| |
| |
| |
Brigitte Raskin
door Jaak De Maere
1. Biografie
Brigitte Suzanne Albertine Joseph Raskin werd op 25 juli 1947 geboren in Aarschot in een burgerlijk katholiek gezin. Zij was de vijfde van zes kinderen. Haar moeder was Maria 's Heeren, haar vader de vrederechter Paul Raskin. De moeder stierf toen Brigitte twaalf jaar was.
Als jong meisje verbleef Brigitte Raskin zes jaar op kostschool in het Paridaensinstituut in Leuven. Ze was ook actief in de katholieke jeugdbeweging. Later studeerde ze aan de Katholieke Universiteit te Leuven geschiedenis. Onder invloed van de strijd voor de vervlaamsing en democratisering van de universiteit evolueerde ze in linkse richting, zonder dat ze partij-bindingen had. Haar eerste artikelen in het studentenblad Universitas getuigen van die ontwikkeling. Tij dens haar studietijd verongelukte haar eerste grote liefde.
Nadat ze in 1970 haar diploma had gehaald, werkte ze van 1971 tot 1976 als journaliste bij het blad De Nieuwe; ze bleef zich in de eerste plaats journaliste noemen, maar koos toch voor een loopbaan in het onderwijs. Ze werkte vanaf 1976 als lerares geschiedenis (vooral aan het Koninklijk Atheneum te Keerbergen) en bleef ondertussen schrijven in verschillende bladen van linkse strekking, vooral in De Nieuwe Maand, waarvan ze vanaf 1981 tot 1990 hoofdredactrice was, en in het satirische blad De Zwijger onder de schuilnaam Brelle. In Hunmo werd ze daarvoor uitgeroepen tot ‘La Pasionaria van klein progressief Vlaanderen’. Bij een ruim publiek werd Brigitte Raskin bekend door haar deelname aan tv-programma's als ‘Namen Noemen’ (BRT) en ‘Van de rug afgezien’ (AVRO). Ze reisde ook naar onder andere Cuba, China en Indonesië.
| |
| |
Toen ze op ruim veertigjarige leeftijd in de literatuur van start ging, was ze dan ook geen onbekende debutante; maar echt beroemd werd ze door de toekenning van de AKO-prijs aan haar debuutboek in 1989. In 1990 kreeg dit boek ook de prijs van de Vlaamse Lezer.
Brigitte Raskin is gehuwd met Edgard Alsteens, heeft drie kinderen en woont in Overijse.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Op veertigjarige leeftijd koos Brigitte Raskin voor de literatuur, nadat ze ongeveer vijftien jaar lang zeer veel non-fictionele stukken had geschreven.
Haar eerste roman, Het Koekoeksjong, is trouwens geen totale breuk met haar journalistiek verleden, want het is een originele vermenging van documenten en fictionele omkadering.
| |
Relatie leven/werk
Ze probeert het leven te reconstrueren van Frans Maes, die op een cruciaal moment in haar bestaan een vluchtige, zelfs storende rol heeft gespeeld: hij was als huisgenoot al te nadrukkelijk aanwezig bij de groei van haar eerste grote liefde. Maes - die in werkelijkheid anders heette - was een onopvallende man die in zijn leven alleen maar pech heeft meegemaakt en op dertigjarige leeftijd een auto-ongeval veroorzaakte dat hem en anderen het leven kostte. Raskin gebruikt alle mogelijke bronnen: geboorte- en overlijdensakte, processen-verbaal, brieven en verslagen van de Openbare Onderstand, kranteartikelen, een geromantiseerde beschouwing van een priester die zich om Maes bekommerde, getuigenissen van verschillende mensen die in dat leven een rol hebben gespeeld (al zijn er opvallende afwezigen, zoals de overlevenden van het ongeval).
| |
Techniek
Fragmenten uit ambtelijke stukken worden zeer persoonlijk verwerkt. Raskin plaatst elk document handig in een persoonlijke context: ze situeert het in haar zoektocht, verlevendigt het met haar fantasie, wat soms leidt tot verschillende versies van hetzelfde gebeuren. Ze vlecht er haar beschouwingen doorheen, vergelijkt met, meestal contrasterende, gebeurtenissen uit haar geborgen burgerlijke jeugd. Elk bezoek aan plaatsen uit Maes' verleden leidt tot gevoelige beschrijvingen; elke getuige wordt gesitueerd met scherpe typeringen en geplaatst in een zeer concreet kader.
