toneelstuk Een Vrouw Van Een Man (1985) en de novelle De Orde van de Dag (1988) houden zich op een meer expliciete
| |
| |
wijze met macht bezig: niet alleen met de krachtsverhoudingen in relaties, maar met de letterlijke macht van een dictator. Even karikaturaal als Gabriel García Márquez de dictator neerzette in De herfst van de patriarch, tekent Roemer het groteske van de absolute heerser. Hij heeft kratten vol afrodisiacum in zijn kelder staan, maar is kinderloos gebleven. Hij voelt zich enkel veilig in zijn als een kluis beveiligde huis, maar als hij slaapt moet zijn vrouw, aangeduid als zijn ‘tegenlicht’, hem toch bewaken. Zijn machtsobsessie keert alle waarden om - hij ziet nauwelijks een verschil tussen een vliegenmepper en een mitrailleur - en tast zelfs zijn relatie aan: liefde is weliswaar hun enige bindmiddel, maar hij kan met haar niet de liefde bedrijven zonder aan bedreigingen te denken. Elke geografische of historische aanduiding ontbreekt; macht onttrekt zich - net als bij García Márquez, waar de dictator al vijf generaties aan het bewind is - aan tijd en ruimte: ‘Hij wordt geroepen om een leger te bevrijden. Een volk maakte hij ervan. Het leger had zichzelf bevrijd. Het volk bleef ongewapend. Hij wordt bezield om een revolutie te leiden. Hij maakte er een koude-oorlog van. Jaren eerder was de revolutie begonnen. De gevallenen werden de Nationale Symbolen. De Overlevenden dreigden achter de grenzen. Langzaam maar zeker laat iedere spiegel de vijand zien.’
| |
Techniek
Astrid Roemer hanteert in dit fragment - en dat gebeurt eveneens in ander proza - opmerkelijk veel verschillende werkwoordstijden. Ook dit geeft een duidelijke indicatie van het niet-objectief-realistische karakter van het werk. De dialogen zijn bijna altijd in niet alledaagse taal gesteld: ‘Oudejaarsluchten geconcentreerd als schaduwen vervuilen de kamers’ (De Orde van de Dag, p. 21).
| |
Thematiek / Ontwikkeling
De thematiek van Roemers proza van na 1982 reikt verder dan de problematiek van migranten. Deze laatste is hooguit nog een onderdeel van een algemeen-menselijke probleemstelling. Niettemin zijn ook alle motieven die typerend kunnen heten voor de immigrantensituatie in haar werk aanwezig. De vroege roman Neem mij terug Suriname (1974) - herschreven tot Nergens ergens (1983) - is zelfs een typische migrantenro- | |
| |
man. Ook in die zin is hij ‘traditioneel’ dat hij chronologisch verteld is en in flash-backs het verleden oproept. De roman draait om de Surinamer Benny die naar Nederland komt, vanwege zijn donkere huidskleur geen werk vindt en aan de zelfkant van de maatschappij zich materieel en emotioneel staande probeert te houden. Alle bekende migrantenmotieven zijn in het boek verwerkt: racisme, discriminatie, ontheemding, de kilte van Hollanders, de verslavende werking van welvaart, de wijze waarop mensen veranderen (Benny ontdekt dat zijn vriend Arti homofiel is en vindt in hem niets meer terug van de vriend van vroeger). Maar uiteindelijk draait ook deze roman om het zoeken naar liefde en geluk door mensen van verschillende etnische samenstelling (in dit laatste onderscheidt het werk van Roemer zich duidelijk van dat van bijvoorbeeld Edgar Cairo). Benny weet dat hij zijn geluk slechts vindt bij de geliefde in Suriname.
| |
Traditie / Verwantschap
Ook de novelle Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve... (1976) draait om de liefde, zij het nu in een puur Surinaamse setting. Een lotenverkoper wint met een niet-verkocht lot de 100.000, maar de ratten blijken het opgevreten te hebben en uit schaamte verdrinkt de man zich. Zijn vrouw realiseert zich dat ze hem ook zonder zijn rijkdom graag terug zou willen hebben. Dat het hier om een sociaal drama gaat-de zoon is werkloos, de vrouw heeft olifantsbenen - moge duidelijk zijn; door een sobere wijze van beschrijven wordt het verhaal echter niet larmoyant. Naar thematiek zijn Roemers vroege boeken verwant aan het proza van andere Surinaamse schrijvers: Neem mij terug Suriname met Het paradijs van Oranje (1973) van Bea Vianen en het zoeken naar vrijheid in Over de gekte van een vrouw met Vianens Sarnami, hai (1969). Het vinden van een harmonieuze modus in de wirwar van etnische verhoudingen is ook in Leo Ferriers Atman (1968) en in Proejkonijn (1985) van Paul Marlee terug te vinden.
| |
Stijl
Visie op de wereld / Kunstopvatting
Techniek
Roemers stijl wijkt echter volstrekt af van die van de drie genoemden. Om de essentie van het menselijke op het spoor te komen maakt Roemer gebruik van de metafoor. Het gaat haar niet om een exacte realistisch-afbeeldende invulling van het handelingsgebeuren, maar om een herordening van alle empi- | |
| |
rische ervaringen. Omdat de metafoor het concrete overstijgt, is zij beter geschikt het algemeen-menselijke tót uitdrukking te brengen. De werkelijkheid is bij Roemer dus sterk subjectief gekleurd. Het ‘mijn-zelf’ - waarmee zij bedoelt ‘de leefkracht, de voelkracht, de droomkracht, de denkkracht achter alles wat er aan immaterieel produkt uit mij komt’ (Lust & Gratie, lente 1991) - zet de empirische ervaringen om in een nieuwe ‘fictieve’ werkelijkheid. Zo wil Roemer de werkelijkheid van de lezer herordenen. Metaforen noemt zij dan ook ‘communicatiestructuren’. Alle middelen wendt zij aan om tot de wereld van de lezers door te dringen. In ‘Het chocolade manifest’ stelt zij naar herijking van de woorden te zoeken om die van hun racistische ladingen te ontdoen. Zij doorbreekt bewust de conventies van stijl, beeldvorming, karakteruitbeelding, plot, structuur en daarmee ook de traditionele noties van epiek, lyriek en dramatiek. Zij waagt het een beroep te doen op de ontvankelijkheid van de lezer voor metaforen en symbolen. Vooral symbolen die staan voor vrouwelijke kracht, vruchtbaarheid, zelfrealisatie en vertroosting (bloed, water, spiegels, bloemen) duiken frequent op.
| |
Relatie leven/werk
Voor intimi is het niet moeilijk in het werk van Astrid Roemer autobiografische elementen te herkennen. Toch zal het duidelijk zijn dat die niet van wezenlijk belang zijn. Het gaat Roemer juist om datgene wat zich onttrekt aan het specifieke. Over Over de gekte van een vrouw merkte zij op: ‘De feiten van het boek zijn niet autobiografisch. Maar de emoties erin zijn wel van mij. Het is een verhaal van mijn emotionele proces.’
| |
Stijl
Roemer gaat pathetiek niet uit de weg: ‘Daarna huilden zij alle drie, hartverscheurend als oude wolven in een winters bos.’ Vaak is haar verweten niet helder te schrijven. Het heeft er veel van weg dat beeld en object in haar metaforen een eigen leven leiden: ‘[Hij leek] een ongepolijste projektie’, of: ‘een blik die dodelijk was als de dichtheid van de maan’.
| |
Verwantschap / Stijl
In zijn meerduidigheid kan Roemers werk gerekend worden tot de ‘écriture feminine’; lineariteit, eenduidigheid en chronologie wijst zij als mannelijk van de hand. ‘Juist hiermee begint de feministiese aktiviteit van het vrouwelijk schrijven: geef de vorm vrij!’ roept Roemer de vrouwelijke auteurs op (Katiff 27).
| |
| |
Op lexicaal niveau doet zij dit zelf door woorden te ontlenen aan het Sranan en Surinaams-Nederlands, of door - zoals in het stuk Lijf eigenen (1985) - een dichterlijke tekst plotseling te doorbreken met alledaagse taal.
| |
Verwantschap
Deze stijl lijkt overigens zeker in één geval school gemaakt te hebben: Joanna Werners toont met haar romans Droomhuid (1987) en Zuigend moeras (1989) duidelijk door Roemer beïnvloed te zijn.
| |
Stijl
Ontwikkeling
Expressie is bij Roemer ook in geschreven werk essentieel. Een tijd lang maakte zij gebruik van alle denkbare typografische middelen. In Over de gekte van een vrouw gebruikt zij een lettertype in romein en cursief, laat zij hele pagina's in kapitaal afdrukken, hanteert nog een tweede lettertype en gebruikt veelvuldig uitroeptekens. In de dichtbundel En Wat Dan Nog?! hanteert zij dezelfde typografische middelen en laat zij alle woorden van sommige gedichten beginnen met kapitalen. Hier geldt ook dat Roemer de gedichten - benoemd als ‘liederatuur’ - aan wil laten sluiten bij de orale uitdrukkingsvorm ervan. In recenter werk, alsook in herdrukken van oudere boeken, is echter een aanzienlijke versobering opgetreden.
| |
Thematiek
Niet in alle door haar gehanteerde genres geeft Roemer een meerduidig werkelijkheidsbeeld. Eenduidig in zijn boodschap is het theaterstuk De zak van Santa Claus (1983), waarin het ridicule beeld van de zwarte mens zoals geprojecteerd in Zwarte Piet op de korrel genomen wordt; het ritueel van geven en nemen krijgt een plaats binnen het kader van wereldwijde kapitalistische uitbuiting. Haar anti-imperialistische houding heeft Roemer het meest direct naar buiten gebracht in lezingen, columns en essays over Suriname en in haar hoorspel De buiksluiter (1981). De columns in Oost West Holland Best (1989) tonen Roemer als een scherp observator van gemakkelijk over het hoofd te ziene details. Raak weet zij neer te zetten hoe bijvoorbeeld een toiletjuffrouw en enkele treinconducteurs de zwarte ziel weten te vertrappen.
