| |
| |
| |
Anil Ramdas
door Michiel van Kempen
1. Biografie
Anil Ramdas werd geboren op 16 februari 1958 te Paramaribo, als derde kind in het gezin van een Surinaamse onderwijzer en zijn Guyanese vrouw. Vader was brahmaan, maar de kinderen werden niet orthodox opgevoed. Zijn moeder, Kamala Sukul, genoot in Suriname bekendheid met de presentatie van radioprogramma's en zou later, in Nederland, toneelstukken en een dichtbundel in het Hindi schrijven. Thuis werd behalve Sarnami, de taal van de Surinaamse hindoestanen, vooral ook Nederlands gesproken, de taal waarmee in Suriname de maatschappelijke ladder kan worden beklommen.
Van zijn tweede tot zijn zevende verbleef Ramdas in het rijstdistrict Nickerie. Terug in Paramaribo volgde hij de Sohansinghschool van de vrijzinnige Arya Samaj, drie jaar lyceum en drie jaar openbaar atheneum. Hij werkte korte tijd in de journalistiek en ging in 1977 naar Nederland om aan de Universiteit van Amsterdam sociale geografie te studeren. Hij trad toe tot het Suriname Comité en schreef voor het Suriname Bulletin en het welzijnsblad Adek.
Hij verrichtte onderzoek in het Surinaamse Nieuw-Nickerie en op de Nederlandse Antillen en verbleef een half jaar bij een ‘Slum Project’ in India. In 1985 studeerde hij cum laude af met de sociologisch-filosofische scriptie Goden en marionetten, die onmiddellijk in gebruik werd genomen als leerboek bij de vakgroep politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verrichtte tekstwetenschappelijke research naar vluchtverhalen bij Teun van Dijk, maar boog dat onderzoek om in sociologische richting, als promovendus bij Bram de Swaan. Het vijfde
| |
| |
en laatste hoofdstuk van zijn proefschrift over het vreemdelingenbeleid en de asielprocedures in de jaren 1988 en 1989 in Nederland verscheen in de Amnesty International-uitgave Het nadeel van de twijfel (1990). Het ministerie van Justitie spande een geding tegen hem aan wegens schending van de geheimhoudingsplicht. Toen de overheid in 1993 nog een aanscherping van de publicatievoorwaarden wist te bedingen, hield Ramdas het voor gezien. Hij zou zijn proefschrift niet meer voltooien. Het persoonlijke verslag van zijn ervaringen werd onder de titel De zin van het ritueel in 1994 door De Bezige Bij aangekondigd, maar uit vrees voor een nieuwe slepende en energieverslindende juridische procedure zag Ramdas van publicatie af.
In 1989 werd hij redacteur van De Groene Amsterdammer. Op onregelmatige basis schreef hij voor de Volkskrant en incidenteler voor andere bladen. Vanaf 1992 is hij vaste columnist voor NRC Handelsblad. Het jaar daarop startte hij met een reeks televisie-interviews voor de vpro met prominente denkers over niet-Europese culturen, waarvan de teksten werden gebundeld in In mijn vaders thuis en In mijn vaders huis II. Voor dezelfde omroep maakte hij documentaires over Suriname en Afrika. Ramdas is veelgevraagd in het lezingencircuit: hij hield onder meer de Rudolf van Lier-lezing (1992), de J.M. den Uyl-lezing (1993) en de Groningse Letteren-lezing (1994). Voorts maakte hij enkele jaren deel uit van de Nationale Adviesraad van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Sinds 1996 is hij bestuurslid van het Prins Claus-fonds.
