| |
| |
| |
H.H. Polzer
door Rob Zuiker
1. Biografie
Heinz Hermann Polzer werd op 24 augustus 1919 geboren in Thun (Zwitserland). Zijn moeder was Nederlandse, zijn vader een tot Zwitser genaturaliseerde Oostenrijker. Na de scheiding van zijn ouders verhuisde Polzer in 1922 met zijn moeder mee naar Velp, vlakbij Arnhem.
Hij groeide op in een tamelijk welvarend milieu. In 1939 begon hij bedrijfseconomie te studeren aan de Economische Hogeschool te Rotterdam.
Omdat hij in de oorlog weigerde de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, vertrok Polzer naar zijn geboorteland. Hij had nog altijd de Zwitserse nationaliteit en heeft die nooit opgegeven. Na de oorlog keerde hij terug naar Rotterdam, waar hij in 1950 afstudeerde.
Na kort te hebben meegewerkt aan de Winkler Prins-encyclopedie werd Polzer copywriter. Zijn reclamebureau, Lintas, stuurde hem in 1954 naar Jakarta, waar hij tot 1959 werkte. Daarna verhuisde hij naar Amsterdam.
Sinds 1962 is Polzer fulltime auteur. Hij heeft enige tientallen boeken geschreven. Zijn bekendste pseudoniem is Drs. P, maar hij publiceerde ook onder de namen Geo Staad, Coos Neetebeem, Drs. S, Henry Smyth, Lars Brahe, M. de Gans, Wilson Hode, Cyriel P. Licentiaat en Ludwig Otto Stadtherr.
Hoewel hij eveneens proza heeft geschreven is Polzer voornamelijk bekend als plezierdichter en tekstschrijver. In 1957 verscheen zijn eerste grammofoonplaat. Enkele van zijn nummers (‘Dodenrit’, ‘Veerpont’, ‘Halleluja, kameraden’) werden hits. In de jaren zeventig publiceerde Polzer voornamelijk in
| |
| |
Bzzlletin, daarna schreef hij (samen met Ivo de Wijs) de rubriek ‘Het Rijmschap’ in Onze Taal. Sinds de oprichting, in 1980, van De Tweede Ronde heeft hij aan vrijwel elk nummer van dit tijdschrift bijgedragen.
Polzer is niet alleen onderscheiden voor zijn literaire werk, maar ook voor zijn platen. In 1979 won hij de Pico Bello Prijs, in 1986 de Cestoda Prijs en de Kees Stip Prijs, en in 1992 zowel de Gouden Harp als een Edison.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Heinz Polzer is bij het grote publiek in de eerste plaats bekend als zanger van grappige liedjes. Vrijwel iedereen kent zijn nummers ‘Dodenrit’ (of ‘Troika’) en ‘Veerpont’. Als Drs. P heeft Polzer ontelbare liedteksten geschreven en de bijbehorende muziek gecomponeerd. Meestal voor zichzelf, maar ook voor anderen. Adèle Bloemendaal zong zijn parodiërende carnavalskrakers ‘Wat heb je gedaan, Daan?’ en ‘Halleluja, kameraden’ naar de toppen van de hitlijsten.
| |
Kunstopvatting / Techniek
Behalve liedjes heeft Polzer ook proza, theater en hoorspelen op zijn naam staan. Zijn grootste betekenis voor de Nederlandse literatuur heeft hij echter verworven als plezierdichter (zijn vertaling van light verse-dichter) en als autoriteit op het gebied van de verstechniek. Het schrijven van gedichten beschouwt Polzer als een vak dat geleerd moet worden. Een goed gedicht moet voldoen aan strenge prosodische eisen.
Polzer maakt vormvaste poëzie uit respect voor de taal en de lezer. Die nadruk op de vorm wil niet zeggen dat de inhoud er niet toe doet. Elk gedicht hoort voldoende inhoud te hebben; dat is een vereiste, geen verdienste. Het is de taak van de dichter die inhoud effectief te presenteren. Een goede vorm is allereerst doelmatig en mag niet opvallen - door een rijmfout, bijvoorbeeld - want dat leidt de aandacht van de tekst af.
Polzers toon is doorgaans luchtig; hij wil zichzelf en zijn lezers vermaken door een versvorm interessant toe te passen. Dat kan bijvoorbeeld door een nieuwe, verrassende vorm te ontwerpen, door een origineel rijmschema te bedenken voor een sonnet, of door een goed rijm te vinden op een lastig rijmwoord. Het opwekken van emoties is niet zijn eerste oogmerk, en belering ligt hem evenmin. Maar helemaal wars is hij van persoonlijke ontboezemingen, zoals blijkt uit dit gedicht:
Mevrouw, u zou me zeer aan u verplichten
Als u mijn innerlijk erbuiten liet
Wat denkt u - dat q.q. men in gedichten
Maar uitpakt over liefde en verdriet?
