| |
| |
| |
Herman Portocarero
door Lut Missinne
1. Biografie
Herman Portocarero werd op 6 januari 1952 geboren te Sint-Katelijne-Waver bij Antwerpen. Hij huwde in 1978 met Myriam P. en heeft een zoon, Joaquin. In tegenstelling tot wat zijn naam laat vermoeden, is Portocarero Vlaming van geboorte. Hij stamt wel af van een Spaanse familie die zich in de zeventiende eeuw in Antwerpen kwam vestigen.
Hij studeerde rechten, koos als specialisatie het zeerechtenverdrag en werkte na het beëindigen van zijn studie een korte periode als stagiair-advocaat (1975-1976). In 1977 legde hij het diplomatiek examen af, wat de start betekende van een internationale diplomatieke carrière. Hij verliet België in het begin van 1978 voor een baan bij de Unesco in Parijs. Van 1979 tot 1982 werkte hij op de Belgische ambassade te Addis Abeba (Ethiopië). De volgende drie jaar werd hij ambassadesecretaris in Kingston (Jamaïca) en momenteel is hij eerste secretaris van de Belgische delegatie bij de Verenigde Naties in New York. Hij debuteerde in het Frans. Tijdens zijn Parijse periode schreef hij een novelle La Combine de Karachi, die werd uitgegeven door La Pensée Universelle. Wegens de slechte verkoop werd het boek uit de handel genomen. Aanzienlijk meer succes kende zijn Nederlandstalig debuut in 1984, Het anagram van de wereld. Het werd in 1985 bekroond met een alternatieve debuutprijs samen met proza van André Janssens en poëzie van Dirk van Bastelaere. Plannen om Het anagram van de wereld te verfilmen in een regie van Peter van Kraaij, werden in 1987 wegens geldgebrek opgegeven.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Portocarero's debuut, Het anagram van de wereld (1984), wekte in de Vlaamse pers bijzonder veel belangstelling. Niet alleen omdat het verscheen in een periode waarin weinig jong talent publiceerde, maar vooral omdat het ‘onvlaamse’ karakter van het boek de aandacht van de critici trok. De exotische situering, de statige en beeldrijke taal, de complexe ideeëninhoud en de afkeer van een realistische presentatie speelden hierbij een rol. Het zijn kenmerken die het werk van Portocarero blijven bepalen.
| |
Techniek
De auteur lijkt voortdurend op zoek naar een compromis tussen een realistisch verhaal en een fabel of een allegorie. Daartoe maakt hij gebruik van verschillende leesniveaus. In Het anagram van de wereld wordt een detectivestory gecombineerd met een liefdesgeschiedenis, en het hele verhaal kan tegelijk gelezen worden als een politieke satire en een filosofische allegorie. Dit effect wordt bereikt door een sterk metaforische taal, een uitvoerige symboliek en een ingewikkeld net van interne verwijzingen en dubbele interpretatiemogelijkheden. Zo fungeert het bordeel, de belangrijkste plaats van handeling, als ‘een compact universum op zichzelf, als de immense bibliotheek van een misantroop, de wereld herschreven naar goeddunken’. De gebeurtenissen in het bordeel van Mme Semiramis, de verdoken machtsverhoudingen, de corruptie en hypocrisie weerspiegelen de situatie in de (vooral) politieke werkelijkheid. Het zijn onder meer deze wantoestanden die Professor Foult, een van de bezoekers, op het oog heeft wanneer hij het scenario schrijft voor een toneelstuk. Hij wil daarmee de leden van een Internationaal Politiek Congres, dat in dezelfde stad plaatsvindt, een spiegel voorhouden zodat ze zichzelf ongewild ontmaskeren. De opvoering op het einde van het verhaal ontaardt in een burleske pantomime en moet gelezen worden als ‘de allegorie van de naakte waarheid’.