| |
Techniek
Thematiek
Veel van Roemers poëzieteksten zijn glashelder, omdat zij zich graag bedient van de liedvorm. Sasa mijn actuele zijn (1970) kan aangemerkt worden als een bundel nationalistische jeugdverzen in het Nederlands en Sranantongo. Het is een bundel over
| |
| |
het beleven van de négritude, dat niet los gezien kan worden van de Surinaamse geschiedenis. Twee elementen zullen uit deze debuutbundel altijd belangrijk blijven: Roemers preoccupatie ligt primair bij de creoolse groep en - kosmopoliet of niet - zij staat achter het nationalistische ideeëngoed van R. Dobru. Aan een schematisering van verhoudingen kon zij zich in haar debuutbundel niet onttrekken; haat was er tastbaar in aanwezig. Doordat weinig taal over korte regels uitgesmeerd werd, kregen de woorden een onevenredig zwaar gewicht.
| |
Ontwikkeling
Verwantschap
Tussen Sasa en Roemers latere dichtbundels loopt een duidelijke scheidslijn: de taalexploraties zijn gigantisch uitgebreid en de stem van de migrant is gaan spreken. En Wat Dan Nog?! (1985) is zelfs een bijzonder grillige bundel: Roemer bespeelt er verschillende registers van emotie, met uiteenlopende wijzen om die te verwoorden: ironisch, sarcastisch, gevoelig, sentimenteel, zakelijk, sober, barok. In de combinatie van barokke beeldspraak en liedvorm doet En Wat Dan Nog?! denken aan de bundel Furie (1981) van Elly de Waard. Soms echter loopt Roemer te veel met haar taalvondsten te koop en lijken de gedichten rond één regel of taalinval geschreven te zijn.
| |
Thematiek
De poëzie in NoordzeeBlues (1985) lijdt niet aan dit euvel en is veel afgewogener en subtieler. Bijna alle bekende migrantenthemata worden aangesneden, plus een handvol andere (onafhankelijkheid van de vrouw, christelijk mededogen, maar ook de wil om zich aan het christendom te onttrekken). Prachtig is het gedicht dat opent met de strofe:
wend niet het gezicht af - mijn moeder
ook ik ben stukgewaaid maar
afstand krimpt en er is geen ruimte zonder jou
| |
Traditie
In NoordzeeBlues staan gedichten die tot het beste behoren wat de Surinaamse migrantenpoëzie heeft opgeleverd. Met haar generatiegenoten Edgar Cairo en Jit Narain heeft Roemer voor een volwaardige opvolging gezorgd van de generatie Leo Ferrier-Bea Vianen.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
In Suriname behoort Neem mij terug Suriname tot de meest gelezen boeken, maar haar later in Nederland uitgegeven werken zijn er aanzienlijk minder populair. Dat zij niet eenduidig stelling neemt tegen Bouterse en het militarisme in Suriname, is haar door nogal wat Surinamers niet in dank afgenomen. Het Succes in Nederland begon voor Roemer met Over de gekte van een vrouw, dat in de golf van feministische literatuur in de jaren tachtig in meer dan 40.000 exemplaren over de toonbank ging. Levenslang gedicht, dat artistiek veel pretentieuzer is, werd daarentegen maar moeizaam verkocht.
| |
Kritiek
De vaste critici van de landelijke dag- en weekbladen hebben weinig of geen aandacht besteed aan het werk van Astrid Roemer. Onder de andere recensenten hebben haar boeken, met uitzondering van de novelle Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve..., volstrekt tegenstrijdige opinies opgeroepen. Het vroege werk noemde Paul Marlee ‘soep met balletjes’, maar bij het latere werk heeft het er veel van weg dat er nauwelijks een middenweg meer is tussen complete verguizing en absolute adoratie. Over de gekte van een vrouw zag Rabin Gangadin als een nieuwe aanloop voor de Surinaamse literatuur, maar Jos de Roo en Ab Visser maakten het boek met de grond gelijk. Levenslang gedicht werd een meesterwerk gevonden (Den Boef, De Roo, Rutgers) of volkomen weggeschreven (Raat in de Volkskrant).
| |
Thematiek
Met het werk dat in de jaren negentig verscheen nam de waardering voor Roemers werk toe. Dat bleek al uit de persreacties op het toneelstuk Dichter bij mij schreeuw ik (1991), waarin de delicate verhouding tussen liefde en vrijheid en de culturele verschillen als struikelblokken op de weg naar een probleemloze relatie werden geënsceneerd. In het stuk treden drie personen op: een mulattin van Antilliaanse origine, een Nederlandse man en een lesbische Surinaamse schrijfster, die zeer betrokken is bij het roots-gebeuren (ze heet dan ook: Niger). De verhoudingen tussen deze drie personen worden telkens anders uitgelicht: heteroseksueel, homoseksueel, overspelig, trouw, plichtmatig, egoïstisch, verwijlend, hatelijk en grof kwetsend. Roemer suggereert sterk dat de schrijfster Niger gemodelleerd is naar haarzelf: ze spreekt soms in echt ‘Roemerse’ zinnen als ‘in jou heerst
| |
| |
diepe duisternis/ het licht hebben wij vastgehouden’ en de werken van Niger dragen de titels van Roemers werken.
| |
Ontwikkeling
De romantrilogie die Astrid Roemer in de laatste jaren van de twintigste eeuw publiceerde - en die in 2001 in één band verscheen onder de overkoepelende titel Roemers drieling - wordt algemeen erkend als het magnum opus van de auteur. Opnieuw is er sprake van een doorbreking van veel patronen van de klassieke roman. Een reconstructie van de inhoud maakt de complexe samenhang van de drie delen inzichtelijk.
| |
Thematiek
De hoofdpersoon van de roman Gewaagd leven (1996) is de tiener Onno Mus. Het palindroom van zijn voornaam is veelbetekenend voor de gesloten wereld waarin hij leeft. Die wereld moet koste wat kost ontvlucht worden. Zijn vader is de incarnatie van alles wat slecht, aangetast en corrupt is. Hij mishandelt vrouw en kinderen en heeft een buitenvrouw en buitenechtelijke kinderen. In zijn optreden is hij ongeloofwaardig en opportunistisch, hij engageert zich met de militaire machthebbers en praat hun moorden goed onder verwijzing naar het leed in de koloniale tijd. Uiteindelijk raakt hij ook betrokken in drugszaken. Onno's moeder verzet zich wel, vlucht ook een tijd naar Nederland, maar is uiteindelijk degene die zich conformeert en zich, met het geld dat haar man haar geeft, schikt in haar lot. Met zijn oudere broer heeft Onno aanvankelijk een hechte relatie, maar de broer treedt steeds sterker in de voetsporen van zijn vader, terwijl zijn jongere zusje met een soldaat aanpapt. Onno sluit zich op in zichzelf, praat zelfs een aantal maanden in het geheel niet. Hij droomt ervan zijn afgesloten wereld te ontvluchten: als astronaut, maar ook door zich te richten op de scholen in Nederland. Een kernpassage in het boek is die waarin hij zich aan de wereld van zijn vader ontrukt, als hij zijn impuls hem te vermoorden op het allerlaatste moment weerstaat.
| |
Visie op de wereld
De roman is gesitueerd aan het einde van de jaren tachtig in Suriname, tegen het decor van een hard optredende militaire dictatuur, een binnenlandse oorlog en een maatschappij die in economische malaise wegzakt en waar ten opzichte van de koloniale tijd alleen de rollen verwisseld lijken: ‘Onze mannen lijken intussen sprekend op de kolonialen die gebiologeerd door eigenbelang ongevoelig zijn geworden voor de nood van ande- | |
| |
ren. Onze vrouwen passen precies in de voetafdrukken van de huisslaven van vroeger: bevoorrecht, werklustig, vertrouwd, boosaardig.’
| |
Techniek
Geleidelijk aan krijgt de lezer zicht op het ongeluk dat zijn zware schaduw over de ambitieuze Onno Mus heeft gegooid. Zijn broer heeft met zijn jeep een dodelijk ongeval veroorzaakt. Onno meent dat hij daar de schuld van draagt, maar dat wordt de lezer pas geleidelijk aan onthuld. In de compositie van het boek gebeurt dat in negen verhalen, afgewisseld met ‘Berichten’ die (soms fictionele) citaten uit geschiedenisboeken, filosofische werken en kranten geven, en ‘Gesprekken’, monologen in de ikvorm van Ondo gericht aan zijn broer die in de cel zit.
Gewaagd leven legt de oorzaak van het falen van de samenleving vooral bij de creoolse man. De roman is het verhaal van een jeugd die van alle zijden ingekapseld wordt, zich te weer moet stellen tegen het corrumperen van haar idealen en uitwegen zoekt in dromen buiten de grenzen van het land, de wereld of zelfs het menselijk bestaan: Onno's droom van een astronaut lijkt niet erg realistisch en een tijdlang loopt hij zelfs met zelfmoordplannen rond. Roemer ziet weinig idealen weggelegd voor het jonge Suriname. In geen enkel eerder boek was zij zo ongenadig voor de Surinaamse machthebbers.
| |
Stijl
Gewaagd leven is toegankelijker dan de voorgaande roman, Levenslang gedicht, maar Roemer blijft haar stijl trouw. Haar taal is vol metaforen, dialogen zien eruit als poëzieteksten, vele bijwoorden sturen de gezegdes en binnen de zinnen wisselt zij voortdurend van onvoltooid verleden naar onvoltooid tegenwoordige tijd. Misschien heeft zij iets van de grotere dynamiek in de uitspraak van het Nederlands in Suriname willen oproepen door veelvuldig woorden te gebruiken als ‘uitbarsten’, ‘duizelingwekkend’, ‘beeldenstorm’, ‘sprakeloosheid’, ‘aan de grond nagelen’, ‘afgevreten’, ‘monddood’, ‘genadeloos’; ‘het bloed van een gemartelde dag dat een spoor trok naar een dodelijk vonnis’. Zij drukt lezers voortdurend met de neus op de conventies van de taal, door betekenisvolle verschuivingen in uitdrukkingen aan te brengen: ‘je haalt mij de gedachte uit het hart’. Met een bijzondere gevoeligheid voor het Surinaams-eigene zet Roemer de Surinaamse maatschappij neer, zoals in de
| |
| |
belangrijke positie die de grootmoeder krijgt toebedeeld in het familieleven, een vrouw die door de jongen wordt bekeken alsof hij Roemer zelf beschrijft: ‘een beetje god, een stukje mens, een beetje vrouw, een beetje man, een beetje moeder, een stukje vader. Een beetje oud. Een beetje jong. Heleboel eigen en toch vreemd.’