Het trieste leven van de hoofdpersoon wordt grotendeels chronologisch gevolgd, maar niet helemaal: al op de tweede bladzijde wordt indirect zijn vroege dood aangekondigd, en voortdurend zijn er flash-backs en anticipaties. Het ik-personage, dat bijna twintig jaar na Maes' dood de puzzel van diens leven probeert samen te stellen, houdt immers de touwtjes stevig in
| |
| |
handen: naast Maes' leven in chronologische volgorde krijgt de lezer ook het verslag van haar zoektocht, waarin ze vanuit de latere situatie de beperktheid van het moment overstijgt. Naast de reële chronologie van Maes' bestaan ontstaat de indruk dat ook die zoektocht chronologisch verloopt, omdat hij gepaard gaat met de suggestie van groeiend inzicht bij het ik-personage.
| |
Thematiek
Frans Maes leek voor het ongeluk voorbestemd. Hij was een kind uit de Antwerpse volksbuurt ‘de Seefhoek’, kende eigenlijk zijn ouders niet, werd uit dat milieu (waar hij volgens het ik-personage gelukkig was) weggehaald en verbleef in tehuizen of bij barmhartige priesters. Hij beleefde een moment van glorie, toen hij dedoor de Gazet van Antwerpen ingerichte Peppino-verkiezing voor sociaal gehandicapte kinderen won en een heleboel geschenken kreeg. Maar dat kon zijn afgang niet remmen. Hij kreeg last met zijn gezondheid, werd door schuldeisers achtervolgd en verzeilde in de kleine criminaliteit. Hij werkte als kelner, gaf zich in Leuven uit voor student en had een kamer in dezelfde woning als Brigitte Raskin. Hij verongelukte op 11 juli 1970 in Olsene.
| |
Techniek
De tweede hoofdpersoon is het ik-personage, dat grotendeels met de schrijfster samenvalt. Deze identificatie blijkt een gelukkige greep. In de combinatie van feit en fictionalisering kan Raskin haar rijke ervaring als journaliste en haar nieuwe literaire bedoelingen laten samengaan. In de verbinding van verslag en ik-betrokkenheid kan ze andere, nog niet geëxploreerde domeinen van haar persoonlijkheid aan bod laten komen. Ze kan haar beeldspraak ontplooien (korte beelden met soms verrassende associaties), zich enkele taalspelletjes veroorloven en de realiteit haar eigen structurering opleggen. Ze kan vooral intiemere, tot nu toe niet aan bod gekomen aspecten van haar leven behandelen: het geluk dat haar in Leuven als studente ten deel viel en later nooit meer terugkwam, het diepere inzicht in continuïteit en veranderlijkheid dat resulteert in een overwinning op de grote vergetelheid.
| |
Visie op de wereld
Ze heeft voor Maes een ‘monumentje’ opgericht. Ook haar oordeel over menselijke relaties en goed en kwaad is in het geding. Tegen veroordelingen van buitenuit neemt ze Maes in be- | |
| |
scherming, maar in de toenmalige persoonlijke contacten vond ze hem onsympathiek, wat haar het verwijt opleverde dat ze wel leefde van grote principes maar het leed in haar nabijheid niet zag. Ze steekt niet echt een beschuldigende vinger uit naar de maatschappij, maar beschouwt hem als een lid van de groep van de ‘verlorenen’ (volgens haar aan Primo Levi ontleende motto).
| |
Relatie leven/werk
Maar in de eerste plaats is Frans Maes het medium dat haar naar het verleden terugbrengt. In Leuven beleefde de schrijfster haar eerste grote liefde, en net als Maes is haar geliefde verongelukt. Dat verlies heeft ze twintig jaar later nog niet verwerkt. Via Maes benadert ze de andere tragedie, zonder dat ze er volledig in wordt ondergedompeld; ze brengt die werkelijkheid naderbij maar kan door de omweg voldoende afstand houden. Raskin brengt deze tweespalt gevoelig, duidelijk, maar niet te nadrukkelijk over en zo wordt dit ‘journalistieke’ werk de indirecte en literaire uitdrukking van een zeer persoonlijk verdriet.
