| |
| |
| |
Filip de Pillecyn
door Jaak De Maere
1. Biografie
Philippus Florentinus de Pillecyn werd op 25 maart 1891 in Hamme (Oost-Vlaanderen) geboren als jongste van vier broers. Zijn familie was welgesteld; zijn vader Henri was effectenmakelaar en ontvanger op de lijnboot Hamme-Antwerpen. Zijn ouders stierven toen hij nog vrij jong was, en hij groeide gedeeltelijk op bij zijn oom-priester. Hij liep school in Hamme, en in het Klein-Seminarie te Sint-Niklaas, waar hij schreef in het schoolblad. In Leuven studeerde hij Germaanse filologie en was hij bedrijvig in het literaire genootschap Met Tijd en Vlijt. In 1914 debuteerde hij in Dietsche Warande & Belfort met de toneelbewerking Margaretha van Eyck.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging hij eerst naar Nederland. Daarna werd hij soldaat aan de IJzer; hij was er actief in de Vlaamsgezinde soldatenbeweging. Na de oorlog verhuisde hij naar Brussel en werkte hij als redacteur, hoofdopsteller of losse medewerker mee aan de kranten De Standaard, Sportwereld en De Tijd, het satirische blad Pallieter, het studentenblad De Keikop en het nationalistische Volk; hij was een geducht journalist. Hij huwde Elvire van Duyse; uit het huwelijk werd een dochter geboren. Zijn vrouw stierf in de Tweede Wereldoorlog. In 1926 promoveerde hij tot doctor in de Germaanse filologie met een proefschrift over Hugo Verriest; hij werd achtereenvolgens leraar in Malmédy en Mechelen. Ondertussen werd hij ook een vooraanstaand literator; van 1938 tot 1946 was hij lid van de Vlaamsche Academie voor Taal- en letterkunde.
| |
| |
Na de Duitse inval in 1940 werd hij een overtuigd collaborateur; in redevoeringen en publikaties steunde hij de Nieuwe Orde, en de pers gaf grote ruchtbaarheid aan zijn standpunten. Hij werd lid van de Kultuurraad; in Berlijn werd hij door Goebbels ontvangen. In 1941 werd hij directeur van het Middelbaar Onderwijs; hij pleitte voor de germanisering van het Vlaamse onderwijs. Hij was redacteur van Westland en schreef veel in Het Laatste Nieuws. In 1942 kreeg hij de Prijs der Vlaamse Provincies voor zijn roman De soldaat Johan. In 1944 huwde hij Suzanne de Cavel.
Bij de bevrijding in 1944 werd hij gearresteerd. Hij verbleef achtereenvolgens in de gevangenissen van Dendermonde, Lokeren en Sint-Gillis (Brussel), en schreef in het gevangenisblad Opbouw. In 1947 werd hij door de krijgsraad tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar in 1949 werd hij na een genadeverzoek van veel collega's vrijgelaten. Hij ging in Gent wonen, schreef in De Vlaamse Linie, was lector bij de uitgeverij De Clauwaert en werd ondervoorzitter van de vereniging van Oostvlaamse Letterkundigen. In 1960 won hij een proces wegens eerroof tegen de voormalige verzetsleider Demany. Hij overleed op 7 augustus 1962 te Gent; zijn nagedachtenis werd geëerd door Vlaamse auteurs van alle strekkingen.
De Pillecyns werk werd na de Tweede Wereldoorlog niet meer bekroond, maar werd (vooral van Vlaams-nationale en katholieke zijde) uitvoerig geloofd; de schrijver werd tijdens zijn leven en na zijn dood gehuldigd of herdacht; zijn werk werd verfilmd of voor televisie bewerkt (Monsieur Hawarden, De soldaat Johan).
De Pillecyn publiceerde occasioneel onder de pseudoniemen Citroen (in Sportwereld, Algemeen Nieuws en Opbouw), Cactus (in De Vlaamse Linie) en Filip den Duvel (in het pamflettaire gedicht Hoe de zwarten in de hemel kwamen).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Traditie
Filip de Pillecyn heeft romans en novellen geschreven die passen in een gedeeltelijk realistische, gedeeltelijk romantische traditie van de betere heimatliteratuur. Hij werd beïnvloed door zijn klassieke opleiding, dweepte met de belangrijkste katholieke en nationalistische literatoren (Guido Gezelle, Hugo Verriest, Albrecht Rodenbach, Stijn Streuvels), en las gretig de Russische en Scandinavische groten (Tolstoj, Dostojewski; Knut Hamsun, Sigrid Undset, Selma Lagerlöf). Veel Vlaamse literatoren uit zijn tijd zijn in die traditie opgegroeid, maar weinigen hebben ze zo persoonlijk verwerkt als De Pillecyn.
