| |
| |
| |
Ton van Reen
door Peter Nijssen
1. Biografie
Antonius Adrianus Johannes (Ton) van Reen werd op 30 augustus 1941 in Waalwijk geboren als zoon van een wachtmeester der Rijkspolitie. Hij was het derde van vijf kinderen uit een rooms-katholiek gezin. Toen Ton drie maanden oud was, verhuisde de familie Van Reen naar het Limburgse Helden-Panningen. Hij was tien jaar toen zijn vader aan een hartziekte overleed. Van Reen doorliep de mulo en begon, na de vervulling van zijn militaire dienstplicht, aan een periode van omzwervingen gedurende welke hij tal van beroepen uitoefende. In deze jaren, die hij doorbracht in onder andere Amsterdam, Antwerpen, Delft en Frankrijk, was hij onder meer bouwvakker, zeeman en verpleger en voltooide hij tussendoor de avond-hbs. In 1968 vestigde hij zich, na zijn huwelijk met Corrie Zelen, in Heerlen.
Drie jaar eerder was Van Reen begonnen aan het opbouwen van een bestaan als free lance-schrijver en radiomedewerker. Hij schreef 32 luisterspelen. Tussen 1969 en 1974 studeerde hij voor zijn MO-A-akte Nederlands en was hij maatschappelijk werker. Nadien vestigde hij zich in Maasbree waar hij halverwege de jaren zeventig redacteur werd van de samen met zijn echtgenote opgerichte uitgeverij Corrie Zelen. De uitgeverij hield in 1984 op te bestaan. Sinds 1985 is Van Reen full time-schrijver.
Aanvankelijk verdeelde Van Reen zijn artistieke werkzaamheden over de schilderkunst en het schrijverschap, maar al vrij snel wijdde hij zich uitsluitend aan de literatuur. Vanaf 1965 publiceerde hij in tal van tijdschriften en dag- en weekbladen.
| |
| |
Werk van hem werd vertaald in het Frans, Engels, Duits en Roemeens. In 1988 ontving hij de Halewijn Literatuurprijs van de stad Roermond voor zijn hele literaire werk.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Aan een belangrijke voorwaarde voor een omvangrijke schare lezers - publikatie bij een gerenommeerd literair fonds - leek te worden voldaan toen Ton van Reens derde literaire werk, Negentienhonderdzesenveertig/1967, in 1967 bij Meulenhoff verscheen. Daar ging deze verhalenbundel nochtans onder in de grote stroom van debuten. Van Reen kreeg een van uitgeverszijde onzorgvuldig begeleide herkansing met de roman Lachgas, en nadat klinkende verkoopcijfers opnieuw uitbleven, hield Meulenhoff het voor gezien. Het werk van Van Reen kwam opnieuw terecht in het circuit van kleine en soms marginale uitgevers en de publieke belangstelling was navenant, totdat uitgeverij Contact in 1986 Het winterjaar liet verschijnen. Met die roman verwierf hij zich zowel een vaste reputatie bij het lezend publiek als een solide positie bij een grotere uitgever.
| |
Ontwikkeling
Het schrijverschap van Van Reen kent twee opvallende perioden van stilzwijgen die het tot nu toe geschreven oeuvre in drie delen opsplitst (1965-1968, 1976-1979 en de periode vanaf 1985). Aan de eerste publikatieloze jaren liggen diverse stagnerende omstandigheden ten grondslag. Van Reen raakte betrokken in het maatschappelijk werk, was druk met zijn studie MO-Nederlands en beperkte zijn schrijversactiviteiten tot een minimum toen het Fonds voor de Letteren in 1970 het verzoek om een werkbeurs afwees. Bovendien startte hij niet lang daarna met Corrie Zelen de voorbereidingen voor een uitgeverij. Het tussen de bedrijven door geschreven werk verscheen tussen 1976 en 1979, waarna tijdrovende bezigheden als uitgever en redacteur, gevoegd bij een periode van ziekte, hem andermaal literair op non-actief stelden. In 1984 zette Van Reen een punt achter zijn loopbaan als uitgever en richtte hij zich, voor de tweede keer, exclusief op het schrijven. Een jaar later verscheen Bevroren dromen; deze roman hoort nog in alle opzichten bij het werk uit de jaren zeventig.
