| |
| |
| |
Gerard Reve
door Sipko Melissen
1. Biografie
Gerard Reve (pseudoniem van Gerard Kornelis van het Reve) wordt op 14 december 1923 in Amsterdam geboren als zoon van Gerard J.M. van het Reve en Janetta Jacoba Doornbusch. Zijn vroegste jeugd brengt hij door in tuindorp Watergraafsmeer (Betondorp), een ruimte die op de achtergrond een rol speelt in Werther Nieland en ‘De Vacantie.’ Hij bezoekt het Vossiusgymnasium, maar maakt dit niet af. Daarna volgt hij de patroonscursus van de Amsterdamse Grafische School en werkt hij van 1945 tot 1947 op de redactie van Het Parool. In 1947 verschijnt na enkele tijdschriftpublikaties de roman De Avonden, waarvoor hij nog in hetzelfde jaar de Reina Prinsen Geerligsprijs krijgt. Het jaar daarop trouwt hij met de dichteres Hanny Michaelis, een huwelijk dat 10 jaar zal duren.
In 1951 krijgt hij een reisbeurs, die weer wordt ingetrokken door de staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Mr. Cals, omdat de inhoud van de in datzelfde jaar gepubliceerde novelle ‘Melancholia’ in strijd zou zijn met de normen van ‘openbare orde en goede zeden.’
Wegens de rel die rond de publikatie van deze novelle ontstaat, besluit Reve uitsluitend in het Engels te schrijven en tussen 1952 en 1957 woont hij lange tijd in Londen, waar hij onder andere werkt als verpleger in het National Hospital for Nervous Diseases.
Omdat de in het Engels geschreven novellenbundel weinig belangstelling wekt, keert Reve weer terug tot het Nederlands en naar Nederland, waar hij vanaf 1957 in de redactie van Tirade zit. Hij woont dan weer in Amsterdam, samen met Wilhelm Johann Schuhmacher (Wimie), die hij nog tijdens
| |
| |
zijn huwelijk heeft leren kennen. Gestimuleerd door de kennis die hij heeft opgedaan tijdens een cursus aan The British Drama League in Londen in 1955, begint hij in 1959 met het schrijven van toneel. In 1960 ontvangt hij de Mr. Van der Viesprijs voor het nimmer opgevoerde of gepubliceerde toneelstuk Moorlandshuis. In 1963 ontvangt Reve voor de Tien Vrolijke Verhalen de Amsterdamse Novellenprijs. Vanaf de publikatie van Op weg Naar Het Einde (1963) en zijn toetreding tot de r.-k. kerk komt er een grote verandering in de waardering voor het werk van Reve. Bewondering en verguizing zijn zijn deel: beide leiden tot grote publiciteit.
Het publiek succes stelt hem in staat in 1964, samen met zijn vriend Willem Bruno van Albada (Teigetje) een huis te kopen in Greonterp (Friesland).
Een passage uit Nader tot U (1966), waarin Reve beschrijft hoe hij met een als ezel geïncarneerde God zal paren, leidt tot een geruchtmakend proces wegens ‘smalende Godslastering’.
In 1968 ontvangt Reve de P.C. Hooftprijs. Zowel de zoen die hij minister Marga Klompé bij de prijsuitreiking geeft als de via de televisie uitgezonden huldiging in de Amsterdamse Allerheiligste Hartkerk veroorzaken weer landelijke opschudding.
In 1969 schaft Reve zich een stuk grond in Zuid-Frankrijk aan waar hij de eerstvolgende jaren hard werkt aan zowel een eigen onderdak als aan zijn literair oeuvre. In 1971 wonen hij en zijn vriend nog een tijd samen met Henk van Maanen (Woelrat), maar dit driemanschap zal uiteindelijk het einde betekenen van zijn verhouding met Teigetje die negen jaar heeft geduurd.
In 1974 wordt hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau en zendt de televisie de Grote Gerard Reve Show uit. Daarna lijkt het er op dat Reve zich steeds meer in Frankrijk terugtrekt om te werken. Het enige wat de lezer dan nog over zijn leven te weten komt is óf via zijn literaire werk (Ik Had Hem Lief) óf door middel van de aan zijn literaire werk gekoppelde schijnautobiografie over zijn Russische adellijke afkomst (Een Circusjongen; Oud en Eenzaam).
| |
| |
Na enkele kortstondige verhoudingen (zoals onder andere beschreven in Ik had hem lief) woont Reve nu samen met Joop Schafthuizen, die meewerkte aan de samenstelling van de delen Archief Reve. Sinds kort heeft Reve ook een huis in Engeland (Harwich, Essex).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling
Reve heeft, blijkens zijn eigen mededeling, steeds met de materie geworsteld om deze te onderwerpen aan zijn bedoelingen. Deze worsteling leidde er nogal eens toe dat hij andere vormen uitprobeerde. Zijn oeuvre zou men om verschillende redenen in twee perioden kunnen verdelen, waarbij Op Weg Naar Het Einde (1963) aan het begin staat van de tweede periode. Tot 1962 wordt het werk van Reve gekenmerkt door een moeizame strijd de chaos te overmeesteren. De strijd speelt zich achter de schermen af en het resultaat valt binnen de traditionele verhaalvorm. De periode tussen 1959 en 1963 zou men een overgangsperiode kunnen noemen, waarin Reve zowel in een andere taal probeert te schrijven als andere genres uitprobeert (toneel, korte verhalen). Vanaf 1963 weet hij een vorm te ontwikkelen waarbinnen de artistieke onmacht als motief ondergebracht kan worden. De worsteling en het resultaat binnen één verband.
| |
Techniek
Voordat Reve in 1947 naam maakte met de roman De Avonden, had hij reeds enkele verhalen gepubliceerd in tijdschriften, waarvan alleen De ondergang van de familie Boslowits en De laatste jaren van mijn grootvader later in boekvorm zijn verschenen. Deze beide verhalen vertonen enkele overeenkomsten die ze zowel van De Avonden als van Werther Nieland doen verschillen. Beide verhalen kennen een ik-verteller die voornamelijk observeert en weergeeft wat er om hem heen gebeurt, maar over wie de lezer zelf weinig te weten komt. De periode die beschreven wordt is in verhouding met die in ander werk van Reve extreem lang. In De ondergang wordt in 44 pagina's een periode van 11 jaar beschreven, terwijl De laatste jaren van mijn grootvader in ruim 10 pagina's een periode van 20 jaar samenvat. In De ondergang krijgen we het verslag van de kennismaking met ‘een’ familie in de jaren voor de oorlog en de geruisloze verdwijning van deze familie gedurende de eerste oorlogsjaren. De ik-verteller geeft weer en onthoudt zich van verklarend of interpreterend commentaar. Dat het om een joodse familie gaat, dat de gebeurtenissen op de achtergrond vreselijk zijn, wordt nergens gezegd. Er vindt een drama plaats met mensen uit de directe omge- | |
| |
ving van een jongen die als de oorlog uitbreekt 16 jaar is. De gebeurtenissen worden gepresenteerd als een reeks toevalligheden: ‘Hans heeft een brief gestuurd naar een tante in Berlijn, zei tante Jaanne, al een tijd geleden. Hij is nu teruggekomen, onbestelbaar. Vertrokken met onbekende bestemming, stond er op.’ De beklemming van dit verhaal komt vooral door de spanning tussen dat wat de lezer wel weet (hier: de bestemming) en dat wat in het verhaal niet wordt uitgesproken.
De laatste jaren van mijn grootvader is in vergelijking hiermee een aardig verhaal. Het is een humoristisch verslag van de aftakeling van een oude man die bij de ouders van de ik-verteller inwoont.
In de beide volgende publikaties, De Avonden en Werther Nieland, blijft de verteller niet langer zelf buiten schot. De observaties worden nu voor een groot gedeelte gericht op eigen handelingen en belevingen, terwijl het verhaal een korte periode beslaat.
| |
Stijl
Thematiek
In De Avonden worden in 10 hoofdstukken de laatste 10 dagen van een jaar in het leven van de 23-jarige Frits van Egters beschreven. De dagen worden doorgebracht in neerdrukkende eentonigheid. Na het werk komt hij thuis, eet, probeert vrienden op te zoeken, keert naar huis, valt in slaap en droomt. Wat vanaf de eerste bladzijde opvalt is dat Frits hypertijdsbewust is. Groot is de tegenstelling tussen de constante registratie van het voorbijgaan van de tijd en het besef dat er in en met die tijd niets zinvols gebeurt. ‘We zijn over de helft’, dacht hij, ‘de middag is al een uur geleden begonnen. Kostbare tijd die niet meer te achterhalen is, heb ik vermorst.’ Aan het einde van die zelfde dag zegt Frits bij zichzelf: ‘Wanneer we zakelijk rekenen, kunnen we zeggen: we hebben nog een halve avond. Dit is echter een ongegronde Stijl voorstelling van zaken. De avond is verloren, er is niets meer aan te veranderen.’ Deze zin is een aardig voorbeeld van de plechtige taal waarin Frits tegen zichzelf en anderen praat en die dit boek, dat in een opvallend zakelijke stijl geschreven is, een eigen humoristisch karakter geeft. H. van den Bergh heeft er in een artikel, ‘Humor als noodsprong’, op gewezen dat de humor van Frits een noodbrug is om contact tussen de Thematiek personages te forceren. Ondanks de bezoeken die Frits bij
| |
| |
vrienden aflegt, blijft hij geïsoleerd. ‘Eigenlijk zit ik hier alleen’, zegt hij als hij met zijn vrienden in de bioscoop zit. Dit isolement bereikt zijn culminatie als hij in de nieuwjaarsnacht geen van de vrienden die hij wil opzoeken thuis treft. Tijdens de wandeling naar huis roept hij de ‘eeuwige, enige, onze God’ aan, om alle futiliteiten die zijn leven uitmaken te ‘zien’. Zo komen op het laatst tegenover elkaar te staan: de werkelijkheid die als een reeks zinloze details wordt ondergaan en de hoop dat deze verzameling feiten door een hoger groter Iets bijeengehouden wordt, waardoor er in de uiterlijke zinloosheid toch een zin verborgen zit.