| |
Thematiek
Zijn boeken spelen zich af in een nadrukkelijk opgeroepen, dromerig kader met een vaag-historische of half-mythische achtergrond waarmee de auteur alle richtingen uit kan. Hij fantaseert door op een geschiedenis die in historische bronnen is vastgelegd (Monsieur Hawarden), verwerkt het historische kader van de Oostenrijkse of Franse bezetting tot gepersonaliseerde fictie (Hans van Malmédy, Vaandrig Antoon Serjacobs, Jan Tervaert), laat concrete plaatsen vervagen in een magisch-realistische sfeer (De aanwezigheid, Schaduwen), geeft eigen versies van heiligenlevens (Rochus, Elisabeth), gebruikt het Schelde- en Durmelandschap van zijn jeugd als kader voor een universeel sprookje (Blauwbaard), of actualiseert gebeurtenissen die veraf lijken (De man Job, De boodschap). Hij schept altijd afstand tussen zichzelf en zijn onderwerpen: de dorpen Hamme en Bornem uit zijn jeugd, het stadje Malmédy waar hij leraar was, kiest hij pas als kader nadat hij ze heeft verlaten, en ook de problematiek van zijn geliefd Vlaanderen kleedt hij het liefst historisch in (Jan Tervaert, Mensen achter de dijk, De soldaat Johan).
| |
Techniek
Deze inhoudelijke distantie wordt zowel vergroot als verminderd door het gebruik van traditionele epische middelen. Het perspectief is steeds auctorieel; de lezer krijgt probleemloos toegang tot het innerlijk van alle personages, ook al wordt er om structurele redenen soms tijdelijk informatie achtergehouden (het geheim van Monsieur Hawarden, de verklaring van het raadselachtig gedrag van de Franse officier in Jan Tervaert).
| |
| |
Personages en gebeurtenissen kaderen in een duidelijk wereldbeeld dat in een reeks expliciet geformuleerde levenswijsheden wordt meegedeeld, en in chronologisch opgebouwde, brede epische schildering, die voor een duidelijke situering zorgt, maar anderzijds ook het beschreven concrete geval relativeert en op afstand plaatst.
| |
Thematiek
In dat kader wil De Pillecyn allereerst personages gestalte geven. Ze worden gedreven door enkele oerinstincten; het zijn de drang naar macht en bloed (in Blauwbaard, De soldaat Johan), de drang naar de aarde (De soldaat Johan, De veerman en de jonkvrouw), de drang naar zelfverloochening (Rochus en Elisabeth) en naar zelfbevestiging (Vaandrig Antoon Serjacobs en Mensen achter de dijk). Deze drang is een voorafgaand gegeven dat als vanzelfsprekend wordt vastgesteld en het handelen van de mensen bepaalt: ze moorden, bewerken de grond, geven het beste van zichzelf zonder voorbehoud, of willen zichzelf op de voorgrond plaatsen zonder daarbij veel na te denken.
Deze instinctief levende personages zijn gespleten en tragisch; de tragiek kan voortvloeien uit een botsing met de maatschappij, maar meestal zit de tragiek in henzelf; ze zijn ‘gedoemd tot eenzaamheid’, zijn pessimistisch en rusteloos, ervaren een innerlijke honger die ze niet aan kunnen. Ze kunnen of willen deze drift niet analyseren, beleven hun persoonlijkheid als een noodlot, en proberen een innerlijk en maatschappelijk compromis te vinden om ermee te leven. Toch botsen ze met verschillende vormen van de maatschappelijke ordening, en veranderen in die botsing: de natuur dringt door de cultuurremmingen heen (De veerman en de jonkvrouw), ze worden gelouterd in de strijd (Jan Tervaert), dwalen hulpeloos of verbitterd rond met hun gekwetsheid (Monsieur Hawarden, Vaandrig Antoon Serjacobs), vinden in de zelfverloochening de hoogste zelfbevestiging (Rochus, Elisabeth). In sommige boeken redeneren en filosoferen de personages wel, maar toch ligt de nadruk op het rusteloos handelen en beleven.