| |
Traditie
Het Koekoeksjong lijkt te passen in een traditie van new journalism en oral history; er is dan ook verwantschap met documentair werk van Angelsaksische auteurs of van Paul Koeck, maar wegens de zeer persoonlijke verwerking is een vergelijking met Walter van den Broeck meer aangewezen. De strijd tegen de vergetelheid heeft ze met Jeroen Brouwers gemeen. Toch heeft Raskin met dit eerste boek een eigen stem gevonden in de combinatie van vertrouwde technieken - die ze zeer goed beheerst door haar non-fictionele voorgeschiedenis - en persoonlijke verwerking.
| |
Kritiek
In Nederland werd het boek eerst niet gerecenseerd, in Vlaanderen werd het dikwijls besproken in functie van haar extra-literaire bekendheid. Na de AKO-bekroning stond het boek in het middelpunt van de belangstelling. In Vlaanderen triomfeerde soms het chauvinisme, soms de nijd; in Nederland waren er enkele ronduit kwaadaardige stukken, maar meestal was de toon toch positief.
| |
Thematiek
Haar tweede boek, Overwinterdagboek, verscheen in 1990. In dagboekvorm, maar in de derde persoon, bericht de vertelster Anne over haar vrijwel onbeantwoorde verliefdheid op Jan,
| |
| |
een druiventeler. Anne en Jan hebben in het verleden enkele onbevredigende seksuele contacten gehad. Ze hebben een afspraak gemaakt voor over drie maanden en zullen elkaar ondertussen niet ontmoeten. Voor Jan betreft het een onbelangrijk en vaag vooruitzicht, voor Anne een verwachting die haar drie maanden hunkerend op de been houdt; ze ‘overwintert’ in afwachting van die afspraak.
Ze brengt verslag uit over het (dikwijls als triviaal aangevoelde) dagelijkse leven met man en kinderen, over haar bestaan als auteur en haar gevecht met de computer, over haar pogingen via muziek, bezoeken, associaties en rituelen de geliefde dichterbij te brengen of het lot te forceren, over het dubbelleven dat voortvloeit uit de spanning tussen innerlijk en maatschappelijk leven. Terwijl Annes man een schim blijft en de kinderen oppervlakkig overkomen, groeit het beeld van de geliefden die elkaars antipoden zijn: door Annes ogen zien we hoe Jan met een ongecompliceerde vanzelfsprekendheid door het leven gaat, hoe hij veel vrouwen aan zijn voeten vindt en hen nonchalant behandelt; de lezer neemt waar hoe Anne, een intellectuele feministe, het slachtoffer wordt van een erotische fixatie die haar onzeker maakt, haar haar waardigheid afneemt en haar vroegere waardepatronen afbouwt: emotie vervangt rationaliteit, onderworpenheid komt in de plaats van zelfbewustzijn. Deze verenging van de persoonlijkheid leidt vaak tot eentonigheid, al worden de evolutie en de erotische fantasieën dikwijls boeiend geformuleerd.
| |
Techniek
Het thema komt tot stand in een doordachte, artificiële structuur. De hoofdpersoon beschrijft haar drie maanden gemis vrijwel dag voor dag, maar in de derde persoon. Deze voor een dagboek onnatuurlijke combinatie wordt afgewisseld met dagboekfragmenten tussen aanhalingstekens in de eerste persoon; deze dubbelvorm, die aan het slot van het boek verklaard wordt, maar toch niet episch overtuigend is, wordt daarnaast nog occasioneel doorkruist door andere tekstvormen. Ook met het tijdsverloop wordt een spel gespeeld. Het boek verbindt het nu van het dagboek (dat aan het slot geen nu blijkt te zijn), de flash-backs over de groei van deze problematische liefde en de onzekere voorspellingen over de afloop: van de afspraak
| |
| |
waarop ze zolang wacht, worden verschillende scenario's geschreven. De dagboekfragmenten in de eerste persoon bevatten vooral tijdloze beschouwingen.