Hij is getrouwd met de onderwijzeres Chandra Nandelall, heeft twee kinderen en woont in Loenen aan de Vecht.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
Relatie leven/werk
In 1994 vroeg de Volkskrant aan Anil Ramdas om een lijstje te maken van zijn tien favoriete non-fictieboeken. Zowel Ramdas' commentaar op de vraagstelling als zijn boekenlijstje geeft een helder inzicht in hoe hij tegen de wereld en in het bijzonder tegen de literatuur aankijkt. ‘Wat is non-fictie?’ vraagt Ramdas zich af. ‘Is Benedict Andersons sprankelende werk over vaderlandsliefde non-fictie? En Gabriel García Márquez' onderzoek naar een moord, die niet begaan wordt door een persoon, maar door een cultuur, is dat fictie?’ (de Volkskrant, 8-10-1994). Voor Ramdas is een essay of een journalistiek verslag dus evengoed een verhaal als een fictioneel verhaal, en met deze notie is ook verklaard waarom zijn bundel De beroepsherinneraar (1996) de toevoeging en andere verhalen heeft meegekregen, terwijl bijna alle stukken essays of columns zijn. Waar de empirische werkelijkheid achter de levensportretten die hij in dit boek geeft, eindigt en waar de constructie begint, is niet exact uit te maken - al geven alle portretten ten minste de suggestie uit het leven gegrepen te zijn. Hetzelfde geldt voor de stukken waarin hij persoonlijke ervaringen tot inzet maakt van bespiegelingen in een breder kader: het autobiografisch gehalte van Ramdas' stukken is hoog, want maatschappelijke reflectie is voor de migrant altijd zelfreflectie, maar waar het autobiografische eindigt, is moeilijk aan te geven. Schrijvers moeten volgens Ramdas ‘het gedrag van mensen beschrijven. Ze moeten dat gedrag onderzoeken, de herkomst van de motieven traceren, de geheime drijfveren blootleggen, de wanhoop aangeven’ (De papegaai, p. 98). Dit is een primair sociologische poëtica, waarin geen plaats is ingeruimd voor de esthetische kant van het schrijven. De novelle Het besluit van Mai (1994) - nog het sterkst
fictioneel van al wat Ramdas geschreven heeft - is dan ook op te vatten als een essay in andere gedaante, een vertelling met als kern de portrettering van personen binnen conflicterende maatschappelijke stelsels. Zo wordt ook begrijpelijk dat Ramdas in zijn Volkskrant-lijstje Kroniek van een aangekondigde dood van Gabriel García Márquez opvoert als ‘een antropologisch meesterwerk’ en Het lied van de kosmopoliet van
| |
| |
Abram de Swaan becommentarieert met: ‘Hoe sociologie ineens literatuur kan worden’.
| |
Thematiek
Welke boeken voerde Ramdas verder op in zijn lijstje? Allereerst vier romans die een indicatie geven van wat hem in zijn schrijven fascineert, waaronder Heart of Darkness van Joseph Conrad, het klassieke boek over de complexiteit van het verschijnsel kolonialisme. Ook Ramdas heeft zich vaak gebogen over het dilemma van de westerse overheersing, die evenveel beschaving als terreur over de wereld heeft gebracht. De manier waarop de koloniale staten hun stempel drukten op de geest van de bevolking der koloniën en zo de migrantenstromen naar het westen op gang brachten, zijn veelvuldig het onderwerp van zijn aandacht geweest. De positionering van de migrant ten opzichte van zijn land van herkomst en het land waar hij zich vestigt, loopt als een rode draad door zijn essays. Kolonisator en gekoloniseerde: als een Siamese tweeling zitten ze aan elkaar vast en Ramdas probeert er vanuit verschillende invalshoeken vat op te krijgen.
| |
Ontwikkeling
Thematiek / Visie op de wereld
Verwantschap
Thematiek
Tot omstreeks 1982 is het voor Ramdas nog duidelijk: hij zal naar zijn geboorteland terugkeren. Hij beweegt zich in kringen van marxistisch georiënteerde Surinaamse intellectuelen in Nederland en werkt mee aan een Surinaams aardrijkskundeboek. Een ontmoeting met V.S. Naipaul (‘go back to the bush and bang your drum’) en de decembermoorden van 1982 in Suriname brengen zijn oude remigratie-ideaal aan het wankelen. Marx (wiens Grundrisse hij in het Volkskrant-lijstje van 1994 opneemt) en Gramsci zal hij nooit verloochenen. Zijn stukken worden geschraagd door een fundamenteel vooruitgangsgeloof (en daarmee staat hij dichter bij de optimistische poëtica van de door hem sterk bekritiseerde Frank Martinus Arion dan hij zelf misschien beseft). Het beeld van de migrant dat hij voor ogen heeft, zegt hij in het essay ‘Sloebers en jongleurs’, is: ‘Dat van twee mensen, mijn overgrootvader en ik, die hand in hand gezellig keuvelend naar de horizon wandelen, en elkaar toevertrouwen dat ze gelukkiger zijn geëindigd dan ze waren begonnen.’ In de novelle Het besluit van Mai verbeeldt hij hetzelfde wanneer moeder en dochter tegen het einde tot elkaar komen: ‘samen wandelen ze de Hollandse ochtend tegemoet.’ In zijn