De naam van Professor Foult (homofoon voor het Franse ‘fou’) is een duidelijke verwijzing naar de Franse filosoof Michel Foucault. De ideeën van deze laatste over macht en subversie, die hij onder meer verwoordde in Les mots et les choses, bepalen
| |
| |
de manipulaties van Foult. Aangezien het principe van de macht steunt op sociale relaties en structuren is het bordeel, ‘de grote egalisator’, de plek bij uitstek waar die macht kan worden gestuurd en de realiteit kan worden gemanipuleerd: ‘Gebeurtenissen zijn woorden, de werkelijkheid een elders geschreven scenario’.
| |
Literatuur-opvatting
In zekere zin is de hele strategie van Foults psychodrama een projectie van Portocarero's literatuuropvatting. In gesprekken en interviews drukte de auteur herhaaldelijk zijn afkeer uit voor het (negentiende-eeuwse) realistische verhaal. ‘De traditionele roman is voor mij, in het beste geval, een overbodige imitatie van de werkelijkheid. Ik geloof daarentegen in een verhaalstructuur waarbij men zich niet om waarschijnlijkheid hoeft te bekommeren, en waar zo minimaal en helder mogelijk de mysterieuze aspecten van het bestaan kunnen worden geïllustreerd’ (gesprek met Anne Rooms). Als een totale transfiguratie van de realiteit, een ‘cryptografische visie’ staat er te lezen in Het anagram van de wereld, moet literatuur op zoek gaan naar essentiële waarheden, naar zingeving. De geconcentreerde schrijfwijze en de vaaggehouden, ruimtelijke situeringen die de verhalen algemeenheid moeten geven, zijn de uitdrukking van dit zoekproces naar de essentie en van het streven om op die manier een literaire intensiteit te bereiken. De auteur formuleerde het doel van zijn schrijverschap ook nog als ‘de mogelijkheid om een harde kern van waarheid te registreren te midden van een steeds minder te bevatten werkelijkheid’ (gesprek met Anne Rooms).
| |
Thematiek
Een centraal thema bij Portocarero is het paradijselijk verlangen naar een bestaansvorm die berust op een totale, individuele vrijheid, en die georganiseerd is volgens de natuurwetten, kortom een intuïtief, sterk zinnelijk, haast animaal bestaan. De ik-verteller uit Het anagram van de wereld wordt hierdoor aangetrokken en dit verlangen krijgt concreet gestalte in de figuur van het exotische meisje Aïsha.
Portocarero's tweede boek, Door de naamloze vlakte, is een filosofisch reisverhaal dat op een gelijkaardig verlangen gebaseerd is. Het verbeeldt een zoektocht om via extreme bewustzijnservaringen een absolute eenwording met de werke- | |
| |
lijkheid te bereiken en aldus gemoedsrust te vinden. De anonieme hoofdfiguur laat zich op een tocht door de Ethiopische woestijn leiden door een (fictief) manuscript van Rimbaud. Hij wil dezelfde ervaringen meemaken als de Franse dichter en zichzelf ertoe brengen de totale relativiteit van het bestaan te accepteren. Daarom wordt op het einde van deze introspectieve tocht de confrontatie met de leegte positief ervaren. De auteur zelf noemt het in een gesprek met J. Borré ‘een berusting in al wat onvermijdelijk is, en een gevoel van volheid in het besef van de overbodigheid van alles’.
| |
Stijl
De filosofische betekenissen en duidingen van deze verhalen worden niet alleen aangebracht in de symbolische en allegorische betekenislaag, maar ze worden ook expliciet geformuleerd in de vaak auctoriële commentaren die als een rode draad door het werk lopen. Ze bevatten filosofische en aforistische bedenkingen bij de gebeurtenissen of veralgemenende toelichtingen die de thematiek tot universele waarheid moeten uitbreiden. (‘Men moet dit onrecht bestrijden, maar zal het geheime evenwicht tussen goed en slecht ons niet blijven ontgaan?’ in De eeuw die Beiroet heet)
| |
Kritiek
Door deze reflexieve passages krijgt het werk een cerebraal karakter (ook de zinnen tussen haakjes en de talrijke retorische vragen dragen daartoe bij), wat in de kritiek erg uiteenlopend werd beoordeeld. Zo vond Marc Reynebeau dat ‘zijn tekst soms te weinig literair werd uitgewerkt en daardoor nog teveel statements bevat’, terwijl Georges Adé werd getroffen door de ‘paradox van de reflexie’, hoe de auteur ‘het verleidelijke van deze gemeenplaatsen toch met een beminnelijke elegantie verwoordt’.