Maar in de eerste plaats valt het boek op door de nadrukkelijke, maar functionele beeldspraak. Er zijn twee centrale beelden. Enerzijds dat van de overwinterkuil, waarin ze haar verliefdheid voor drie maanden heeft begraven. Weldra blijkt dat heel haar persoon mee in de kuil zit en dat ze slechts via een verluchtingspijp overleeft. Anderzijds het beeld van de druivelaar met zijn beloften van vruchtbaarheid, maar ook met zijn ziektes en zijn dorre takken. Beide beelden groeien tot uitgewerkte complexen die geassocieerd worden met de problematiek van de overwinterende Anne en die haar door hun agrarische aard met Jan verbinden. Daarnaast zijn er talrijke andere, kortere beelden die vooral het gemis omschrijven of van de grotere beelden deel uitmaken. De lezer is trouwens geneigd Annes innerlijke pogingen Jan te benaderen als een repeterende reeks metaforen van het basisprobleem te beschouwen.
| |
Ontwikkeling
De merkwaardige combinatie van problematiek en vormgeving maakt Overwinterdagboek tot een onevenwichtig boek. De lezer raakt geïrriteerd door de vermenging van trivialiteit en diepzinningheid, van rechtlijnigheid en grote gekunsteldheid. Door die ambiguïteit worden ook de personages, en vooral Anne, dubbelzinnig: gedeeltelijk worden ze heel scherp getekend (bijvoorbeeld Annes onzekerheid, haar fantasieën), anderzijds wordt er te veel gespeeld met hun identiteit. In die zin is er een merkwaardige tegenstelling tussen Raskins beide boeken. Het Koekoeksjong ziel eruit als een objectieve reconstructie van andermans leven, maar zegt zeer veel over het ik-personage (en in dit geval dus over de schrijfster), terwijl Overwinterdagboek zeer direct de problematiek van de vertelster lijkt te beschrijven, maar die problematiek eigenlijk verhult.
| |
Kritiek
Voor dit Overwinterdagboek was de kritiek niet mals: de structuur was te kunstmatig of zelfs onmogelijk, de psychologie gezocht of zelfs lachwekkend, het was ‘zo braaf en voorspelbaar’ (Arnold Heumakers) en ‘een onbelangrijk boekje’ (Hugo Bousset). Na de AKO-prijs had de kritiek overdreven verwachtingen: Brigitte Raskin moest absoluut bevestigen, er werd van haar een meesterwerk op bestelling verwacht.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Of Brigitte Raskin een belangrijke schrijfster wordt, zal de toekomst moeten uitwijzen. Haar debuut was succesvol, want in ruim drie jaar werd het elfmaal herdrukt; met haar tweede boek kon ze dat succes niet doortrekken.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Brigitte Raskin, Het Koekoeksjong. Leuven 1988, Kritak, R. |
Brigitte Raskin, Simone Signoret. In: Onmogelijk interviews. Leuven 1988, Kritak, pp. 119-123, E. |
Brigitte Raskin, Overwinterdagboek. Leuven/Amsterdam 1990, Kritak/Meulenhoff, R. |
Brigitte Raskin, Afscheid van steen. In: M. Glaeys en W. Tieges, Burengerucht. Het Vlaams verhaal doet weer de ronde. Leuven/Amsterdam 1990, Kritak/Meulenhoff, pp. 127-135, V. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Leo de Haes, Humo sprak met Brigitte Raskin. In: Humo, 11-4-1985. (interview) |
Kristien Hemmerechts, Klaarkomen en journalistiek. In: Vooruit, 3-6-1988. (over Het Koekoeksjong) |
Rita Demeester, Frans Niemand. In: Knack, 29-6-1988. (over Het Koekoeksjong) |
