| |
| |
| |
Frans Pointl
door Jos Verdonk
1. Biografie
Frans Pointl is op 1 augustus 1933 in Amsterdam geboren. Zijn vroegste jeugd bracht hij door in Heemstede. Zijn moeder was afkomstig uit een oorspronkelijk welgestelde, maar door zakelijke tegenslagen sterk verarmde joodse familie. In 1938 scheidde zijn moeder van zijn wettige vader. Begin 1942 werden moeder en zoon gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. Zij doken onafhankelijk van elkaar onder en vonden elkaar na de oorlog terug. Frans Pointl behaalde zijn ULO-diploma en volgde daarna enig aanvullend onderwijs. Hij kreeg een betrekking op een verzekeringskantoor, had vervolgens talrijke baantjes via uitzendbureaus, maar hield het nooit lang bij een werkgever uit. Hij woonde op diverse, goedkope huurkamers samen met zijn moeder, die zwaar getraumatiseerd was door de oorlog en in 1958 overleed.
Pointls poëziedebuut, de dichtbundel Afscheid van de laatste lente, waarvan hij de uitgave voor een deel zelf financierde, stamt al uit 1959. In de jaren zestig was hij medewerker van obscure, gestencilde literaire tijdschriftjes als Dimdom en Debutant. Pointl schreef aanvankelijk gedichten en hield een dagboek bij. Incidenteel publiceerde hij bundeltjes poëzie. Eind jaren zeventig begon hij bovendien korte verhalen te publiceren in Hollands Maandblad, De Tweede Ronde en Tirade. Literaire kennissen als Adriaan Morriën en Rogi Wieg stimuleerden hem eindjaren tachtig deze verhalen in een bundel te verzamelen. Zo verscheen in 1989 zijn verlate prozadebuut, De kip die over de soep vloog, dat genomineerd werd voor de AKO-literatuurprijs. Het boek werd vertaald in het Duits en het Engels.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk / Kritiek
Het proza van Frans Pointl is steeds als sterk autobiografisch bestempeld. Daniël Cil Brecher beweert zelfs dat de plots van de verhalen van Pointl niet door de auteur zelf, maar door de geschiedenis worden geschreven. De verhalen zouden ‘onverdraaglijk melodramatisch en kitscherig’ zijn, als ze niet gebaseerd waren op autobiografische feiten.
| |
Thematiek
Pointl heeft er in interviews geen geheim van gemaakt dat de sterk aanwezige persoonlijkheid van zijn moeder een belangrijk stempel op zijn jeugd en verdere leven heeft gedrukt. Hij kreeg van deze door de oorlog getekende vrouw een zeer beschermde opvoeding. Ook het leven van de ik-figuur in zijn verhalen wordt in hoge mate door de moederfiguur en haar dramatische ervaringen en herinneringen bepaald. Voortdurend confronteert zij ‘David’ met het recente verleden, de Tweede Wereldoorlog, waarin vrijwel haar hele familie is omgekomen. ‘In mijn zestienjarige bestaan was meer dood dan leven geweest’, concludeert de verteller in ‘Ooit was zij een dame in een rijk sprookje’ (in De kip die over de soep vloog, 1989). De ik-figuur wordt bovendien door de moeder in het onzekere gelaten over de identiteit van zijn natuurlijke vader. Pointl schetst in zijn debuutbundel de ‘nette armoede’ van moeder en zoon in het beklemmende decor van kale huurkamers. Na de dood van zijn moeder is de hoofdfiguur niet in staat aan deze marginale levensstandaard te ontsnappen. Hij bewoont huurkamer na huurkamer en sleept met zijn schamele bezittingen en talrijke katten ook zijn herinneringen mee naar steeds nieuwe adressen.
| |
Techniek / Stijl
De kip die over de soep vloog bevat zestien verhalen. Hoewel de oorlog alleen in de eerste twee en het laatste rechtstreeks een rol speelt, werpt deze over alle andere zijn schaduw. De bundel laat zich zelfs lezen als een roman, doordat bepaalde personages en motieven in de verhalen terugkeren (de Duitse vertaling uit 1992 is als ‘Roman’ uitgegeven).