Ik heb diverse apen in mijn mouw
| |
| |
Tevoorschijn komen zullen deze niet
Daar ik het geenszins als mijn taak beschouw
Mezelf als expositie in te richten
U leest me, maar ik ken u niet, mevrouw
(Uit: Eerste klas retour)
Aan dit gedicht is te zien dat plezierdichten niet per se humoristisch hoeven te zijn. Het plezier komt voort uit het vakkundig beoefenen van het ambacht, zoals een chirurg tevreden is na een geslaagde operatie. In de moderne Nederlandse literatuur hebben maar weinigen zich zo diepgaand beziggehouden met de verstechniek als Polzer, en waarschijnlijk heeft niemand er zo uitvoerig over gepubliceerd als hij. Ook over het maken van liedjes heeft hij veel geschreven.
In Plezierdichten (1979) werden zijn verhandelingen over de techniek van het dichten voor de eerste maal gebundeld. Het boek geeft een cursus plezierdichten en is vrijwel het enige uit die tijd waarin wordt uitgelegd hoe bijvoorbeeld een ballade of een sonnet in elkaar zit, wat stereotiep, krampachtig, kreupelen schakelrijm is en hoe een goede tekst is opgebouwd.
Ook schept Polzer zelf nieuwe versvormen. Trots is hij onder meer op de balladette (een korte balladevorm) en op het ollekebolleke, een achtregelig dactylisch vers met een strenge structuur. Het ollekebolleke is van oorsprong weliswaar Amerikaans, maar het was Polzer die de oervorm verbeterde. Hij wist er een versvorm van te maken die hij zelf ‘ideaal’ vindt:
(Uit: Ollekebollekes. Nieuwe verzameling)
Met Ivo de Wijs vormde hij ‘Het Rijmschap’, dat van 1980 tot 1984 de gelijknamige rubriek in Onze Taal vulde met verhandelingen over rijm, rijmschema's en aanverwante zaken. In de- | |
| |
ze commentaren werd niet alleen verteld hoe het wel moest, maar waren daarnaast afschrikwekkende missers verzameld van gereputeerde dichters.
Polzers standaardwerk over de ambachtelijke kant van poëzie verscheen in 1983. Het Handboek voor plezierdichters bevat gedegen uiteenzettingen over de techniek en een bijna volledige opsomming van allerlei klassieke en moderne versvormen, waarvan een flink aantal door Polzer is ontworpen of herontdekt. Cees van der Pluijm schreef daarover: ‘Dat dit handboek een belangrijke literair-wetenschappelijke bijdrage is aan de Nederlandse letterkunde is tot nu toe te weinig onderkend.’ (Ons Erfdeel, 1993). Sinds 1983 heeft Polzer weer nieuwe versvormen bedacht; een aantal daarvan is bijeengebracht in Nieuwe vergezichten (1989).
| |
Visie op de wereld
Hoewel Polzer zijn emoties niet wenst te etaleren, is hij wel altijd bereid geweest zijn opvattingen over het leven toe te lichten. De soms krasse uitspraken die hij daarover in interviews deed, wekten in progressieve kringen meer dan eens ergernis op.
Polzer heeft zich altijd graag gepresenteerd als heer van stand. Hij ziet een duidelijk onderscheid tussen de weinige beschaafden op deze wereld en de onbeschaafde massa's. Een beschaafde maatschappij zou een elite in ere moeten houden, die borg staat voor intelligentie, goede smaak, fatsoen, individualisme en creativiteit. Wie te weinig verstand en doorzettingsvermogen heeft om in die elite terecht te komen moet maar genoegen nemen met een lagere positie. In een interview zei Polzer: ‘Een deel van de mensen is dom, is dom geboren en behoort dom te zijn.’ (Brabants Nieuwsblad, 1972). En elders: ‘Domheid vind ik volstrekt zondig... ik heb meer bewondering voor een intelligente booswicht dan voor een domme goedzak.’ (Woe is woe in de Nedderlens?, p. 179). Veel aandacht trokken zijn - gekscherende - beweringen over het nut van de slavernij: door het afschaffen daarvan zou de beschaving er niet op vooruit zijn gegaan.
Polzer is regelmatig verweten burgerlijk te zijn. Toch is dat niet helemaal juist. Een minstens zo belangrijke component van Polzers levensbeschouwing is namelijk een volstrekt onbur- | |
| |
gerlijke vrijheidsdrang. Een burger onderscheidt zich doorgaans niet van zijn buren; hij gaat onder in de anonimiteit van de samenleving. Juist die afkeer van individuele verschillen is funest voor de door Polzer zo gewaardeerde beschaving: ‘Mensen die die beschaving vertegenwoordigen leveren een achterhoedegevecht [...] Ik denk aan mensen die een eigen cadans willen vinden en niet meedoen aan het burgerlijke stelsel wat je moet doen en wat je moet laten.’ (Brabants Nieuwsblad, 1972).