| |
Relatie leven/werk
Sinds zijn echte come-back met Het winterjaar is Van Reens literaire werk nauw verweven met zijn persoonlijke geschiedenis. De vroege dood van zijn vader en zijn jeugd in ‘het donkere
| |
| |
zuiden’ worden, hoewel zij al eerder ter sprake kwamen, de dominante thema's.
Het winterjaar is bedoeld als eerste in een serie van tien boeken over het katholieke denken in Nederland. Die mentaliteitsgeschiedenis vormt het draagvlak voor de verbeelding van enerzijds de persoonlijke ontwikkeling van de auteur en anderzijds de geschiedenis van de streek waarin hij is opgegroeid. Het winterjaar is het eerste van een viertal kernboeken in deze serie. Als verbindende schakels tussen deze kerndelen dienen telkens twee andere boeken te verschijnen. Thuiskomst en In het donkere zuiden overbruggen als zodanig de tijd tussen Het winterjaar en een volgend kernboek.
| |
Kunstopvatting
Op Het winterjaaren In het donkere zuiden kreeg Van Reen de nodige kritiek te verduren van lezers uit de eigen regio. Deze boeken zouden niet stroken met de historische werkelijkheid. De reisnovelle In het spoor van de Camisards weerlegt deze bezwaren op subtiele wijze door de impliciete vergelijking met de weerstand waarop Jean-Claude Carrière's roman L'épervier de Maheux stuitte bij bewoners van de Cevennen, plaats van handeling van Carrière's boek. Van Reen: ‘Mij interesseert het ook niet echt of Carrière zich aan de volledige waarheid heeft gehouden. [...] Voor hen is er maar één werkelijkheid: de echte werkelijkheid. Maar ik meen dat een schrijver het recht heeft de werkelijkheid aan de “waarheid” van zijn boek aan te passen.’
| |
Ontwikkeling
De twee cesuren in Van Reens schrijverschap zijn bepalend voor de ontwikkeling van zijn oeuvre. De laatste onderbreking, begin jaren tachtig, is van belang omdat deze de kiemperiode is gebleken voor de wending tot een meer autobiografisch geënt schrijverschap, waarmee de vrij plotselinge toename van de publieke belangstelling voor zijn werk trouwens samenhangt. In het algemeen is het juist te zeggen dat de sterk maatschappijkritische verhalen met een veelheid aan fantastische elementen langzaam plaats gemaakt hebben voor documentair-realistisch werk met een autobiografische inslag. Vanaf 1985 publiceert Van Reen ook literair werk voor de jeugd. Daarin zijn maatschappijkritiek, fantasie, documentalisme en realisme in gelijke mate aanwezig.
| |
| |
Voor wat de techniek betreft, valt te wijzen op een lichte verzakelijking van het taalgebruik en versobering van de vorm.