| |
Techniek
In Werther Nieland heeft Reve de techniek die wel genoemd wordt: ‘noteren zonder te interpreteren’ met nog meer effect toegepast dan in De ondergang van de familie Boslowits. Het perspectief ligt uitsluitend bij de 11-jarige ik-figuur (Elmer). Het gevolg is een nogal grote afstand tussen de hoofdfiguur en de lezer (emotioneel en intellectueel). Elmer staat heel onzeker in de werkelijkheid die hem omringt, omdat hij dat wat gebeurt niet kan begrijpen. Toch vermoedt hij dat er tussen de afzonderlijke gebeurtenissen een verband is, maar dat verband wordt niet prijsgegeven. Het is ‘toverachtig’ en ‘geheim’. Elmer probeert greep te krijgen op de werkelijkheid en het verband dat hij vermoedt door rituele executies van vissen en insekten en door formuleringen en bezweringen. Bovendien probeert Elmer vriendjes voor zijn wereld te interesseren, wat hem niet lukt. Ook Elmer blijft geïsoleerd. De novelle is, na de verschijning in 1949, zo goed als onbesproken gebleven. Na de Reve-revival zijn er juist van dit verhaal enkele uitvoerige en interessante interpretaties verschenen.
| |
Ontwikkeling
De jaren tussen 1949 en 1963 lijken voor Reve te worden gekenmerkt door een voortdurend zoeken naar de meest geëigende uitdrukkingswijze. De chaos is te overweldigen en te bedwingen, maar gemakkelijk kan dat niet zijn. Vandaar misschien de achteraf wat bizar aandoende drang in het Engels te schrijven. In deze jaren zal hij zich ook toeleggen op het schrijven van novellen, korte verhalen en toneel. De meest opvallende publikatie is ongetwijfeld The Acrobat (1956), die pas in de geautoriseerde vertaling (Vier Winterver-
| |
| |
tellingen, 1963) voor een groter publiek toegankelijk werd. De novelle ‘Melancholia’ en fragmenten van de roman In God We Trust worden alleen in een tijdschrift gepubliceerd. De roman In God We Trust schijnt helemaal klaar te liggen, maar Reve heeft hem niet willen publiceren omdat in het geschrevene ‘de geest ontbreekt’. (d'Oliveira) Dezelfde geest heeft min of meer ontbroken in een gedeelte van Tien Vrolijke Verhalen (1961) en in het toneelstuk Commissaris Fennedy (1962), dat in het zuiden van de Verenigde Staten speelt.
Van de verhalen in Vier Wintervertellingen sluit alleen ‘De Vacantie’ aan bij het autobiografisch karakter van vroeger werk. Met De Avonden heeft het de gezinssituatie gemeen: vader, moeder, de iets oudere broer, met Werther Nieland de belangstelling van de 10-jarige Darger voor geheimzinnigheid, ritueel en bezweringen. Ook in dit verhaal probeert de hoofdfiguur contact te krijgen met een jongen van ongeveer zijn eigen leeftijd en ook in dit verhaal mislukt dat totaal. De hoofdfiguren uit de drie andere vertellingen zijn oudere jongens die totaal onaangepast zijn. Eén is min of meer debiel en de twee anderen zijn zinloos agressief of zelfs sadistisch. Fens heeft er in een artikel op gewezen dat men door de sterke concentratie op plaats en tijd (drie van de verhalen spelen zich binnen één dag af) niet aan de indruk ontkomt ‘tegen een toneelstuk aan te zitten kijken’.
| |
Verwantschap
Men zou daar aan toe kunnen voegen dat de ‘stukken’ aansluiten bij het absurdisme en verwantschap vertonen met het werk van Samuel Beckett en Harold Pinter. In deze verhalen ‘gebeurt’ niets en ze eindigen in niets. Philip uit ‘De Acrobaat’ neemt de tram naar het station, in ‘De Winter’ zingt het hele gezelschap een lied, en de moeder uit ‘Herfstdraden’ staart uit het raam over de binnenplaats ‘alsof daar een oplossing vandaan zou kunnen komen’. Ook deze verhalen zijn geschreven in die uiterst sobere, droge stijl die soms, maar veel minder dan in De Avonden, een komisch effect heeft. Het uiterlijk van mensen, interieurs en weersomstandigheden worden met bijna dwangmatige precisie weergegeven.
| |
Techniek
Reve vindt zijn nieuwe uitdrukkingsvorm eigenlijk per toeval. In 1962 bezoekt hij het schrijverscongres in Edinburgh en een verslag daarvan wordt gepubliceerd in Tirade. In eerste instantie schrijft hij de brieven zonder zware literaire
| |
| |
pretentie, zodat hij zich minder druk hoeft te maken om de vorm en ook meer persoonlijke zaken en opinies kwijt kan. Naarmate hij vertrouwder raakt met het genre, dwingt hij zich, ook door de compositie, enkele beperkingen af. Een groot gedeelte van de brieven gaat dan ook over het zogenaamd ‘scheppend proces’. Stof heeft hij genoeg, maar de moeilijkheid zit in de keuze die hij moet maken ‘en dan nog in de juiste volgorde, daar gaat het om. Die volgorde is weer afhankelijk van het verband, want bijna alles heeft met elkaar te maken.’
| |
Thematiek
De brieven worden gebundeld in Op Weg Naar Het Einde (1963). De meeste brieven verslaan gebeurtenissen die hij al reizend en trekkend meemaakt (‘Brief uit Amsterdam, ‘Brief uit Camden Town’, etcetera). Daar tussendoor komt de lezer voor het eerst in aanraking met Reves opvattingen over religie en seksualiteit. Het is opvallend hoe ook in Reves vroeger werk religie en seksualiteit voorkomen, maar in verhouding tot het later werk verdrongen of slechts vaag aangeduid. Hoewel Reve Nader tot U (1966) een voortzetting en voltooiing van Op Weg Naar Het Einde noemt, zijn de verschillen opvallend. In Nader tot U dringt het verleden steeds meer en met meer kracht de brieven binnen. Ook Reves denkbeelden over religie en seksualiteit worden in Nader tot U uitgewerkt tot wat we Reves persoonlijke mythe kunnen noemen. Tegenover de futiliteit van het bestaan staat God. Hij is de enige werkelijkheid: ‘En indien het waar was, dat God liefde was, dan moest dit betekenen dat wij slechts werkelijk bestonden, in zoverre we lief hadden.’ De liefde betekent voor Reve een lichamelijk/geestelijke eenheid. Eros omvat lichaam en ziel, zoals ook de godheid de erotiek insluit. Het is nauwelijks verwonderlijk dat Reve rond de erotiek een hele eredienst opbouwt. In Nader tot U komt dat het duidelijkst uit in het visioen van ‘De Schone En Meedogenloze Jongen’. Het ritueel rond deze jongen brengt Reves ‘verheven’ beleving van de erotiek tot uitdrukking. De jongens die hij in aardse werkelijkheid tegenkomt, zijn, in het gunstigste geval, openbaringen van de ‘ongeschapen Ene’. Het zogenaamd ‘lage’ en het zogenaamd ‘verhevene’ zijn bij Reve één en ondeelbaar.