Pointls stijl is sober, soms haast stijf. Het vele leed waarmee hij de lezer confronteert, wordt met zelfspot en ironie gerelativeerd, maar wordt daardoor nog navranter. De verschrikkin- | |
| |
gen van de oorlog deelt hij op een laconieke, terloopse manier mee. Deze relativerende toon bagatelliseert het verleden echter niet, maar werkt juist uiterst suggestief. Als de jonge David in ‘De overlevenden’ aan zijn getormenteerde oom Simon, een. arts, vraagt of hij zijn buurman, een voormalig NSB'er, ‘naar de andere wereld’ heeft geholpen, bekent deze dat dat voor hem ‘een kwestie van burenplicht’ is geweest, en neemt vervolgens achter de piano plaats. ‘Daarna draaide hij zich naar me toe, liet zijn vingers even lenig spartelen en vroeg: “Rachmaninoff, Scriabin, Liszt of Schubert?”’. Met deze afleidende opmerking eindigt het verhaal.
| |
Ontwikkeling
Pointls tweede verhalenbundel, De aanraking (1990), is een vanzelfsprekend vervolg op zijn debuut. De bundel bevat opnieuw veel verhalen over zijn moeder en de zelfkant van het naoorlogse Amsterdam, en bestaat uit twee afdelingen van respectievelijk zes en zeven verhalen. De eerste afdeling speelt vóór, de tweede na de dood van de moeder. In De aanraking keert een aantal personages uit De kip die over de soep vloog terug, zoals de alcoholistische ‘oom Simon’. De verbinding tussen de twee bundels is zelfs zo groot dat er voor de lezer van De aanraking die niet over bepaalde voorkennis omtrent bijvoorbeeld de familieverhoudingen uit de eerste bundel beschikt, veel te raden overblijft.
Toch zijn er wel enkele verschillen: in De aanraking is de auteur explicieter en openhartiger, vooral over de seksuele wederwaardigheden van zijn alter ego. De titel van het boek verwijst naar het onvermogen van de ik-figuur tot het leggen van contact met andere mensen: ‘Scherp realiseerde ik me hoe schaars in mijn leven ik was aangeraakt en hoe weinig mensen ik had aangeraakt’, staat in het titelverhaal. Relaties met mannen en vrouwen lopen in De aanraking stuk, doordat ‘Frans’ niet uit zijn zelfverkozen isolement kan en wil breken. Behalve dat de bekentenissen in De aanraking seksueel openhartiger zijn, ontstaat bij lectuur ook de indruk dat Pointl meer fictieve elementen in zijn verhalen heeft toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is te vinden in het slotverhaal van de bundel, ‘Poelie de Verschrikkelijke’, waarin de geest van Adolf Hitler gereïncarneerd is in een van de zwerfkatten van de verteller. Het dier terrori- | |
| |
seert zijn soortgenoten en zijn verzorger, en na lang aarzelen besluit de ik-figuur tot de ‘definitieve oplossing’ van zijn probleem: hij laat het dier inslapen. De slotzin van dit verhaal is typerend voor de onderkoelde, lijdzame ironie van Pointl: ‘Waarschijnlijk ben ik de enige jood die heeft gehuild om Hitlersdood’.
In zijn derde verhalenbundel, Rijke mensen hebben moeilijke maten (1993), dringt een nieuw element in Pointls werk door: de worsteling van de verteller met zijn onverwachte succes. Enkele verhalen zijn aantoonbaar autobiografisch, daar Pointl zichzelf opvoert als nationale bekendheid. Zo beschrijft hij in ‘Ongeluk is ook een soort geluk’ zijn late literaire doorbraak, de totstandkoming van De kip die over de soep vloog, het tv-interview van Adriaan van Dis en de beslommeringen rondom zijn AKO-nominatie. Bekende personen figureren in dit verhaal en worden met naam en toenaam genoemd, waardoor de authenticiteit nog wordt versterkt: de werkelijkheid haalt de fictie in. De ik-figuur ontpopt zich in de verhalen ‘Als je maar ver genoeg op je tenen gaat staan’ en ‘Hardloper op goed geluk’ als een mecenas voor zijn mede-outcasts, een koning eenoog tussen de blinden. Hij financiert de studie van een Nigeriaanse immigrant en koopt kleren voor een geestelijk gehandicapte jongen die hij in de Bijenkorf ontmoet. De lezer kan echter op zijn klompen aanvoelen hoe deze filantropie uiteindelijk zal worden gewaardeerd, en die voorspelbaarheid vormt de zwakke schakel in deze verhalen. Veel meer dan in zijn vorige twee bundels koketteert Pointl hier met zijn onhandigheid en onmacht.