| |
Stijl
Een sprankelende taalacrobaat is Van Reen niet. Toch kan een karakteristieke stijl hem niet ontzegd worden. Paradoxaal, in een paar trefwoorden, kan die stijl het best omschreven worden als tegelijk eenvoudig en uitbundig. Illustratief is de eerste alinea uit de roman Landverbeuren: ‘De felle kreet van een kind sneed door de stilte die loom over het plein hing. De struiken in de caféhof rilden ervan. Slapende vogels donderden van hun takken en de druppels dauw in het gras lichtten van schrik op. De zon brak uit de aarde en zette het dorp in een witte gloed die een lange hete dag voorspelde.’ Maatgevend voor het taalgebruik in zijn proza zijn de korte mededelende zinnen die in geen enkel opzicht de normale syntactische volgorde doorbreken, in combinatie met een vrij eenvoudig vocabulaire. Een dergelijke woordkeus en opeenvolging van zinnen werkt een zekere monotonie in de hand. Binnen het raamwerk van die sobere grammatica wemelt het echter van de (poëtische) beeldspraak, die de landelijke sfeer waarin het verhaal speelt, evenals de dreiging die over deze idyllische omgeving hangt, treffend oproept. ‘Donderen’ past in het niet zelden drastische woordgebruik. Een man heet bij Van Reen steevast een ‘vent’ of een ‘kerel’. Drinken wordt vaak ‘zuipen’, een voet wordt een ‘poot’. Een ander voorbeeld van zulk kleurrijk en sfeerbepalend taalgebruik is het aanwenden van zuidelijke uitdrukkingen.
| |
Kritiek / Stijl
Deze zo typerende stijl is echter ook gevaarlijk. De stap naar het cliché is klein wanneer eenvoud resulteert in vlakheid en uitbundigheid ontaardt in effectbejag. Van Reen gaat in dit opzicht wel eens over de schreef. Met name de roman Katapult werd door menigeen als stilistisch gebrekkig en clichématig ervaren. Het woord devalueert er tot passepartout, zo werd opgemerkt. Hoe het ook zij, feit is dat dergelijke geluiden in de jaren tachtig minder vaak gehoord worden. Die tendens ten goede is ongetwijfeld te danken aan de grotere soberheid die Van Reen ten aanzien van zijn beeldspraak is gaan betrachten. Vanaf Het winterjaar zijn de beschrijvingen nuchterder en preciezer en ligt de kracht van de verbeelding meer bij een in
| |
| |
toom gehouden emotionaliteit. Het is mogelijk dat de kritiek bij die versobering een sturende factor is geweest.
| |
Techniek / Ontwikkeling
Van Reen heeft niettemin herhaaldelijk benadrukt de strekking van zijn boeken belangrijker te vinden dan de constructie ervan. ‘Ze letten teveel op uiterlijke zaken. Of het lekker geschreven is en zo. De bedoeling, de essentie ontgaat hen veelal’, stelde hij eens naar aanleiding van de wijze waarop de kritiek zijn werk beoordeelde. Toch heeft Van Reen zich, vooral in de beginjaren, onderscheiden met werk waarin vormexperimenten manifest zijn, al zal dit mede zijn ingegeven door de mode van die (zestiger) jaren.
Een aanvankelijk vaak beproefd procédé is het doorbreken van de chronologie. In Geen oorlogen in Lachgas wordt een dergelijke kunstgreep op analoge wijze toegepast door het afwisselend aanbieden van verschillende tijdslagen. In het eerste geval om, aan de hand van het gelijk blijvende isolement van de protagonist, te benadrukken dat de maatschappij tussen 1940 en 1965 in wezen geen veranderingen heeft ondergaan (wat ook in Negentienhonderdzesenveertig/1967, maar dan langs een minder ingenieuze, nevenschikkende, structuur gedemonstreerd wordt). De verweving van tijden heeft in Lachgas de bedoeling de essentie van het verhaal pas in een ontknoping prijs te geven.