Het beste voorbeeld van dit gedreven menstype is de vrouw, die soms wel zelf focaliseert, maar uiteindelijk toch onvatbaar blijft; in haar instinctieve gedrevenheid is ze meestal de eisende partij, die soms van haar drift het slachtoffer is (Teresa in
| |
| |
Hans van Malmédy, de vrouwen in Blauwbaard), maar soms ook haar doeleinden realiseert (Jeannette in Mensen achter de dijk). Met de vrouw is dit werk nooit in het reine gekomen; soms is ze op een onthutsende manier quantité négligeable (de vrouwen in De boodschap) of een soort slavin (de joodse in Vaandrig Antoon Serjacobs),maar in hun algemeenheid zijn vrouwen een soort dreigende oerkracht die angst inboezemt.
Deze menselijke typen worden steeds beschreven in een ruimere maatschappelijke context, maar niet met een ruimer maatschappelijk inzicht. De drang naar bloed en aarde wordt consequent omgezet in een bloed-en-bodemgevoel (dat te weinig substantie heeft om filosofie genoemd te worden), dat wordt gesymboliseerd door de beroepen soldaat en boer, en programmatisch in De soldaat Johan wordt geformuleerd. Vechten is nutteloos; alleen maar de aarde bewerken leidt slechts tot deemoed en doffe onderworpenheid. Slechts de combinatie van beide brengt redding: ‘Gij wordt een boer, kleine man, en ook bij God, een soldaat die vrije boeren maakt overal waar de mensen zeggen: “Mijn heer en God” in de taal die wij spreken’ (slot van De soldaat Johan).
| |
Visie op de wereld
Dit menstype past in het ruimere begrip ‘volk’, dat geen rationele inhoud krijgt, maar steunt op bijna mystieke collectieve emoties en past in de sterke populistisch-fascistische mode van zijn tijd. Het volk leeft nog zuiver op het platteland (terwijl de stad corrupt en opportunistisch is), heeft een eigen taal en een godsdienstige eenheid. De vaagheid van het begrip wordt verdoezeld door de permanente conflictsituatie: het wordt bedreigd of onderdrukt door vreemde bezetters en vooral door eigen tirannen (kasteelheren in De soldaat Johan, fabrikanten en clerus in Mensen achter de dijk, en in talrijke boeken door het onrechtvaardige gerecht), en wordt geminacht om zijn doffe onderworpenheid of om zijn opportunisme (vooral de burgers in de steden): dikwijls blijft er slechts een kleine, zuivere kern over die door de verblinde meerderheid gestenigd wordt (de collaborateurs in Aanvaard het leven). Het gebrek aan rationele inhoud en maatschappelijke analyse wordt opgevangen in een permanent enthousiasme, waarin het gevoel de analyse vervangt, de wereld in simpele zwart-witschema's wordt inge- | |
| |
deeld, en de offerbereidheid en het alles opeisende engagement absolute waarden worden; in die verzelfstandiging vallen Rochus en Jan Tervaert, Elisabeth en Johan samen.
Opvallend daarin is wel de twijfelachtigheid van de christelijke inspiratie. De Pillecyn schrijft wel heiligenlevens, maar het zijn vormen van zelfbevestiging, en nauwelijks van geloof; het gaat om sterke prestaties, en weinig om christelijk perspectief In zijn andere romans staat een conflictmodel centraal dat wel gedeeltelijk aansluit bij een militant en triomfalistisch katholicisme uit het interbellum, maar in zijn visie op de instinctief levende of door en door pessimistische mens niet echt christelijk is geïnspireerd. Als men bovendien bedenkt dat de auteur geregeld het opportunisme van de clerus aanvalt en - althans gezien in zijn tijd - in het erotische tamelijk vrijmoedig is, wekt het verwondering dat hij in het verleden nogal probleemloos als katholiek auteur werd beschouwd.