Polzers werk heeft een duidelijk romantische inslag. Er komt herhaaldelijk een heimwee in tot uitdrukking naar verre landen en voorbije tijden, waarin onbekommerd genoten kan worden. ‘Ik heb dit grote bezwaar tegen het heden: er wordt altijd gevraagd naar een bedoeling, een boodschap, een beginsel, een verontwaardiging of een stijlopvatting. Terecht of ten onrechte heb ik de indruk dat er in het verleden een beetje vrijer werd geleefd.’ (De Nieuwe Gazet, 1973). Hij heeft regelmatig tijdperken genoemd die hem prettiger leken dan het huidige: het oude China, het Romeinse rijk onder Augustus, de achttiende eeuw. Favoriet zijn de jaren twintig in Duitsland: ‘De wereld lag toen volledig open. Je kon nog naar hartelust ontdekkingen doen. En het optimisme waarmee men leefde had de verrukkelijke nonchalance, die het kenmerk is van een oprecht noodlotsbesef. Men danste op de vulkaan en beleefde er plezier aan.’ (Het Binnenhof, 1974).
Zijn liefde voor Indonesië, waar hij in de jaren vijftig een tijd lang werkzaam was als copywriter, komt uitgebreid aan de orde in Nieuw! (1978), en in veel interviews. ‘Ik houd van de betovering van de tropen. Van de stijl, de eigen melodie van het landschap. Indonesië is niet alleen erg mooi, maar daarnaast is het ook griezelig geheimzinnig. De natuur daar is mild en dodelijk tegelijk. Als je er gevoelig voor bent kun je ook niet langer westerling blijven. Je wordt door het land opgezogen en overweldigd. Ik was er reddeloos verloren.’ (Het Binnenhof, 1974). Behalve in Nieuw! komt Polzers liefde voor het verre en vreemde ook tot uiting in Zeden en onzeden (1965), dat hij schreef onder de naam Geo Staad. Het boek bevat impressies van de vele reizen die hij maakte in vooral Azië en Midden- en Zuid-Amerika.
| |
| |
| |
Stijl
Polzer hanteert in deze boeken een zakelijke stijl. Lyrisch is hij vrijwel nooit. Niet voor niets koestert hij een grote bewondering voor Elsschot. Met die stijl hebben zijn recensenten het regelmatig moeilijk gehad. Hans Vervoort merkte over Zeden en onzeden op dat ‘je Drs. P gezien en gehoord moet hebben om de stijl te kunnen waarderen: Drs. P vertikt het namelijk te enen male om van enige emotie blijk te geven.’ ( Vrij Nederland 1974). Inderdaad is Polzer, vooral in Zeden en onzeden, allereerst toeschouwer. Maar door de afstandelijkheid heen is het plezier merkbaar dat hij schept in het observeren en in het beschrijven van het geziene. Het is dezelfde aanpak die hij gebruikt in zijn Zwitserse sonnetten: ‘De ontroering die ik voel in een stad als Chur wil ik wel duidelijk maken, maar zonder me te bedienen van woorden die zelf weer sterk geladen zijn.’ (Begane Grond 1988). Of, zoals hij Bibeb vertelde: ‘Ik was in Rio tijdens het carnaval. Weken daarvoor was ik mij bewust van de geladen sfeer voordat het carnaval explodeerde. Ik was er van top tot teen van vervuld maar had geen enkele behoefte om mee te doen. Niet alleen door geremdheid. Ik geloof eerder dat hier sprake is van een verscherpte identificatie. Ik vind dat je iets volledig kunt beleven zonder er zelf aan deel te nemen.’ (Vrij Nederland 1984).
| |
Thematiek
Ook in zijn verzen is Polzer vaak buitenstaander. Hij werkt veel in opdracht; zo maakte hij voor verschillende radioprogramma's liederen over uiteenlopende onderwerpen als menselijke organen, groente en fruit en leestekens. Hij vindt het prettig als hij moet schrijven over onderwerpen waar hij geen emotionele band mee heeft, omdat hij zich dan kan concentreren op zijn werkelijke thema: de taal. Polzers gedichten onderzoeken telkens de mogelijkheden van het Nederlands. Een dankbaar hulpmiddel daarbij is zijn gevoel voor humor. ‘Door humor kom je ertoe om te zoeken naar avonturen in de taal, iets wat veel minder het geval is bij tragedie. [...] Je bekijkt een onderwerp van buiten, academisch. Je dartelt rond in het eindeloze gebied van de taal.’ (Begane Grond 1988).