| |
| |
essays zal hij ook altijd blijven zoeken naar het maatschappelijk-ethisch fundament dat aan de dingen ten grondslag ligt en het is niet toevallig dat Richard Rorty's Contingency, Irony and Solidarity - nog een boek uit het rijtje van tien - diepe indruk op hem heeft gemaakt: hoe is autonomie te combineren met zedelijkheid, vrijheid met solidariteit. Maar Marx, Gramsci en Rorty hebben er een belangrijke denker bij gekregen: Roland Barthes. Diens Mythologieën maakte zo'n verpletterende indruk op Ramdas dat ook ‘de zwakste zijde van het marxisme’ - de dromen, de taal, de cultuur - hem steeds sterker is gaan intrigeren. In de roman ontdekt hij het psychogram van de maatschappij. Zo wordt helder hoe hij naast Heart of Darkness in zijn ‘non-fictie’-boekenlijst ook A House for Mr Biswas van Naipaul, Madame Bovary van Gustave Flaubert en Jazz van Toni Morrison kan opnemen, romans waaraan hij in zijn eerste essaybundel, De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea (1992), uitvoerige stukken heeft gewijd. Naipaul wordt het grote model voor Ramdas: scherp en ongenadig in de analyse van zichzelf, altijd in een haat-liefdeverhouding met de groep van Caraïbische hindoestanen waaruit hij is voortgekomen en afkerig van elke vorm van nationalisme. (De analyse daarvan ziel Ramdas nog aangescherpt door het lezen van Imagined Communities van Benedict Anderson.) Madame Bovary leest hij als een allegorie avant la lettre voor wat later de migrantenervaring is gaan heten: het leven tussen droom en werkelijkheid zoals het verbeeld wordt in een romantisch melodrama met elementen die herinneren aan de grote Hindi-films. In de roman Jazz ontwaart hij een indrukwekkende verbeelding van wat de
migrant ervaart: de trek naar het onbekende, tegelijkertijd fascinerende en bedreigende stadsleven. Zelf heeft Ramdas die ervaringen neergelegd in zijn novelle Het besluit van Mai, waarin een hindoestaanse moeder met schaamte ziel hoe haar dochter wulps danst, en zich, terugblikkend op haar leven, langzaam realiseert dat haar conservatisme als een last op haar schouders rust. In de moderniteit van het westerse leven schuilt veel vrijheid, die haar dochter zo gemakkelijk opeist. Door die af te wijzen, maakt zij een knieval voor verstarring en maakt zij de liefde voor haar dochter ondergeschikt aan haar eigen schaamtegevoelens, zo dringt het tot haar door.
| |
| |
In de essays die Ramdas schrijft tot en met de bundel De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea zijn het vooral de ervaringen van migranten in de moderne en postmoderne wereld die hem intrigeren. Hij transformeert de migrant van een achtergestelde en gediscrimineerde zielenpiet vol heimwee en melancholie, tot een wereldburger die een bestaan leidt dat, gevoed vanuit verschillende bronnen, onbegrensde mogelijkheden in zich bergt en vooral ook: tot iemand die zijn eigen stijl ontwikkelt. ‘Het opwindende van de migrantenidentiteit is juist niet dat er ergens een kern is die alle migranten gemeen hebben, maar dat de ruimtelijke overschrijdingen een culturele chaos veroorzaken die ze nooit meer kwijtraken. [...] De nieuwe gekleurde intellectueel weet niet wie hij is of wat hij zal worden. Het maakt hem verward, maar ook kleurrijk. Een beetje principeloos, en heerlijk gek,’ zo besluit De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea. Voor deze migrant zijn er nieuwe mythen te over in het werk van Salman Rushdie, V.S. Naipaul, Ben Okri en Edward Said. Ramdas buigt zich over het zelfbeeld van de Europese wereld dat slechts kon worden opgebouwd uit het contrast met de Nieuwe Wereld van Columbus. Over de verheerlijking en verguizing van Carl Van Vechten - de man die de Amerikaanse negerwereld even goed beschreef als welke neger ook. Over de nostalgie van de eerste generatie migranten tegenover de down-to-earth-opstelling van de tweede generatie. Het anachronisme, de grensoverschrijdende bewegingen, de paradoxen van het bestaan krijgen Ramdas' volle aandacht: het anachronisme van de herrezen islamitische middeleeuwen na de Sjah, of van de chador, de Arabische sluier in de twintigste eeuw waarover Nawal El Saadawi zo'n indringend boek schreef.