Het inpassen van fantastische en magische elementen alsmede het putten uit genres als het sprookje, de parabel en de sage, treden het duidelijkst naar voren in het werk uit de middenperiode. Landverbeuren heeft evenveel kenmerken van een pittoreske streekroman als van een grimmig sprookje. Katapult is een ‘eigentijdse’ satire op een ontaard Amsterdam. Naar het leven getekende personages en gebeurtenissen komen erin voor naast pratende dieren en bizarre voorvallen. De verhalen uit De zondvloed werden vanwege een soortgelijk mixtum van realistische en fantastische elementen surrealistisch genoemd. Een deel van de kritiek wees op de voorspelbaarheid in de toepassing van kunstgrepen en de al te grote compositorische eenvoud van dit werk uit de tweede helft van de jaren zeventig. Opnieuw moet een kentering worden vastgesteld bij verschijnen van Het winterjaar, dat om zijn inderdaad veel verfijnder
| |
| |
compositie allerwegen werd geroemd. De hoofdlijn van deze roman (het ziekte- en stervensproces van de vader) is contrapuntisch verweven met het secure verslag van één dag, drie jaar eerder, waarop de ik-persoon erachter komt dat zijn vader ongeneeslijk ziek is. Daardoor ontstaat, om met Frank Herzen te spreken, ‘een golfbeweging van rust en spanning’. Betekenisvol in Het winterjaar - en in vele andere van Van Reens boeken - is de afwezigheid van een kritische distantie van de schrijver/verteller ten aanzien van zijn hoofdpersoon, vaak een kind. De sympathie van de schrij ver met zijn jonge protagonisten is vrijwel onvoorwaardelijk. Er is geen spanning tussen de volwassen wereld van de schrijver en die van het kind waarover hij schrijft.
| |
Thematiek
Een vaak terugkerend motief bij Van Reen is de dood van de vader. Al in de debuutroman Geen oorlog sterft een door traumatische oorlogservaringen krankzinnig geworden vaderfiguur; in Lachgas wordt een overleden vader (hij liep na de oorlog op een landmijn) beschreven aan de hand van foto's. Pas in Het winterjaar is de persoon van de vader gemodelleerd naar de biografische vader van Van Reen. Wordt daarin het stervensproces van deze politieman beschreven, in Thuiskomst en In het donkere zuiden ís hij overleden en wordt zijn afwezigheid door de ik-figuur als een pijnlijk gemis ervaren. Telkens is er sprake van een innige band tussen de vader en de ik-figuur die verbroken is (of wordt) door de dood van de eerste. Het wegvallen van diens bescherming, solidariteit en gelijke gestemdheid (mededogen met kwetsbaren en zwakken en een ingeschapen rechtvaardigheidsgevoel) confronteert de ik-figuur ineens met de harde werkelijkheid, een vijandige wereld waardoor hij zich bedreigd voelt en waartegen hij zich afzet. Deze thematiek - dissidente en andersgeaarde eenlingen die bedreigd worden door de brute overmacht van een menigte - doortrekt al het werk van Van Reen. Wanneer de jongen aan het slot van Het winterjaar het teken ontvangt dat zijn vader is gestorven, bevrijdt hij alle slachtkonijnen uit de hokken achter het ouderlijk huis. Die actie kan als een daad van verzet beschouwd worden tegen het besef er plotseling alleen voor te staan en de kinderlijke onschuld te hebben verloren.
| |
| |
In veel andere boeken figureren eenlingen vanuit een positie waarin enige vorm van bescherming er al op voorhand niet is. Kinderen, dieren, randfiguren, vreemdelingen, zwervers, verschoschoppelingen, kortom een scala van kwetsbaren en mensen die niet passen in het maatschappelijk patroon, zijn slachtoffer. Hun buitenspelpositie heet vaak fatale gevolgen. Aad Nuis wijst terecht op een regelmatig terugkerende basissituatie in Van Reens verhalen en romans: ‘Keer op keer wordt een enkeling of een, heel klein groepje omsingeld en meestal tenslotte vernietigd door een ontoegankelijke, meedogenloze menigte. [...] Telkens opnieuw wordt een idylle van kinderlijkheid, spontane natuurlijkheid en poëzie ruw verscheurd door de botte boosheid van buiten.’
