| |
| |
| |
David van Reybrouck
door Jan Lensen
1. Biografie
David Grégoire van Reybrouck werd op 11 september 1971 geboren te Brugge. Hij studeerde archeologie en filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven, behaalde een Masters in World Archeology in Cambridge, en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden op een proefschrift met de titel From primitives to primates. A history of ethnographic and primatological analogies in the study of prehistory. Tot 2005 was hij als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de K.U. Leuven.
In 2001 publiceerde hij De plaag. Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afirika, waarvoor hij de Debuutprijs en de Literatuurprijs 2002 van de provincie Vlaams-Brabant ontving. Het boek werd tevens genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs en de debutantenprijs van Dordrecht, en werd vertaald in het Frans, het Hongaars en het Afrikaans. Het vormde de basis voor een theatermonoloog, die Siel van die Mier (2004), waarvoor hij de Taalunie Toneelschrijfprijs (2004) en de Vijfjaarlijkse Prijs voor Podiumteksten van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde (2007) kreeg. N, een tweede toneeltekst van zijn hand, over een encyclopedicus in Afrika, werd in 2006 voor Het Toneelhuis geënsceneerd door Peter Krüger. In 2007 publiceerde Van Reybrouck de roman Slagschaduw en de theatermonoloog Missie, in de KVS opgevoerd door Bruno Vandenbroecke. Voor dit stuk kreeg hij in 2008 de Arkprijs van het Vrije Woord. Slagschaduw stond op de longlist van de Gouden Uil (2007) en werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs (2007). Daartussen publiceerde hij poëzie en essays in Ons Erfdeel, Yang, Dietsche Warande & Belfort, Deus ex
| |
| |
Machina, Het Liegend Konijn, Armada, Poëziekrant en Vrij Nederland.
Naast zijn strikt literaire werk schrijft Van Reybrouck essays, reportages en columns voor De Morgen, NRC Handelsblad, de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Hij was in 2006, samen met Frank Martinus Arion, de eerste bewoner van de nieuwe schrijversresidentie aan de Universiteit van Amsterdam. Van Reybrouck was initiatiefnemer van een collectief alternatief stadsdichterschap voor Brussel, waarbij de multiculturele diversiteit van de Belgische hoofdstad voorop stond. David van Reybrouck woont en werkt in Brussel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Hoewel het literaire werk van David van Reybrouck diverse onderwerpen aansnijdt, is het globaal gezien doortrokken van één overkoepelend thema, namelijk het verlies en hoe daarmee om te gaan. Dat verlies kan zowel feitelijk als persoonlijk van aard zijn. In het geval van feitelijk verlies gaat het om een verlies van (historische) kennis. Die thematiek is het meest uitgesproken in Van Reybroucks prozawerk en het vormt zowel in De plaag (2001) als in Slagschaduw (2007) de motor van de vertelling. De protagonisten gaan op zoek naar iets wat tussen de mazen van de geschiedschrijving is gevallen. Daarbij gaat het niet zozeer om volslagen onbekende feiten, maar om wat bij de overlevering van de feiten op de achtergrond geraakt is.
In De Plaag speurt de ik-verteller naar de ware toedracht van een plagiaatzaak rond de Belgische Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Het verhaal vangt aan met de ik-verteller die op de plagiaatkwestie stoot in een vertaling van het boek The Soul of the Ape van de Zuid-Afrikaanse wetenschapper Eugène Marais. In het voorwoord beschuldigt de vertaler Maeterlinck ervan zijn wetenschappelijke expertise in zijn studie La vie des termites uit 1926 bij Marais gehaald te hebben. De bewering is echter vaag en de auteur niet meteen betrouwbaar, wat de verteller ertoe aanzet zich met de zaak bezig te houden.