‘De Schone en Meedogenloze Jongen’ heeft een literaire
| |
| |
tegenhanger in ‘Het Boek Van Het Violet En De Dood’ en alle andere verwijzingen naar het boek/gedicht dat alle andere boeken/gedichten overbodig moet maken. Zoals concrete jongens slechts openbaringen van de ‘ongeschapen Ene’ kunnen zijn, zo zijn verhalen en gedichten openbaringen van het ideale boek.
| |
Stijl
Voor zijn seksuele, religieuze en literaire beelden en fantasieën gebruikt Reve een volzin waarin tegengestelde elementen steeds samengaan: het verhevene en het lage, pathos en trivialiteit. Archaïsch, plechtstatig woordgebruik wordt afgewisseld door ironisering en zelfspot. Als God zelf bij hem langs zal komen, omdat het hem gelukt is het boek te schrijven dat alle boeken overbodig maakt, zal hij Hem als volgt toespreken en behandelen: ‘“Mijn Heer en mijn God! Geloofd weze Uw Naam tot in alle Eeuwigheid! Ik houd zo verschrikkelijk veel van U,” zou ik proberen te zeggen, maar halverwege zou ik al in janken uitbarsten, en Hem beginnen te kussen en naar binnen trekken, en na een geweldige klauterpartij om de trap naar het slaapkamertje op te komen, zou ik Hem drie keer achter elkaar langdurig in Zijn Geheime Opening bezitten, en daarna een presenteksemplaar geven, niet gebrocheerd, maar gebonden - niet dat gierige en benauwde - met de opdracht: Voor de Oneindige. Zonder Woorden.’
| |
Techniek
Ook compositorisch zal Reve steeds meer greep krijgen op de briefvorm. In ‘Brief door tranen uitgewist’ worden de verschillende verhalen en herinneringen associatief met elkaar verbonden. De brief wordt geschreven terwijl hij aan het raam zit. Het uitzicht en het weer buiten vormen steeds de schakel tussen de verschillende onderdelen. Deze ‘klimatologische parallel’ zal Reve vanaf Nader tot U veelvuldig toepassen.
| |
Thematiek
In de reeks boeken die Reve vanaf 1972 met grote regelmaat publiceert geeft hij steeds duidelijker vorm aan zijn mythe. Seksualiteit en religie komen samen in de verering voor Maria. De maagd Maria is niet alleen de ‘Koningin der levenden’ en ‘Moeder van de Dood’, zij is ook de patrones van de revistische seks en het martelen van jongens wordt met haar verering in verband gebracht. ‘Als iemand door een kier
| |
| |
van een luik kijkt naar een jonge mooie tot de marteldood veroordeelde jongen in een sloep, terwijl hij zichzelf, ik bedoel... dan heeft hij aan de andere kant van de hut een schrijn met een wit beeld van de maagd.’
De vertellingen aan Woelrat die in De Taal Der Liefde (1972) worden begonnen en in Lieve Jongens (1973) voortgezet, beginnen dan ook met het ontsteken van een kaars voor het beeld van Maria. De Taal Der Liefde heeft als opdracht alleen nog ‘voor M.’. In Lieve Jongens staat voluit: ‘Dit boek is opgedragen/ aan de grote godin/ de uit zichzelf geborene/ die is onze verlosseres/ die is onze heerseres/ aan de troosteres der bedroefden.’
| |
Techniek
In De Taal Der Liefde worden twee niet op elkaar aansluitende verhaaldelen min of meer verbonden door brieven aan Carmiggelt, waarin hij vooral schrijft over het eigenaardige genre dat hij beoefent en de moeilijkheden die zich daarbij voordoen. In het tweede deel van Lieve Jongens blijkt overigens welke moeilijkheden Reve compositorisch heeft op te lossen als hij de verschillende verhalen en herinneringen binnen één kader wil houden. Wat er aan herinnering bovenkomt, terwijl hij alleen in bed achterblijft, heeft niets met Woelrat of met in bed liggen te maken. De herinnering aan een voorval enige jaren terug die 70 pagina's beslaat, wordt met het in bed liggen verbonden via het uitzicht op ‘takken’, toen en nu. Uit een brief aan Carmiggelt in De Taal Der Liefde blijkt dat Reve dit middel zeer bewust toepast: ‘Ik zit met die eindeloos lange uitgebouwde composities aangaande wat iemand denkt terwijl hij op de achtertuin uitziet die hem doet denken aan een andere tuin, het uitzicht daarop bedoel ik, zo & zoveel jaren geleden.’
| |
Kritiek
Over De Taal Der Liefde is de kritiek vrijwel unaniem enthousiast. De vertellingen aan Woelrat worden vergeleken met sprookjes, wat niet verwonderlijk is gezien de wat plechtstatige stijl waarin de verteller Wolf zelfs de meest bizarre verhalen vertelt. Het einde van het boek, waar de koningin optreedt als gesprekspartner over onderwerpen als liefde en dood, wordt door sommigen vergeleken met het einde van De Avonden.
Het succes van De Taal Der Liefde brengt Reve er waarschijn- | |
| |
lijk toe nog twee boeken met uitsluitend correspondentie te publiceren. Het Lieve Leven (1974) en Ik Had Hem Lief (1975) bestaan uit de eenzijdige correspondentie met verschillende kunstbroeders. In Het Lieve Leven zijn brieven opgenomen aan Frans Pannekoek, Ab Visser en het echtpaar Carmiggelt. Ik Had Hem Lief bevat Reves correspondentie met Ernest de R., die in brieven aan Carmiggelt nog Joseph en Jakhals wordt genoemd, en die loopt van 11 oktober 1972 tot 4 maart 1974. Ondanks de vermelding op de achterflap dat het boek handelt over de ‘aangrijpendste liefdesverhouding tussen twee mensen die onze literatuur kent’, valt het direct op dat men over het inhoudelijk verloop van de relatie zo goed als niets te weten komt. Dat wat zich tussen Reve en Ernest heeft afgespeeld blijkt alleen uit de hoofdstuktitels ‘Op het eerste gezicht’, ‘De twijfel gezaaid’, ‘Op het hart getreden’ en ‘Het mocht niet zijn’. Hoe een groot en humoristisch stilist Reve ook in deze brieven blijkt te zijn, de correspondentie als geheel gaat mank aan een overdrijving (‘Ik vermoed, dat jij de Mededogenloze Jongen bent’ en ‘Mededogenloos Schone, Blonde Jonge Meester’) die alleen maar geaccentueerd wordt door een overmatig gebruik van relativeringen (‘Niet dat voorzichtige & behoedzame’).
Na De Taal Der Liefde, dat in één jaar 12 drukken beleeft, begint er met de publikatie van Lieve Jongens, Het Lieve Leven en Ik Had Hem Lief een kentering te komen in de waardering voor Reve. Met Een Circusjongen (1975) weet de kritiek niet goed raad. De groepering van de 13 hoofdstukken in vier afdelingen die ‘Geboorte’, ‘Dood’, ‘Hellevaart’ en ‘Verrijzenis’ heten, suggereert een verband, dat inhoudelijk en stilistisch echter ontbreekt. De delen ‘Geboorte’ en ‘Dood’ sluiten aan bij de manier van vertellen en compositie van De Taal Der Liefde en Lieve Jongens. Vanaf ‘Hellevaart’ wordt het oorspronkelijk kader losgelaten en volgt het verhaal van de vrachtwagenchauffeur die zijn leven lang de doem met zich meedraagt van een daad die hij heeft voltrokken aan een schuldeloos meisje. De stijl waarin dit gedeelte geschreven is, is plechtstatig, maar wordt ook gekenmerkt door overdrijving en vergroting: ‘Wat ging ik doen? Ik wist het niet, en niemand behalve de Eeuwige kon het weten, maar wel wist ik, dat het iets zou zijn, dat moest voeren tot schending en
| |
| |
bezoedeling van iets meest heiligs, tot een allerschuldigste inbreuk, onherstelbaar en voor immer onverzoenbaar, op een allertederste onschuld.’ In het deel ‘Verrijzenis’, dat weer geheel in de sfeer van een sprookje geschreven is, heeft hij een gesprek met de vorstin van een vorstendom aan de Grijze Zee. In De Taal Der Liefde functioneerde de koningin meer als het symbool van de allesbegrijpende moeder, terwijl de vorstin in Een Circusjongen de representant is van ‘die andere, grote Vorstin: de Verloste en Verheerlijkte’.
| |
Thematiek
In Oud en Eenzaam (1978) ziet Reve totaal af van de sprookjesvertelling, die vanaf De Taal Der Liefde steeds barokker en mystieker vormen was gaan aannemen. Het grootste gedeelte van het verhaal gaat over het verleden en sluit daarom weer aan bij Nader tot U, waar hij in ‘Brief uit het verleden’ schrijft: ‘Ik weet dat ik nog veel verder, zo ver als maar enigszins mogelijk is, zou moeten terugkeren in het Verleden, en dat ik tenslotte zelfs zou moeten proberen de grens van de nog gestalte hebbende herinneringen te overschrijden, want daarachter moet, van de verschrikking die “dit rampzalig leven” inhoudt, de verklaring te vinden zijn.’ In Oud en Eenzaam combineert hij zijn obsessies in het heden met zijn ervaringen uit het verleden. Hij kiest hiervoor weer, een kaderverhaal. Het kader is hier de achtervolging van een jongen, die de ik-figuur, in de omgeving van zijn huis in Zuid-Frankrijk, een oude verlaten boerderij ziet binnengaan. Het kaderverhaal wordt twee keer onderbroken: een herinnering aan een verhouding met een Engelse actrice ongeveer 25 jaar eerder, en een herinnering aan een communistisch scholingskamp toen de ik-figuur ongeveer negen jaar was. Drijfveer achter zijn handeling in het heden en het graven in het verleden is de hoop een verklaring te vinden voor zijn sadistische preoccupatie. Zijn verlangen jongens zowel te troosten als te martelen, ervaart hij als zijn lot. Een verklaring vindt hij niet, zoals hij ook niet te weten komt of dat wat de jongen in de verlaten boerderij heeft gedaan misschien iets te maken heeft met zijn eigen lot.
| |
Kritiek
Oud en Eenzaam wordt weer gunstig ontvangen en de kritiek is het erover eens dat Reve blijkbaar nog steeds het peil van vroeger werk als Nader tot U kan bereiken.
| |
| |
De volgende drie jaren verschijnt een stroom aan publikaties: drie brievenbundels, twee romans en enkele delen mengelwerk.
| |
Relatie leven/werk
Uit de Brieven aan Wimie 1959-1963 blijkt duidelijk hoezeer 1962 voor Reve een cruciaal jaar is geweest. Tijdens een verblijf in Engeland komt hij tot het besef dat hij altijd voor God op de vlucht is geweest. In deze brieven probeert hij zijn bekering tot het Christendom te rechtvaardigen. Ook eist hij recht op voor zijn eigen erotische fantasieën en beleving. Precies een maand vóór hij aan de eerste reisbrief begint, die zo'n beslissende wending in zijn schrijversloopbaan zal betekenen, schrijft hij over zijn bezoekingen, visioenen en worstelingen: ‘Maar ik heb vormen nodig om ze te verwerken en te uiten, en mijn werk biedt daar slechts een gedeeltelijke mogelijkheid toe’.