Veel van deze romans en verhalen dragen, als illustratie van de tegenstellingen in de maatschappij, dan ook een exemplarisch karakter. Van Reen houdt zijn lezers graag een spiegel voor die de wantoestanden in de wereld duídelijk zichtbaar maakt. Duidelijk, en daarom spelen de gebeurtenissen zich dikwijls in extreme situaties af: ten tijde van oorlog (Geen oorlog, Negentienhonderdzesenveertig/1967), op de grens van leven en dood (Landverbeuren, Het winterjaar) of in een toestand van verregaand verval (Katapult, De Zondvloed); allemaal situaties waarin het onrecht dan wel het tekort zich niet langer kan verschuilen. Meestal worden de tegenstellingen ruimtelijk geaccentueerd. De ‘slachtoffers’ hebben geen of moeilijk toegang tot het domein van de heersende meerderheid, zij houden zich op aan de rand of onderkant daarvan of onttrekken zich juist aan iedere bepaaldheid van plaats door te zwerven. Dit doet de door het dorp uitgestoten Noud Leemans in Thuiskomst, na zich te hebben teruggetrokken in het aangrenzende Peelgebied. Leemans dankt zijn verbanning aan het feit dat hij in bezettingstijd in Duitse krijgsdienst trad. In de boeken na Bevroren dromen demonstreert Van Reen zijn sociale betrokkenheid boodschap exemplarisch of emblematisch aan de orde gesteld, maar eerder terloops, in voornamelijk anekdotisch-historische verhalen die de sociale geschiedenis van het katholieke zuiden (met zijn vroegere hegemonie door kerkelijke en feodale gezagsdragers) evoceren.
| |
| |
| |
Verwantschap
Onderdeel van die sociale geschiedenis is de volkscultuur. Van Reen acht zichzelf een chroniqueur of documentalist van die verdwijnende folklore. In dat opzicht, en meer in het algemeen als volksschrijver, voelt hij zich verwant met Walter van den Broeck en Louis Paul Boon. Vanwege zijn thematiek van nette armoede en sociale ongelijkheid wordt hij ook wel beschouwd als de katholieke pendant van Maarten 't Hart. De door veel van zijn personages als vanzelfsprekend beleden magische beleving van de werkelijkheid is iets dat Van Reen terugvindt in de Zuideuropese en Zuidamerikaanse literatuur. De bloeiende herfsttak van een pereboom in Het winterjaar wijst op een op handen zijnd sterfgeval; zo'n motief kan behalve als magisch ook als folkloristisch worden beschouwd.
| |
Visie op de wereld
In de levensbeschouwing van Ton van Reen staat het besef van een oneerlijke verdeling van de macht in de wereld centraal. Sociaal-economische en culturele ongelijkheid, onverdraagzaamheid, onderdrukking en massificatie zijn trefwoorden in dit model. De auteur stelt dit machtsprincipe aan de kaak, vaak zonder een uitzicht op een oplossing te willen of te kunnen bieden. Zijn visie is dan ook somber: de mensheid leert niets van de geschiedenis. Met de rechten en vrijheden van de individuele mens wordt gesold; diens enige verweer is zich terug te trekken in zijn eigen (droom)wereld of zijn opstandigheid te tonen.
| |
Kunstopvatting
Van Reen is de mening toegedaan dat een auteur alleen zichzelf kan leren schrijven. Hij verzette zich tegen het ‘schoonschrijver’ schap van de als Revisor-groep bekend staande auteurs, omdat die er volgens hem een overdreven academische instelling op na houden. Kunst die esthetische belangen laat prevaleren, wordt door hem evenzeer gewantrouwd. Ofschoon hij bij het schrijven van zijn latere werk een ambachtelijker instelling heeft aangenomen, blijft voor hem de spontaneïteit hef uitgangspunt bij het schrijven. Hij werkt zonder nauwkeurig vooropgezette schema's (wel met aantekeningen), schrijft in erupties en brengt achteraf geen ingrijpende wijzigingen aan in de resultaten van zijn schrijfsessies.