| |
Thematiek / Techniek
Het boek beschrijft de onderzoekstocht van de verteller en het verhaal beweegt zich afwisselend tussen België en Zuid-Afrika, waar hij het leven, het werk en de maatschappelijke context van respectievelijk Maeterlinck en Marais naspoort. Hiervoor speurt hij in archieven en bibliotheken in beide landen en hij komt in contact met mensen die beide figuren gekend hebben. Hierdoor heeft de roman een uitgesproken encyclopedisch karakter, waarbij de onderzoeksresultaten een prominente plaats krijgen binnen de verhaalstructuur. Niet enkel gaat Van Reybrouck uitgebreid in op het leven en werk van beide figuren, de roman vormt ook een caleidoscopische collage van zaken die daarmee verband houden. Diverse kennisdomeinen, zoals de cultuurgeschiedenis, de politieke situatie in België en Zuid-Afrika aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw,
| |
| |
de sociale wantoestanden in Zuid-Afrika met de Apartheid en de Waarheidscommissie, de entomologie waarrond de plagiaatzaak draait, en de narcotica waaraan Marais verslaafd was, worden uitvoerig belicht en zowel terminologisch als theoretisch onderbouwd en geduid.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Een soortgelijke zoektocht onderneemt Rik, het hoofdpersonage in Slagschaduw. Voor de krant maakt hij een reportage over Gabriëlle Petit, een verzetsstrijdster die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gefusilleerd. Daarbij raakt hij gefascineerd door de onbekende vrouw die model stond voor Egide Rombaux' standbeeld van Petit op het Sint-Jansplein in Brussel. Wanneer hij te weten komt dat ze tijdens het poseren in een ijskoud Ukkels atelier reuma en een hartkwaal opliep, heeft Rik nog slechts één levensdoel: ‘Ik zou haar terugvinden. Laat me één mens, een enkele mens, van de vergetelheid redden.’
Die zoektocht naar wat feitelijk verloren is gegaan, staat in Slagschaduw in nauw verband met een persoonlijk verlies. Rik is immers door een relatiebreuk en de dood van zijn beste vriend in een depressie beland. Bovendien ziet hij met lede ogen aan hoe de kwaliteit van de krant waarvoor hij schrijft ondergeschikt raakt aan een marktgerichte herstructurering. Om zijn gedachten te verzetten werpt hij zich op de reportage over Petit. Net zoals in De plaag volgen we de queeste van de ik-figuur in archieven, bibliotheken en instellingen waar hij de correspondentie van Rombaux en allerlei historische feiten en faits divers opdist voor zijn onderzoek. De zoektocht naar de vrouw fungeert als compensatie voor het verlies van zijn vriendin Claire die hij had leren kennen als model bij een beeldhouwcursus.
Beide protagonisten in Slagschaduw en De plaag slagen er niet in de feitelijke waarheid van hun zoektocht te achterhalen. In De plaag vindt de verteller ondanks zijn intensieve speurwerk geen definitief uitsluitsel of Maeterlinck daadwerkelijk plagiaat pleegde; in Slagschaduw moet Rik eveneens vaststellen dat de geschiedenis zich gesloten heeft en de naam van het model niet wenst vrij te geven. In De plaag gaat die vaststelling gepaard met een inzicht in de ongrijpbaarheid van de dingen en een relativering van het belang van de zoektocht in het licht van de politieke
| |
| |
gebeurtenissen in Zuid-Afrika. In Slagschaduw komt Rik in de loop van de zoektocht geleidelijk aan in het reine met zijn eigen verdriet, waardoor hij ook vrede kan hebben met het feit dat de vrouw waarschijnlijk voor eeuwig naamloos zal blijven. Dat de protagonisten niet vinden wat ze zoeken, leidt in beide gevallen tot de vaststelling dat het zoeken belangrijker was dan het daadwerkelijk vinden van antwoorden.
Dit verzoeningsaspect treffen we eveneens aan in het overige werk van Van Reybrouck. In het verhaal ‘Blind Carbon Copy’ (2005) denkt een jonge zwangere vrouw ter gelegenheid van een herdenkingsmis voor haar vorige vriend terug aan de omstandigheden van diens dood. Het kind in haar buik is echter niet van de verongelukte vriend, maar van een nieuwe man. Meer dan om het verlies van de vriend gaat het hier om het verlies van de herinnering. De jonge vrouw merkt dat de herinnering aan hem snel vervaagt en plaats inruimt voor het groeiende kind en de toekomstperspectieven die ermee samenhangen.