| |
Thematiek
Was in de tweede roman de queeste gericht op een zingeving van mystieke inspiratie, in De voornamen van de maan is het de geïdealiseerde vrouw die het verlangen kristalliseert. Het vrouwelijke staat er voor natuurverbondenheid, intuïtieve kennis, de verloren essentie van het bestaan. De achterliggende werkelijkheidsvisie is de volgende. Onze Westerse beschaving is door haar rationele, gemechaniseerde organisatie onleefbaar geworden. Het alternatief ligt in een kosmische ordening waarin de geschiedenis vervangen wordt door een cycli- | |
| |
sche tijdsopvatting, de vervreemding wordt opgeheven door een intensievere leefwijze, de patriarchale maatschappij wijkt voor een half-mythische werkelijkheid die door het vrouwelijke principe wordt geregeerd. Een dergelijke wereld, gerealiseerd op een tropisch eiland, is de omgeving voor een jongeman op zoek naar ‘de bedwelming van de waarheid’. De plot van het verhaal wordt totaal ondergeschikt gemaakt aan de constructie van een wereldbeeld en aan de sfeertekening. De literaire structuur wordt gedragen door een astrologische symboliek (de maancyclus), dierenmotieven (de oppositie mier-hagedis, hanegevechten) en een arsenaal van mythische beelden (de vrouw als Lilith, Pandora, Hecate, Sibylle). Het zijn, naast het gebruik van vreemde woorden ook de middelen waarmee de mysterieuze, sensuele sfeer wordt opgeroepen.
| |
Leven/werk
Portocarero schrijft sterk vanuit zijn persoonlijke ervaringen zonder dat er sprake kan zijn van een autobiografische structuur. Als voorbeeld voor de verhouding tussen leven en werk verwijst hij naar Proust. Zijn zwervend bestaan in functie van zijn diplomatieke carrière heeft hem een afstandelijke houding en een sociale mobiliteit bij gebracht die hun weerslag vinden in de centrale thema's en gedachtengoed. In zijn romans alludeert hij bovendien hier en daar op een nauwe relatie tussen auteur en hoofdpersonage. Hij zelf maakte herhaaldelijk tochten door het hoogland van Awash, het decor voor Door de naamloze vlakte.
| |
Ontwikkeling
Gezien de invloed van zijn omgeving en ervaringen op zijn werk hoeft het niet te verwonderen dat De eeuw die Beiroet heet, een roman die in New York tot stand kwam, een verschuiving in situering en thematiek laat zien. Portocarero noemt het in een gesprek met M. Ruyters ‘een poging om in een overbeschaafd en gekompliceerd milieu als New York terug te gaan naar de essentiële dingen die overeenstemmen met wat in vroegere boeken staat’. Eén verschil is al op het eerste gezicht duidelijk. De boeken die tot dan toe werden gepubliceerd hielden het midden tussen roman en novelle en besloegen nauwelijks honderd bladzijden. De eeuw die Beiroet heet is daarentegen een uitgebreide roman in vier delen.
De ontwortelde nomade met zijn vage identiteit, ‘gijzelaar van
| |
| |
de omstandigheden’, treedt nog als vertelcentrum op, maar ook andere personages komen uitgebreid aan het woord. In het tweede deel, ‘De onderwereld’, doet een verlopen zwerver verslag van zijn gevecht tegen de burgerlijke conventies. Hij treedt op als dubbelganger van de ik-verteller. Tenslotte valt er ook een verschuiving in de thematiek waar te nemen. Hoewel de algemene sfeer, personages, gebeurtenissen en symboliek sterk aansluiten bij de vorige boeken (de auteur stelt het geheel voor als een vierluik, waarvan Het anagram van de wereld de proloog vormt) komt de nadruk meer te liggen op het element beschavingskritiek. Daarin komen aan bod: het Westers materialisme, sociale vervreemding, corruptie binnen het politieke en diplomatieke bestel, de wapenwedloop, het armoedeprobleem, drugverslaving enzovoort. Dit alles wordt samengevoegd in een caleidoscopisch beeld van ‘De stad’, waarin twee rivaliserende benden, Axis en De Steppe, elkaar voortdurend bestoken. Deze stad is een imaginaire constructie, die met haar grensconflicten duidelijk verwijst naar Beiroet, maar eigenlijk een troosteloos amalgaam is van alle denkbare kwalen van de Westerse samenleving. Het beeld krijgt van tijd tot tijd visionaire en apocalyptische allures.
| |
Kritiek
Jan Lampo verbond dit mentale klimaat met het ideeëngoed van de kritische intellectuelen van de jaren zeventig en ook Jaap Goedegebuure vond dit cultuurpessimisme en de moralistische teneur van het boek gedateerd. Enthousiaste waardering daarentegen kwam van J. Wesselo, die bewondering had voor de grootscheepse visie die tegelijk allesomvattend en gedetailleerd is.