Geheel in overeenstemming daarmee is de opvatting dat de inhoud belangrijker is dan de vorm. Van Reen is ervan over- | |
| |
tuigd dat zijn werk ontstaat uit innerlijke noodzaak en beschouwt schrijven als een persoonlijke manier van geschiedschrijving of een artistieke vorm van engagement. Het is de taak van de schrijver te zoeken naar een soort hogere waarheid. Hij is daarbij niet verplicht geschiedschrijving te plegen in de beperkte zin van het woord; hij mag interpreteren en indien hij een bekwaam schrijver is, zal hij beter dan de historicus in staat zijn de waarheid weer te geven.
Van Reens kunstopvatting is uiteindelijk ambivalent. Tegenover een flink wantrouwen tegenover kunst als produkt van een louter esthetisch-ambachtelijke preoccupatie staat het onvoorwaardelijk geloof in kunst als medium dat de waarheid aan het licht kan brengen.
| |
Traditie
Van Reen behoort dan ook tot de traditie van vertellers, niet tot die van de zogenaamde makers of hommes lettrés. Primair wil hij de verwoorder van een boeiend verhaal zijn. Vanwege het vertellende karakter, het temperament en de sfeer van zijn verhalen is de auteur meermalen vergeleken met de grote Zuid-amerikanen, met Faulkner, Caldwell en Steinbeck. Met die laatste strekt, op grond van de beklemtoonde moralistische en allegorische teneur van zijn romans en verhalen, de verwantschap waarschijnlijk het verst. Op grond van de geografische setting (De Peel) van zijn autobiografische kroniek wordt Van Reen tevens geplaatst in de rij van Peelromanciers als Herman Maas en Anton Coolen.
| |
Kritiek
De boeken van Ton van Reen zijn steeds begeleid door een redelijke hoeveelheid kritieken en recensies. Welwillende en lovende reacties voerden de boventoon. Voor zover zijn werk op bezwaren stuitte, golden die vrijwel steeds stijl en techniek. Door de communis opinio werd Van Reen lange tijd beschouwd als een auteur van het tweede echelon, maar sinds Het winterjaar wordt hij gewaardeerd als een schrijver met een eigen stem die op zijn best is wanneer hij zich toelegt op het verklanken van persoonlijke ervaringen en waarnemingen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Ton van Reen, Vogels. Lier 1965, De bladen voor de poëzie, jrg. 12, nr. 8, GB. |
Ton van Reen, Geen oorlog. Brugge 1966, De Galge, R. (2e druk Bussum 1976, Agathon) |
Ton van Reen, Negentienhonderdzesenveertig/1967. Amsterdam 1967, Meulenhoff, VB. (bij herdruk opgesplitst in De moord door geallieerde militairen en burgers uit de Lichtstad Kork op leden van het door de mierrijder gestichte gezin van Cherubijn en De gevangene die vermoord werd aangetroffen in de Libertystraat) |
Ton van Reen, Lachgas. Amsterdam 1968, Meulenhoff, R. (2e druk Maasbree 1981, Corrie Zelen) |
Ton van Reen, Landverbeuren. Bussum. 1976, Agathon, R. (2e druk Amsterdam 1987, Contact) |
Ton van Reen, Een beest binnenhalen. Luisterspel. Maasbree 1977, Corrie Zelen, T. |
Ton van Reen, De Zondvloed en andere verhalen. Bussum 1977, Agathon, VB. |
Tielke Engels en Ton van Reen, Kabouters in Helden. Met tekeningen van Rob Vlaanderen. Maasbree [1977], Corrie Zelen, Folkloristische verhalen. |