In Van Reybroucks toneelteksten, namelijk Die Siel van die Mier (2004), N (2006) en Missie (2007), vinden we telkens iemand die terugblikt op het werk dat hij geleverd heeft en het leven dat hij geleefd heeft. Die Siel van die Mier is geïnspireerd op De plaag en deelt er de antropologische interesse van. Aan het woord is Etienne, professor in de antropologie. Vanaf het ogenblik van zijn laatste college kijkt hij terug op het onderzoek dat hij al die jaren uitgevoerd heeft en de resultaten die dat opgeleverd heeft. Hij heeft jaren als onderzoeker in Congo doorgebracht om het leven van termieten te bestuderen. Daarbij merkt hij op hoe elk onderzoek en elke vorm van geschiedschrijving vol hiaten en leemtes zit, die weggemoffeld worden door de nood aan structuur en eenheid. Als zodanig is dit een expliciete link met de verloren informatie waarmee de protagonisten in De plaag en Slagschaduw geconfronteerd worden. En net als in die romans vormt dit gegeven geen bron van ergernis. Het wordt veeleer gezien als een onvermijdelijk deel van onderzoek en de professor kijkt met een zekere berusting en voldoening terug op het moeizaam afgeleverde werk. Net als in Slagschaduw wordt ook hier het feitelijke met het persoonlijke verbonden. De moord op zijn collega Jean in Congo en de gebroken liefde met diens
| |
| |
vriendin hebben hem getekend. De luchtige en ietwat ironische toon van zijn college krijgt daardoor een zekere tragiek, waarbij hij zich ietwat deemoedig afvraagt waarom er ‘op zuiver onderzoek altijd vlekken van 't gewone leven moeten zitten’.
| |
Kunstopvatting / Techniek
Een soortgelijke verhaaltoon treffen we aan in Missie, waarin pater Grégoire Vanneste terugblikt op zijn periode als missionaris in Oost-Congo. In deze monoloog vertelt hij een verhaal van blijdschap en verdriet, van hoop en ontgoocheling. Daarin wordt zowel aandacht besteed aan zijn roeping als aan het volgehouden engagement voor de plaatselijke bevolking en de gruwelen die hij meemaakte en waarvan hij ook zelf het slachtoffer werd. Zonder ironie wordt hier het oprechte menselijke verhaal verteld van iemand die een keuze maakte en daaraan zijn leven wijdde. Als zodanig vormt het een rehabiliterend tegengeluid tegen de meestal negatieve, en vandaag de dag erg modieuze opvatting dat missionarissen het product waren van een imperialistisch ideologieapparaat van katholieke signatuur. De diversiteit in het werk van Van Reybrouck maakt duidelijk dat hij zich niet tot één genre beperkt. Hij heeft er ook herhaaldelijk op gewezen dat er wat hem betreft geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende genres die hij beoefent: de roman, het essay, de novelle, de poëzie, het theater of de non-fictie staan bij hem alle op gelijke voet. Daarbij lijken deze genres elkaar binnen zijn oeuvre te kruisen. Zo is zijn literaire werk in belangrijke mate gekleurd door zijn wetenschappelijke en zijn journalistieke achtergrond. De plaag en Slagschaduw zijn opgebouwd rond een journalistiek onderzoek naar de ware toedracht van bepaalde zaken uit het verleden. Van Reybrouck heeft een grote aandacht voor het feitelijke, waarbij de roman een onderzoek op zich vormt dat niet enkel vanuit esthetisch, maar ook vanuit epistemologisch perspectief interessant is. De plaag schreef hij als uitloper van een reportage voor het dagblad De Morgen, en in de ‘Verantwoording’ duidt hij het boek aan als ‘literaire non-fictie’,
louter gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Het is een hybride mengsel van reisverhaal, essay, journalistiek en autobiografie. Het non-fictionele karakter wordt ondersteund door de vermelding dat de publicatie mede mogelijk werd gemaakt door de steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.