| |
Thematiek
Met het optreden van Onno en zijn vader MM (Michael Mus) haakt de roman Lijken op Liefde (1997) in op Gewaagd leven. De laatste roman eindigde met de dood van een niet bij name genoemde man, die in Lijken op Liefde de sleutelfiguur Onno Sewa blijkt te zijn (maar die overigens niet als handelende verhaalfiguur optreedt). Het gezichtspunt ligt nu niet bij de jongen Onno Mus, maar bij de vrouw Cora Sewa, en de historische tijd valt na de verschijning van de roman: in 1998 en 1999. Zestien jaar eerder is een moord gepleegd op een zwangere vrouw. Deze An Andijk blijkt de buitenvrouw te zijn geweest van de invloedrijke diplomaat Cor Crommeling. Cora en haar man, de natuurgenezer Herman Sewa, zijn door hem opgeroepen voor het afleggen van het lichaam en het wegwerken van sporen, en Crommeling stort bij wijze van zwijggeld een grote som op een rekening. Cora krijgt de beschikking over de sleutel van de kluis van Andijk in Nederland. De opbouw van het boek volgt de reis van Cora Sewa, in Nederland, Londen, Miami, op Curaçao en in Suriname, en tijdens die reis wordt in flashbacks het verleden opgeroepen, een secuur uitgewerkt relaas van de achtergronden en onderlinge betrekkingen van alle protagonisten. De vraag is natuurlijk wie An Andijk vermoord heeft en als in een thriller krijgt de lezer steeds meer stukjes informatie aangeleverd, die het verhaal steeds complexer maken. Verdachte is allereerst de man bij wie zij als privé-secretaresse werkte en die haar zwanger maakte, Cor Crommeling. Dan zijn er zijn jaloerse echtgenote, verder de ‘bloedbroeder’ en jeugdvriend van Michael Mus, Onno Sewa, en nog een duistere figuur uit Costa Rica. In een tweede verhaallijn wordt het proces gevolgd dat tegen het einde van de eeuw plaatsvindt tegen de schuldigen aan de decembermoorden. De bloedige ingreep van de revolutie wordt met een abortus vergeleken, en abortus - door het boek heen misschien wel
het belangrijkste motief - speelt ook een belang- | |
| |
rijke rol tijdens het proces. Natuurgenezer Herman Sewa - Crommelings vrouw noemt hem spottend bonuman (wintigenezer) - treedt als getuige à decharge voor de sergeanten op: hij heeft hen vóór de revolutie van amuletten voorzien. Maar tijdens het proces worden de geëxecuteerden van december '82 zélf beschuldigd van de kindermoord die Herman Sewa door abortus heeft gepleegd. De procesgang eindigt in chaos als Michael Mus en Crommeling de opperrechter - zoon van Crommeling - onder druk zetten: hij had een incestueuze relatie met zijn moeder en heeft evenmin als de anderen schone handen. ‘Surinamers koriden het jaar tweeduizend ondanks hun inspanningen niet verschoond van de geschiedenis ingaan.’
| |
Techniek
Hiermee is slechts in grove trekken de intrige van de roman weergegeven, waarvan bovendien verschillende verhaallijnen pas in het laatste deel van de trilogie worden afgehecht. De verwevenheid van karakterpsychologie, motieven en handelingen is zeer hecht en de karakters zijn minutieus uitgewerkt. De reis van Cora naar verschillende landen is ook een zelfonderzoek en een bezinning op haar relatie met Herman Sewa. Zij heeft vrede met hun kinderloze huwelijk, omdat Herman al genoeg kinderen ter wereld laat komen; wanneer zij verneemt van Hermans aborteurspraktijken, schudt haar wereld dan ook op zijn grondvesten.
| |
Kunstopvatting
Drie historische gebeurtenissen spelen in het boek een belangrijke rol: uiteraard de militaire coup van 1980 tot en met de decembermoorden van 1982. Voorts het Killinger-complot, de door de Hongaar Vaclav Killinger beraamde staatsgreep uit 1911, die voor Michael Mus van dezelfde geest tot verandering getuigde als de militaire coup van 1980. En dan het complot in de jaren vijftig om de charismatische volksleider Jopie Pengel te vermoorden, een complot dat in de roman verijdeld is door toedoen van Cor Crommeling. Pengels naam wordt overigens evenmin als die van Bouterse genoemd, omdat Roemer er op uit is archetypen in haar fictieve verhaal te creëren en geen portretten van historische figuren.
| |
Techniek
Vele motieven uit de Surinaamse literatuur keren ook bij Astrid Roemer terug, maar zij geeft er een totaal andere gedaante aan. De raciale vooroordelen schetst zij in de wijze waarop er wordt
| |
| |
aangekeken tegen Cora Sewa, zelf een dochter uit een dogla-huwelijk (een etnisch gemengd huwelijk), die met een echte neger uit het district Para huwt. Twee vormen van discriminatie zien we in het relaas van het van Trinidad afkomstige kamermeisje Suzan in Londen en in de wijze waarop er wordt aangekeken tegen de twee bloedbroeders Michael Mus en Onno Sewa (beiden nakomelingen van boeroes - Nederlandse immigrant-boeren). De koloniale geschiedenis en de hebi's (trauma's) die daarvan het gevolg waren, resoneren in vele passages mee. Als motief is voorts opvallend de gedetailleerde doorwerking van de winticultuur, die natuurlijk vooral in de handelingen van Herman Sewa reliëf krijgt. Hij, geworteld in de ‘diepe’ cultuur van de Para, is bijna een ‘creolenhater’ geworden, doordat hij werd opgescheept met de gevolgen van de seksuele fratsen van de stadscreolen; al de vuiligheid van de stadsmensen is aan hem blijven hangen als het rood van het bauxiet aan de mijnwerkers en de stank van vis aan de vissers, zegt hij.
| |
Visie op de wereld
Evenmin als in Gewaagd leven ontplooit Astrid Roemer een optimistische kijk op het Suriname van na het militarisme. Het gaat haar erom dat de dingen uiteindelijk een plaats krijgen - en door de opvallende historische tijd neemt zij al een voorschot op de toekomst:
Ook al geloofden de dorpelingen van plantage-Jericho dat het verleden nog te beïnvloeden is, zij bleef ervan overtuigd dat de tijd was uitgevonden om mensen een toekomst en een verleden te geven om in het heden te kunnen denken.
Het boek eindigt met een van de zes in de ikvorm geschreven brieven die Cora aan haar man schrijft. Zij maakt de definitieve balans op. Herman had voor zichzelf al eerder uitgemaakt dat de decembermoorden, net als de branden in de slaventijd, in het verleden lagen en nooit hersteld konden worden:
Het kwaad dat was gezaaid, gegroeid, geoogst in de eeuw van de slavernij. Herman had er recht en helder over gesproken. Er waren gedurende driehonderd jaar dingen gebeurd die zo geladen waren met wreedheid dat er minstens negen generaties nodig zijn om de sporen van de wreedheid overal uit te wissen.
| |
| |
Die historische dimensie in de roman is van wezenlijk belang: het falen van de republiek Suriname heeft zijn wortels in het verleden. Els Moor stelde dat het voorkomen van sterk symbolisch geladen motieven bij Roemer, als het sterven van de moederfiguur aan kanker (voor het eerst in De wereld heeft gezicht verloren uit 1975), abortus, moord, zelfmoord en zwakzinnigheid ‘kunnen verwijzen naar de zwaarte van het menselijk bestaan en in het bijzonder naar het moeilijke lot van gedekoloniseerde landen op weg naar een werkelijke onafhankelijkheid.’ Een collectieve afrekening met het kwaad blijkt onmogelijk. En Cora lijkt zich bij die opvatting aan te sluiten en te beseffen dat het enige wat in het individuele leven de balans nog kan herstellen, de persoonlijke gewetensnood is. Zij sluit af met een innige liefdesbetuiging; een nieuwe toekomst rest er enkel en alleen in het teken van de onvoorwaardelijke liefde. Voor het motto van Dilthey dat aan Gewaagd leven voorafgaat en waarin hij zegt dat het individu slechts het genot van de totaliteit van de natuur bewust kan zijn wanneer het de geesten van het verleden in zich verzamelt, is in Lijken op Liefde een motto van Emmanuel Levinas in de plaats gekomen: het Ik wordt op raadselachtige wijze door het Oneindige bestierd vanuit de ander, keert terug ‘zoals de anderen’ en heeft zich ook te bekommeren om ‘ander te worden net als de anderen’.
| |
Thematiek
Het laatste deel van de trilogie, Was Getekend (1999), speelt zich voor een deel vroeger af dan de andere twee romans: van de jaren zestig tot de jaren tachtig. Hoofdpersoon is een man met de merkwaardige naam Pedrick de Derde Abracadabra, roepnaam Ilya. Zijn herkomst is onduidelijk; hij is opgevoed door pleegouders, een Nederlandse vrouw en een vader die is geboren uit de relatie van een zeeman uit Boston en een bosnegermeisje. Pedrick trouwt met de verpleegster Sofia (zus van Michael Mus), maar het huwelijk is geen succes: zij vertrekt met hun twee kinderen naar Nederland, net als eerder zijn eerste grote geliefde. Pedrick trekt zich nog meer terug op het Perceel, een stuk land dat zijn pleegouders voor hem hebben gepacht en waar hij het regenwoud ontgint om er kostgrondjes en visvijvers aan te leggen. De afstand tot Paramaribo weerspiegelt ook zijn weigering om in politieke netwerken verzeild te raken.