Ton van Reen, Soms ben ik de grote condor. Maasbree 1978, Corrie Zelen, GB. |
Ton van Reen, De moord door geallieerde militairen en burgers uit de Lichtstad Kork op leden van het door de mierrijder gestichte gezin van Cherubijn. Bussum 1978, Agathon, N. (verscheen eerder als eerste deel van het tweeluik Negentienhonderdzesenveertig/1967; 2e druk Tricht 1987, Goossens) |
Ton van Reen, De gevangene die vermoord werd aangetroffen in de Libertystraat. Bussum 1978, Agathon, N. (verscheen eerder als tweede deel van het tweeluik Negentienhonderdzesenveertig/1967; 2e druk Tricht 1988, Goossens) |
Ton van Reen, Katapult. Maasbree 1979, Corrie Zelen, R. |
Ton van Reen, Scherpenheuvel Mariamaand. Venlo 1982, De Tijdgeest, G. |
Ton van Reen, De Zondvloed. Maastricht 1984, Jan en Marion Datema, N. (2e druk [Breda] 1985, De Geus; eerder opgenomen in De Zondvloed en andere verhalen) |
Ton van Reen, De toverring en andere heksenverhalen. Amsterdam 1985, Van Goor J. |
Ton van Reen, Bevroren dromen. Amsterdam 1985, Manteau, R. |
Ton van Reen, Zonnesteek en andere moordverhalen. [Roermond] 1986, Kring '84, VB. (grotendeels eerder gepubliceerd in De Zondvloed en andere verhalen) |
Ton van Reen, Het winterjaar. Amsterdam 1986, Contact, R. |
Ton van Reen, Ontsnapt aan de galg. De Bende van de Bokkerijders. Deel I. Haarlem 1986, Willem J. Wildeboer, J. |
Ton van Reen, In het spoor van de Camisards. Een reisnovelle. Schoorl [1987], Conserve, Conserve, Conserve's Novellenreeks nr 1, N. |
Ton van Reen, Het Duvelsjong en andere weerwolfverhalen. Amsterdam 1987, Van Goor, J. |
Ton van Reen, Thuiskomst. [Tricht] 1988, Hema, N. [licentie-uitgave Goossens]. |
| |
| |
Ton van Reen, In het donkere zuiden, Amsterdam 1988, Contact, VB. |
Ton van Reen, Het vliegende paard. [Tricht] 1988, Hema, J. [licentie-uitgave Goossens] |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jacques P. Heyen, Ton van Reen gelooft niet in kunst. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 2-12-1966. (interview) |
W. Aerts, Ton van Reen verklaart de oorlog aan het militarisme. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 11-11-19 67. (interview) |
Gerrit Krol, Twee verrassingen. In: Algemeen Handelsblad, 9-12-1967. (over Negentienhonderdzesenveertig/1967) |
Astère Michel Dhondt, Ton van Reen: nieuwe Wolkers. In: Elzeviers Weekblad, 3-8-1968. (over Lachgas) |
Lidy van Marissing, Ton van Reen nooit meer terug naar de fabriek. In: De Volkskrant, 11-1-1969. (interview) |
Anne Wadman, Gemengd leesbericht In: Leeuwarder Courant, 11-7-1970. (over Negentienhonderdzesenveertig/1967) |
Margaretha Ferguson, Schrijven met en zonder afstand. In: Het Vaderland, 10-4-1976. (over Landverbeuren) |
Reinjan Mulder, Leven in een rauw dorp. In: NRC Handelsblad, 16-7-1976. (over Landverbeuren) |
Willem K. Coumans, Literair vertoon bedreigt natuurtalent. In: De Limburger, 26-11-1977. (over De Zondvloed en andere verhalen) |
Aad Nuis, Maatschappijkritische fabels. In: Haagse Post, 28-1-1978. (opstel over al het tot dan toe verschenen werk) |
Ab Visser, Realisme en surrealisme. In: Leeuwarder Courant, 18-3-1978. (over De Zondvloed en andere verhalen) |