| |
Kunstopvatting / Techniek
In zijn puurste vorm is Polzers humor zuiver verstandelijk. Het gaat om de constructie, de inval. Inspiratie komt vaak uit de taal zelf. Een samenhangend verhaal maken van ‘een feestelijk as- | |
| |
sortiment rijmwoorden die geen boodschap aan elkaar hebben is een verrukkelijke bezigheid.’ ( Vrij Nederland, 1984).
| |
Thematiek
Natuurlijk moet een gedicht ook ergens over gaan, maar elk onderwerp leent zich voor een lichtvoetige behandeling. Een aantal geliefde motieven duikt - eventueel gecombineerd - telkens weer op, ook in de in opdracht geschreven werken. Zo is Polzer gefascineerd door kitsch. Hij heeft verschillende parodieën geschreven op de smartlap, de carnavalshit en de psalm. Daarnaast wekt elke ideologie Polzers spotlust op en heeft hij regelmatig geschreven over letterkunde, verskunst en reizen. Verder komt in zijn werk de erotiek regelmatig voor, meestal gemengd met een dosis goedaardige wreedheid die ervoor zorgt dat seksuele ontmoetingen slecht aflopen.
Aan de wreedheid in Polzers oeuvre is onevenredig veel aandacht besteed, omdat die niet altijd in goede aarde viel. Naar aanleiding van het lied ‘Dodenrit’, waarin kinderen uit een troika voor de wolven worden gegooid, kreeg Polzer het verwijt een kinderhater te zijn. Toch valt het met die wreedheid wel mee:
De gedichten waarin wreedheid een rol speelt, zijn talrijk. Ze zijn echter nooit boosaardig. Dat is gedeeltelijk te danken aan de humor waarmee de wreedheid is omkleed, en gedeeltelijk aan de strakke, onemotionele vormvastheid van de gedichten. Maar bovendien spreekt er uit Polzers gedichten nooit een moraal die de wreedheid rechtvaardigt. Zijn poëzie is uitermate dubbelzinnig: zowel de gezagsdrager als de terrorist, zowel de
| |
| |
burger als de aristocraat, zowel de wellust als het leed en zowel het ideaal als de banaliteit worden op de hak genomen. ‘Iedere enigszins ideaal geschetste situatie in een tekst van Drs. P kan rekenen op ernstige verstoring [...]. Het effect daarvan is dat uit alle geweld de angel gehaald wordt. Zulke humor leidt tot een ultieme relativering [...]’ (Cees van der Pluijm, Ons Erfdeel, 1993). Polzers humor is geen leedvermaak, maar eerder een verzet tegen de realiteit, die er nu eenmaal anders uitziet dan Polzer graag zou willen.
Een enkele maal duikt er wel eens echte problematiek op. Voor de radio schreef Polzer een serie liederen over actualiteiten als milieuvervuiling, terrorisme, voetbalvandalisme en AIDS. Die nummers waren lichtvoetig, maar serieus. Toch vergiste een interviewer zich, toen hij meende in een bepaald sonnet een maatschappelijke betrokkenheid te ontdekken. Het gedicht gaat over de slechte omstandigheden waaronder Hondurese vrouwen sigaren maken voor de westerse markt:
De roker ziet, in opperbest humeur
De meisjes (meest debiele en verkrachte)
Die, opgejaagd door vloeken en karwats
Zich ongelukkig werken voor een krats
En bij die comfortabele gedachte
Geniet hij van de heerlijk volle geur
(Uit: Weelde & feestgedruis)
Polzers commentaar: ‘Ach nee, dat was eigenlijk bedoeld als parodie op het soort engagement dat altijd de kop opsteekt als het over de Derde Wereld gaat.’ (NRC Handelsblad, 1986).
| |
Techniek
De waarde van Polzers gedichten wordt voor een groot deel bepaald door de vormvastheid ervan. Door de zorgvuldige omgang met de vorm wordt deze een belangrijk onderdeel van de inhoud. Alleen al door het onovertroffen vakmanschap van zijn gedichten verheft Polzer zich boven de simpele grappenmakerij.
| |
Kritiek
Pas de laatste tijd krijgt Polzer iets meer literaire erkenning. Dat dat lang duurde, zal ongetwijfeld in de hand zijn gewerkt
| |
| |
doordat Polzer zichzelf ongaarne dichter noemt. Dichters zijn in zijn ogen zelden vakmensen: ze hebben het uitsluitend over zichzelf en offeren de taal daaraan op. Maar bovendien heerste lange tijd het misverstand dat wat leuk was geen literatuur kon zijn. De kritiek in de jaren zeventig waardeerde Polzer wel als humorist, maar verweet hem een gebrek aan ernst en nam hem daarom als schrijver nauwelijks waar. Weinigen (Komrij, Warren) deelden Polzers gedichten in bij de poëzie - zij het bij de onserieuze. Een uitzondering was Camiel Hamans, die in 1978 in Bzzlletin betoogde dat Polzer de koning van de academisten was, aangezien de vorm hem voor alles ging, omdat hij schreef voor zijn eigen plezier en dat van de lezer en omdat hij geen boodschap bracht.