| |
| |
| |
Kritiek
In Was Getekend wordt eindelijk ook Onno Sewa als handelend romanpersonage geïntroduceerd. Hij blijkt door druggebruik aan zijn einde te zijn gekomen, terwijl An Andijk vermoord blijkt te zijn door mevrouw Crommeling. Toch vormt niet de dood van deze twee mensen de kern van de geschiedenis, maar de visie die Roemer geeft op de inbreng van alle protagonisten, die allemaal op een of andere wijze schuld hebben aan het gebeurde. Den Boef meent dat de enigszins schimmige Michael Mus het eigenlijke hoofdpersonage van de trilogie is: ‘De regelaar, de man die vuile handen maakt, de man die geen identiteit heeft.’ Den Boef spreekt daarom ook van ‘het schuldige Suriname’ en meent dat de auteur steeds ‘minder positief over de mogelijkheden van Suriname’ is gaan schrijven. Dat lijkt te stroken met een motiefanalyse die Joan Vaseur-Rellum maakte en waaruit zij concludeerde dat het motief van de vondeling bij Roemer wijst in de richting van een jong, niet levensvatbaar land. Els Moor meent dat Roemer juist met de laatste roman een hoopvol perspectief op Suriname heeft ontplooid. Zij ontwaart een belangrijke aanwijzing voor Roemers visie in het feit dat Pedrick aanvankelijk niet wil accepteren dat hij waarschijnlijk een kind is van melaatse uitgestotenen, maar dat hij die melaatsheid accepteert omdat die geen vloek inhoudt en omdat melaatsen geen ballingen zijn, zoals al de mensen om hem heen die de wijk nemen naar Nederland. Els Moor schreef daarover:
Lepra past in het patroon van ‘erfzonde’, ‘kunu’, ‘schuld’ en andere lasten die mensen vanuit het verleden of vanuit hun cultuur met zich mee dragen. Het afrekenen met de doem van de lepra past in Pedricks persoonlijke vrijheidsstrijd. Hij blijft dicht bij de zee wonen, maar hoeft er niet zo nodig over. Wellicht draagt deze romanfiguur sporen van Astrid Roemer zelf, die als migrant al meer dan dertig jaar bezig moet zijn met een dergelijk proces van zelfbevrijding.
Nog altijd waren er recensenten die zich stoorden aan de overdaad aan beeldspraak in Roemers taal, maar men constateerde ook dat Roemer, zonder concessies te doen aan haar eigen taal, toegankelijker was gaan schrijven. Aleid Truijens noemde Lijken op Liefde ‘loodzwaar maar ondogmatisch, een wonderlijke combinatie’. Algemeen oordeelde men dat de traumatische moder- | |
| |
ne geschiedenis van Suriname nooit eerder met een diepgang als in deze trilogie in beeld was gebracht.
| |
Thematiek
Na de grote aandacht in de pers die Roemer met haar trilogie op zich had weten te vestigen, ontsnapte de novelle Rosa (2001) opmerkelijk genoeg aan het zicht van de literaire kritiek - mogelijk omdat het boek bij een marginale uitgeverij verscheen. In de novelle onderneemt Abel Bartels een zoektocht naar zijn exvriendin Rosa die verdwenen is. Zij is ‘een gepigmenteerd mens’ uit een familie van moslims die zich hebben aangesloten bij de mormonen. Door Rosa is Abel vervreemd geraakt van zijn vader, die een hekel heeft aan buitenlanders en actief is in een racistische organisatie, de Thuler Groep. In een lang gesprek onthult Abels jeugdvriend Evert dat hij vroeger op school is misbruikt. Ook hij heeft zich van zijn vader verwijderd, omdat deze hem niet als homofiel accepteerde. De vrienden besluiten samen actie te ondernemen; de man die Evert misbruikte blijkt verantwoordelijk voor haar verdwijning. Zowel door de stijl als door wat er over de twee jeugdvrienden gezegd wordt, laat de schrijfster de rollen van de twee voortdurend verwisselen. Uiteindelijk blijkt dat vader Bartels Rosa alleen maar heeft afgewezen om haar te beschermen tegen de moorddadige Thuler Groep. In den Nederlandse samenleving waarin niet weinigen buitenlanders stigmatiseren, droeg Roemer eens te meer de boodschap uit dat de werkelijkheid niet is wat zij lijkt te zijn.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Een aantal niet-fictionele teksten is opgenomen in de bibliografie van het tijdschrift OSO, jrg. 9, nr. 2, december 1990, pp. 120-121.
Zamani, Sasa. Mijn actuele zijn. Paramaribo 1970, Eigen beheer, GB. |
Astrid Roemer, Neem mij terug Suriname. Paramaribo 1974, Offsetdrukkerij Algemeen Bureau voor de Statistiek, R. (verschenen in diverse edities met verschillende omslagen; 2e druk Den Haag 1975, Pressag BV; geheel omgewerkt tot Nergens ergens) |
Astrid Roemer, De wereld heeft gezicht verloren. Expressionistische essay. 's-Gravenhage 1975, Pressag BV, N. (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve... Zoetermeer 1976, Z & Co., N. (2e druk Schoorl 1987, Conserve, Conserve's Novellenreeks nr. 5) (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Een karikatuur van de Surinaamse literatuur of hoe de Surinaamse auteurs uitsterven. In: Bzzlletin, jrg. 5, nr. 40, november 1976, pp. 31-33 of 19-21, E. (een deel van dit Bzzlletin-nummer verscheen als afzonderlijke uitgave onder de titel Suriname verwoordt, Den Haag 1976, BZZTôH teater/NOVIB) |
Astrid H. Roemer, Een karikatuur van de Surinaamse literatuur of hoe Surinaamse auteurs overleven. In: OSO, jrg. 1, nr. 1 (nieuwe serie), mei 1982, pp. 32-38, E. (nieuwe bewerking van het essay uit Bzzlletin 1976) |
Astrid Roemer, Over de gekte van een vrouw. Een fragmentarische biografie. Haarlem 1982, In de Knipscheer, R. (3e druk Amsterdam 1988, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboeken 17) |
Astrid H. Roemer, De Neger in een zoen of: Het chocolade manifest (IVe Internationale Vrouwenfestival, Amsterdam 1982) In: Adek, jrg. 9, nr. 13, oktober 1982, pp. 10-12, E. |
Astrid Roemer, Nergens ergens. Roman. Haarlem 1983, In de Knipscheer, R. (2e herziene druk 1984; 3e druk Amsterdam 1987, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboeken 44) |
Astrid Roemer, Paramaribo! Paramaribo! In: Chiel Kattenbelt, Frans Bosboom & Wil Hildebrand, Bruin Brood en Spelen; Paramaribo! Paramaribo! Een onderzoeksverslag. Utrecht 1983, Instituut voor Theaterwetenschap, pp. 186-224, T. |
Astrid Roemer, De Orde Van De Dag. Utrecht 1984, Veen, T. |
Astrid H. Roemer, Bij de Platte Brug. In: Geluiden/Opo sten. Een bloemlezing proza en poëzie van Surinaamse auteurs in Nederland. Onder redactie van G. Ashruf e.a. Utrecht/Nieuwegein 1984, Stichting Landelijke Federatie van Welzijnsorganisaties voor Surinamers in Nederland/Stichting Basispers, pp. 26-28, V. |
| |
| |
Astrid Roemer, De Noodtoestand. In: idem, pp. 57-64, V. |
Astrid Roemer, Holland doet pijn. In: Henk Jan Gortzak, Jere mi/‘Luister naar mij’. Een boekje over Surinaams toneel in Nederland bij de film ‘Tussen twee vuren’. Den Haag 1984, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, pp. 51-52, E. |
Astrid Roemer, En Wat Dan Nog?! Liederatuur. [Amsterdam] 1985, Lesbische Uitgeverij Furie, GB. |
Astrid Roemer, Het vrouwelijk schrijven. Een zaak van levensbelang. In: Katijf, nr. 27, 1985, pp. 12-15, E. |
Astrid Roemer, Een Vrouw Van Een Man. Willem G. van Maanen, Een Zondagmiddag In Hotel ‘Askanischer Hof’. Tomas Ross, De Kelder. Utrecht/Antwerpen 1985, Veen, T. |
Astrid Roemer, NoordzeeBlues. Liederatuur. Breda 1985, De Geus. GB. |
Astrid Roemer, Niets wat pijn doet maakt gelukkig. Gereconstrueerde dagboekaantekeningen. In: Wie weegt de woorden. De auteur en haar werk. Samengesteld door Anja Meulenbelt. Amsterdam 1985, Feministische Uitgeverij Sara, pp. 75-88, D.(fragmenten). |
Astrid Roemer, Clotho. In: Boosaardig. Oorspronkelijke griezelverhalen. Bijeengebracht en van een inleiding voorzien door Robert-Henk Zuidinga. Amsterdam 1986, Sijthoff, pp. 207-219. |
Astrid Roemer, In den beginne was het woord en daarna analfabeten: over de macht van literatuur. In: Wending, jrg. 41, nr. 4, 1986, pp. 235-243, E. |
Astrid Roemer, Kind van waarheid en leugen. In: Uit balans. Impressies rond geboorteregeling. Rotterdam 1986, Ad. Donker, pp. 100-110, V. |
Astrid Roemer, De poorten zijn smal, maar vreemdelingen bestaan niet. In: Hans Achterhuis, Liesbeth den Uyl-van Vessem, Awraham Soetendorp e.a., Solidair? Kom nou! Amersfoort/Leuven/Amsterdam, De Horstink/Trouw 1986, pp. 143-148, D. (fragment) |
Astrid Roemer, Literatuur met een stem. In: Lust & Gratie, nr. 11, herfst 1986, pp. 23-27, E. |
Astrid Roemer, Mijn ouders zullen het horen. De moedervleksuite. In: De moedervleksuite. Verhalen van schrijfsters uit de Cariben. Samengesteld door Ineke Phaf. Houten 1987, Het Wereldvenster, pp. 7-25, V. |
Wat Heet Anders. Kinderen zingen interkultureel. Teksten van Astrid Roemer. Haarlem 1987, In de Knipscheer, GB. (tekstcahier bij de gelijknamige grammofoonplaat) |
Astrid Roemer, Levenslang gedicht. Haarlem 1987, In de Knipscheer, R. (2e druk onder de titel Een naam voorde liefde, 1990) |
Astrid Roemer, De Orde van de Dag. Novelle. Schoorl 1988, Conserve, Conserve's Novellenreeks nr. 7, N. (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Maar een struisvogel kan hard lopen, mam. In: Zoveel mannen, zoveel vrouwen.