Wat deze correspondentie zo uniek maakt, is dat de ontwikkeling die Reve in deze jaren doormaakt, belicht wordt vanuit zijn meest persoonlijke relatie, de vriendschap met Wimie. De duidelijkheid tegenover zichzelf, die hij moeizaam verwerft en de bevrijding die hij op alle voor hem belangrijke fronten (religie, erotiek, literatuur) bereikt, hebben dan ook invloed op die relatie. Hij durft zich onafhankelijker van Wimie op te stellen en eist van hem een even grote duidélijkheid ten aanzien van zijn eigen leven en huh verhouding. De parallellie tussen zijn persoonlijke en artistieke bewustwording aan de ene kant en het verloop van de relatie aan de andere kant geeft deze verzameling brieven een zekere dramatische kracht.
De Brieven aan Josine M., een correspondentie die weliswaar loopt van 1959 tot 1975, komt pas goed op gang in het jaar. waarin de briefwisseling met Wimie ophoudt (1963). Het is een correspondentie tussen gelijken, of tenminste gelijkwaardigen, die min of meer toevallig tot stand kwam, toen Reve, als redactielid van Tirade Josine Meijer om bijdragen voor het tijdschrift vroeg. De onderwerpen die ter sprake komen, zijn vooral religie, mystiek en astrologie. Josine M. is iemand met wie Reve zich kan meten en die er bovendien een ander godsbeeld op nahoudt, zodat hij steeds opnieuw gedwongen wordt tegenover haar duidelijk te verwoorden hoe zijn religieuze symboliek in elkaar zit en wat deze voor hém betekent.
| |
| |
De toon waarin Reve over religie en mystiek schrijft, heeft altijd iets beslists en is vaak zelfs belerend. Er is echter één onderwerp waarin zij de meerdere is, de astrologie, en één gebied waar zij de rol van biechtmoeder vervult, de liefde.
| |
Kritiek
De kritiek is over beide brievenboeken zeer te spreken. Vooral Brieven aan Josine M. is alom geprezen om zijn grote oprechtheid, de bijzondere inhoud en de sublieme Stijl. Opvallend is het daarom dat een andere brievenbundel, Brieven aan Bernard S., door de kritiek unaniem is afgekraakt. Bernard S(ijtsma) is in de periode waarin hij met Reve correspondeert zelf bezig zich te ontwikkelen tot schrijver, zodat in de brieven wel eens het woord literatuur valt, maar overigens gaan Reve's brieven uitsluitend over de erotische relatie die tussen beiden ontstaat en waarbij de geadresseerde wel zeer neerbuigend en ironisch benaderd wordt.
| |
Thematiek Relatie leven/werk
Een nieuw hoogtepunt in zijn oeuvre is Moeder en zoon. De roman is opgebouwd uit twee zelfstandige, min of meer parallel lopende verhalen, die ieder op eigen wijze een antwoord kunnen vormen op de in de proloog gestelde vraag: ‘Hoe ben jij, Gerard Reve, een man met toch een behoorlijke dosis ontwikkeling, intelligentie en gezond verstand, ooit in de Rooms-Katholieke Kerk terecht gekomen en er zelfs lid van geworden?’ Het éne verhaal is het feitelijke verslag van zijn affiniteit met bepaalde vormen van mythe en religie in zijn jeugd, zijn toenemende interesse in de eredienst van de katholieke kerk en de uiteindelijke toetreding tot die kerk, Daartussendoor speelt zich het Matroos Vos-verhaal af, dat op'mythisch niveau eveneens een verklaring behelst. Matroos Vos heeft hij ooit op een perron ontmoet; toen hij even contact met hem kreeg, heeft hij de gelofte afgelegd roomskatholiek te zullen worden ‘als het iets wordt’. Op een zondag dat Reve naar de kerk is geweest en een bezoek aflegt bij een zekere Otto van D., komt Matroos Vos inderdaad langs en voelt hij zich verplicht de gelofte na te komen. Nooit eerder is het Reve gelukt zijn persoonlijke mythe van religie en erotiek zo volledig uit te beelden als in het Matroos Vos-verhaal. De kritiek die op het bekeringsverhaal positief heeft gereageerd, toonde over het algemeen moeite te hebben met de uitvoerig beschreven middag bij Otto van D. Hoe uitvoerig
| |
| |
en realistisch het Otto van D.-gedeelte ook beschreven is, het verhaal is alleen ‘symbolisch’ te begrijpen. Otto vian D. is gekleed in precies dezelfde kleren als Matroos Vos. De hoofdpersoon, die Otto van D. eigenlijk veracht, kan toch niet anders dan op een voor hem vernederende wijze met hem naar bed gaan. Hij zoekt de God en de Liefde, die onafhankelijk zijn van tijd, ruimte en materie (Matroos Vos belichaamt dit ideaal), maar wordt geconfronteerd met een onherkenbare vefvörming (Otto van D.) ‘in de spiegel van een duistere rede’.
Het is opvallend dat Maria in het Matroos Vos-verhaal afwezig is. Pas op het einde van het boek beschrijft Reve twee dromen, waarin zij lichamelijk met hem verkeert. Volgens zijn eigen interpretatie zijn deze dromen een symbolische verbeelding van zijn eigen wedergeboorte.
De Vierde Man werd oorspronkelijk in opdracht van de CPNB als boekenweekgeschenk geschreven, maar uiteindelijk door deze organisatie, uit zedelijkheidsoverwegingen, geweigerd. Centraal in dit verhaal is de verre, onbereikbare geliefde, Herman, die in een Duitse stad woont, die de verteller slechts van een foto kent en die de minnaar is van Christine, de vrouw die de verteller tijdens een door hem gehouden lezing heeft leren kennen. Christine vervult zowel de rol vah middelares, die het contact tussen hem en Herman tot stand moet brengen, als van fatale vrouw, omdat iedere man met wie zij in aanraking komt, omkomt. De ontmoeting komt niet tot stand en de hoofdfiguur wordt niet de vierde in de reeks omgekomen minnaars. Met dit vrij eenvoudige verhaal bewijst Reve ook in een voor een groot publiek bedoeld werk zijn voorstellingwereld beknopt, luchtig en spannend te kunnen uitbeelden.
| |
Traditie
Vanaf de verschijning van De Avonden heeft de kritiek moeite gehad met het plaatsen van Reves werk binnen een literaire stroming. Was hij een naturalist, realist, nihilist, existentialist of zelfs een magisch-realist?
Na de publikatië van Op Weg Naar Het Einde heeft Reve zijn lezers en critici gewezen op zijn plaats: ‘met reeds een duidelijke mistieke inslag, ongeveer op de grens tussen de Romantiek en de Dekadentie.’ Met de Romantiek heeft Reve
| |
| |
gemeen het zoeken haar de hogere eenheid achter de vele verschijningsvormen. Zoals hij in een brief dan Carmiggelt schrijft: ‘Ik kan iets nooit zien anders dan ondergeschikt aan iets groters, aan iets dat niet begrensd is. Niets kan van zichzelf iets betekenen, tenzij het van het onbegrensde getuigt, dit vertolkt, of er het symbool van is. God is het enige dat van Zichzelf iets betekent.’