| |
Ontwikkeling
Maar veel van wat in De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea in 1992 nog met stelligheid beweerd werd, wordt in De beroepsherinneraar en andere verhalen (1996) alweer onderuitgehaald, of ten minste genuanceerd. Van de voor delen van de postmoderne alzijdige impulsen is geen sprake meer, al wordt de moderniteit dan nog niet geheel aan de wilgen gehangen. Expliciet spreekt de migrant zijn verlangen naar rust, evenwicht en een onopvallend burgermansbestaan uit (ook al ge- | |
| |
beurt dat met een ironische ondertoon). Zoals Naipaul zich met zijn derde India-boek, A Million Mutinies Now, minder revolterend tegenover zijn ‘roots’ opstelde, zo realiseert Ramdas zich dat de revolte van Madame Bovary en de migrant maar half waar is: ‘Natuurlijk vereist het avontuurlijkheid om je eigen wereld te verlaten, maar je doet het met de onuitgesproken hoop dat je in een andere wereld ook zult aankomen. En die hoop, leek nu, was ijdel’ (p. 50). Voor de (betrekkelijke) eenduidigheid van vroeger is complexiteit in de plaats gekomen, de helderheid van telkens een andere oplossing voor elk probleem heeft plaatsgemaakt voor het multiperspectief en de verwarring. De migrantenidentiteit is niet een herhaling van een concept, maar een bewustzijns ontplooiing die steeds opnieuw gecreëerd moet worden - ideeën waaraan die van de Jamaicaanse socioloog Stuart Hall niet vreemd zijn. Als een jongleur heeft Ramdas met altijd verschillende identiteiten gespeeld: de zich aanpassende migrant, de creatieve wereldburger, de vooroplopende kosmopoliet, maar in De beroepsherinneraar worden al die gestalten binnenstebuiten gekeerd. In het prachtige stuk ‘Betegelde tuinen’ onderzoekt hij de waarden die de identiteit van de Hollander zouden moeten uitmaken en hij concludeert met een totale omkering die alles relativeert: ‘Ik hou van het Hollandse fatsoen,
van de huiselijkheid en de oprechtheid. In die zin ben ik een buitenlander.’
| |
Stijl
Maar meerduidig of niet, Ramdas blijft wel helder formuleren. Het traditionele essay uit de eerste bundel heeft plaatsgemaakt voor een vorm die het midden houdt tussen journalistiek verslag, essay en verhaal. Zo portretteert hij op levendige wijze eenvoudige mensen: een islamitische kapper passeert de revue, evenals een Javaanse communist die na omzwervingen langs China en Moskou in een Nederlands bejaardentehuis belandde, en een afstammeling van een nomadisch kameeldrijversvolk die zich uiteindelijk in Leeuwarden vestigde. De verhalen uit De beroepsherinneraar combineren verbeelding en documentatie: met al zijn inlevingskracht wil de schrijver fungeren als het geheugen van de ‘onbelangrijke’ migrant overal ter wereld. Het is een mengeling van (gespeelde) verbazing,
| |
| |
verwondering, engagement en kritische doorlichting die de verhalen hun eigen karakter verlenen.
| |
Techniek
Anachronismen, opposities en paradoxen: zij intrigeren Ramdas, en het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich graag uitdrukt in de antithese, zoals met de slotzin van een stuk uit De beroepsherinneraar. ‘Dat is het raadselachtige van de aankomst: het lijkt op de herinnering aan het vertrek’ (p. 57). Met het groter worden van het verhalende element in de stukken is het overdadig citeren van allerlei auteurs zoals dat in De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea gebeurt, verdwenen. In de regel gaat Ramdas voor zijn stukken uit van een anekdotisch gegeven, dat hij tot een metafoor maakt van wat hij met zijn betoog wil zeggen. Dat anekdotische gegeven keert dan in gewijzigde gedaante of onder een andere belichting aan het eind van zijn prozastukken terug. Het altijd op zoek zijn naar de juiste metafoor en de juiste manier van benoemen is natuurlijk voor geen enkele schrijver onbelangrijk. Maar voor de migrant zijn het herdefiniëren van een nieuwe werkelijkheid en het inpassen daarvan in een nieuw talig systeem essentieel. In zijn zucht naar stilistische flonkering wordt Ramdas wel eens verleid tot contrasten die de historische werkelijkheid geweld aandoen, en in de bijna polemisch getoonzette langere essays gaan de nuance en ook het empirisch fundament van het beweerde soms ten onder. Zo meende Aart Broek dat Ramdas in het essay Ethiek als vitaal belang (1993) de historische werkelijkheid onjuist heeft geïnterpreteerd en Michiel van Kempen kritiseerde Ramdas' vertekening van de Caraïbische literatuur door de miskenning van de betekenis van de poëzie. Ook zijn sociologisch getinte opvatting van de functie van een schrijver werd hier en daar als te normatief aangevallen. Maar over het geheel zijn zijn boeken buitengewoon welwillend ontvangen en het uitzonderlijke verschijnsel van vier drukken voor zijn
essaybundel De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea bewijst hoe hij bliksemsnel een grote faam heeft weten op te bouwen. Zijn grootste verdienste is misschien dat hij toonaangevende critici als Jaap Goedegebuure, Carel Peeters en Reinjan Mulder bij het migrantendebat heeft weten te betrekken.