|
| |
| |
Oorspronkelijke Nederlandse verhalen rond het thema ‘man versus vrouw’. Bijeengebracht en van een inleiding voorzien door Albert Donk. Amsterdam 1988, Sijthoff, V. |
Astrid Roemer, De achtentwintigste dag. Breda 1988, De Geus, Briefboek, N. (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Het Spoor van de Jakhals. Schoorl 1988, Conserve, Conserve's Novellenreeks nr. 9, N. (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Egotrippen en het bekladden van blank papier. In: Op eigen hand. Notities van vrouwen over zichzelf. Samengesteld door Hannemieke Stamperius. Amsterdam 1989, Contact, pp. 125-139, D. (fragment) |
Astrid Roemer, Oost West Holland Best. Columns. Schoorl 1989, Conserve, CB. |
Astrid Roemer, Alles wat gelukkig maakt. Kampen 1989, La Rivière & Voorhoeve, [Briefboek], N. (opgenomen in De wereld heeft gezicht verloren, 1991) |
Astrid Roemer, Lola of het lied van de lente. In: Verhalen van Surinaamse schrijvers. Samengesteld en van een nawoord voorzien door Michiel van Kempen. Amsterdam 1989, De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 694, pp. 181-194, V. |
Astrid Roemer, Een naam voor de liefde. Amsterdam 1990, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboeken 81, R. (herdruk van Levenslang gedicht, 1987) |
Astrid Roemer, Arnold...! In: Literatuur, ziekte en gezondheid. Tien ontmoetingen. Lochem 1990, De Tijdstroom, pp. 81-87, V. |
Astrid Roemer, De erfenis van mijn vader. In: Hoor die tori! Surinaamse vertellingen. Samengesteld en ingeleid door Michiel van Kempen met medewerking van Jan Bongers. Amsterdam 1990, In de Knipscheer, pp. 118-132, V. |
Astrid Roemer, Een witte man als creditcard. Zwarte vrouwen versus witte vrouwen. In: Opzij, jrg. 18, nr. 11, november 1990, pp. 11-17, E. |
Astrid Roemer, Mijn-zelf - de kracht achter alles wat ik onderneem. In: Lust & Gratie, nr. 29, lente 1991, pp. 17-21, E. |
Astrid H. Roemer, Bricolage of: dit is geen wereld van mensen. In: Henna Goudzand & Fré Meijer (redactie), Contrapunten. Mythen in kunst van vrouwen. Een impressie. Amsterdam 1991, Furie, Amazone-reeks [deel I], pp. 29-35, E. |
Astrid Roemer, Dichter Bij Mij Schreeuw Ik. Een Stuk Hemelsblauw. Arnhem 1991. Theater van het Oosten, T. |
Astrid Roemer, De wereld heeft gezicht verloren. Verzamelde novellen. Amsterdam 1991, In de Knipscheer, Globe Pockets 3, NB. (hierin opgenomen licht herziene herdrukken van De wereld heeft gezicht verloren, 1975, Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve..., De Orde van de Dag, Het Spoor van de Jakhals, De achtentwintigste dag en Alles wat gelukkig maakt) |
Astrid H. Roemer, Niets wat pijn doet. Amsterdam 1993, In de Knipscheer, VB. |
| |
| |
Astrid Roemer, Over de hoedanigheid van de herinnering: poëzie van Anna Enquist. In: Mara: tijdschrift voor feminisme en theologie, jrg. 7, nr. 1, september 1993, pp. 56-61, E. |
Astrid Roemer, Koninkrijk der Nederlanden als suikeroom van de Republiek Suriname. In: Privé-Domein van de Surinaamse letteren. Het Surinaamse literatuurbedrijf in egodocumenten en verspreide teksten. Samengesteld, van een inleiding en toelichtingen voorzien door Michiel van Kempen. Paramaribo 1993, Stichting Surinaams Museum/Stichting Volkslectuur, Mededelingen van het Surinaams Museum, nr. 51, pp. 82-90, E. |
Astrid H. Roemer, De Franse Ardennen - Ardennes. Nazomerzon. Langs bergen en langs dalen. In: Schrijfsters fietsen in Frankrijk. Kampen 1993, La Rivière & Voorhoeve, pp. 136-153, Reisverslag. |
Maya Angelou, Bij het gloren van de dag. On the pulse of morning. Gedicht. Uit het Engels vertaald door Astrid Roemer. Breda 1993, De Geus, G. (vert.) |
Astrid Roemer, Over de kikker en de schorpioen. Het vrouwengenootschap. In: Michel Szulc-Krzyzanowski & Michiel van Kempen, Woorden op de westenwind. Surinaamse schrijvers buiten hun land van herkomst. Amsterdam 1994, In de Knipscheer, pp. 146-153, E. |
Het vrolijke meisje. [Op omslag:] Verhalen van vrouwen die putten uit meer dan alleen de Nederlandse cultuur. Samengesteld door Astrid Roemer. Amsterdam 1995, Arena, Bl. |
Astrid H. Roemer, Astrid H. Roemer meets Alice Walker in Amsterdam. In: Callaloo, jrg. 18, nr. 2, 1995, pp. 242-247, E. |
Astrid Roemer, Gewaagd leven. Roman. Amsterdam/Antwerpen 1996, De Arbeiderspers, R. (opgenomen in Roemers drieling, 2001) |
Liesbeth van Hennik, Ik ga. Moeders die hun gezin verlaten. Met een nawoord van Astrid H. Roemer. Utrecht 1996, Scheffers, E. |
Astrid H. Roemer, Maar ik blijf. Bevat de romans Nergens ergens, Over de gekte van een vrouw en Een naam voor de liefde. Amsterdam 1996, Ooievaar, RB. |
Astrid Roemer, Lijken op Liefde. Roman. Amsterdam/Antwerpen 1997, De Arbeiderspers, R. (opgenomen in Roemers drieling, 2001) |
Astrid Roemer, Waar toch ligt de horizon. [Ets] Elsje van Heek. Bredevoort 1997, Galerie Bredevoort, Dichter bij het Beeld 3, GB. |
Astrid H. Roemer & Gerlof Leistra, Suriname. Een gids voor vrienden. Amsterdam/ Antwerpen 1997, De Arbeiderspers, Reisboek. |
Astrid H. Roemer, Was Getekend. Roman. Amsterdam/Antwerpen 1998, De Arbeiderspers, R. (opgenomen in Roemers drieling, 2001) |
Fragmenten uit de multi-culturele workshops verhalend schrijven 1997/1998. Samenstelling A.H. Roemer. Den Haag 1998, Dienst Bibliotheek en Archief, Bl. |
| |
| |
Voetsporen. Gedichten van Amir Afrassiabi, Brigitta Hacham, Akbar Ilbegi, Marianne Littooy, Guilldume Pool, Myra Römer. Samenstelling Astrid H. Roemer, Remco Ekkers. Rotterdam [2000], Dunya, Bl. |
Astrid H. Roemer, Roemers drieling. Romantrilogie. Amsterdam/Antwerpen 2001, De Arbeiderspers, RB. (bevat Gewaagd leven, Lijken op Liefde en Was Getekend) |
Astrid Roemer, Rosa. Rotterdam 2001, Aristos, N. |
Astrid Roemer, ‘Miauw’. 24 nieuwe gedichten. Breda 2001, De Geus, GB. |
Astrid Roemer, The face of the Mesquaki woman. In: Callaloo, jrg. 24, nr. 4, 2001, pp. 1175-1185, V. |
Astrid Roemer, Rudolph. In: Oorlog. 63 schrijvers over oorlog en vrede. Samengesteld door Ton van Reen. Met een inleiding van Koos van Zomeren. Breda 2001, De Geus, pp. 152-160, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Doctoraalscripties en een aantal artikelen uit welzijnsbladen zijn niet opgenomen. Ze zijn te vindek in: Michiel van Kempen, De Surinaamse literatuur 1970-1985. Een documentatie. Paramaribo 1987.