Zijn gedetailleerde aandacht voor de werkelijkheid heeft dan ook hiermee te maken: het oneindige manifesteert zich in het eindige. Het eindige mag dan op het oneindige betrokken zijn, in wezen beleeft Reve de werkelijkheid als gruwzaam en verschrikkelijk. De aardse werkelijkheid is een zeer onvolmaakte spiegel. Tegenover Christus staat zijn tweelingbroer de Satan. Voor zover Reve deze kant van de werkelijkheid uitbeeldt, past hij binnen de ‘zwarte’ romantiek; de decadentie: Alleen in de erotiek en de kunst kan men uitzicht krijgen op de uiteindelijke harmonie. In de erotiek kan het beleefd worden, in de kunst moet de orde op de chaos worden afgedwongen. De beleving in de erotiek is slechts vluchtig, in de kunst is de overwinning op de chaos een schijnoverwinning. Tegenover de absolute liefde en het volmaakte kunstwerk staan de aardse liefde en het onvolmaakte werk. De spanning die ontstaat door het besef dat de kloof niet te overbruggen valt, ontlaadt zich in de (romantische) ironie. Hoewel onze literatuur niet kan bogen op een sterke romantische traditie, kan men toch wijzen op voorgangers als Van Deyssel, Couperus, Nescio en Slauerhoff.
| |
Verwantschap
Ook wat zijn (schaarse) poëzie betreft is Reve romanticus te noemen. Zijn gedichten passen wel in de neo-romantische stroming waartoe bijvoorbeeld die van Jacob Groot en de latere Hans Verhagen gerekend worden.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie door Jos Paardekooper
Gerard K. van het Reve, Terugkeer. Amsterdam [1940], [Eigen beheer], GB. |
Simon van het Reve, De avonden. Een winterverhaal. Amsterdam 1947, De Bezige Bij, R. (vanaf de 4de druk, 1953, onder de naam Gerard Kornelis van het Reve; vanaf de 26ste druk, 1975, onder de naam Gerard Reve) (24ste en 28ste druk, resp. 1972 en 1978, als Jubileumuitgave bij Athenaeum-Polak & Van Gennep; Zuidafrikaanse uitgave, ingeleid en geannoteerd door E.C. Britz, Pretoria - Kaapstad [1986], Academica; 35ste en 36ste druk, resp. 1987 en 1988, als tweede Jubileumuitgave bij Veen) |
Gerard Kornelis van het Reve, Werther Nieland. Amsterdam [1949], G.A. van Oorschot, De Vrije Bladen (Cahiers van Libertinage), N. (2de druk in De laatste jaren van mijn grootvader enz.; vanaf de 3de druk, 1964, in één band met De ondergang van de familie Boslowits) |
Gerard Kornelis van het Reve, De ondergang van de familie Boslowits. Amsterdam 1950, De Bezige Bij, N. (2de druk in De laatste jaren van mijn grootvader enz.; vanaf de 3de druk, 1964, in één band met Werther Nieland, bij uitgeverij Van Oorschot) |
Gerard-Kornelis van het Reve, The acrobat and other stories. Amsterdam/London [1956], G.A. van Oorschot Publisher, VB. (2de druk Amsterdam 1980, Manteau) |
Gerard Kornelis van het Reve, De laatste jaren van mijn grootvader. De ondergang van de familie Boslowits. De avonden. Werther Nieland. Amsterdam 1956, G.A. van Oorschot, Verzameld werk. |
Remco Campert, Gedicht. Kerken. Tegen de zomer. Poëzie. Elementen voor een gedicht, en G.K. van het Reve, Fragment uit ‘Werther Nieland’. ['s-Gravenhage/Amsterdam 1959], Nederlands Letterkundig Museum/Querido, Stemmen van Schrijvers, Grammofoonplaat. |
Gerard Kornelis van het Reve, Tien vrolijke verhalen. Amsterdam 1961, G.A. van Oorschot, VB. (16de druk Utrecht/Antwerpen 1990, Veen) |
Harold Pinter, De huisbewaarder. Vertaald door G.K. van het Reve. Amsterdam 1961, De Bezige Bij, T. (vert.) |
Gerard K. van het Reve, Commissaris Fennedy. Tragedie in een proloog, drie bedrijven en een epiloog. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, T. |
Jack Gelber, De appel. Vertaald door Gerard K. van het Reve. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, T. (vert.) |
Gerard Kornelis van het Reve, Vier wintervertellingen. Geautoriseerde vertaling van The acrobat andother stories door Hanny Michaelis. Amsterdam 1963, G.A. van Oorschot, VB. (12de druk Utrecht/Antwerpen 1990, Veen) |
| |
| |
Gerard Kornelis van het Reve, Op weg naar het einde. Amsterdam 1963, G.A. van Oorschot, Br. (22ste druk Utrecht/Antwerpen 1990, Veen) |
Edward Albee, Wie is er bang voor Virginia Woolf? Toneelspel in drie bedrijven. Vertaald door Gerard K. van het Reve. Amsterdam 1964, Van Ditmar, T. (vert.) |
Gerard Kornelis van het Reve, Het verhaal van de dierentuin. De dood van Bessie Smith. De droom van Amerika. Vertaald door Gerard K. van het Reve. Amsterdam 1964, Van Ditmar, T. (vert.) |
Gerard Kornelis van het Reve, De ondergang van de familie Boslowits. Werther Nieland. Amsterdam 1964, G.A. van Oorschot, NB. (20ste druk Utrecht/Antwerpen 1990, Veen, onder de titel Werther Nieland. De ondergang van de familie Boslowits) |
Brendan Behan, De man van morgen. Vertaald door Gerard Kornelis van het Reve. In: Brendan Behan. De man van morgen. De gijzelaar. Amsterdam 1965, De Bezige Bij, T. (vert.) |
[G.K. van het Reve], Gezicht op Kerstmis, en andere geestelijke liederen. [Amsterdam 1965], [Eigen beheer], GB. |
[G.K. van het Reve], Zes gedichten. [Amsterdam 1965], Polak & Van Gennep, GB. |
Gerard Kornelis van het Reve, Nader tot U. Amsterdam 1966, G.A. van Oorschot, Br/GB. (20ste druk Utrecht/Antwerpen 1990, Veen) |
Harold Pinter, De huisbewaarder. De collectie. Vertaald door G.K. van het Reve. In: Harold Pinter, De kamer. De dienstlift. De huisbewaarder. De collectie. De minnaar. Amsterdam 1966, De Bezige Bij, T. (vert.) |
Gerard K. van het Reve, Leve onze marine. Amsterdam 1967, Thomas Rap, Rijmprent (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Harold Pinter, Het verjaardagsfeest. Vertaald door G.K. van het Reve. In: Harold Pinter, Het verjaardagsfeest. Een beetje pijn. Theevisite. Amsterdam 1967, De Bezige Bij, T. (vert.) |
Gerard Kornelis van het Reve, Pleitrede uitgesproken ter zitting van het Gerechtshofte Amsterdam. [Amsterdam 1967], [De Arbeiderspers], E. (opgenomen in Vier pleidooien en in Een eigen huis) |
Gerard Kornelis van het Reve, Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve. Amsterdam 1967, Thomas Rap, N. (opgenomen in Vier pleidooien en in Een eigen huis) |
Gerard Kornelis van het Reve, A prison song in prose. Illustrated by Thomas Koolhaas. Amsterdam 1968, Athenaeum-Polak & Van Gennep/Thomas Rap, V. (opgenomen in Schoon schip) |
[Gerard Kornelis van het Reve] Ik bak ze bruiner. Gerard Kornelis van het Reve leest vier eigen sprookjes. [Heemstede 1969], Catfish/Bovema, Grammofoonplaat. |
Gerard Kornelis van het Reve, Uit de kunst. Brieven aan Simon Carmiggelt. Met een begeleidende tekst door Simon Carmiggelt. Zandvoort 1970, Eliance Pers, Br. |
| |
| |
Gerard Kornelis van het Reve, Droom. Zandvoort 1970, Eliance Pers, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Kornelis van het Reve, Herkenning. Zandvoort 1970, Eliance Pers, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Kornelis van het Reve, In Uw handen. Zandvoort 1970, Eliance Pers, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Kornelis van het Reve, Leve onze marine. Zandvoort 1970, Eliance Pers, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Kornelis van het Reve, Vier pleidooien. Amsterdam 1971, Athenaeum-Polak & Van Gennep, EB. (opgenomen in Een eigen huis) |
Gerard Kornelis van het Reve, De taal der liefde. Amsterdam 1972, Athenaeum-Polak & Van Gennep, R/Br. (13de druk Amsterdam 1987, Maarten Muntinga; 14 de druk Utrecht/Antwerpen 1991, Veen) |