| |
Techniek / Stijl
De Pillecyn is geen psychologisch auteur met bewust levende personages; in zijn werk ontbreken dan ook meestal genuanceerde innerlijke evoluties of duidelijke oorzaak-gevolgrelaties. Toch schept hij continuïteit in zijn epische wereld door de zekerheid van het perspectief, en vooral door zijn sfeer; dat de auteur de ondertussen tot cliché verworden kwalificatie ‘prins van het Vlaamse proza’ heeft gekregen, dankt hij niet aan zijn stijl (die geleidelijk is verbeterd, maar toch tot het eind wat moeizaam is gebleven), maar aan zijn geraffineerde sfeerschepping. De Pillecyn formuleert dikwijls houterig, zijn zinnen zijn vaak onhandig geconstrueerd, vooral in het begin is zijn woordkeuze dikwijls bombastisch en zijn beeldspraak gezocht. Maar hij kan schitterend landschappen evoceren (vooral de streek van zijn jeugd, met De veerman en de jonkvrouw als hoogtepunt) met een overvloed aan visuele en sensitieve impressies, maar ook in de sfeer van de stad en van het weelderige bestaan, of de kaalheid van armoede en honger (in Vaandrig Antoon Serjacobs) is hij in zijn element; en de aantrekkingskracht tussen de geslachten kan hij voortreffelijk in suggestieve formuleringen vatten. Die sfeerschepping is dan ook zijn onmiskenbaar kwaliteitsmerk, dat de soms verwarrende veelheid van de epische verschijningsvormen overstijgt.
| |
| |
| |
Ontwikkeling
De Pillecyns fictioneel proza kan in twee perioden ingedeeld worden; de overgang vindt plaats als hij vanaf 1944 met de repressie wordt geconfronteerd. Vóór de overgang vallen de boeken op door hun losse structuur. Hij schrijft dan graag een soort kronieken met weinig interne samenhang. Hans van Malmédy verbindt weinig overtuigend het leven in de stad, de politieke constellatie en de relaties tussen de personages. Blauwbaards persoonlijkheid steunt wel op bloeddorstigheid, maar heeft verder verwarrende facetten; het (in zijn werk vrij uitzonderlijke) fantastische element wordt niet goed geïntegreerd, en de reis naar het Oosten is een vrij overbodige uitschieter. Waar de handeling om één personage draait, zoals in Monsieur Hawarden, worden de verschillende levensfasen niet overtuigend verbonden. Samenhang probeert de auteur dan te bereiken met nadrukkelijk moraliserend commentaar over mens, bestaan en maatschappij, en hij richt zich daarbij soms in de gij-vorm tot de geïmpliceerde lezer. Dat commentaar bestaat uit talrijke flitsende wijsheden die geen levenswijsheid worden, omdat de samenhang ontbreekt, en in feite het produkt zijn van gebrek aan vertrouwen in de overtuigingskracht van de epiek.
In deze eerste periode ligt de klemtoon ook sterker op het menselijke instinct, op de heidense bloed-en-bodemsfeer; de personages streven blindelings de vervulling van dat instinct na, zijn daarin meestal verliezers (zoals monsieur Hawarden) die het gebeuren nooit echt domineren. Het mensbeeld is pessimistisch (‘De duivels, dat zijn de mensen’, luidt het in Blauwbaard), oplossingen worden alleen als wensdroom geformuleerd (De soldaat Johan). En de taal en stijl zijn soms ronduit zwak.
| |
Relatie leven/werk / Ontwikkeling
In de tweede (en interessantste) periode ontstaat er werk met grondig verschillende accenten. De repressie heeft van De Pillecyn een ander mens gemaakt, met meer inzicht in de mens, zijn drijfveren en zijn gedrag. Daarvan getuigt duidelijk zijn later oorlogsdagboek Face au mur. In sommige novellen, zoals het prachtige De boodschap en De man Job, wordt hij de bittere woordvoerder van hen die zich als slachtoffers beschouwen; in een boeiende parabelvorm behandelt hij het als recht verklede
| |
| |
onrecht. De gebeurtenissen brengen hem niet echt tot een gewetensonderzoek, maar tot de bevestiging van het eigen gelijk via zijn scherpste wapen: de literatuur.
Maar hoe overtuigd De Pillecyn ook is van dat eigen gelijk, en hoe bitter hij ook reageert op de behandeling die hij heeft ondergaan, toch gaat de bitterheid met meer begrip en barmhartigheid gepaard; het als psychische wreedheid ervaren gedrag van zijn vijanden leidt tot een gekwetsheid waar hij als mens en literator groter uitkomt. De personages zijn minder eenzijdig; ook in de nationalistische strijdroman Jan Tervaert zijn ze genuanceerder en menselijker. De heiligen Rochus en Elisabeth zijn minder triomfalistisch dan vroegere roomse helden. Veel personages vertonen een onuitroeibare innerlijke triestheid: Antoon Serjacobs voelt zich verlaten en treurig, zijn vriendin bezint zich over de onbenulligheid van haar frivole bestaan, Paul Danneels evolueert van een diepe innerlijke gekwetstheid naar een bijna even treurige, voorzichtige aanvaarding (Aanvaard het leven). De nuancering vloeit dikwijls voort uit de confrontatie van verschillende personages (de vrouwen in Vaandrig Antoon Serjacobs of De veerman en de jonkvrouw), of ze zit in de figuur zelf. Het scherpst - en het mooist - treedt de nieuwe barmhartigheid naar voren in Mensen achter de dijk, waarin de auteur al zijn liefde voor zijn geboortegrond en de mensen die er wonen heeft gelegd; de bitterheid is duidelijk, maar wordt overstegen in het mededogen voor de slachtoffers (de onderwijzer, de arbeiders).