Pierre Spaninks, Schrijven tegen onverdraagzaamheid. In: De Volkskrant, 27-3-1979. (over De moord en De gevangene) |
André Matthijse, Invloeden van stedelijke omgeving. In: Het Vaderland, 9-6-1979. (over Soms ben ik de grote condor) |
Aad Nuis, Het American Hotel in de literatuur. In: Haagse Post, 5-1-1980. (over Katapult) |
Eddy Mielen, Dunne grieten in de mode. In: Vrij Nederland, 19-4-1980. (over Katapult) |
Ronald Soetaert, De pest voor Amsterdam. In: De Morgen, 25-4-1980. (over Katapult) |
Hans van de Waarssenburg, Ton van Reen. In: Hans van de Waarssenburg, Ik kom toch uit geen gekkenland wandaan! Heerlen 1983, pp. 44-54. (interview) |
Catharina Henriëtte Bulte, Het Nederlandse Hoorspel. Utrecht 1984, pp. 197-202. (over Van Reen als hoorspelauteur) |
Hans van de Waarssenburg, Sfeervolle schildering Bevroren dromenBevroren dromen. In: De Limburger, 6-4-1985. |
Marc Haagen, Bevroren verwachtingen. De terugkeer van Ton van Reen. In: Vrij Nederland, 25-5-1985. (over Bevroren dromen) |
Jacques Kersten, Come back van Ton van Reen. In: De Standaard, 7-9-1985. (over Bevroren dromen) |
Aad Nuis, De waarde van het weerloze. In: De Volkskrant, 20-6-1986. (over Het winterjaar) |
Wam de Moor, Weer een schrijver die over zijn ouders heeft nagedacht. Ton van Reen in de herkansing. In: De Tijd, 1-7-1986. (over Het winterjaar) |
Pierre Huyskens, Verguisd in eigen land. In: Elsevier, 9-8-1986. (interview over de autobiografische aspecten in Het winterjaar) |
Frits Abrahams, ‘Er wordt in Limburg nog te veel gezopen en gemarcheerd in uniform’. In: Vrij Nederland, 9-8-1986. (interview) |
Thomas Verbogt, Van Reens Het winterjaar sterke en ontroerende roman. In: Tubantia, 16-8-1986. |
Frank Herzen, Kroniekschrijver van het Zuiden. In: Knack, 16-8-1986 en in: Elsevier, 5-7-1986. (over Het winterjaar) |
Hans Warren, Winterdag Winterjaar. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 23-8-1986. |
Martin Ros, Een winterjaar met eindeloze missen en rozenhoedjes. In: HN, 30-8-1986. |
Ton Verbeeten, Doorbraak van Ton van Reen. In: De Gelderlander, 12-9-1986. (over Het winterjaar) |
Peter Nijssen, Een ware pelgrimage en een losse flodder. In: Utrechts Nieuwsblad, 28-1-1988. (over In het spoor van de Camisards) |
| |
| |
Peter Nijssen, Literatuur eetbaar dank zij de HEMA. In: Utrechts Nieuwsblad, 17-3-1988. (over Thuiskomst) |
Martin Ros, Een opwaaiende zomerjurk en andere onkuise aanslagen. In: HN, 26-3-1988. (over In het donkere zuiden) |
Diny Schouten, Verwarde kindergevoelens. In: Vrij Nederland, 23-4-1988. (over In het donkere zuiden) |
Hans Werkman, Het kantelende roomse leven van Ton van Reen. In: Nederlands Dagblad, 28-5-1988 (over In het donkere zuiden) |
Peter Nijssen, Ton van Reen blikt terug. In: Utrechts Nieuwsblad, 14-7-1988. (over In het donkere zuiden) |
Arnold Heumakers, Schoolopstellen, doodgevroren in een sloot. In: De Volkskrant, 29-7-1988. (over In het donkere zuiden) |
Hans Steketee, De geur van de mijnstreek. In: NRC Handelsblad, 19-8-1988. (over In het donkere zuiden) |
Lei Coopmans, Verslaggever van een tijdgeest. In: Dagblad voor Noord-Limburg, 15-9-1988. (interview) |
35 Kritisch lit. lex.
november 1989
|
|