| |
Stijl
Andere reacties waren terughoudender wegens de wijdlopigheid (Lannoy) en de beeldenexplosie (Depreeuw). Het is trouwens opvallend dat de besprekingen van later werk kritischer klinken, hoewel de Nederlandse kritiek (W. Zaal, R. Schouten) zich, in tegenstelling tot de Vlaamse, al van bij het begin afstandelijk of ronduit negatief opstelde. Men had vooral bezwaar tegen de taaleigenaardigheden (gebrekkige en foute zinswendingen, archaïsche woordkeuze, gallicismen), het gebrek aan ironie en de vrij geëxalteerde, maniëristische stijl. Een roman van Portocarero biedt inderdaad allerminst vlotte lectuur. Er
| |
| |
worden lange zinnen gebruikt met veel abstracta, een overvloedige beeldspraak en de dialogen zijn bewust in een onrealistisch Nederlands gesteld. Bovendien laat de auteur om de anekdotiek te ontlopen en om een mysterieuze, suggestieve sfeer te creëren veel concrete informatie achterwege. Het gevaar hierbij is dat het verhaal zelf gaat zweven en een tekort aan motivatie vertoont. Zeker het langere werk (De eeuw die Beiroet heet) maakt daardoor een wat vormeloze indruk.
| |
Verwantschap
De literaire invloeden die Herman Portocarero zelf aanwijst zijn van Latijnse en Franse oorsprong: Marquez (het spel met werkelijkheid en verbeelding), Borges (tekst als gesloten structuur), Michaux, Lautréamont, Proust. Ook de motto's bij zijn werk wijzen op een affiniteit met vooral de Franse literatuur. Filosofisch wordt hij duidelijk geboeid door de structuralistische visies van Claude Lévi-Strauss en Michel Foucault. Hij ondergaat weinig invloed van Nederlandstalige auteurs en laat zich ook moeilijk plaatsen binnen de hedendaagse richtingen.
De novelle Later dan de nacht (1988) is de publikatie in boekvorm van een verhaal dat in 1984 in het Nieuw Wereldtijdschrift verscheen. Qua personages en lokaties sluit het het dichtst aan bij De eeuw die Beiroet heet, maar ook uit andere werken duiken elementen opnieuw op. Het oeuvre van Portocarero draagt een zo sterk thematische coherentie dat het een voortdurende verwijzing is naar zichzelf. Vermoedelijk is het verhaal een vertaling of een bewerking van een (onuitgegeven) Frans manuscript Plus tard que la nuit. Wegens de warrige vertelsituatie en de weerbarstige stijl is het een van Portocarero's zwakste werken.
Momenteel is een nieuwe roman, De goudzoeksters, in voorbereiding.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Herman Portocarero, La Combine de Karachi. Paris 1979, La Pensee Universelle, R. |
Herman Portocarero, Het anagram van de wereld. Antwerpen 1984, Manteau, Grote Marnixpocket nr. 276, R. |
Herman Portocarero, Door de naamloze vlakte. Antwerpen 1986, Manteau, Grote Marnixpocket nr. 286, R. |
Herman Portocarero, De voornamen van de maan. Antwerpen 1986, Hadewijch, R. |
Herman Portocarero, De eeuw die Beiroet heet. Antwerpen 1987, Hadewijch, R. |
Herman Portocarero, Later dan de nacht. Antwerpen/Amsterdam 1988, Manteau, Grote Marnixpocket, nr. 355, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Marc Reynebeau, Het veelvoud van de eenzaamheid. In: Knack, 31-10-1984. (over Het anagram van de wereld) |
André Demedts, Twee wegen. In: De Standaard, 10-11-1984. (over Het anagram van de wereld) |
Jos Borré, De wereld als een rosé keet. In: De Morgen, november 1984. (over Het anagram van de wereld) |
Anne Rooms, ‘Het anagram van de wereld’, een opvallend debuut In: Boekinfo, nr. 11/12, november-december 1984, pp. 8-9. (interview) |
Georges Adé, Hugo Bousset, Jan Lampo, Portocarero: ‘Het anagram van de wereld’. In: De Nieuwe, 6-12-1984. |