G[.]K[.] van het Reve, Onze vrienden. Amsterdam 1973, Athenaeum-Polak & Van Gennep/De Harmonie, V. (opgenomen in Een eigen huis) |
Gerard Reve, Lieve jongens. Amsterdam 1973, Athenaeum-Polak & Van Gennep, R. (3de druk Amsterdam 1988, Maarten Muntinga; 4de druk Amsterdam/Antwerpen 1991, Veen) |
Gerard K. van het Reve, Quia absurdum. Voorburg 1973, BZZTôH Teater, Poster, (opgenomen in Het zingend hart) |
Gerard Reve, Drie gedichten en een mening. [Amstelveen 1973], Uitgeverij Dekadentia, GB/E. |
Gerard Reve, Credo. Zandvoort 1973, Eliance Pers, GB. (opgenomen in Het zingend hart) |
Gerard Reve, Elf gedichten. [Amstelveen] 1973, The Publishers, GB. |
Gerard Reve, Het zingend hart. Amsterdam 1973, Athenaeum-Polak & Van Gennep, GB. (opgenomen in Een eigen huis en Verzamelde gedichten) |
Gerard Reve, Lekker kerstbrood. Amstelveen 1973, Peter Loeb, V. (opgenomen in Het lieve leven) |
Gerard Reve, Trouw. Zandvoort 1973, Eliance Pers, G. (eerder opgenomen in Het zingend hart) |
Gerard Reve, Het lieve leven. Amsterdam 1974, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Br. |
Gerard Reve, Ernstjan Engels. Met een aquatint, De dagdroom, door Ernst Jan Engels. [Plaats onbekend 1974], [Uitgever onbekend], G. (opgenomen in Vergeten gedichten) |
Gerard Reve, Rietsuiker. Amstelveen 1974, Peter Loeb, V. (opgenomen in Een eigen huis) |
Gerard Reve, Ik had hem lief. Amsterdam/Brussel 1975, Elsevier, Br. (2de druk Amsterdam 1991, Maarten Muntinga; 3de druk Amsterdam/Antwerpen 1992, Veen) |
Gerard Kornelis van het Reve, Een briefen drie gedichten. Yde 1975, Breukenpers, GB/Br. |
Gerard Reve, Een circusjongen. Levensroman. Amsterdam/Brussel 1975, Athe- |
| |
| |
naeum-Polak & Van Gennep/Elsevier, R. (5de druk Amsterdam 1988, Maarten Muntinga; 6de druk Amsterdam/Antwerpen 1991, Veen) |
Gerard Reve, De blijde boodschap. Gent 1975, Vanessa-fonds, G. (eerder opgenomen in Het zingend hart) |
Gerard Reve, Brieven aan kandidaat katholiek A. 1962-1969. Amsterdam 1976, Erven Thomas Rap, Br. |
Gerard Reve, Drie toespraken. Amsterdam 1976, Peter Loeb, EB. (opgenomen in Een eigen huis) |
Gerard Reve, Dagsluiting. [Gent 1976, Vanessa-fonds], G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
[Gerard Reve] Kunst is allemaal flauwe kul. Met 4 zeefdrukken van Joop Schafthuizen. Rotterdam [1976], Galerie Delta, G. (opgenomen in Schoon schip) |
Gerard Reve, Oud en eenzaam. Amsterdam/Brussel 1978, Elsevier, R. (6de druk Utrecht/Antwerpen 1987, Veen; 7de druk Amsterdam 1989, Maarten Muntinga) |
Gerard Reve, Cubaans bidprentje. [Amsterdam 1978, Loeb, Wildschut & Van der Velden], G. (opgenomen in Vergeten gedichten) |
Gerard Reve, Christmas in view. Amsterdam 1978, Sjaak Hubregtse, GB. |
Gerard Reve, Een eigen huis. Amsterdam/Brussel 1979, Elsevier Manteau, VB/GB/EB. (3de, herziene druk Amsterdam 1990, Maarten Muntinga; 4de druk Amsterdam/Antwerpen 1992, Veen) |
Gerard Reve, Vergeten gedichten. Amsterdam 1979, [Peter Loeb], GB. |
Gerard Reve, De taal der liefde / Lieve jongens. Amsterdam/Brussel 1980, Elsevier Manteau, R. (Hierin is het hoofdstuk ‘Brieven aan een kunstbroeder’ uit De taal der liefde niet opgenomen) |
G.K. van het Reve, (Ik heb een testament.). Banholt 1980, In de Bonnefant, Br. |
Gerard Reve, Hallelujah. Rooms-Katholieke teksten. Deventer 1980, Ecclesia, G. (opgenomen in Archief Reve 1961-1980) |
Gerard Reve, Moeder en zoon. Amsterdam/Antwerpen 1980, Elsevier Manteau, R. (6de druk Utrecht/Antwerpen 1988, Veen; 7de druk Amsterdam 1989, Maarten Muntinga) |
Gerard Reve, Brieven aan Wimie 1959-1963. Redactionele bewerking en noten door Sjaak Hubregtse. Utrecht 1980, Veen, Br. |
Gerard Reve, Drie woorden. Utrecht 1981, Reflex, V. |
Gerard Reve, De vierde man. Amsterdam/Antwerpen 1981, Elsevier Manteau, R. (7de druk Amsterdam 1987, Maarten Muntinga; 8ste druk Utrecht/Antwerpen 1989, Veen) |
Gerard Reve, Archief Reve 1931-1960. Geredigeerd door Pierre H. Dubois en geannoteerd door Sjaak Hubregtse. Baarn [1981], De Prom/Ambo, VB/GB/EB/Br. (2de herziene druk 1981) |
| |
| |
Gerard Reve, Brieven aan Bernard S. 1969-1975. Redactionele bewerking en noten door Sjaak Hubregtse. Utrecht/Antwerpen 1981, Veen, Br. |
Gerard Reve, Brieven aan Josine M. 1965-1975. Amsterdam 1981, G.A. van Oorschot, Br. |
Gerard Reve, Kassian! [Plaats onbekend] 1981, Dss, G. (opgenomen in Archief Reve 1961-1980) |
Gerard Reve, Zeergeleerde vrouwe. Utrecht 1982, Veen, Br. (opgenomen in Schoon schip en in de 3de, herziene druk van Een eigen huis) |
Gerard Reve, Aan Sint Vincentius. [Yde 1982], W.J.W., G. (opgenomen in Archief Reve 1961-1980) |
Gerard Reve, Archief Reve 1961-1980. Geredigeerd door Pierre H. Dubois en geannoteerd door Sjaak Hubregtse. Baarn [1982], De Prom/Ambo, VB/GB/EB/Br. |
Gerard Reve, Brieven aan Arend S. [Voorhout] 1982, Peer den Schuymer, Br. |
Gerard Reve, Brieven aan Simon C. 1971-1975. Utrecht 1982, Veen, Br. (eerder opgenomen in De taal der liefde en Het lieve leven, aangevuld met enkele niet eerder gepubliceerde brieven) (2de druk Utrecht/Antwerpen 1988, Veen) |
Gerard Reve, Oude hoer is troef. Antwerpen 1982, Het Kanon, E. |
Gerard Reve, Oom Gerard leest voor. [Plaats onbekend] 1982, [Uitgever onbekend], VB. |
Gerard Reve, Quattuor poemata. [Amsterdam] 1982, Prelum cui nomen Brakmoron, GB. (opgenomen in Verzamelde gedichten) |
Gerard Reve, Zalig kerstfeest. Roermond 1982, Uitgeverij Ecclesia, VB. |
Gerard Reve, Twee brieven. Antwerpen 1983, Het Kanon, Br. |
Gerard Reve, Brieven aan twee striplezers. [Plaats onbekend 1983], [Uitgever onbekend], Br. (opgenomen in Schoon schip) |
Gerard Reve, Een vieze oude kale man. [Utrecht] 1983, De Utrechtsche Dom-Pers (Op de vreugde), VB. (opgenomen in Schoon schip) |
Gerard Reve, Wolf. Amsterdam 1983, Manteau, R. (2de druk Utrecht/Antwerpen 1988, Veen; 3de druk Amsterdam 1992, Maarten Muntinga) |
Gerard Reve, Brieven aan Wim B. 1968-1975. Van noten voorzien door Nop Maas. Utrecht 1983, Veen, Br. |
Gerard Reve, De overschatting. [Plaats onbekend] 1984, Het Mortier, V. (opgenomen in Schoon schip) |
Gerard Reve, Schoon schip 1945-1984. Samengesteld door Joop Schafthuizen, met assistentie van Marjo Ariës en Els Groen. Amsterdam 1984, Manteau, GB/VB/EB/Br. |
Gerard Reve, De stille vriend. Amsterdam 1984, Manteau, R. (3de druk Utrecht/Antwerpen 1988, Veen) |
Gerard Reve, Brieven aan Frans P. 1965-1969. Van noten voorzien door Nop Maas. Utrecht 1984, Veen, Br. (eerder opgenomen in Het lieve leven) |
Gerard Reve, Het fijne leven. 4 gedichten. [Plaats onbekend 1984] J.S.-N.V.S.C., GB. |
| |
| |
Gerard Reve, Roomse heisa. Amsterdam 1985, Manteau, V. |
Gerard Reve en Jotie T'Hooft, Vier brieven. [Rotterdam] 1985, Uitgeverij Bébert, Br. |
Gerard Reve, Brieven aan geschoolde arbeiders. Van noten voorzien door Nop Maas. Utrecht/Antwerpen 1985, Veen, Br. |
[Gerard Reve] Ik heb niet voor niets geschreven. Gerard Reve over de verfilming van De vierde man, over homoseksualiteit en over zijn eigen werk. Door zijn speciale verslaggever Herman Zeevoerder. [Plaats onbekend 1985], [Uitgever onbekend], V. |
Gerard Reve, Het was Goede Vrijdag, drie uur in de namiddag. Interview met Gerard Reve door zijn speciale verslaggever Herman Zeevoerder. [Plaats onbekend 1985], [Uitgever onbekend], V. |
Gerard Reve, Proloog/Epiloog. Gripsholm 1985, Donkeremaanspers, GB. (eerder opgenomen in Commissaris Fennedy) |