| |
| |
| |
Visie op de wereld
Met de thematiek in het werk van Van Reybrouck hangt ook een zeker engagement samen, dat verband houdt met zijn journalistieke achtergrond. Hij heeft hierover opgemerkt dat zich rond zijn toenmalige uitgeverij, Meulenhoff-Manteau, schrijvers verzamelen ‘met een frisse opvatting over de maatschappelijke rol van de schrijver. Het is de generatie die zich niet wil laten verlammen door de postmoderne twijfel, maar betrokkenheid nastreeft’. Zeker De plaag en Slagschaduw hebben op dat vlak een duidelijke actuele waarde. In De plaag vinden we dit terug in de schets van de actuele maatschappelijke situatie in Zuid-Afrika; in Slagschaduw valt dit af te lezen aan de kritiek op het waardeverlies in de hedendaagse journalistiek, die fel te lijden heeft onder de wetten van de vrije markt. Bovendien keert in zijn werk telkens het thema terug van de teloorgang van authenticiteit en inhoud ten nadele van de immer voortschrijdende moderniteit, wat onmiskenbaar gelezen kan worden als een kritische kanttekening bij de huidige samenleving. In die context publiceerde Van Reybrouck het essay Pleidooi voor populisme (2008) en Waar België voor staat (2007); een pleidooi voor een sereen en solidair debat over de toekomst van België. Dit boek kwam er in samenwerking met Geert Buelens en Jan Goossens.
| |
Stijl
De stijl die Van Reybrouck hanteert is zeer divers en wordt in hoge mate bepaald door de eisen van de gehanteerde genres. In De plaag leunt de stijl dicht aan bij de hybriditeit die het genre van de literaire non-fictie voorschrijft. Het documentaire karakter van het boek vereist rechtlijnigheid en een streven naar objectiviteit die zich uiten in een sober verhalend discours, terwijl het literaire gehalte voortkomt uit een grote aandacht voor vormelijke stilering. Beide stijlkenmerken zijn tegelijk aanwezig, maar komen, afhankelijk van het narratieve moment, meer of minder naar voren. Uitweidingen van wetenschappelijke aard, zoals beschrijvingen met een entomologisch, macro-economisch of historisch karakter zijn veeleer zakelijk qua stijl; introspectieve momenten en subjectieve beschouwingen worden gelardeerd met metaforen en plastisch taalgebruik. Beide stijlen lopen evenwel ook telkens door elkaar, en vallen niet eenduidig van elkaar te scheiden.
| |
| |
Dat is enigszins anders in Slagschaduw en die Siel van die Mier. Zeker in Van Reybroucks debuutroman is de verhouding tussen het literaire en het documentaire tegengesteld aan die in De plaag, wat zich uit in een sterk poëtisch geladen stijl. Leunt De plaag aan bij het documentaire van zijn columns en essays, dan ligt Slagschaduw nadrukkelijk in de lijn van Van Reybroucks dichtwerk. Gestileerde en gedetailleerde beschrijvingen van gemoedsgesteldheden en ruimtelijke settings krijgen veel aandacht, met een uitvoerig gebruik van analogieën en metaforen. Als gevolg hiervan werd de stijl door recensenten zowel benoemd als ‘tijdloos’ en als ‘ouderwets gestileerd’. Algemeen kan men echter stellen dat Van Reybroucks stijl rijk en plastisch is. Het is niet zozeer een stijl van beperking, als wel van uitbreiding.
| |
Relatie leven/werk
Het leven van Van Reybrouck drukt een duidelijke stempel op zijn literaire werk. Dat blijkt uit een aantal zaken. Ten eerste hebben de protagonisten affiniteit met Van Reybroucks beroepsbezigheden: in De plaag, N en die Siel van die Mier staan wetenschappers centraal; in Slagschaduw een onderzoeksjournalist. In elk van deze werken wordt ruimschoots aandacht besteed aan historisch feitenmateriaal, waardoor ze telkens een ietwat encyclopedisch karakter krijgen. Bovendien vormt het onderzoek dat beide protagonisten uitvoeren de weerslag van Van Reybroucks eigen interesses en activiteiten.
Ten tweede treft men in De plaag en die Siel van die Mier een grote belangstelling voor de antropologie aan; het wetenschapsdomein waarop de auteur promoveerde. Ten derde is er ook de voorname aandacht voor Congo en het Belgische koloniale verleden in die Siel van die Mier en Missie. De interesse voor Congo is mogelijk aangestoken door het feit dat Van Reybroucks vader vijf jaar als ingenieur in Congo werkte. Ook het niet-literaire werk van Van Reybrouck getuigt van een grote aandacht voor de voormalige Belgische kolonie, zoals blijkt uit zijn columns. Ten slotte treffen we in Slagschaduw een duidelijke kritiek aan op de verloedering van de journalistiek. Ook die kritiek valt te lezen in enkele van zijn columns voor de krant De Morgen.