[Anoniem], Astrid Roemer: ‘Gedichten maken is mijn hobby’. In: De Ware Tijd, 1-10-1969. (interview) |
[Anoniem], Astrid Roemer debuteert met gedichtenbundel. In: De Vrije Stem, 24-6-1970. (over Sasa) |
Andojo, Astrid Roemer voegt juweel bij de litteraire kroon van Suriname. In: Fri Sranan, 4-7-1970. (over Sasa) |
A.J. Morpugo, Zamani - Sasa. In: De Ware Tijd, 25-7-1970. |
Jac. B. Gutterswijk, ‘Neem mij terug Suriname’. In: De West, 3-7-1974. |
Hans Warren, Neem mij terug Suriname. Romandebuut van Astrid Roemer. In: Provinciale Zeeuwsche Courant, 8-5-1976. |
Jos Knipscheer, Surinaamse literatuur krijgt weinig kans. In: De Volkskrant, 18-12-1976. (over Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve...) |
Wim Kuipers, Poëtisch hoorspel van Surinaamse schrijfster Astrid Roemer. In: De Stem, 1-10-1981. (over De buiksluiter) |
Jos de Roo, Mislukte roman van Astrid Roemer. In: Trouw, 29-4-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Hugo Pos, Zwart feminisme en extatische liefde. In: Het Parool, 30-4-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Ab Visser, Autobiografisch, desondanks. In: Leeuwarder Courant, 1-5-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Thomas Verbogt, Mooi en zinvol boek van Astrid Roemer. In: Arnhemsche Courant, 1-5-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Sarah Verroen, Een collectief verleden. In: Het Vaderland, 8-5-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
M.W., Bizarre reis door fantasieland. In: De Waarheid, 13-5-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
J. Nemans, ‘Paramaribo’ muziektheater vol nostalgie. In: Haagsche Courant, 24-5-1982. (over Paramaribo! Paramaribo!) |
Lotta Ruskamp, ‘Paramaribo! Paramaribo! krijgt spontaan applaus. In: Weekkrant Suriname, 29-5 t/m 4-6-1982. |
Rabin Gangadin, Nieuwe aanloop voor een Surinaamse literatuur. In: Hervormd Nederland, 19-6-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Engelien Beker, Over de gekte en vooral de verdrukking. In: De Limburger, 27-7-1982. (over Over de gekte van een vrouw) |
Gharietje Choenni, De gekte van een (Surinaamse) vrouw. In: Serpentine, jrg. 2, nr. 11/12, juli/augustus 1982. |
Henk Egbers, Astrid Roemer en de gekte van een vrouw. In: De Stem, 14-8-1982. (interview) |
Loes de Fauwe, Astrid Roemer ruikt racisten op afstand. In: Het Parool, 2-9-1982. (interview) |
Dirkje Houtman, ‘Discriminatie geen mannenprobleem’. In: Trouw, 10-9-1982. (over Het Chocolade Manifest en Over de gekte van een vrouw) |
Klaas Breunissen, Astrid Roemer: Alle Nederlanders hebben een racistisch bewustzijn. In: Hervormd Nederland, 11-12-1982. (interview) |
Per Justesen, Roemers proza spannend en verrassend. In: Het Parool, 10-3-1983. (over Het leven blijft me maar verrassen) |
Diny Schouten, De grenzen van de menselijke vrijheid. Astrid Roemer en het gestoei met de taal. In: Vrij Nederland, 19-3-1983. (over Over de gekte van een vrouw) |
| |
| |
Thomas Verbogt, ‘Nergens ergens’ van Astrid Roemer haalt niet het vereiste niveau. In: Arnhemse Courant, 11-6-1983. |
Joke Linders-Nouwens, De ontworteling van Surinamers knap verwoord. Astrid Roemer bewijst haar talent in Nergens ergens. In: Haarlems Dagblad, 18-6-1983. |
Fransje Drossaers, ‘De Ware liefde is onvervangbaar’. In: Viva, 8-7-1983. (interview) |
Jan-Hendrik Bakker, Surinaamse blues achter de dijken. In: Rotterdams Nieuwsblad en Haagsche Courant, 22-7-1983. (over Nergens ergens) |
August Hans den Boef, Surinaamse over positie vrouw, zwarte en homoseksueel. Eigen geluid Roemer is een aanwinst. In: De Volkskrant, 2-8-1983. (over Over de gekte van een vrouw) |
Chiel Kattenbelt, Frans Bosboom, Wil Hildebrand, Bruin Brood & Spelen: Paramaribo! Paramaribo! Een onderzoeksverslag. Utrecht 1983. (produktieproces, voorstellingsanalyse en (beperkt) publieksonderzoek) |
Sarah Verroen, Surinaamse schrijfster Astrid Roemer over nieuwe boek: ‘Ik schrijf omdat ik racisme niet accepteer’. In: De Volkskrant, 2-8-1983. (interview) |
Jit Narain, [bespreking van Nergens ergens]. In: OSO, jrg. 2, nr. 2, december 1983, pp. 235-237. |
Leo Geerts, Surinaamse en Antilliaanse literatuur. Enkele voorbeelden. In: Streven, jrg. 51, nr. 4, januari 1984, pp. 336-347. (over Over de gekte van een vrouw en Nergens ergens) |
Roos-Marie Tummers, A. Roemer. In: Vrouwentongen, jrg. 7, nr. 4, mei-juni 1984, pp. 12-15. (interview) |
Ineke Phaf, Vrouwen en literatuur in het Caribisch gebied. In: Mineke Schipper, Ongehoorde woorden. Vrouwen en literatuur in Afrika, de Arabische wereld, Azië, het Caribisch gebied en Latijns-Amerika. Weesp/Den Haag 1984, pp. 183-214. (plaatsing van het oeuvre binnen de Caraïbische vrouwenliteratuur) |
Ineke Phaf, Interview met Astrid Roemer (Suriname). In: idem, pp. 217-226. |
Wim Rutgers, ‘Omdat Niets Bestaat dan Een-Zaam-Heid’. In: Amigoe, 29-6-1984. (over Nergens ergens) |
Fineke van der Veen, Astrid Roemer: ‘Altijd dat hokjes-denken. Hokje lesbisch, hokje zwart.’ In: Homologie, jrg. 6, nr. 4, juli-augustus 1984, pp. 12-13. (interview) |
[Anoniem], Taal als medium voor Surinamerschap. In: De Ware Tijd, 14-8-1984. (verslag van een lezing) |
Henk Figee, Astrid Roemer over haar romans en toneelstukken: ‘Schrijven is slechts fractie van de scheppingsdaad’. In: Utrechts Nieuwsblad, 10-1-1985. (interview) |
Henny van Schaik, Mooie kitsch- en kunsttaferelen in ‘Menens’. In: Utrechts Nieuwsblad, 12-1-1985. (over Lijf eigenen) |
Elly de Waard, Astrid Roemer: ‘Het is alsof ik een relatie ben aangegaan met het woord, die bijna intensiever is dan een liefdesrelatie’. In: Vrij Nederland, 9-2-1985. (interview) |
Henk Egbers, Astrid Roemer: ‘Iemand heeft aan de noodrem getrokken’. In: De Stem, 21-2-1985. (over En Wat Dan Nog?!) |
Joost Niemöller, Liederatuur van Roemer potdicht. In: Haarlems Dagblad, 30-3-1985. (over En Wat Dan Nog?!) |
Ingeborg van Teeseling, Astrid Roemer: ‘Je moet heel alert zijn op racisme en het ook in z'n meest subtiele vorm bestrijden’. In: Humanist, jrg. 40, nr. 4, april 1985, pp. 6-9. (interview) |
Mirre Bots, ‘Taal is de deur naar mijn ziel’. In: Want zwijgen biedt geen bescherming. Portretten van zwarte schrijfsters. Samengesteld door Mavis Carrilho en Tineke van den Houten. Amsterdam 1985. (interview) |
Ton Verbeeten, Tekst en theaterbeeld. In: De Gelderlander, 26-4-1985. (over Een Vrouw Van Een Man) |
Roos-Marie Tummers, En Wat Dan Nog?! In: Diva, jrg. 4, nr. 3, mei 1985, p. 31. |
Marian Buijs, Compact toneel over Surinaamse tragedie. In: Haarlems Dagblad, 13-12-1985. (over Waarom de rivier zo nat is) |
| |
| |
Rabin Gangadin, Taal toegediend als bezwerend medicijn. In: Het Parool, 3-1-1986. (over NoordzeeBlues) |
Michiel van Kempen, De beweging is gebleven, maar het zwaartepunt ligt anders. De poëzie van Astrid Roemer. In: Kalá (tijdschrift van de Academie voor Hoger Kunsten Cultuur Onderwijs te Paramaribo), jrg. 1, nr. 1, 1986, pp. 9-14. (over de thematische en vormtechnische ontwikkeling in de dichtbundels) |
Maaike Meijer, Van aktivistenjargon tot barokke liefdespoëzie. Astrid Roemers kultuurtekens uit alle windstreken. In: De Groene Amsterdammer, 11-6-1986. (over NoordzeeBlues) |
Marjo van Soest, ‘Om dicht bij een vrouw te komen, dat is op scherven lopen’. Astrid Roemer over hartstocht en erotiek. In: De Groene Amsterdammer, 25-6-1986. (interview) |
Chandra van Binnendijk, Orsyla Meinzak van ‘Purple Blues’: ‘De moed van die vrouw in dit stuk wil ik doorgeven aan de mensen’. In: De Ware Tijd, 23-7-1986. (over de toneelbewerking van The Purple Blues) |
Julian S. With, Het mens Roemer. In: Julian S. With, Zwart racisme bestaat niet. [Utrecht 1986], pp. 175-184. (persoonlijke aanval op Roemer) |
Gloria Wekker, Sta op en roep haar naam... Zwarte lesbische dichteressen over de liefde. In: Lust & Gratie, nr. 12, winter 1986, pp. 10-33. |
Ineke Phaf, De Caraïbische verbeelding aan de macht. Antilliaanse en Surinaamse literatuur. In: Bzzlletin, jrg. 16, nr. 143, februari 1987, pp. 3-19, (over Over de gekte van een vrouw in zijn Caraïbische context) |
Hanneke Eggels, ‘Taal is mijn medium’. In gesprek met Astrid Roemer. In: idem, pp. 42-43. (interview) |
[Anoniem], ‘Dit pikte Roemer niet’. In: De Volkskrant, 24-4-1987. (over het proces tegen Julian With) |