| |
Kritiek
Publieke belangstelling
In zijn geboorteland worden zijn kritische stukken minder op
| |
| |
prijs gesteld. De schande van bijvoorbeeld de hindoestaanse angst voor de neger wordt in Suriname liever bedekt, terwijl Ramdas zo'n thema openlijk aan de orde stelt. De vier televisiedocumentaires die hij over Suriname maakte onder de titel Wel de snack maar niet de saus (en waarvan het boek Een Surinaamse ballade (1995) het resultaat is) vonden geen waardering - waarschijnlijk ook omdat zijn zwartgallige beeld te weinig nuances vertoont om iemand te kunnen overtuigen. De Surinamers verwachten een objectieve kijk op hun land en zeker niet het beeld dat ‘nestbevuiler’ Ramdas schetst - en waarmee hij evenals Naipaul zichzelf meer profileert dan het land. Zijn novelle Het besluit van Mai daarentegen geniet in Suriname een zekere populariteit, ongetwijfeld doordat zij een heldere structuur en boodschap heeft en beperkt van omvang is. De prijs hiervoor is dan wel geweest dat de plot weinig verrassend genoemd kan worden en het slot nogal clichématig.
| |
Traditie
In zijn uiterst kritische opstelling tegenover Suriname - hij was in 1993 een van de ondertekenaars van het Manifest voor de redding van Suriname dat in Suriname als een overbodig betuttelend document werd ontvangen - is Ramdas zeker geestverwant van Albert Helman. Net als Helman heeft hij zich ten opzichte van Suriname altijd bewust opgesteld als een kritische buitenstaander die zich beweegt tussen engagement en afstandelijkheid. ‘Ik was geloof ik de enige in de klas die de ik-figuur had willen verdedigen’, is een karakteristieke Ramdas-zin. Hier heeft hij het over de harde, onromantische hoofdfiguur uit Turks fruit van Jan Wolkers, die in Suriname niet op sympathie kon rekenen. Hijzelf kan dat evenmin.
| |
Verwantschap
Maar tegenover de migrantengemeenschap in Nederland is Ramdas' opstelling niet minder onafhankelijk. Hij mag dan de meest vooraanstaande figuur uit haar midden zijn, haar vertegenwoordiger is hij niet en zijn aandachtsveld is ook heel wat ruimer. Dat hij de meest begaafde van de essayisten onder de migranten is, wordt echter door weinigen in twijfel getrokken. Op het internationale plan staan zijn stukken niet ver af van die van Salman Rushdie in Imaginary Homelands (1991). Maar binnen het Nederlandse taalgebied is er geen essayist die met zo'n gedrevenheid, indringendheid en stilistische begaafdheid
| |
| |
over migrantenervaringen en migrantenschrijvers heeft geschreven als Ramdas, afgezien dan van zijn vriend en collega-redacteur bij De Groene Amsterdammer Stephan Sanders met zijn essaybundel Buitenwacht (1995). Zo is er, behalve het portret dat Lieve Joris in Zangeres op Zanzibar (1992) van V.S. Naipaul tekende, in het Nederlands niets geschreven dat de Trinidadiaan indringender in beeld brengt dan Ramdas' essay ‘Een huis voor meneer Naipaul’. Het portret is, zoals het een goed essayist betaamt, evenzeer een portret van Naipaul als van Ramdas zelf.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
De aardrijkskunde-sektie van het Openbaar Atheneum (G. Bérénos, J. Bongers, C. Bouwman, P. Goedschalk-Franklin, R. Ragunath, A. Ramdas), Inleiding tot de aardrijkskunde. 3e druk, herzien en uitgebreid. Paramaribo 1983, De Volksboekwinkel, Aardrijkskundig leerboek. |
Anil Ramdas, Goden en marionetten. Een verkenning van Ideologie, Discours en Subjektiviteit. Amsterdam 1987, Doctoraalscriptie. |
Anil Ramdas, De strijd van de dansers. Biografische vertellingen uit Curaçao. Amsterdam 1988, SUA, EB. (2e druk, met de ondertitel Biografische vertellingen. 1994, Maarten Muntinga, Rainbow Pocketboek 186) |
Anil Ramdas, Vidiadhar Surajprasad Naipaul: Een Caribische nestbevuiler. In: De Groene Amsterdammer, 12-7-1989, E. |