| |
Verwantschap
Wel kwam in de jaren zeventig een reactie op gang tegen de poëtica van de Vijftigers: sonnetten schrijven mocht weer, ironie werd weer toegelaten in de poëzie, de loden ernst was niet langer vanzelfsprekend. Het is geen wonder dat Polzers werk nauw aansluit bij dat van Komrij en van veel dichters die tussen 1970 en 1980 debuteerden: Jan Kal, Driek van Wissen, Levi Weemoedt, Jean Pierre Rawie, Nico Scheepmaker.
| |
Thematiek
Kritiek
In de jaren tachtig kwamen twee bloemlezingen uit Polzers werk uit. Ivo de Wijs bracht in Heen en weer (1986) honderd liedteksten bij elkaar en in datzelfde jaar verscheen Weelde & feestgedruis, een keuze uit Polzers beste gedichten. In zijn inleiding gaf samensteller Paul Lemmens (Cees van der Pluijm) een aanzet tot een meer serieuze analyse van Polzers oeuvre. Hij wees erop dat plezierdichten niet inhoudloos waren en dat ‘waardevolle betekenissen’ ook in een minder zwaar kader tot uitdrukking konden worden gebracht. Daarnaast maakte hij duidelijk dat ook een light verse-dichter een bepaalde thematiek kan hebben. Hij onderscheidde onder meer reizen en wreedheid als motieven in Polzers werk. Hans Warren plaatste Polzers gedichten in een stroming die de betrekkelijkheid van de poëzie thematiseerde. Opmerkelijk is de recensie die Theodor Holman schreef voor Het Parool (1986). Hij viel daarin de critici aan die alleen het ernstige de moeite waard vinden en analyseerde speciaal voor hen een van Polzers sonnetten, om duidelijk te maken dat ook daarin onderliggende betekenisla- | |
| |
gen te vinden zijn. Holman bedoelde zijn stuk ironisch, maar er valt weinig op zijn analyse af te dingen. Hijzelf benadrukte eerder Polzers plek in de Nederlandse literatuur: ‘hij is niet alleen een rijmwonder, maar hij is eveneens in staat om de ingewikkeldste versvormen te verheffen tot prachtige poëzie.’ (Het Parool, 1984).
| |
Traditie
Over de literaire waarde van Polzers oeuvre zijn de meningen nog verdeeld. Vast staat echter dat zijn werk van grote betekenis is geweest voor sommige genres in de marge van de literatuur. Samen met Kees Stip geldt hij als de nestor van het Nederlandse light verse, en als tekstdichter heeft hij aanzienlijke invloed uitgeoefend op de kleinkunst. Ivo de Wijs merkte in Wij maken van ons huis geen abattoir (1991) op: ‘Iedereen ziet op een bepaald moment het Drs. P-licht. [...] Hij heeft een ijkpunt geschapen en als je daar niet aan voldoet, moet je je verdedigen.’
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Lees- en zangboekje voor belangstellenden door een kindervriend. Brussel/Rotterdam 1953, privé-uitgave t.g.v. lustrum Rotterdams Studenten Corps, GB. |
Geo Staad, Zeden en onzeden. Utrecht 1965, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 858, VB. (In 1974 verschenen onder de naam Drs. P) |
Geo Staad, Des Vondelings Wraak. Utrecht 1966, A.W. Bruna & Zoon, Zwarte Beertjes 963, VB. (In 1979 herzien verschenen bij Tiebosch, Amsterdam onder de naam Drs. P) |
Geo Staad, Verschrikkelijke, vermakelijke, verderfelijke, kunstminnelijke en soortgelijke kaarten. Assen/Amsterdam/Rotterdam 1967, Bom, EB. |
Geo Staad, Humor uit Engeland en Amerika. Samengesteld door Geo Staad. Utrecht 1968, Bruna, Zwarte Beertjes 1142, BL |
Drs. S, Allerlei ontucht. Amsterdam 1971, Van Gennep, VB. |
Drs. P, Poesie. Ingeleid door Drs. P. Amsterdam 1972, Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Bl. |
Geo Staad, Notes on notes. Amsterdam 1972, eigen beheer, GB. |
Pieter Nieuwint, Heinz Polzer en Ivo de Wijs, Olleke Bolleke. Amsterdam 1974, Loeb, GB. |
Pieter Nieuwint, Potverdriedubbeltjes. Zestig verschillende dichtwerkjes. Utrecht 1975, A.W. Bruna & Zoon, GB.