Johan de Belle, Spel van werkelijkheid en fiktie. In: De Rode Vaan, 13-12-1984. (over Het anagram van de wereld) |
Ewald Pironet en Jean Vanempten, ‘Onze cultuur is een cultuur van herkauwers’. In: Het Belang van Limburg, 17-12-1984. (interview over Het anagram van de wereld) |
Ewald Pironet en Jean Vanempten, Het eigenzinnige spel met spiegels. In: Het Belang van Limburg, 17-12-1984. (over Het anagram van de wereld) |
Marc Reynebeau, Het mag vooral niet vervelend worden. In: Knack, 19-12-1984. (gesprek over Het anagram van de wereld) |
Rob Schouten, Veelbetekenende bordelen en landschappen. In: Trouw, 10-1-1985. (over Het anagram van de wereld) |
Wim Zaal, Een bejubelde mislukking. Onteigende zielen voor! In: Elzeviers magazine, 2-2-1985. (over Het anagram van de wereld) |
Lut Missinne, De wereld herschreven naar goeddunken. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 130, nr. 6, juli-augustus 1985, pp. 440-444. (over Het anagram van de wereld) |
Jos Borré, Portocarero: ‘Schrijven is voor mij wat de gitaarmuziek is voor de zigeuner’. In: De Morgen, 7-9-1985. (interview) |
Marc Reynebeau, Vanishing Point in Ethiopië. In: Knack, 30-10-1985. (over Door de naamloze vlakte) |
Leo de Haes, Tot zolang blijft het net andersom. In: Humo, 31-10-1985. (interview) |
Jan Lampo, ‘Door de naamloze vlakte’. In: De Nieuwe, 31-10-1985. |
B. De Muynck, In gesprek met Herman Portocarero. In: Gazet van Antwerpen, 31-10-1985. (over Het anagram van de wereld en Door de naamloze vlakte) |
Gerrit Six, Gerrit Six ontmoette Herman Portocarero in New York. In: Knack, 1-1-1986. (reportage en verslag van een gesprek) |
Eric Rinkhout, Tweede novelle van Portocarero. Door de oeverloze vlakte. In: NRC Handelsblad, 7-2-1986. |
Ed van Eeden, Portocarero vies, klef en hemeltergend pretentieus. In: Utrechts Nieuwsblad, 28-2-1986. (over Het anagram van de wereld en Door de naamloze vlakte) |
Luc de Vos, Een oud en wee verlangen. In: Knack, 29-10-1986 (over De voornamen van de maan) |
Eddy Bettens, Bespreking van De voornamen van de maan. In: De Standaard, 8-11-1986. |
Ewald Pironet, Tetralogie van Portocarero voltooid. Parels op de golfslag. In: NRC Handelsblad, 19-12-1986. (over De voornamen van de maan) |
J. Wesselo, Kroniek 87-88. In: Kultuurleven, jrg. 54, nr. 3, maart-april 1987, pp. 208-212. (over De voornamen van de maan) |
Lut Missinne, Portocarero III. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 132, nr. 3, april 1987, p. 71. |
Phil Cailliau, De voornamen vrouw. In: Kreaf, jrg. 21, nr. 2/3, 1987, pp. 129-132. |
Marc Ruyters, ‘Het wordt moeilijk om je niet te laten verpletteren’. In: De Morgen, 8-10-1987. (gesprek over De eeuw die Beiroet heet) |
Jaap Goedegebuure, Bombastische eruptie. In: HP, 24-10-1987. (over De eeuw die Beiroet heet) |
Dirk Depreeuw, Honderd jaar chaos. In: De Morgen, 28-11-1987. (over De eeuw die Beiroet heet) |
| |
| |
Carlos Alleene, Herman Portocarero. ‘Ik denk niet in termen van het maken’. In: Carlos Alleene, Schrijvers zijn ook maar mensen. Antwerpen/Amsterdam 1987, pp. 169-177. (interview) |
Lut Missinne, De eeuwige terugkeer van Portocarero. In: Vrouwentongen, Verhalen, essays, reisverslagen. Antwerpen 1988, pp. 65-73. |
Jooris Van Hulle, Portocarero's wrevel. In: De Standaard, 18-6-1988. (over De eeuw die Beiroet heet) |
J. Wesselo, Kroniek 98. In: Kultuurleven, jrg. 55, nr. 7, september 1988, pp. 587-590. (over De eeuw die Beiroet heet) |
35 Kritisch lit. lex.
november 1989
|
|