| |
Kritiek
De kritiek op de eerste bundel was overwegend positief. Slechts over Pointls stijl waren de recensenten het niet eens: de onbevangenheid ervan werd zowel verfrissend en effectief als stijf en schools genoemd. De reacties op de tweede bundel waren gemengd. De onbevangenheid van Pointls stijl werkte niet langer verrassend, en werd door recensenten als Diny Schouten, Reinjan Mulder en Doeschka Meijsing als Pointls zwakke punt ervaren. De auteur kreeg het verwijt dat hij te zeer op het stramien van zijn succes voortborduurde. Na het verschijnen van Rijke mensen hebben moeilijke maten zette deze negatieve ten- | |
| |
dens in de waardering zich voort. Het boek werd stilistisch als zwakker beoordeeld dan de voorafgaande twee.
| |
Ontwikkeling
Thematiek
Techniek
Verwantschap
Behalve als prozaschrijver manifesteert Pointl zich ook als dichter. Al in 1959 debuteerde hij met Afscheid van de laatste lente. Daarna zijn er sporadisch dichtbundeltjes van hem verschenen bij kleine uitgeverijen. In latere interviews en uitlatingen distantieert Pointl zich van zijn vroegste werk. ‘In die tijd schreef ik nogal larmoyante versjes’, schrijft de auteur in ‘Ongeluk is ook een soort geluk’. In 1991 verschijnt Het Albanese wonderkind, een verzameling gedichten waarvan een aantal verzen uit eerdere bundels komt. De bundel heeft vier genummerde afdelingen, waarin de gedichten voornamelijk, maar niet geheel consequent, thematisch zijn gerangschikt. De afdelingen gaan achtereenvolgens over de uit het proza bekende moederfiguur, over prostituées en seksuele fantasieën, over de Amsterdamse zelfkant en ten slotte over de dood. Ook in de poëzie is het taalgebruik helder en eenvoudig. De meestal korte versregels zijn mededelingen die op zichzelf staan. Pointl maakt nauwelijks gebruik van hoofdletters en interpunctie. De gedichten uit Het Albanese wonderkind - Rob Schouten suggereert dat de titel een verwijzing is naar Pointl zelf, het ‘onbekend en geïsoleerd natuurtalent’ - zijn minder lyrisch en sentimenteel dan zijn jeugdverzen. De poëzie is zeer beeldend en bestaat vaak uit kleine, alledaagse observaties. Pointl toont zich een scherp waarnemer. Het werk doet soms denken aan de gedichten van Gerard Reve en Jan Arends. Pointl voelt zich aan deze laatste auteur verwant en heeft zelfs de titel van een bibliofiel verschenen dichtbundel (Ik droomde dat ik Jan Arends was, 1991) en een gedicht (‘Droom’, opgenomen in deze bundel en in Het Albanese wonderkind) aan hem gewijd:
ik droomde dat ik Jan Arends was
men gaf mij een bed een tafel een stoel
twee pannetjes op het gas
ik zei: meer heb ik niet van node
toen verscheen een vreemde
met een bos narcissen in de knop
hij riep: alleen nog een vaas
| |
| |
| |
Thematiek
Kunstopvatting
Tussen Pointls proza en zijn poëzie zijn veel overeenkomsten. Zoals reeds vermeld, komen in de verhalen en gedichten dezelfde thema's aan bod. Bovendien figureren in de gedichten personages die ook in de verhalen voorkomen. Zo komt de shoppingbaglady uit de ‘Malle Teta cyclus’ in Het Albanese wonderkind ook voor in ‘Bestuurscontacten’ (uit De aanraking). Pointls anekdotische verzen zijn de ingedikte versies van zijn proza. Ook het dagboekachtige karakter dat veel van zijn verhalen kenmerkt, is terug te vinden in de gedichten. Namen van werkelijk bestaande personen (‘Adriaan Morriën’, ‘Mimi Kok’ en ‘Rogi’) en merknamen (‘Tijgerbalsem’ en ‘Moét & Chandon’) geven aan de gedichten het karakter van rechtstreeks uit de dagelijkse realiteit gegrepen teksten. In interviews heeft Pointl zich uitgesproken tegen poëzie die ‘te hermetisch’ is. Hij heeft een voorkeur voor ‘klare taal’ en soberheid. In zijn latere gedichten schrapt hij de nadrukkelijk emotionele passages om de strekking minder ‘huilerig’ te maken.