Drs. P, Maak thuis uw eigen tekst in uw vrije tijd zonder schroeven. Utrecht 1975, Knippenbergs uitgeverij, BulkBoek 31. (Gedeeltelijk herdrukt in Plezierdichten) |
Pieter Nieuwint, Middelpracht en Eeuwse Praal. Amsterdam 1975, Loeb, T. |
Pieter Nieuwint, Ons knutselhoekje, dartelen met versvormen. 's-Gravenhage 1975, Bzztôh, EB. (2e druk onder de titel Dartelen met versvormen, Ons knutselhoekje, 1977. In 1979 opgenomen in Plezierdichten) |
Pieter Nieuwint, Beknopte bijzondere natuurkunde van den gezonden mensch, door Doctorandus P, officier van gezondheid der 3de klasse. Hilversum 1976, KRO, GB. |
Ivo de Wijs, Heinz Polzer en Pieter Nieuwint, Ollekebollekes. Nieuwe verzameling. Amsterdam 1976, Peter Loeb, GB. |
Drs. P, 100 uitsnijdbare, onvindbare, genietbare, verzendbare kaarten. Amsterdam 1977, Tiebosch, TB. |
Drs. P, Het geheim van het bestaan. Tekst & commentaar. Samenstelling: H.H. Polzer en Frits Oppenoorth. Amsterdam 19 77, C.J. Aarts, GB. |
Drs. P, Nieuw! Weten en geweten in de reclame, ook onder de gordel van smaragd. Amsterdam 1978, Tiebosch, VB. |
| |
| |
Geo Staad, Grink. Amsterdam 1979, C.J. Aarts, Amsterdamse Cahiers 54, GB. |
Drs. P, Plezierdichten. 's-Gravenhage 1979, Bzztôh. Cursusboek, waarin opgenomen Maak thuis uw eigen tekst in uw vrije tijd zonder schroeven en Ons knutselhoekje. |
H.H. Polzer, Zwitserse sonnetten. Amsterdam 1980, C.J. Aarts, Amsterdamse Cahiers 55, GB. |
Drs. P, Historische flitsen. Amsterdam 1980, Tiebosch, TB. |
Drs. P en Paul Lemmens, Herenspraak. Vier dozijn sonnetten. 's-Gravenhage 1980, Bzztôh, GB. |
Coos Neetebeem, Antarctica. Met foto's van Henk Lannée. Amsterdam 1980, C.J. Aarts, GB. |
Johnn Bakker en Geo Staad, Dan Teal/Het Maanvirus. Haarlem 1981, Oberon/Het Stripschap, Stripverhaal. |
Drs. P, Gewoon maar geniaal. Bussum 1981, De Gooise Uitgeverij Bussum, EB. |
Drs. P, Prachtig leesboek. Verzinsels, beleefsels, overdenksels. 's-Gravenhage 1981, Bzztôh, VB. |
Drs. P en Ivo de Wijs, Het Rijmschap. 's-Gravenhage 1982, Bzztôh, CB. (Afleveringen uit de rubriek ‘Het Rijmschap’ van Onze Taal, aangevuld met andere artikelen. Aangevuld en herzien uitgegeven onder de titel Het Rijmschap compleet, en nog meer lief en leed in 1984) |
Ludwig Otto Stadtherr, Ongevraagde kopij. Inleiding bij Karl Marx, de liefdesgedichten. Weesp 1982, Heureka, E. |
Drs. P, Tuindersliedboek Amsterdam 1983, Bert Bakker, GB. (2e, herziene druk in 1988) |
Drs. P en Paul Lemmens, Dat lentebal. 33 balladetten. Amsterdam 1983, Bert Bakker, GB. |
Drs. P, Handboek voor plezierdichters. 's-Gravenhage 1983, Bzztôh, EB. |
Ivo de Wijs, Drs. P, Jean Pierre Rawie en Driek van Wissen, Dartele Dactylus. Ollekebollekes. Nieuwste verzameling. Amsterdam 1984, Bert Bakker, GB. |
H.H. Polzer en Piet Paaltjens, Antwoord uit Leiden. Nijmegen 1984, Jaspers en Maas, GB. (2e druk, in 25 genummerde en gesigneerde exemplaren, in 1985 verschenen bij De Lange Adem) |
Drs. P, Tientallen elftallen. 's-Gravenhage 1985, Bzztôh, GB. |
Drs. P, Paul Lemmens, Driek van Wissen en Jacob Steege, Literair assortiment. 4 × 25 genres op rijm, ingeleid door Drs. P. Amsterdam 1985, Sijthoff, GB. |
Drs. P, Letterkundig verskwartet. 4 × 12 versvormen, ingeleid en toegelicht door Drs. P Amsterdam 1985, Sijthoff, GB. |
Drs. P, Gewichtige aankondiging. In: Licht Letterland. Vermakelijk proza uit de moderne Nederlandse literatuur. Amsterdam 1985, Sijthoff, V. |
| |
| |
Drs. P, Plezierdichters en hun vak. Gesprekken en gedichten onder redactie van Drs. P. Amsterdam 1986, Voorsmit, BulkBoek 163, E en Bl. |
Drs. P, Weelde & feestgedruis. De beste gedichten van Drs. P, samengesteld en ingeleid door Paul Lemmens. Amsterdam 1986, Sijthoff, Bl. (met bibliografie) |