Anil Ramdas, Over de rationaliteit van de adviescommissie voor vreemdelingenzaken. In: Het nadeel van de twijfel. De rol van informatie in de Nederlandse asielprocedure. Amsterdam 1990, Amnesty International, pp. 141-158, E. |
Anil Ramdas, Een grensplaats tussen verveling en verderf. In: De Gids, jrg. 153, nr. 10/11, 1990, pp. 895-900, E. |
Stuart Hall, Het minimale zelf en andere opstellen. Vertaald door Ien Ang, Hansje Galesloot, Raj Ramdas, Anil Ramdas. Amsterdam 1991, sua, EB. (vert.) |
Anil Ramdas en Thomas Spijkerboer, De Achterkant van het Asielbeleid. In: de Volkskrant, 27-7-1991, E. |
Anil Ramdas, De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea. Amsterdam 1992, De Bezige Bij, EB. |
Anil Ramdas, Delfts-blauw. Rotterdam 1992, Museum voor Volkenkunde, E. |
Anil Ramdas, Doktor Murke. In: Sirito. 50 Surinaamse vertellingen. Samengesteld en ingeleid door Michiel van Kempen met medewerking van Jan Bongers. Paramaribo 1993, Kennedy-Stichting, pp. 218-220, V. |
Anil Ramdas, In mijn vaders huis. Amsterdam/'s-Gravenhage/Hilversum 1993, Jan Mets/Novib/vpro, Interviews. |
Anil Ramdas, Surinamers kunnen niet schrijven. In: Privé-Domein van de Surinaamse letteren. Het Surinaamse literatuurbedrijf in egodocumenten en verspreide teksten. Samengesteld, van een inleiding en toelichtingen voorzien door Michiel van Kempen. Paramaribo 1993, Stichting Surinaams Museum/Stichting Volkslectuur, Mededelingenvan het Surinaams Museum nr. 51, november 1993, pp. 119-123, E. |
Anil Ramdas, Hoogmoed en bescheidenheid. In: Het Nieuwe Nederland. Amsterdam 1993, Nijgh & Van Ditmar, pp. 64-69, E. |
| |
| |
Anil Ramdas, Ethiek als vitaal belang. Dr J.M. den Uyl-lezing 17 december 1993. Amsterdam 1993, Stichting ‘Dr J.M. den Uyl-lezing’/bv Weekbladpers/Vrij Nederland, E. (2e herziene druk: Amsterdam 1994, De Bezige Bij) |
Anil Ramdas, In mijn vaders huis II. Amsterdam/'s-Gravenhage/Hilversum 1994, Jan Mets/Novib/vpro, Interviews. |
Anil Ramdas, Het besluit van Mai. Novelle. Amsterdam 1994, De Bezige Bij, N. |
Anil Ramdas, Helmans herenmoraal. In: Jung Chang e.a., Gevecht om de geschiedenis. Met een inleiding van Chris Keulemans. Amsterdam/'s-Gravenhage 1994, De Balie/NOVIB, pp. 91-96, E. |
Anil Ramdas, Frank Oosterhof, Anil Ramdas, Op het snijvlak van twee culturen. Amsterdam 1994, SSP, E. |
Anil Ramdas, Sloebers en jongleurs. In: Het land dat in mij woont. Literatuur en beeldende kunst over migratie. Petra Koeman, Liane van der Linden, Dorine van Namen, Els van der Plas (red.), Rotterdam/Amsterdam 1995, Museum voor Volkenkunde/Gate Foundation/Stichting Buitenlandse Werknemers Rijnmond, pp. 4-9, E. |
Anil Ramdas, Een (on) ware geschiedenis. In: Vrij Nederland, 24-6-1995, pp. 42-45, E. |
Anil Ramdas en Fred van Dijk, Een Surinaamse ballade: ‘Wel de snack maar niet de saus’. Amsterdam 1995, De Bezige Bij, Reportages. |
Anil Ramdas, De beroepsherinneraar en andere verhalen. Amsterdam 1996, De Bezige Bij, VB. |
Anil Ramdas, De kracht van cultuur: onze creatieve verscheidenheid. Rapport van de Wereldcommissie voor Cultuur en Ontwikkeling. [Red., vert. Frans Stravers e.a.; eindred. Hans Wismeijer; commentaren Anil Ramdas e.a.] Amsterdam 1996, Koninklijk Instituut voor de Tropen, EB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Wilfred Lionarons, Mannen hier willen echte macho's zijn. In: Weekkrant Suriname, 18 t/m 24-2-1989. (over De strijd van de dansers) |
Anet Bleich & Geke van der Wal, Anil Ramdas: ‘Ik ben ontworteld en voel dat als een grote bevrijding.’ In: Anet Bleich & Geke van der Wal, Grensgangers: leven tussen twee culturen. Baarn/Den Haag 1990, pp. 79-88. (interview) |
[Anoniem], Leven in drie culturen; Anil Ramdas over India, Nederland en Suriname. In: Gemenebest, jrg. 1, december 1991, p. 3. (interview) |