| |
Traditie
Het proza van Pointl toont in stijl en thematiek veel overeenkomst met dat van Marga Minco. Bij beide auteurs is de Tweede Wereldoorlog onmiskenbaar in het werk aanwezig. Jaap Goedegebuure vergelijkt stijl en compositie van Pointls verhalen met die van de verhalen van R.J. Peskens. Pointl zelf noemt zich verwant aan schrijvers als F.B. Hotz en Charles Bukowski, niet toevallig auteurs die zich vooral op het korte verhaal hebben gericht. De overeenkomst met het werk van Bukowski is voornamelijk van thematische aard: in het werk van beide auteurs speelt de zelfkant van de samenleving een belangrijke rol. De gelijkenis met Hotz is minder duidelijk: weliswaar hebben beide auteurs een voorkeur voor de alledaagse realiteit, maar de licht absurdistische toets van Hotz ontbreekt vrijwel geheel bij Pointl.
Eerder passen zijn verhalen in de traditie van de schrijvers die beginjaren zeventig een lans braken voor realistisch, begrijpelijk proza over alledaagse gebeurtenissen: Guus Luijters, Hans Plomp en Peter Andriesse. Overigens zijn Pointls verhalen over het algemeen aangrijpender en minder vrijblijvend.
| |
Visie op de wereld
In al zijn verhalen staan, steeds tegen de achtergrond van de oorlog, het menselijk tekort en het persoonlijk onvermogen
| |
| |
centraal. Hij maakt zich weinig illusies over de beschaving die hem omringt, en ziet zijn late literaire doorbraak niet als een rehabilitatie van zijn leven vol tegenslag. In een interview verklaarde hij: ‘Ik was liever een gelukkig mens geweest die niet schreef, maar het is anders gelopen’.
| |
Thematiek
Traditie
De hoofdpersoon in zijn verhalen is voortdurend een ‘loner’, die voor zichzelf een klein en beperkt universum heeft geschapen, waarin de liefde voor klassieke muziek en de aanwezigheid van geliefde zwerfkatten grotere constanten zijn dan contacten met mensen. Overigens toont de ik-figuur zich niet zeer ongelukkig met zijn persoonlijke situatie, die naarmate zijn jeugd verder achter hem ligt, steeds meer een keuze is en steeds minder het gevolg van zijn eigen achtergrond, de schimmen uit zijn verleden. Hij lijkt zijn ongeluk zelfs te koesteren. De portretten van de moederfiguur in het werk van Pointl vormen tegelijkertijd een afrekening met én een eerbetoon aan haar. De verteller houdt haar enerzijds verantwoordelijk voor zijn gebrekkige sociale vaardigheden en zijn slechte voorbereiding op de harde buitenwereld, maar anderzijds koestert hij een bijna oedipale genegenheid voor haar (zoals bijvoorbeeld in het gedicht ‘Vannacht verscheen u’ uit Het Albanese wonderkind). Naast deze allesverbindende figuur in Pointls werk speelt in veel verhalen de joodse achtergrond van de schrijver een rol. Het gaat hier echter meer om clichés van joodse cultuur, van zeden en gewoonten, dan om de religie. Niet geheel toevallig is in Pointls werk zo'n belangrijke rol voor de schlemiel weggelegd en komt er veel ietwat masochistische humor in voor.