Drs. P, Heen en weer. Honderd liedteksten, gekozen en ingeleid door Ivo de Wijs. Amsterdam 1986, Bert Bakker, Bl. (met discografie) |
Drs. P, Eerste klas retour. Antwerpen 1988, Nioba, GB. |
Drs. P & Paul Lemmens, Nieuwe vergezichten. Dertien fonkelnieuwe versvormen. Amsterdam 1989, Sijthoff, GB. |
Drs. P, Magnifikat. Met illustraties van René Boin. Amsterdam 1989, Bijenkorf, GB. |
Drs. P, Esmeralda. Groningen 1989, Wolters-Noordhoff, GB. |
Drs. P, Flor Fina. Negentien balladen. Boxtel 1989, La Paz Sigarenfabrieken, GB. |
Drs. P, Het scheepje van den kannibaal. Antwerpen/Harmelen 1990, Nioba/Ars Scribendi, GB. |
Drs. P, Aquarium. Harmelen 1991, Ars Scribendi, GB. |
Drs. P, Lyriana, poems and songs in English/poésie et chansons en français/Gedichte und Lieder auf Deutsch. Nijmegen 1993, De Stiel, GB. |
Drs. P, Oudheidkunde/Zwitserse sonnetten. Harmelen 1993, Ars Scribendi, GB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Drs. P. In: Herman de Coninck en Piet Piryns, Woe is woe in de Nedderlens? Amsterdam 1972, H.J. Paris, pp. 171-181. (interview over tekstdichten en kitsch) |
Cabaretier Drs. P.: 't Zwierig en beschaafd nietsdoen raakt eruit. In: Brabants Nieuwsblad 10-5-1972. (interview over Indonesië en levensopvatting) |
Bert Verhoye, Gesprek met Drs. P. In: De Nieuwe Gazet, 1-6-1973. (interview over cabaret) |
Jean Bart Klaster, Kitsch en cultuur met harten omhoog. In: Het Parool, 14-8-1973. (interview) |
Leo Thuring, In Nederlands cabaret zit veel kaf onder het koren. In: Het Binnenhof 5-1-1974. (interview over nostalgie en cabaret) |
Hette Visser, Een kopje thee met Drs. P. In: Trouw, 16-9-1974. (interview over levensopvatting) |
Hans Vervoort, Een rederijkersstuntje van een droogkomiek. In: Vrij Nederland, 12-10-1974. (over Zeden en onzeden) |
Guus Luijters, Onzin en gerijmel. In: Het Parool, 2-8-1975. (over Potverdriedubbeltjes) |
Hans Warren, Dichtkunst in vele vormen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-9-1976. (over Ons knutselhoekje) |
Pim Oets, Het geheim van Drs. P. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 51, december 1977, pp. 11-12. (over Het geheim van het bestaan) |
Adèle Bloemendaal, Drs. P als Heinz Polzer. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 53, februari 1978, pp. 24. (over Polzer persoonlijk) |
Camiel Hamans, Drs. P & het academisme. In: Bzzlletin, jrg. 6, nr. 53, februari 1978, pp. 25-26. (over Polzer als academist) |
Cees van der Pluijm, Drs. P, een wrede rederijker. In: Tegenspraak, jrg. 2, nr. 10, oktober 1978. |
Jip Golsteijn, Een smakelijk boek van Drs. P. In: De Telegraaf 15-12-1978. (over Nieuw!) |
Joost van den Hooff, Kerstmis went nooit. In: Het Vrije Volk, 19-12-1978. (interview over kerstmis) |
Nico Scheepmaker, Drs. P 60 jaar. In: Haarlems Dagblad, 10-9-1979. (over Een Feestelijk Cahier voor Drs. P) |
Een Feestelijk Cahier voor Drs. P. Amsterdam 1979, C.J. Aarts, Amsterdamse Cahiers 60, GB ter gelegenheid van Polzers zestigste verjaardag. |
Kees Tops, Een houtsnijder in het oerwoud. In: Haarlems Dagblad, 17-11-1979. (interview over plezierdichten) |
Lieven Rens, Maak zelf je tekst. In: De Standaard, 18-1-1980. (over Plezierdichten) |
Wim Henk Bakker, Een sonnet kun je zo uit het hoofd schrijven. In: Utrechts Nieuwsblad, 13-12-1983. (interview over plezierdichten) |
Bibeb, Het is altijd prettig wreedheid op een wat luchtige manier ten toon te spreiden. In: Vrij Nederland, 26-5-1984. (interview over nostalgie, heimwee, wreedheid en plezierdichten) |
Theodor Holman, Een bijzonder partijtje ter ere van feilloze rijmelaar P. In: Het Parool, 27-8-1984. (over een liber amicorum ter gelegenheid van Polzers 65e verjaardag) |