M[onique] D[oppert], Justitie dwarsboomt proefschrift van Anil Ramdas. In: Folia, jrg. 45, nr. 40, 26-6-1992. |
Mirjam Schöttelndreier, Promotor zoekt steun tegen ‘Surinamertje pakken’. In: de Volkskrant, 10-9-1992. (over het afbreken van Ramdas' promotieonderzoek) |
Monique Doppert, Rector staat achter onderzoeker, maar: ‘Affaire Ramdas is geen zaak voor de UvA.’ In: Folia, jrg. 46, nr. 4, 11-9-1992. |
[Anoniem], Anil Ramdas in botsing met Justitie en universiteit. In: Allochtonenkrant, 17 t/m 23-9-1992. |
Lex Dura, Ramdas tegen de rest van de wereld. In: Vrij Nederland, 19-9-1992. (over het conflict met Justitie rond zijn promotieonderzoek) |
Bert Bukman, Het verloren verleden. In: HP/De Tijd, 4-12-1992. (interview) |
Jaap Goedegebuure, Migratie als keurmerk. In: HP/De Tijd, 4-12-1992. (over De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea) |
Carel Peeters, Het Vaderland in je hoofd. In: Vrij Nederland, 12-12-1992. (over De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea) |
Paul Scheffer, Steeds weer op en neer. In: NRC Handelsblad, 18-12-1992. (over De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea) |
Emma Brunt, Anil Ramdas. In: Avenue, januari 1993. (interview) |
Ria Beerlage, Anil Ramdas over de bevrijding van het verleden: ‘Schaak me, riepen we en maakten de grote oversteek’. In: Weekkrant Suriname, 21-1-1993. (over De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea) |
Michiel van Kempen, De sprint van de wadpieren naar het rotsenstrand. In: Privé-Domein van de Surinaamse letteren. Het Surinaamse literatuurbedrijf in egodocumenten en verspreide teksten. Samengesteld, van een inleiding en toelichtingen voorzien door Michiel van Kempen. Paramaribo 1993, pp. 124-128. (reactie op Ramdas' opvattingen over Surinaamse literatuur) |
Thea Doelwijt, Twee geiten. In: Privé-Domein van de Surinaamse letteren. Het Surinaamse literatuurbedrijf in egodocumenten en verspreide teksten. Samengesteld, van een inleiding en toelichtingen voorzien door Michiel van Kempen. Paramaribo 1993, pp. 128-129. (reactie op Ramdas' opvattingen over Surinaamse literatuur) |
Michiel van Kempen, Hoeveel gekheid kan een mens zich permitteren? In: Michiel van Kempen, De geest van Waraku. Kritieken over Surinaamse literatuur. Haarlem/Brussel 1993, pp. 173-179. (over De papegaai, de slier en de klimmende bougainvillea) |
Henk van Weert, Op zoek naar mineralen in het hoofd. In: Brabants Dagblad, 9-3-1993. (interview) |
[Anoniem], Ramdas & Geheim. In: Het Parool, 13-8-1993. (over de uitspraak van het gerechtshof in Ramdas' conflict met Justitie) |
Aart G. Broek, Kameleons aan de poorten van het rottende paradijs. In: OSO, jrg. 13, nr. 1, april 1994, p. 59-70. (over De papegaai, de stier en de klimmende, bougainvillea in de context van de Caraïbische literatuur)
|
| |
| |
(reactie van Michiel van Kempen in OSO, jrg. 13, nr. 2, oktober 1993, p. 235) |
D.v.E., Anil Ramdas zoekt Surinaamse Henny Huisman. In: Univers, weekblad van de KUB, 18-11-1993. (over een lezing en interview over migrantenproblematiek) |
John Jansen van Galen, Waarom Nederland zich verloochent. In: Esquire, maart 1994. (interview) |
J. With, Anil Ramdas, de vibrator van het blanke geweten. In: Black Flash, jrg. 4, nr. 2, juli 1994, pp. 19-28. (citaten uit Ramdas' werk met nogal geborneerd en bevooroordeeld commentaar) |
Michel Szulc-Krzyzanowski (fotografie) & Michiel van Kempen (tekst), Anil Ramdas - Het afwikkelen van een lint. In: Michel Szulc-Krzyzanowski (fotografie) & Michiel van Kempen (tekst), Woorden op de westenwind: Surinaamse schrijvers buiten hun land van herkomst. Amsterdam 1994, pp. 198-219. (algemeen, met fotoreeks en tekst van Ramdas) |