| |
Publieke belangstelling
Pointls onliteraire aanpak is een verklaring voor het succes van met name zijn eerste verhalenbundel, die vele drukken beleefde. Overigens werd De kip die over de soep vloog pas een bestseller, nadat de auteur was opgetreden in de talkshow van Adriaan van Dis en de schuchtere Pointl ineens tegen wil en dank een soort nationaal instituut was geworden. Door de nominatie voor de AKO-literatuurprijs werd het boek een nog groter verkoopsucces.
| |
Techniek
Het veronderstelde a-literaire aspect van Pointls werk is echter voor een deel optisch bedrog. Nadere beschouwing leert dat
| |
| |
hij achter de façade van eenduidigheid wel degelijk gebruik maakt van literaire technieken, zoals subtiele terugverwijzingen en verhulde intertekstuele verbanden: nooit opzienbarend, maar wel aanwezig. Zo herinnert de ik-figuur zich in ‘De overlevenden’, het openingsverhaal van De kip die over de soep vloog, dat hij als jongetje in Heemstede wel eens een appel stal uit de boomgaard nabij zijn ouderlijk huis. ‘Fruit uit een paradijs waarin ik acht jaar had vertoefd. Het eten ervan had geen wonderen teweeggebracht.’ Niet lang daarna worden hij en zijn moeder uit het paradijs verstoten. Het bescheiden oeuvre van Frans Pointl, waarin mislukking en desillusie nadrukkelijk hand in hand gaan, is te beschouwen als een bij voorbaat vergeefse poging dit verloren paradijs terug te winnen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Frans Pointl, Afscheid van de laatste lente. Amsterdam [1959], De Beuk, GB. |
Frans Pointl, God in de porseleinkast. Gedichten. Amsterdam [1974], De Beuk, GB. |
Frans Pointl, Ik raak aan je. Amsterdam 1983, Guus Bauer, GB. |
Frans Pointl, Vandaag op de vlooienmarkt, oktober 1981. Amsterdam [ca. 1983], Uitgeverij Guus Bauer, [plano] G. |
Frans Pointl, De kip die over de soep vloog. Amsterdam 1989, Nijgh & Van Ditmar, VB. |
Frans Pointl, De aanraking. Amsterdam 1990, Nijgh & Van Ditmar, VB. |
Frans Pointl, Uit een dagboek gescheurd. 10 gedichten van Frans Pointl. Amsterdam 1991, Bas/Ten Have, GB. (voor een deel opgenomen in Het Albanese wonderkind) |
Frans Pointl, Ik droomde dat ik Jan Arends was. Gedichten. Met litho's van Jimi. Wildert 1991, De Carbolineum Pers, GB. (vrijwel geheel opgenomen in Het Albanese wonderkind) |
Frans Pointl, Het Albanese wonderkind. Amsterdam 1991, Nijgh & Van Ditmar, GB. |
Frans Pointl, Rijke mensen hebben moeilijke maten. Amsterdam 1993, Nijgh & Van Ditmar, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Katrien Gottlieb en Matthijs van Nieuwkerk, In de donkere schaduw van de oorlog. In: Het Parool, 22-4-1989. (interview) |
T. van Deel, Hoe laat komt de rest van de familie? In: Trouw, 11-5-1989. (over De kip die over de soep vloog) |
Arnold Heumakers, Alleen op een armoedige huurkamer. In: de Volkskrant, 19-5-1989. (over De kip die over de soep vloog) |
Diny Schouten, Verhalen waar de kou vanaf slaat: het debuut van Frans Pointl. In: Vrij Nederland, 10-6-1989. (over De kip die over de soep vloog) |
Jaap Goedegebuure, Kervend scherp. In: Haagse Post, 17-6-1989. (over De kip die over de soep vloog) |
Doeschka Meijsing, De trefzekere droefheid van Frans Pointl. In: Elsevier, 14-10-1989. (over De kip die over de soep vloog) |
Frits Abrahams, De overlevingscrisis van Frans Pointl: Ik was liever een gelukkig mens geweest die niet schreef. In: NRC Handelsblad, 23-12-1989. (interview) |