Jan Flamend, Een klein schriel mannetje. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 133, nr. 7, september 1988, pp. 546-547. (over Het Koekoeksjong) |
Karel Osstyn, Biografisch. In: Ons Erfdeel, jrg. 31, nr. 4, september-oktober 1988, pp. 492-494. (over Het Koekoeksjong) |
Joris Gerits, Boeken. In: Streven, jrg. 56, nr. 1, oktober 1988, pp. 89-90. (over Het Koekoeksjong) |
Bert Kuipers, Brigitte Raskin teveel in beslag genomen door haar onderwerp. Het koekoeksjong: een puzzel met veel ontbrekende stukken. In: Haarlems Dagblad, 20-4-1989. |
Lucie Th. Vermij, Het koekoeksjong van Brigitte Raskin. De bloedeloze waarheid achter Frans M. In: De Groene Amsterdammer, 26-4-1989. |
Koos Hageraats, Het koekoeksjong van Brigitte Raskin. Een lotgeval. In: De Tijd, 5-5-1989. |
Ton Verbeeten, Minutieus rapport van een obsessie. Brigitte Raskin debuteert met ‘Het koekoeksjong’. In: De Gelderlander, 6-5-1989. |
Doeschka Meijsing, Het enige wat ik wil is schrijven. Een gesprek met de Vlaamse schrijfster Brigitte Raskin. In: Elsevier, 13-5-1989. (interview) |
J. Huisman, Brigitte Raskin zelfs nooit getipt als winnaar. In: Algemeen Dagblad, 20-5-1989. (over Het Koekoeksjong) |
JVG: Brigitte Raskin wint AKO-prijs met ‘verslag van een obsessie’. In: De Morgen, 20-5-1989. (verslag van prijsuitreiking) |
Corine Spoor, Cultureel liefdewerk. In: De Tijd, 26-5-1989. (minachtend stuk over de toekenning van de AKO-prijs) |
Jan-Hendrik Bakker, AKO-prijswinnares Brigitte Raskin: De echo van een auto-ongeluk. In: Rotterdams Nieuwsblad, 27-5-1989. (interview) |
Jos Vranckx, AKO-prijswinnares Brigitte Raskin ‘Ik ben plotseling terecht gekomen in een carrousel’. In: Het Binnenhof, 30-5-1989. (interview) |
Hans Werkman, ‘Moeizaam zwanger van dat hondeleven’. Het koekoeksjong. In: Nederlands Dagblad, 10-6-1989. |
Henk Egbers, Brigitte Raskin en haar ‘Koekoeksjong’: ‘Het is niet gemakkelijker na de AKO-prijs’. In: De Limburger, 15-6-1989. (interview) |
Marcel van Nieuwenborgh, Brigitte Raskin over haar ‘Koekoeksjong’: Ik heb voor een zwerfkat een monumentje opgericht. In: De Standaard, 1-11-1989. (interview) |
Andreas Oosthoek, Klinkt het niet dan botst het! Schrijven na de AKO-prijs. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-2-1990. (interview) |
Hans Warren, Dagboek over een dagboek. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-10-1990. (over Overwinterdagboek) |
Lisette Keustermans, Interview met Brigitte Raskin. ‘De enige mannen die de was kunnen sorteren zijn gescheiden mannen’. In: De Morgen, 12-10-1990. (interview) |
Arnold Heumakers, Leerzame passages over druiventeelt. In: De Volkskrant, 12-10-1990. (over Overwinterdagboek) |
Janet Luis, Brigitte Raskin en de tekstverwerker. De harde schijf vol met verliefdheid. In: NRC Handelsblad, 19-10-1990. (over Overwinterdagboek) |
Joris van Hulle, Afteltekst. In: De Standaard, 27-10-1990. (over Overwinterdagboek) |
Carlos Alleene, Een vrouw gaat vreemd. In: Het Volk, 30-10-1990. (over Overwinterdagboek) |
Joris Denoo, Brigitte Raskin: 90 dagen winter. In: Gazet van Antwerpen, 1-11-1990. (over Overwinterdagboek) |
| |
| |
Hugo Bousset, Liefde in Havana. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 136, nr. 3, april 1991, pp. 244-245. (over Overwinterdagboek) |
44 Kritisch lit. lex.
februari 1992
|
|