Haro Hielkema, Boek Julian With is belediging voor ‘het mens Roemer’. In: Trouw, 2-5-1987. |
Rabin Gangadin, In gesprek met Astrid Roemer. In: De Ware Tijd, 4-9-1987. (interview) |
Peter Blom, Herfstschrift-redactie sluit op verzoek Surinamer buiten. In: Nieuwsblad van het Noorden, 25-9-1987. (over het conflict met Rabin Gangadin) |
Geert Koefoed, Surinaamse schrijvers en dichters als taalpolitici. In: OSO, jrg. 6, nr. 2, december 1987, pp. 147-164. (bespreking van Roemers poëtica, pp. 158-159) |
Jos de Roo, Het nieuwe tijdperk van Astrid Roemer. In: Trouw, 14-1-1988. (over Levenslang gedicht) |
Wim Rutgers, Een boek om emotioneel in onder te dompelen. In: Amigoe, 23-1-1988. (over Levenslang gedicht) |
Jan-Hendrik Bakker, Barre stijl bij Astrid Roemer. In: Haagsche Courant, 29-1-1988. (over Levenslang gedicht) |
August Hans den Boef, Levenslang gedicht. In: Leidsch Dagblad, 17-2-1988. |
G.F.H. Raat, Tergende raadseltjes. In: De Volkskrant, 4-3-1988. (over Levenslang gedicht) |
Michiel van Kempen, Een geval van selectief geheugen. In: Weekkrant Suriname, 12 t/m 18-3-1988; ook in: De Ware Tijd, 18-6-1988. (over Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve...) |
Liesbeth Wytzes, ‘Eenzaamheid maakt duurzaam gelukkig’. In: Opzij, jrg. 16, nr. 3, maart 1988, pp. 10-13. (interview) |
Henk Egbers, Een roman uit het leven gekapt In: De Stem, 16-3-1988. (over Levenslang gedicht) |
Jetty Schaap, Speurtocht langs de kringloop van het bestaan. In: Surplus, jrg. 2, maart 1988. (over Levenslang gedicht) |
Roos-Marie Tummers, Levenslang gedicht. In: Sophia & Co, nr. 3, 1988, pp. 72-78. |
Joost Niemöller, Blij met de individualisering van de taal. In: Haarlems Dagblad, 24-3-1988. (interview) |
| |
| |
Michiel van Kempen, Een realistische karikatuur van de macht. In: Weekkrant Suriname, 26-3 t/m 1-4-1988; ook in: De Ware Tijd, 14-1-1989. (over De orde van de dag) |
Mariëlle Osté, Astrid Roemer: ‘Ik ben op zoek naar liefde, naar oorden waar nooit ruzie is’. In: Utrechts Nieuwsblad, 21-4-1988. (interview) |
Wim Zaal, Gillen bij de waterkant In: Elseviers Magazine, 23-4-1988. (over Levenslang gedicht) |
Maaike Meijer, De Lust tot Lezen. Nederlandse dichteressen en het literaire systeem. Amsterdam 1988, pp. 204-239. (‘politieke lezing’ van enkele gedichten.) |
Henk Egbers, Novellen: doordringen tot de kern. In: De Stem, 21-5-1988. (over Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve... en De Orde van de Dag) |
Jos de Roo, over De Orde van de Dag. In: Trouw, 13-6-1988. |
Michiel van Kempen, Het leven tot op zijn metafoor gepeild. In: Weekkrant Suriname, 18 t/tm 24-6-1988; ook in: De Ware Tijd, 21-1-1989. (over Levenslang gedicht) |
Peter Meel, Twee Surinaamse schrijfsters over liefde en erotiek. In: Weekkrant Suriname, 16-7-1988. (Levenslang gedicht vergeleken met Joanna Werners' Droomhuid) |
Henk de Jager, Een ode aan de schepping. In: Preludium, jrg. 5, nr. 2, september 1988, pp. 24-32. (interview over Levenslang gedicht) |
J. van Donselaar, Boenvrouw? Melkmoeder? Lotjesvrouw? Creooltje? Kolder? In: Weekkrant Suriname, 22-10-1988. (analyse van Levenslang gedicht op Surinaams-Nederlandse elementen) |
Ellin Robles, Het eigenzinnige proza van Astrid Roemer. In: Surplus, jrg. 2, oktober/november 1988, p. 7. (over De Orde van de Dag) |
Michiel van Kempen, Astrid Roemer en de kloof tussen man en vrouw. In: Weekkrant Suriname, 7 t/m 13-1-1989. (over De achtentwintigste dag; reactie van Roemer in de editie van 21 t/m 27-1-1989) |
Michiel van Kempen, Griezelen met Cairo en griezelen met bloemlezers. In: Weekkrant Suriname, 15 t/m 21-4-1989. (over De moedervleksuite) |
Michiel van Kempen, De wereld als fictie bij Astrid Roemer. In: De Ware Tijd, 22-4-1989; ook in: Weekkrant Suriname, 13 t/m 19-5-1989. (over Oost West Holland Best en Het Spoor van de Jakhals) |
Henk Egbers, Astrid Roemer over de man als jakhals. In: De Stem, 29-4-1989. (over Het Spoor van de Jakhals en Oost West Holland Best) |
Ineke Phaf, Man en vrouw zijn even ‘swietie’. In: OSO, jrg. 8, nr. 1, mei 1989, pp. 109-114. (over Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve... en De Orde van de Dag) |
Jessica Durlacher, Zonder precedenten en juist daarom een aanwinst. In: De Volkskrant, 2-9-1989. (algemeen) |
Michiel van Kempen, Aids en de absoluutheid der dingen. In: Weekkrant Suriname, 24 t/m 30-9-1989; ook in De Ware Tijd, 4-11-1989. (over Alles wat gelukkig maakt) |
Michiel van Kempen, Surinaamse schrijvers en dichters. Amsterdam 1989, pp. 89, 91, 93, 139, 178. (algemeen; plaatsing binnen de Surinaamse literatuur) |
Michiel van Kempen, De binnenkamer en de open vensters. Ontwikkelingen in de Surinaamse literatuur 1975-1988. In: De Gids, jrg. 153, nr. 1, januari 1990, pp. 17-28. (analyse van Levenslang gedicht, afgezet tegen drie andere Surinaamse werken) |
[Anoniem], Roemer tegen subsidie Trefossa herdenking. In: Kon na wan!, jrg. 4, nr. 26, 29-6-1990, p. 2. |
Michiel van Kempen, Op zoek te gaan naar een nieuwe bron. Schrijven en literatuurkritiek als ontmoeting der culturen. In: De Gids, jrg. 153, nr. 10/11, oktober/november 1990, pp. 921-932. (over de ontvangst van Levenslang gedicht door de Nederlandse literaire kritiek. |
Wilfred Lionarons, Astrid had a swell time. In: Weekkrant Suriname, 25-4 t/m 1-5-1991. (ironisch commentaar op haar bezoek aan Suriname) |
| |
| |
Michiel van Kempen, Ik wil mijn vrouw ruilen voor een pen en een stuk papier. In: de Volkskrant, 10-5-1991. (bevat uitspraken van enkele Surinaamse schrijvers over Roemer) |
Rudy Lion Tjoe, Astrid Roemer buigt zich over kloof tussen glimmende tegels en douchen. In: Trouw, 6-9-1991. (interview over Dichter Bij Mij Schreeuw Ik) |
Noor Hellmann, Oorlog in de Golf en veel knetterende ruzies thuis. In: NRC Handelsblad, 7-9-1991. (over Dichter Bij Mij Schreeuw Ik) |
Loek Zonneveld, Een seksuele en culturele veldslag in vijf ronden. In: de Volkskrant, 119-1991. (over Dichter Bij Mij Schreeuw Ik) |
Michiel van Kempen, Snijdende haat in nieuw stuk van Roemer. In: Weekkrant Suriname, 12 t/m 18-9-1991. (over Dichter Bij Mij Schreeuw Ik) |
Gerben Hellinga, Opmerkelijke overeenkomsten tussen het toneel van Astrid Roemer en Judith Herzberg. In: Vrij Nederland, 14-9-1991. (over Dichter bij mij schreeuw ik) |
Jan Paul Bresser, De come-back van Kniertje. In: Elseviers Magazine, 28-9-1991. (over Dichter bij mij schreeuw ik) |
Mirre Bots, In Suriname is erotiek een spel zonder woorden. In: Humanist, jrg. 47, nr. 12, december 1991/januari 1992, pp. 23-25. (interview) |
Lambert de Kwant, Astrid Roemer: schrijfster, dissidente, politica en therapeute. In: Bres, nr. 154, juni-juli 1992, pp. 76-85. (interview) |
Roelfien Sant, ‘Ik had nooit de politiek in moeten gaan’. In: Het Parool, 18-12-1992. (interview) |
Martin van Amerongen, Eindelijk verstandige taal! In: De Groene Amsterdammer, 6-1-1993. (over haar politieke activiteiten; met reactie van Roemer in de editie van 20-1-1993) |
Miro Lucassen, Astrid Roemer draait haar kiezers een rad voor ogen. In: Haagsche Courant, 17-4-1993. (over haar politieke activiteiten) |
Ed van Straelen, ‘Mert’: twee versies van één stuk. In: Amersfoortse Courant, 13-5-1993. |
Marnel Breure, Sister outsider of de Wenende Wielrijdster. In: Vrij Nederland, 15-5-1993. (over Niets wat pijn doet) |
Lieke van Duin, Poging Astrid Roemer half geslaagd. In: Trouw, 19-5-1993. (over Niets wat pijn doet) |
Arno Kantelberg, Boegbeeld van het politiek-correcte denken. Portret van Astrid Roemer, schrijfster en Haags gemeenteraadslid. In: HP/De Tijd, 2-7-1993. (algemeen) |
Michiel van Kempen, Een geval van selectief geheugen. In: Michiel van Kempen, De geest van Waraku. Kritieken over Surinaamse literatuur. Haarlem/Brussel 1993, pp. 193-196. (over Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve...) |
Michiel van Kempen, Het leven tot op zijn metafoor gepeild. In: Idem, pp. 197-200. |
Maartje Somers, Grote Woorden. In: Het Parool, 29-12-1993. (over Dans, dans dan!) |
Nicole Bliek, Puur ontoegankelijk toneelstuk. In: Algemeen Dagblad, 31-12-1993. (over Dans, dans dan!) |
Roline Redmond, Taal, macht en cultuur. Machtsverhoudingen in een Afro-Caribische roman. Utrecht 1993. (antropologische analyse van Over de gekte van een vrouw) |