Simon van het Reve, De sociale positie van Sinterklaas. Waspik 1085, Uitgeverij ‘De Gulden Roede’, V. |
[Gerard Reve], ‘Vul de glazen maar vast,’ zei zijn vader. [Utrecht 1985], ‘Utrechtsche’ Arjaan, V. (fragment uit De avonden) |
Gerard Reve, Brieven aan Ludo P. 1962-1980. Amsterdam 1986, G.A. van Oorschot, Br. |
Gerard Reve, De stenen en het stof. [Plaats onbekend 1986], [Uitgever onbekend], G. |
Gerard Reve en Rudy Kousbroek, Je brief kwam net te laat. Rotterdam 1986, Uitgeverij Bébert, Br. |
Gerard Reve, Dagsluiting. Rotterdam [1986], Uitgeverij Bébert, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Reve, Roeping. Rotterdam [1986], Uitgeverij Bébert, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Reve, Droom. Rotterdam [1986], Uitgeverij Bébert, G. (eerder opgenomen in Nader tot U) |
Gerard Reve, Klein gebrek geen bezwaar. Utrecht/Antwerpen 1986, Veen, Br. Bl. |
Gerard Reve, Zelf schrijver worden. Leiden 1986, [Uitgeverij Martinus Nijhoff/Vereniging voor Onderwijs, Kunst en Wetenschap], EB. |
Gerard Reve, Zeer geachte Heer Ritter. Wijhe 1986, Hein Elferink, Br. |
Gerard Reve, Brief. Een brief aan Nol Gregoor. [Plaats onbekend 1986], [Uitgever onbekend], Br. |
Gerard Reve, Verzamelde gedichten. Amsterdam 1987, G.A. van Oorschot, GB. (4de druk Amsterdam/Antwerpen 1992, Veen) |
Gerard Reve, Oompje beer en zijn vriendjes. Amstelveen 1987, Uitgeverij AMO, V. (eerder opgenomen in Een eigen huis) |
| |
| |
Gerard Reve, Opdracht. [Plaats onbekend 1987], [Uitgever onbekend], V. |
Gerard Reve, Simonis contra Reve, tevens bevattende twee brieven aan Paul W. [Plaats onbekend 1987], [Uitgever onbekend], E/Br. |
Gerard Reve, De wijsheid in de kan. [Plaats onbekend 1987], [Uitgever onbekend], G. (eerder opgenomen in Het zingend hart) |
Gerard Reve, Het geheim van Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen 1987, Veen, E. |
Gerard Reve, Kleine Bertje. Drie brieven aan Erik Lieshout. [Plaats onbekend 1987], [Uitgever onbekend], Br. |
[Gerard Reve] Album Gerard Reve, Een nieuw paaslied. Voordracht van eigen werk. Rotterdam 1987, Backlash Records/Uitgeverij Bébert, Grammofoonplaat. |
Gerard Reve, De geheime opening van Gerard Reve. Botshol 1987, Tsaligh Uyteynde, G. |
Gerard Reve, Buitenland trekt onze meisjes aan; weten zij wel, waar ze terechtkomen? [Bedum] 1988, Exponent, V. |
Gerard Reve, Bezorgde ouders. Utrecht/Antwerpen 1988, Veen, R. |
Gerard Reve, Das kann jedem passieren. Twee brieven. [Utrecht] 1988, [De Utrechtsche], Br. |
Gerard Reve, Bij mijn intrede in de Rooms Katholieke kerk. Kortrijk [ 1988], Credo Pugno, E. (eerder opgenomen in Schoon schip) |
G.K. van't Reve, Wordt het geen tijd...? Amsterdam 1985 [1988], [Uitgever onbekend], E. |
Gerard Reve, Wijn, dat kan nooit geen kwaad. [Plaats onbekend 1989], Les éditions alcophiles, V. (fragment uit Veertien etsen van Frans Lodewijk Pannekoek voor arbeiders verklaard door Gerard Kornelis van het Reve) |
Gerard Reve, Begin van De verborgenen der laatste dagen. [Plaats onbekend 1989], [Uitgever onbekend], V. |
Gerard Reve, De lente is voorbij, en ook de zomer. [Plaats onbekend 1989], [Uitgever onbekend], V. (eerder opgenomen in Brieven aan Simon C.) |
Gerard Reve, Het zesde jaar. Amstelveen 1989, Uitgeverij AMO, V. |
Gerard Reve, Geen intellectuelenpoëzie. [Bedum] 1990, Exponent, V. |
Charles Dyer, Knippen en scheren. Vertaald door Gerard Reve. Utrecht/Antwerpen [1990], Veen, T. (vert.) |
Gerard Reve, Hoe zwaar weegt een been? Open brief aan Rudy Kousbroek. Oosterhesselen 1991, De Klencke Pers, Br. |
[Gerard Reve] Gerard Reve leest De avonden. [Amsterdam 1991], Rubinstein Media-Uitgeverij I.C., Cassettebox met compact discs. |
Gerard Reve, Memorare. Anconadorp 1991, Uitgeverij Nihil Obstat, G. (hoestekst van Gerard Reve leest De avonden) |
Gerard Reve, Brieven aan mijn lijfarts 1963-1980. Van noten voorzien door Nop Maas. Amsterdam/ Antwerpen[1991], Veen, Br. |
| |
| |
Gerard Reve, De grote Zaart. Amstelveen 1991, AMO, V. |
Gerard Reve, De eerste dame, [hoestekst van de grammofoonplaat Het rijke leven van Adèle Bloemendaal, 1975.] Bensdorp 1992, Bros Edities, V. |
Gerard Reve, Brieven van een aardappeleter. Van noten voorzien door Nop Maas. Amsterdam/Antwerpen [1993], Veen, Br. |
Yves Klein, Kom met mij in de leegte. Vertaald door Gerard Reve. Rotterdam 1993, The Archives, G. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie door Jos Paardekooper
G.A. Lindeboom, God en ezel. Van het Reve's ezelgod in het oordeel van enige gereformeerde theologen. Een protest. Franeker [1967]. |
Henk Romijn Meijer, Op weg naar het einde? In: Henk Romijn Meijer, Naakt twaalfuurtje. Essays en polemieken. Amsterdam 1967, pp. 59-68. |
Jan Fekkes, De God van je tante ofwel het Ezelproces van Gerard Kornelis van het Reve. Een documentaire. Amsterdam 1968. |
Trino Flothuis, Gerard Kornelis van het Reve. In: Dertien in een dozijn. Joris van den Berg maakt een keuze uit de best geschreven en meest besproken interviews van het afgelopen schrijfjaar. Amsterdam 1968, pp. 43-56. |
Huug Kaleis, Schrijvers binnenste buiten. Essays. Amsterdam 1969, pp. 146-170. (over Reves ‘hoogmoed’ en over de meedogenloze jongen) |
Hendrik Algra, Mijn werk, mijn leven. Assen 1970, pp. 191-200. (over Algra's kamervragen uit 1963 naar aanleiding van het werk van Reve) |
Peter Andriessen, Beweren en bewijzen zijn twee. 54 beweringen, o.a. over waansystemen, psychosen, vrijheid en kreativiteit, met polemieken tegen prof. J. Droogleever Fortuyn, Gerard Kornelis van het Reve en dr. C.W. Rietdijk en een briefwisseling met Willem Frederik Hermans. Amsterdam 1971, pp. 59-72. (polemiek uit Tirade 1967 over wetenschap en religie) |
Richter Roegholt, De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972. Amsterdam 1972. (over de receptie van De avonden) |
Jean Weisgerber, Werther Nieland (G.K. van het Reve). In: Jean Weisgerber, Proefvlucht in de romanruimte. Amsterdam 1972, pp. 104-122. |
Kort Revier. Gerard Reve en het oordeel van zijn medeburgers. Samengesteld door Klaus Beekman en Mia Meijer. Amsterdam 1973. (overzicht van het oeuvre tot en met 1972; bevat uitgebreide literatuurverwijzingen naar besprekingen in dag- en weekbladen) |
Mia Meijer & Klaus Beekman, Gerard (Kornelis van het) Reve. Brugge [1973]. (monografie) |
Hedwig Speliers, Gerard Kornelis van het Reve & de groene anjelier. Triagnose van een mythe: deel 3. Brugge/'s-Gravenhage 1973. |
E. Kummer en H. Verhaar, Over De avonden van Gerard Kornelis van het Reve. Amsterdam 1976. (analyse en interpretatie) |
Harry Mulisch, Het ironische van de ironie. Over het geval G.K. van het Reve. [Brussel 1976]. (polemische reactie op een passage in De taal der liefde) |
Mia Meijer, Gerard Reve. Brugge/Nijmegen [1978]. (monografie) |
J.J. Abspoel, De ezel en de professoren. In: Mr. J.J. Abspoel, Studenten, moordenaars en ander volk. Kritische kanttekeningen van een officier van justitie. Ede 1979, pp. 76-92. (over het ‘Ezelproces’) |
Gerrit Heuvelman en Peter Willems, Bibliografie van Gerard Reve. Nijmegen 1980. |
Sjaak Hubregtse, Over Op weg naar het einde en Nader tot U van Gerard Reve. Amsterdam 1980. (analyse en interpretatie) |
Gerard Reve en S. Carmiggelt, In gesprek. Opgetekend door Max van Rooy en de redactie van het tijdschrift Menuet. Amsterdam 1980. (dubbelinterview) |
Dick Slootweg & Paul Witteman, Hoei boei! Baarn 1980. (over De avonden) |