Pieter Webeling, De vermoeienissen van een migrant volgens publicist Anil Ramdas. In: Rails, augustus/september 1994, pp. 40-44. (interview) |
Herma Hekkema, Anil Ramdas en het verlangen naar normale mensen. In: Nieuwsblad van het Noorden, 2-9-1994. (over de Groningse Letteren-lezing) |
Erik van der Spek, Interview Anil Ramdas. ‘Deelnemer, geen toeschouwer.’ In: Taalschrift, jrg. 1994, nr. 4, pp. 12-14. |
Jacob Moerman, Treffend beeld van Mai. In: Drents Groningse Pers, 25-11-1994. (over Het besluit van Mai) |
Ria Beerlage, In een harnas is het niet lekker bubbling'en. In: Weekkrant Suriname, 22-12-1994. (Over Het besluit van Mai) |
Yves van Kempen, Verder gaan waar moeder stopte. In: De Groene Amsterdammer, 18-1-1995. (over Het besluit van Mai) |
John Graat, Hindoestaans dilemma van Ramdas. In: Brabants Dagblad, 20-1-1995. (over Het besluit van Mai) |
L. Oomens, Een dochter van achttien jaar. In: Algemeen Dagblad, 20-1-1995. (over Het besluit van Mai) |
Els Moor, De smaak van de vrucht van de waterlelie. In: De Ware Tijd, 28-1-1995. (over Het besluit van Mai) |
Sjoerd de Jong, Originele registratie van de neergang in Suriname: In: NRC Handelsblad, 3-4-1995. (over Een Surinaamse ballade) |
Mineke Schipper, Gesprek met Anil Ramdas: ‘Ik werd uitgemaakt voor Bounty.’ In: Trouw, 29-4-1995. (ingekorte versie in: Mineke Schipper, De boomstam en de krokodil: kwesties van ras, cultuur en wetenschap. Amsterdam 1995, pp. 248-257) |
Henna Goudzand, Anil Ramdas, Suriname 1958. In: Tide Tamara, nr. 9, april 1995, p. 12-13. (algemeen) |
André van Dijk, Anil Ramdas. In Uitgelezen 14. Reacties op boeken. Exil en migratie. Onder verantwoordelijkheid van de Adviesraad voor Godsdienst en Levensbeschouwing. Den Haag 1995, pp. 108-115. (analyse van de thematiek in het gehele oeuvre, met onbetrouwbare bibliografie) |
Michiel van Kempen, Weg met het draaiorgel, maar wat dan? De letteren in de Republiek Suriname. In: Catalogus en lezingen bij de tentoonstellingen over Suriname in de Stedelijke Openbare Bibliotheek ‘De Biekorf’. Brugge 1995, pp. 156-171. (over enkele essays van Ramdas; positionering als ‘Naipaul van Suriname’; ingekorte versie in Armada, jrg. 1, nr. 2, maart 1996, p. 50-59.) |
Carel Peeters, Een burgerturier. In: Vrij Nederland, 16-3-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
John Jansen van Galen, Allochtone meisjes van Nederland: wordt zwanger. In: Het
|
| |
| |
Parool, 29-3-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
Reinjan Mulder, De enige blanke speelde elk jaar Sinterklaas. In: NRC Handelsblad, 29-3-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
[Anoniem], Anil Ramdas op zoek naar de eigenzinnige allochtoon. In: Haarlems Dagblad, 18-4-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
[Anoniem], Denk je wit of denk je zwart? In: de Volkskrant, 19-4-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
Karel Osstyn, Herinneringskunstenaar. In: De Standaard, 9-5-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
Yves van Kempen, Bestemming is belangrijker dan afkomst. In: De Groene Amsterdammer, 24-4-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
Johan Vandenbroucke, Schelmen en schrijvers. In: Knack, 5-6-1996. (interview) |
[Anoniem], Anil Ramdas over de kleine verhalen... Wat moet kunnen en wat niet. In: De Morgen, 28-6-1996. (over De beroepsherinneraar en andere verhalen) |
Aart G. Broek, Boodschappen in Namur. In: Algemeen Dagblad (editie Nederlandse Antillen), 28-9-1996. (over Ramdas' Naamse lezing ‘Het misplaatste chauvinisme van de achterblijvers’ met ‘botte reacties’ van Surinamers) |
Josta Straal, [bespreking van Een Surinaamse ballade]. In: OSO, jrg. 15, nr. 2, oktober 1996, pp. 221-222. |
65 Kritisch lit. lex.
mei 1997
|
|