Hein Janssen, Roemer verliest zichzelf in rituele flauwekul. In: de Volkskrant, 31-12-1993. (over Dans, dans dan!) |
Michel Szulc-Krzyzanowski en Michiel van Kempen, Astrid Roemer. In: Michel Szulc-Krzyzanowski en Michiel van Kempen, Woorden op de westenwind. Surinaamse schrijvers buiten hun land van herkomst. Amsterdam 1994, pp. 126-153. (portret in woord en beeld, met drie teksten van Roemer) |
Marjo van Soest, Over de liefde. In: Vrij Nederland, 15-1-1994. (interview) |
Hilda van Neck-Yoder, [Bespreking van Niets wat pijn doet.] In: Oso, jrg. 13, nr. 2, oktober 1994, pp. 209-211. |
Elsbeth Etty, Hoe Creolen volwassen worden. In: NRC Handelsblad, 8-3-1996. (over Gewaagd leven) |
Jaap Goedegebuure, Het postkoloniale trauma. In: HP/De Tijd, 15-3-1996. (over Gewaagd leven) |
L. Oomens, Een zwerm boseenden. In: Alge- |
| |
| |
meen Dagblad, 15-3-1996. (over Gewaagd leven) |
Ingrid Hoogervorst, Astrid Roemer haalt fel uit. In: De Telegraaf, 22-3-1996. (over Gewaagd leven) |
Arnold Heumakers, Alles wat er mis is met de Surinaamse man. In: de Volkskrant, 29-3-1996. (over Gewaagd leven) |
Hans Warren, Suriname is niet logisch te verklaren. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-4-1996. (over Gewaagd leven) |
Jan-Hendrik Bakker, ‘Gewaagd leven’. In: Haagsche Courant, 26-4-1996. |
Els Moor, De ondraaglijke zwaarte van het bestaan bij Astrid Roemer. In: De Ware Tijd Literair, 7-9-1996. (over Gewaagd leven) |
Fons Elders, Schrijven is een veeleisende geliefde: Astrid Roemer. In: Rekenschap, jrg. 43, nr. 4, december 1996, pp. 258-260. |
Mieke Wouters, De verbijstering van Astrid H. Roemer: ‘Ik ben Nederland en Suriname.’ In: Alerta, nr. 230, december 1996, pp. 6-8. (interview) |
Frank van Dijl, Roemer zindert als Tennessee Williams. In: Algemeen Dagblad, 9-5-1997. (over Lijken op Liefde) |
Ingrid Hoogervorst, Het ‘opengeknipte’ Suriname van Astrid Roemer. In: De Telegraaf, 9-5-1997. (over Lijken op Liefde) |
Aleid Truijens, Een mogelijk scenario voor een verloederd land. In: de Volkskrant, 23-5-1997. (over Lijken op Liefde) |
Elsbeth Etty, De oude toekomst van Suriname. Astrid Roemer hervat haar kroniek. In: NRC Handelsblad, 23-5-1997. (over Lijken op Liefde) |
Joost Niemöller, Open wond. In: De Groene Amsterdammer, 25-6-1997. (interview) |
Johan Diepstraten, Familieschandaal in nieuwe roman van Astrid Roemer. Suriname is vermoord en iedereen is schuldig. In: De Stem, 29-5-1997. (over Lijken op Liefde) |
Wilfred Lionarons, Mi kondre tru. Roemer over Bouterse. In: Weekkrant Suriname, 4-6-1997. (met reactie van Roemer in het nummer van 11-6-1997) |
Doeschka Meijsing, Cora Sewa's queeste. Astrid Roemer over Surinaamse verhoudingen. In: Elseviers Magazine, 5-7-1997. (over Lijken op Liefde) |
Els Moor, Op zoek naar de waarheid: Lijken op Liefde, roman van Astrid Roemer. In: De Ware Tijd Literair, 5-7-1997. |
Joris Gerits, Wreedheid is zonder uiterlijk. In: De Morgen, 11-7-1997. (over Lijken op Liefde) |
Gerrit-Jan Zwier, Een grote schoonmaak. In: Leeuwarder Courant, 18-7-1997. (over Lijken op Liefde) |
N[iek] M[iedema], Eerbiedige voeten. In: Vrij Nederland, 26-7-1997. (over Suriname, een gids voor vrienden) |
Hans Warren, Eeuwig getrouwd met Suriname. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-8-1997. (over Lijken op Liefde) |
Marnel Breure, Een zuurzakboom met moorddadige bijen. In: Vrij Nederland, 2-8-1997. (over Lijken op Liefde) |
Sjoerd de Jong, Anabole beeldspraak over Suriname. In: NRC Handelsblad, 8-8-1997. (over Suriname, een gids voor vrienden) |
Wilfred Lionarons, Roemer over Bouterse. In: Weekkrant Suriname, 20-8-1997. |
Theo Hakkert, Astrid Roemer loopt vooruit op actualiteit. In: Tubantia, 5-9-1997. (over Lijken op Liefde) |
Karel Osstyn, De wereld een mengelmoes. In: De Standaard, 11-9-1997. (over Lijken op Liefde) |
Onno Blom, Onno Mus had haar verlaten! Zij stond alleen in de hotelkamer! In: Trouw, 5-12-1997. (over Lijken op Liefde) |
Charles H. Rowell, An Interview with Astrid H. Roemer. In: Callaloo, jrg. 21, nr. 3, 1998, pp. 508-510. |
August Hans den Boef, Astrid Roemers trilogie van het verscheurde Suriname. In: Bzzlletin, jrg. 27, nr. 255, april 1998, pp. 32-36. (analyse van de eerste twee delen van de trilogie) |
Gie Goris, De boekenkast van Astrid H. Roemer. ‘Het woord is een huis en de betovering is de bewoner.’ In: Wereldwijd Magazine, mei 1998. (interview) |
Ronald Giphart, Astrid Roemer is geen prostituee. In: Ronald Giphart, Planeet literatuur: het complete leesboek. Amsterdam 1998, pp. 167-168. (over een aanval van Julian With op Roemer) |
Michiel van Kempen, De onuitwisbare ken- |
| |
| |
merken van de zwarte stem. Over de stijl van Astrid H. Roemer. In: Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans, jrg. 5, nr. 1, juni 1998, pp. 21-39. (stilistische analyse van Gewaagd leven en Lijken op Liefde) |
Ineke Peters, Op zoek naar het verlossende woord. In: Jonas, nr. 12, augustus 1998, pp. 6-9. (interview) |
Johan Diepstraten, Astrid Roemer voltooit trilogie met ‘Was Getekend’. De tragiek van Suriname, In: De Stem, 5-1-1999. |
Elsbeth Etty, Astrid Roemer voltooit trilogie over Suriname. Wat liefde vermag. In: NRC Handelsblad, 15-1-1999. (over Was Getekend) |
Ingrid Hoogervorst, Surinaamse schrijfster voltooit trilogie. Getekende levens van Astrid Roemer. In: De Telegraaf, 19-1-1999. (over Was Getekend) |
Theo Hakkert, Punten. Geen komma's. Voegwoorden. In: Rotterdams Dagblad, 22-1-1999. (over Was Getekend) |
Theo Hakkert, ‘Ik vind het toch wel een belangwekkende trilogie die ik heb geschreven.’ De familie van Astrid Roemer. In: Drentse Courant, 28-1-1999. (interview) |
Brigitte Jonkers, Verschroeide plek als lotsbestemming. Astrid Roemer besluit Suriname-trilogie met ‘Was Getekend’. In: Eindhovens Dagblad, 4-2-1999. |
Frank van Dijl, Trilogie van Astrid Roemer is geslaagd literair project. In: Algemeen Dagblad, 5-2-1999. (over Was Getekend) |
Eva Berghmans, Astrid Roemer voltooit haar Surinaams-Nederlandse trilogie. Verhalen bij het ‘groot-vuur’. In: De Standaard, 18-2-1999. (over Was Getekend) |
Sjoerd de Jong, De echte Surinamer kent zijn wortels niet. In: NRC Handelsblad, 19-2-1999. (interview) |
Yra van Dijk, Als ruinen stormden zij door de moerassen van haar lust. In: de Volkskrant, 26-2-1999. (over Was Getekend) |
Douwe de Vries, Laatste deel van Surinaamse schrijfster. De ideale Surinamer van Astrid Roemer. In: Friesch Dagblad, 7-4-1999. (over Was Getekend) |
Joris Gerits, Astrid Roemer en de ware geschiedenis van Suriname. In: Kathleen Gyssels & Paul Pelckmans (red.), Het labyrint van de bevrijding. Tien postkoloniale auteursportretten. Kapellen 1999, pp. 67-88. (over het geschiedbeeld in de trilogie) |
A.H. den Boef, Het schuldige Suriname van Astrid Roemer. In: Ons Erfdeel, jrg. 43, nr. 3, mei-juni 2000, pp. 353-360. (analyse van de trilogie) |
Shirley Sitaldin, Het kind in Roemer. In: Nederlands in Suriname, jrg. 5, nr. 1, juli 2000, pp. 18-20. (weergave van de analyse die Joan Vaseur-Rellum maakte van Over de gekte van een vrouw) |
Louis Burgers, Schrijfster Astrid Roemer pleit voor open samenleving. ‘Allochtonen zijn de sloven van Nederland.’ In: De Gooien Eemlander, 4-9-2000. (interview) |
Els Moor, ‘Je bent wat je wil zijn’. Sporen van hoop in de trilogie van Astrid Roemer. In: Armada, jrg. 4, nr. 16, september 1999, pp. 73-81. (analyse van de trilogie) |
Paul Gellings, Zeer leesbaar logboekje van menselijk tekort. In: Zwolse Courant, 5-7-2001. (over Miauw) |
Jos de Roo, Katten zorgen voor liefde in intieme bundel van Astrid Roemer. In: Trouw, 18-8-2001. (over Miauw) |
Peter van Druten, De zoektocht van Astrid H. Roemer naar schoonheid, waarheid en goedheid. In: Rotterdams Dagblad, 9-11-2001. (interview) |
Els Moor, Je bent wat je wil zijn. In: Tussen droom en werkelijkheid. Een keuze uit de literaire pagina van De Ware Tijd. Paramaribo 2001, pp. 59-68. (over Was Getekend) |
Michiel van Kempen, Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur. Breda 2003, Band II 1957-2000, m.n. pp. 1019, 1023, 1099-1110. (beschouwing van het gehele oeuvre met bijzondere aandacht voor de Surinaamse context) |
95 Kritisch lit. lex.
november 2004
|
|