Wim Zaal, De leerschool van een schrijver. In: Elsevier, 12-5-1990. (naar aanleiding van de AKO-nominatie voor De kip die over de soep vloog) |
Robert-Henk Zuidinga, Frans Pointl: Dat handjevol verhalen is met me op de loop gegaan. In: De Tijd, 18-5-1990. (interview) |
Daniël Cil Brecher, Eens een schlemiel, altijd een verliezer: het heldendom van Frans Pointl. In: De Groene Amsterdammer, 22-5-1990. (over de vertaling The Chicken that flew mier the Soup) |
Leo de Haes, Frans Pointl: Derden jaar heb ik in een soort gevangenis gewoond. Mijn moeder hing als een loden bol aan mijn been. In: Humo, 4-10-1990. (interview) |
Arnold Heumakers, Adolf Hider gereïncarneerd als kat. In: de Volkskrant, 16-11-1990. (over De aanraking) |
Jaap Goedegebuure, Vroegrijp tegen wil en dank. In: HP/De Tijd, 23-11-1990. (over De aanraking) |
Reinjan Mulder, De man die voor de trein sprong. In: NRC Handelsblad, 23-11-1990. (over De aanraking) |
Hans Warren, Zonder pose of pretentie. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-11-1990. (over De aanraking) |
T. van Deel, Wie literatuur wil lezen komt bij Pointl niet aan zijn trekken. In: Trouw, 29-11-1990. (over De aanraking) |
Diny Schouten, Een bijrol in een B-film. In: Vrij Nederland, 1-12-1990. (over De aanraking) |
Frank van Dijl, Juweeltjes van raffinement. In: Algemeen Dagblad, 6-12-1990. (over De aanraking) |
Pauline Löwenstein, Interviews, lezingen, stapels post: de laatste tijd moeten ze hem wel hebben! Hoe roem & succes omspringen met Frans Pointl. In: HP/De Tijd, 7-12-1990. (interview) |
Doeschka Meijsing, De underdog uithangen. In: Elsevier, 8-12-1990. (over De aanraking) |
Herman Leys, Andermaal een meesterwerkje. In: De Standaard, 15-12-1990. (over De aanraking) |
Joris Note, De pose van Pointl. In: De Morgen, 21-12-1990. (over De aanraking) |
Jaap Goedegebuure, Het onbekommerde vertellen van Frans Pointl. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 1, januari-februari 1991, pp. 40-46. (over De kip die over de soep vloog en De aanraking) |
Jooris van Hulle, Van jongs af heb ik geweten dat ik een loner ben. In: Kreatief, jrg. 25, nr. 1, april 1991, pp. 115-117. (over De kip die over de soep vloogen De aanraking) |
Jos Versteegen, Ieder mens heeft het mes van de laffe moed achter de hand. In: Trouw, 7-11-1991. (interview naar aanleiding van Het Albanese wonderkind) |
| |
| |
Rob Schouten, Poëzie uit de volksgaarkeuken. In: Vrij Nederland, 8-2-1992. (over Het Albanese wonderkind) |
Hans Warren, Een eenzaat die zijn geheimen wil delen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-11-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
Karel Osstyn, Berichten uit de gaarkeuken: Frans Pointl heeft moeite met de suksesformule. In: De Standaard, 13-11-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
Elsbeth Etty, In de Amsterdamse gaarkeukens: Dagboekachtige verhalen van Frans Pointl. In: NRC Handelsblad, 19-11-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
Arjen Peters, Berichten uit de Volksgaarkeuken. In: de Volkskrant, 26-11-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
Wim Zaal, Leven om erover te schrijven. In: Elsevier, 4-12-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
Joris Gerits, Pointl revisited. In: De Morgen, 10-12-1993. (over Rijke mensen hebben moeilijke maten) |
59 Kritisch lit. lex.
november 1995
|
|