| |
Traditie / Verwantschap
In interviews vermeldt Van Reybrouck de Franse nouveau roman- traditie van Marguerite Duras en Patrick Modiano als voor- | |
| |
naamste inspiratiebronnen voor zijn literaire bezigheid. Volgens hem laten zij in hun werk een mate van ongepolijstheid toe die ook hij nastreeft. ‘Het schrijfproces is voor hen een zoektocht die niet op voorhand is vastgelegd door schemaatjes en diagrammen op de muur van de werkkamer. De mechanisering van het schrijven, hij gruwt ervan,’ vertelt hij in een interview in de Volkskrant. Modiano bewondert hij ook om diens vermogen de desolate sfeer van de stad op te roepen - een procédé dat hij vooral in Slagschaduw hanteert, en dat hem eveneens in verband brengt met Willem Elsschot en Jeroen Brouwers. Voor zijn interesse in het verleden en de traagheid van zijn beschrijvingen vermeldt hij tevens de schilderijen van Edward Hopper en de films van Luciano Visconti.
Met de hybride mengeling van reisverhaal, essay, journalistiek en autobiografie die we aantreffen in De plaag sluit Van Reybrouck aan bij een traditie van de literaire non-fictie die voortbouwt op de verworvenheden van ‘The New Journalism’. Dit genre kent sinds de jaren tachtig een onverminderde hausse, vooral in Nederland. Bekende namen daar zijn Adriaan van Dis, Martin Bril, Jan Brokken, Joris van Casteren, Joris Luyendijk, Geert Mak en Frank Westerman. In Vlaanderen is de traditie minder uitgesproken, met auteurs als Lieve Joris, Koen Peeters en Herman Portacorero. Van Reybrouck toont - zeker in De plaag - een sterke verwantschap met deze traditie. In Slagschaduw is die invloed minder duidelijk, omdat het feitelijke veeleer ten dienste staat van het fictionele verhaal. Toch geeft Van Reybrouck door middel van zijn hoofdpersonage de historische informatie een prominente plaats binnen de plot. Anders dan bij de vermelde auteurs gaat het bij Van Reybrouck evenwel niet zozeer om een zoektocht in de ruimte, dan wel in de tijd.
Met de voorname rol die Brussel als setting speelt in Slagschaduw plaatst hij zich in een fijn van auteurs die de Belgische hoofdstad als topos hanteren. Bekende namen zijn Herman Teirlinck, Erik de Kuyper, Kamiel Vanhole en Koen Peeters. Zijn aandacht voor Afrika, en meer specifiek de voormalige Belgische kolonie Congo, deelt hij met auteurs als Jef Geeraerts, Lieve Joris en Leo Pleysier.
| |
| |
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
De plaag kreeg bij zijn verschijning opvallend veel kritische aandacht. Niet enkel de diepgang en de breedte van het onderzoek werden geprezen, ook de stijl werd gezien als beloftevol en lovenswaardig. Zo merkt Luc Devoldere op dat Van Reybrouck ‘er wonderwel in [is] geslaagd een bizar, hoogst eigenzinnig onderzoek, waarvan de impasse vanaf het begin ongeveer vaststaat, meeslepend te maken. Zijn veelvraterige intellectuele gretigheid, zijn geobsedeerdheid charmeren.’ Daarnaast werd ook herhaaldelijk gewezen op het unieke karakter van de roman omwille van zijn hybriditeit. Die lof bleef bovendien niet beperkt tot Vlaanderen en Nederland; het boek werd ook geprezen in het Franse dagblad Le Monde. Over het algemeen valt echter op dat er binnen de kritische aandacht meer oog is voor de hybriditeit en veelzijdigheid van De plaag dan voor het literaire karakter ervan. Dat blijkt niet enkel uit de recensies zelf, maar ook uit het feit dat Slagschaduw algemeen beschouwd werd als Van Reybroucks eigenlijke literaire debuut.