Pieter Nieuwint, Het Rijmschap roert zich weer. Een nieuwe verzameling ollekebollekes. In: Onze Taal, jrg. 54, nr. 1, (januari) 1985, p. 13. (over Dartele Dactylus) |
Jaap Koopmans, Ollekebollekes nu in boekvorm. In: Haagsche Courant, 26-1-1985. (over Het Rijmschap compleet) |
Ben van der Have, De Moor in de drup. In: Forum der letteren, jrg. 26, nr. 2, 1985, pp. 146-148. (over een analyse van een gedicht van Drs. P) |
Aart Bouwmeester, Je begint natuurlijk met een gave. In: Elseviers Magazine, 1-6-1985. (interview over plezierdichten) |
Margreet Janssen Reinen, Ollekebolleke knol. In: Jambe, jrg. 4, nr. 15, 1985, pp. 2-4. (over Het Rijmschap) |
Henk van Gelder, Alledagsdichter. Veertig jaar plezierrijmen van Drs. P. In: NRC Handelsblad, 28-3-1986, (interview over plezierdichten en poëzie) |
| |
| |
Frits Bromberg, Drs. P: ‘Humor als verzet is goed omdat het niet kwaadaardig is’. In: Het Binnenhof 30-4-1986. (over Weelde & feestgedruis) |
Hans Warren, Weelde en feestgedruis. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-5-1986. (over Weelde & feestgedruis) |
Arend Evenhuis, Drs. P. wantrouwt alle mensen die pijp roken. In: Trouw, 12-5-1986. (interview over studententijd, kinderen en Zwitserland) |
Piet Koster, Plezierdichten vereist gepieker en gepluk. In: Het Vrije Volk 14-6-1986. (interview over plezierdichten en poëzie) |
Theodor Holman, Grapjas schrijft écht literatuur. In: Het Parool, 2-7-1986. (over Weelde & feestgedruis) |
Erik van Muiswinkel, Een taalpurist verdraagt zich slecht met thema's. In: Vrij Nederland, 5-7-1986. (over Weelde & feestgedruis) |
Ruud Gortzak, Kijk, daar moet het publiek dan om lachen en dat niet ten onrechte. In: De Volkskrant, 26-10-1987. (interview over plezierdichten) |
Bart Chabot, Bart Chabot ontmoet Drs. P. In: Oor, nr. 25/26, 12 december 1987, pp. 13-17. (interview over oorlogstijd en plezierdichten) |
Rob Zuiker, Ik schrijf niet voor mijn verdriet. In: Begane Grond jrg. 2, nr. 3, 1988, pp. 18-25. (interview over plezierdichten) |
Patrick van den Hanenberg, Andijvie is geen lustobject. In: De Volkskrant, 26-10-1990. (interview en recensie van Het praatcafé van Drs. P) |
Patrick van den Hanenberg, Rekkelijke en precieze plezierdichters. In: De Volkskrant, 22-2-1991. (over Het scheepje van den kannibaal) |
Rob van den Dobbelsteen, De bezetenheid van ‘n rijmende doctorandus. In: De Gooi- en Eemlander, 9-3-1991. (interview over nostalgie en plezierdichten) |
Rob Rombouts, ‘Niemand hoeft mij serieus te nemen’. In: Het Parool, 25-3-1991. (interview over plezierdichten) |
Willem Ellenbroek, De plek van Drs. P in het Land der Letteren. In: De Volkskrant, 25-3-1991. (over Wij maken van ons huis geen abattoir en Drs. P Compilé sur CD) |
Henk van Gelder, Ook Amsterdam kent eilandjes van rust en beschaving. In: NRC Handelsblad 24-7-1991. (interview over Zwitserland en plezierdichten) |
Kees van den Heuvel, Fraaie campagnes en boerenbedrog. In: Parmentier, jrg. 2, nr. 4, zomer 1991. (interview over reclame) |
Patrick van den Hanenberg, Wij maken van ons huis geen abattoir. Een aanvullend dossier van Drs. P. Amsterdam 1991, Nederlands Theater Instituut. (over Drs. P; bevat biblio- en discografie en de teksten van de CD Drs. P Compilé sur CD) |
Twan van Lierop, ‘Slordig praten kost mij moeite’. In: Eindhovens Dagblad, 31-3-1992. (interview over poëzie en plezierdichten) |
Cees van der Pluijm, Gestrengheid in normen en vormen. De poëzie van Drs. P. In: Ons Erfdeel, nr. 2, 1993. (essay over de literaire betekenis van Polzers oeuvre) |
49 Kritisch lit. lex.
mei 1993
|
|