Tussen chaos en orde. Essays over het werk van Gerard Reve. Samenstelling Sjaak Hubregtse. Amsterdam [1981]. (tweede vermeerderde druk 1983). Hierin onder andere:
- | Andreas Burnier, De afwezigheid van gestorvenen, pp. 18-23. (over De ondergang van de familie Boslowits) |
- | G.F.H. Raat, Twee maal het eerste hoofdstuk van De Avonden, pp. 24-36. |
- | Margaretha H. Schenkeveld, Frits en zijn
|
|
| |
| |
| vrienden, pp. 42-49. (over de symbolen in De avonden) |
- | S. Vestdijk, Zwijgplicht in en buiten de novelle, pp. 61-69. (over Werther Nieland) |
- | G.F.H. Raat, Over Werther Nieland van Gerard Reve, pp. 70-101. (structuuranalyse) |
- | Kees Fens, Kamertoneel in de winter, pp. 106-124. (over Vier wintervertellingen) |
- | Sjaak Hubregtse, Gerard Reve's Tweede Periode en zijn toneelstuk Moorlandshuis, pp. 125-145. |
- | Frans de Rover, Uit het leven van een Reuzenboesboes, pp. 152-158. (over Brieven aan Wimie) |
- | H. van den Bergh, Reve als hedendaagse Multatuli, pp. 168-198. (over de verhouding literatuur-werkelijkheid bij beide auteurs) |
- | R.P. Anastase Prudhomme S.J., Verder van mij, pp. 199-210. (geestige reactie van W.F. Hermans op Reves overgang tot het katholicisme) |
- | Huug Kaleis, Van het Reve en de meedogenloze jongen, pp. 216-231. |
- | Jürgen Hillner, Gerard Kornelis van het Reve: Ik ben een romantisch decadent auteur, pp. 232-241. (over de plaats van Reve binnen de traditie) |
- | J.J. Oversteegen, Eens christens reize naar de eeuwigheid, pp. 242-259. (over Op weg naar het einde en Nader tot U) |
- | Jos Paardekooper, Mensenboeken in revisie, pp. 279-296. (over De taal der liefde/Lieve jongens in de uitgave van 1980) |
- | Johan P. Snapper, G.K. van het Reve en de re(cidi)vistische Heterokliet, pp. 297-315. (over zondaar en heilige in het revisme) |
- | H.A. Gomperts, Gerard (van het) Reve: realist, symbolist, humorist, pp. 316-336. |
- | Duco van Weerlee, Revisme in de overgang, pp. 337-348. (over Een circusjongen) |
- | Aad Nuis, De schaamte overwonnen, pp. 355-361 .(over Moeder en zoon) |
- | Bibliografische gegevens, pp. 363-382. (bevat zowel primaire als secundaire bibliografische gegevens) |
|
Wim Wennekes/Igor Cornelissen, Omtrent De avonden. Amsterdam 1981. (over De kleine neurasthenicus van H.G. de Cock en over Reves verzetsrol in de Tweede Wereldoorlog) |
R.H. Zuidinga, Gerard Reve. Lelystad 1981. (beknopte monografie) |
Swami Deva Amrito (Jan Foudraine), Gerard Reve. In: Swami Deva Amrito, Struikelen over waarheid. Deventer 1982, pp. 97-134. (over Reves godsbeeld) |
Album Gerard Reve. Samengesteld en verzorgd door Joop Schafthuizen. Amsterdam/Brussel 1983. (fotoalbum) |
Nol Gregoor, De jongen die Werther Nieland werd. Utrecht 1983. |
Sjaak Hubregtse, Gerard Reve en zijn uitgevers (I). In: Optima, jrg. 1, nr. 1, oktober 1983, pp. 36-47. |
Gerard Reve, In gesprek. Interviews. Met een bibliografie van interviews en een register op Archief Reve 1931-1960, Archief Reve 1961-1980 en In gesprek door Sjaak Hubregtse. Baarn 1983. (interviews) |
Sjaak Hubregtse, Gerard Reve: Een circusjongen. Vaassen/Apeldoorn 1983. (analyse/monografie) |
Reve Jaarboek 1. Onder redaktie van Arnold Greidanus, Hans Hafkamp & Jos Paardekooper. Utrecht 1983. |
Tirade, jrg. 27, nr. 289, november-december 1983. Speciaal Gerard Reve-nummer, waarin onder meer:
- | H.F. Cohen, Gerard Reve en de politiek, pp. 642-660. |
- | Frank van Herk en Martin van Kesteren, Er moet een God zijn (want zoiets kan men onmogelijk zelf bedenken). Een onderzoek naar de religie in het werk van Gerard Reve, pp. 666-706. |
|
Sjaak Hubregtse, Gerard Reve en zijn uitgevers (II). In: Optima, jrg. 2, nr. 1, januari 1984, pp. 32-45. |
Evert Peet, De mythe van M. Gerard Reve en de Maagd Maria. Baarn 1985. |
Reve Jaarboek 2. Onder redaktie van Arnold Greidanus, Hans Hafkamp & Jos Paardekooper. Baarn 1985. |
| |
| |
Henk Romijn Meijer, Toen Reve nog Van het Reve was. Met een voorwoord van Hanny Michaelis. Amsterdam 1985. (herinneringen aan Reve als beginnend auteur) |
Lucas Ligtenberg & René van Stipriaan, Alcohol en Religie in het werk van Reve. In: Optima 9 & 10, jrg. 3, nr. 4, winter 1985/jrg. 4, nr. 1, lente 1986, pp. 15-39. |
Kees Fens & G.F.H. Raat, De vaste namen: de reputaties van Mulisch, Reve, Hermans en Wolkers. In: Het literair klimaat 1970-1985. Onder redactie van Tom van Deel, Nicolaas Matsier en Cyrille Offermans. Amsterdam 1986, pp. 67-88. |
Lucas Ligtenberg & René van Stipriaan, Een Ridder uit Betondorp. De Schone & Meedogenloze Jongen en de revist. In: Optima 12, jrg. 4, nr. 3, najaar 1986, pp. 334-359. |
Jos Paardekooper, Gerard Reve: De avonden. Apeldoorn 1986. (analyse / monografie) |
Henk Reurslag, Han de Wit verplettert Frits van Egters. Een vergelijkend onderzoek van Heeresma's Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp en Van het Reves De Avonden. Baarn 1986. |
Reve Jaarboek 3. Onder redactie van Arnold Greidanus en Hans Hafkamp. Baarn 1986. |
G.F.H. Raat, De kunst van het zwijgen; over het werk van Gerard Reve, in het bijzonder De ondergang van de familie Boslowits. In: Spektator, jrg. 16, nr. 6, juli 1987, pp. 437-447. |
Bertus G. Antonissen, Reve/Hermans, een anekdote. Foto's: Cas Oorthuys. Rotterdam 1988. (fotoreportage uit 1954) |
G.F.H. Raat, Veertig jaar ‘De Avonden’ van Gerard Reve. Utrecht 1988. |
Reve Jaarboek 4. Onder redactie van Arnold Greidanus en Hans Hafkamp. Baarn 1988. |
Vincent Hunink, Index Revianus. Een chronologische index op de in boekvorm verschenen brieven van Gerard Reve. Nijmegen 1989. |
Over De avonden. De eerste roman van Gerard Reve. Kritieken, artikelen en interviews. Samenstelling G.F.H. Raat. Schoorl 1989. |
Jos Paardekooper, Gerard Reve: Op weg naar het einde. In: Lexicon van Literaire Werken, januari 1989. |
Sjaak Hubregtse, Gerard Reve: De avonden. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 1, april 1989. |
Bzzlletin, jrg. 19, nr. 170/171, november-december 1989. Speciaal Gerard Reve-nummer, waarin onder meer:
- | G.F.H. Raat, Over de roman en het filmscenario De Avonden, pp. 13-22. |
- | Jos Nijhof, Tragedie in een burgermanswoning. Over het dramatische karakter van De ondergang van de Familie Boslowits, pp. 35-51. |
- | Marc Kregting, De wereld is een groot gekkenhuis. Over De laatste jaren van mijn grootvader, pp. 52-62. |
- | Annie van den Oever, Gerard Reve en Fritzi Harmsen van Beek, pp. 99-112. |
|
R. Marres, Gerard Reve: Werther Nieland. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 5, februari 1990. |
Eigenlijk geloof ik niets. Essays over het werk van Gerard Reve. Onder redactie van Vincent Hunink, Jos Paardekooper en Paul Sars. Nijmegen 1990. |
Jos Nijhof, Gerard Reve: Werther Nieland. Laren (Gld.) 1990. (analyse/monografie) |
Johan Snapper, De spiegel der verlossing in het werk van Gerard Reve. Utrecht/Antwerpen 1990. |
Ido Weijers, Terug naar het behouden huis. Romanschrijvers en wetenschappers in de jaren vijftig. Amsterdam 1991. (over het maatschappijbeeld in Reves vroege werk) |
Bibliografie der afzonderlijk verschenen werken van Gerard Reve. Mededelingen nrs. 102 (maart 1989) en 103 (december 1989) van de Documentatiedienst van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage 1992. (volledige bibliografie van de afzonderlijk verschenen werken, inclusief een apart overzicht van de roofdrukken) |
52 Kritisch lit lex.
februari 1994
|
|