Slagschaduw werd algemeen positief onthaald, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Zo noemde Arie Storm het een ‘prachtige roman’, waarin volgens hem de stijl iets tijdloos heeft, en waarin de ‘ouderwetsheid van dit proza [...] wonderlijk goed bij het verhaal [past]’. De meeste positieve kenmerken hebben echter betrekking op de compositie van het verhaal, waarbij aangegeven wordt dat de diverse plotlijnen overtuigend en minutieus in elkaar passen. Daar wordt echter door het Brabants Dagblad bij vermeld dat het boek juist daarom ook wel iets ‘gemaakts’ heeft, en dat het bij momenten dicht ‘langs de rand van de edelkitsch scheert’. Die kritiek treft ook de stijl van het boek. Heel wat recensenten storen zich aan de overladenheid. Zo merkt Kees 't Hart op dat Van Reybrouck put uit ‘ingrediënten die al honderden jaren bekend zijn uit de traditie van het liefdesboek’. Hij verwijt de auteur een overdreven sentimenteel clichégebruik en een te sterke stereotypering van de personages.
Tegenover die enigszins dubbele reactie op Slagschaduw, staat een bijna unanieme lof voor Van Reybroucks toneelteksten. Zowel die Siel van die Mier als Missie werden - mede door de alom geprezen uitvoeringen ervan - als voorbeelden van vol- | |
| |
waardig en sterk schrijverschap ontvangen. De diverse prijzen getuigen van deze kritische lof, evenals het grote succes dat deze toneelteksten op de bühne kregen bij de opvoering ervan. Hoewel de toneelteksten van Van Reybrouck enkel in kleine oplage verspreid werden door de betrokken toneelhuizen, kan men toch gewagen van een grote publieke belangstelling voor dit werk, die Siel van die Mier beleefde honderd opvoeringen in België, Nederland en Frankrijk, gespreid over drie seizoenen, Missie werd twintig keer opgevoerd, en wordt vanaf 2010 hernomen, met meer dan vijftig geboekte voorstellingen in België, Nederland, Frankrijk, Duitsland en allicht ook Congo. De belangstelling is overigens ook vrij groot voor Van Reybroucks prozawerk. De plaag beleefde vier drukken met een gezamenlijke oplage van rond de 6000 exemplaren. Slagschaduw kende twee drukken, met een oplage van 5000 exemplaren. Dat relatief grote verkoopsucces, de talrijke prijzen en nominaties, en zijn prominente maatschappelijke aanwezigheid in zijn nietliteraire werk, hebben ertoe bijgedragen dat David van Reybrouck sinds 2001 een centrale plaats verworven heeft in het Vlaamse literaire landschap.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
David van Reybrouck, De plaag. Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika. Amsterdam 2001, Meulenhoff, Meulenhoff editie 1921, R/E. |
David van Reybrouck, Milt. In: Mooie jonge honden. Nieuw Vlaams literair talent. Antwerpen/Leuven 2003, De Brakke Hond / Van Halewyck, V. |
David van Reybrouck, Die Siel van die Mier. Gent/Brugge 2004, Het Muziek Lod / Het Net, T. |
David van Reybrouck, Blind Carbon Copy. In: Gelezen en goedgekeurd. Nieuwe verhalen van Vlaamse schrijvers. Amsterdam/Antwerpen 2005, Meulenhoff/Manteau, pp. 231-251, V. |
David van Reybrouck, N. Antwerpen 2006, Het Toneelhuis, T. |
David van Reybrouck, Slagschaduw. Amsterdam/Antwerpen 2007, Meulenhoff/Manteau, R. |
David van Reybrouck, Missie. Brussel 2007, KVS, T. |
David van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, E. |
Geert Buelens, Jan Goossens en David van Reybrouck (red.), Waar België voor staat. Amsterdam/Antwerpen 2007, Meulenhoff/Manteau, EB. |
Geert Buelens, Pleidooi voor populisme. Amsterdam/Antwerpen, 2008, Querido, E. |
David van Reybrouck en Peter Vermeersch (red.), De Europese grondwet in verzen. Antwerpen 2009, Vrijdag, Cahier Passa Porta 1, G. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jooris van Hulle, Gastheer van mezelf. In: Kreatief, jrg. 34, nr. 1, januari 2000, pp. 119-121. (over De Plaag) |
Erik Visser, De geboorte van een schrijver. Het vermeende plagiaat van Maeterlinck. In: De Standaard, 15-9-2001. (over De Plaag) |
Daniël Vanacker, Met Maeterlinck naar Zuid-Afrika. In: Het Nieuwsblad, 7-11-2001. (over De Plaag) |
David Adriaens, Racisme met een intellektueel sausje. In: Veto, 28-11-2001. (over De Plaag) |
Luc Devoldere, ‘Ik kwam, zag en vrat’. Portret van een kunstenaar als een termiet. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 1, januari 2002, pp. 107-109. (over De Plaag) |
Eva Berghmans, Debuut David van Reybrouck genomineerd voor Gouden Uil. In: De Standaard, 23-3-2002. (over De Plaag) |
Jacqueline Caenberghs, Het stille knagen van Marais en Maeterlinck. In: Vlaanderen, jrg. 51, nr. 3, juni 2002, pp. 177-178. (over De Plaag) |
Hugo Bousset, Tussen Potchefstroom en Bophuthatswana. Verplaatsingen in Zuid-Afrika. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 147, nr. 3, juni 2002, pp. 50-52. (over De Plaag) |
Anton Raath, De Plaag van David van Reybrouck. Op: www.afrikaans.be, 12-6-2003. |
Manu van der Aa, De plaag. Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika. In: Streven, jrg. 70, nr. 10, oktober 2003, pp. 953-954. |
Annette van den Bosch, ‘Poëzie gedijt bij traagheid’. In gesprek met David van Reybrouck. In: Meander, 7-12-2003. |
Hugo Bousset, De ziel van de termiet. Over David van Reybrouck, André Brink en Henk van Woerden. In: Hugo Bousset, De geuren van het verwerpelijke. Amsterdam 2004, pp. 154-174. (over De Plaag) |
Tom Janssens, Geen prutswerk. In: Etcetera, jrg. 22, nr. 92, juni 2004, pp. 51-52. (over die siel van die mier) |
Betty Mellaerts, Betty Mellaerts praat met... David van Reybrouck. In: Bibliotheek- en archiefgids, jrg. 80, nr. 3, 2004, pp. 31-37. |
Frans Steenhoudt, ‘Ik droom van een lege dierentuin’. Wetenschapper en publicist David van Reybrouck. In: Eos, jrg. 21, nr. 12, december 2004, pp. 112-115. (interview) |
Tine Hens, David van Reybrouck. In: De Standaard, 14-7-2006. (interview) |
Mischa Cohen, Alles is onder vuur komen te liggen. In: Vrij Nederland, 28-10-2006. (interview) |
Mark Schaevers, Zo moet het, vind ik. De dood recht in de ogen kijken. In: Humo, 6-3-2007. (interview) |
Dirk Leyman, Ik heb diep in mijn binnenkamer laten kijken. In: De Morgen, 7-3-2007. |
Bart Dirks, Mijn antwoord op verdriet is hard werken. In: de Volkskrant, 16-3-2007. |
Edith Koenders, Rammelend aan de terminus. Melancholieke ode aan Brussel door David Van Reybrouck. In: de Volkskrant, 23-3-2007. (over Slagschaduw) |
Yra van Dijk, Mijn wond houdt hem levend. In: NRC Handelsblad, 30-3-2007. (over Slagschaduw) |
Jann Ruyters, Ik ben de toerist van mijn gemoed. In: Trouw, 7-4-2007. (over Slagschaduw) |
[Anoniem], Brand op een zinkend schip. In: Brabants Dagblad, 28-4-2007. (over Slagschaduw) |
Arie Storm, De Belgen zijn niet slechter. In: Het Parool, 10-4-2007 (over Slagschaduw). |
Kees 't Hart, Grootmoeders met kraamboeketten. In: De Groene Amsterdammer, 20-4-2007. (over Slagschaduw) |
Jona Lendering, Waarom lezen prettig is. Op: www.recensieweb.nl, 5-6-2007. (over Slagschaduw) |
Tine Hens, Tussen Weemoed en colère. In: De Standaard, 26-10-2007. (interview) |
Kathy de Nève, ‘Je moet het gezien hebben’. Een gesprek met David van Reybrouck. In: Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 26, nr. 1, lente 2008, pp. 72-77. |
Sofie Gielis, Beeldenstorm voor gebroken
|
| |
| |
harten. David Van Reybroucks fictiedebuut. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 153, nr. 4, september 2008, pp. 677-682. (over Slagschaduw) |
119 Kritisch lit lex.
november 2010
|
|