In deze tweede periode wordt De Pillecyn ook overduidelijk een beter vakman. Zijn taalgebruik verbetert geleidelijk, zijn beeldspraak wordt soberder en trefzekerder, zijn stijl verzorgder en vooral de structuur functioneert doeltreffender. Boeken els Jan Tervaert en Mensen achter de dijk lijken strijd- of dorpskronieken, maar worden overtuigend samengehouden door een centrale figuur, door de afwisseling van maatschappelijke en private momenten die elkaar beïnvloeden, door het voortschrijden van een handeling die haar dynamiek uit alle schijnbaar losse draadjes put. Hij kiest een adequater perspectief en wisselt minder willekeurig presens en preteritum af. We mogen dan ook stellen dat De Pillecyns werk geleidelijk beter
| |
| |
wordt, en in boeken als Mensen achter de dijk en Aanvaard het leven zijn volle rijpheid bereikt.
| |
Visie op de wereld
Filip de Pillecyn was niet alleen prozaschrijver; als prozaïst debuteerde hij trouwens laat, en zeker tot het einde van de Tweede Wereldoorlog was hij meer bekend als polemist, journalist en figuur van maatschappelijk gewicht dan als romanschrijver.
Van 1919 tot 1944 heeft hij in talloze geschriften met grote gedrevenheid Vlaams-nationalistische en fascistoïde standpunten verdedigd. Vanuit zijn verontwaardiging over de gebeurtenissen aan de IJzer en de naoorlogse veroordeling van het activisme door de Belgische staat klaagde hij de misbruiken van het Belgische democratische systeem en zijn vertegenwoordigers aan. Hij kan dat zakelijk doen, maar verkoos meestal de wapens van de zwart-wittegenstelling en het sarcasme, vooral in zijn stukken in het satirische blad Pallieter. Zijn teksten zijn dikwijls geestig en spits, ook soms venijnig en wat bekrompen; de drijfveer is meestal eerlijke morele verontwaardiging. Zijn geschriften zijn dikwijls ook didactisch van toon; in zijn streven naar volksopvoeding en volksverheffing is hij een kind van zijn tijd. Hij probeert de Vlamingen het bewustzijn van hun eigen identiteit, eigen rechten en eigen verdrukking bij te brengen, en stelt hun een solidaristisch wereldbeeld als ideaal voor; die toon wordt zeer sterk tijdens de bezetting, als hij zich inzet voor de Duitsers en hun aanhang vanuit een maatschappelijk belangrijke positie, en door de collaboratie als spreekbuis wordt gebruikt.
| |
Techniek / Thematiek
In de jaren twintig schrijft De Pillecyn, meestal in opdracht, ook een aantal biografieën van Vlaamse katholieke voorvechters. Ze zijn chronologisch opgebouwd via anekdotes, en worden geregeld onderbroken door moraliserend auctorieel commentaar; ze willen historisch accuraat zijn, maar zijn soms meer onkritische bewierokingen dan objectieve levensbeschrijvingen. In De Pillecyns versie groeien de hoofdpersonen uit tot exponenten van een militant, expansionistisch katholicisme met veel breedte (verschillende gebieden, veel ontmoetingen, confrontaties) en weinig diepte: in deze onvermoeibare strijders voor het geloof wordt niet duidelijk gemaakt door welke innerlijke kracht ze gedreven worden.
| |
| |
Ook zijn meer literaire studies zijn volledig aan Vlamingen gewijd (Hugo Verriest, Stijn Streuvels). Ze zijn sterk biografisch geïnspireerd, combineren leven en werk als eenheid, en zien de kunstenaars als maatschappelijke voorvechters of als dragers van een in epiek omgezet levensdoel.
Tenslotte heeft De Pillecyn ook nog andere literaire genres beoefend: hij debuteerde als toneelschrijver met een bewerking in Dietsche Warande & Belfort, en na zijn dood werd een stuk van hem in de KNS in Antwerpen opgevoerd. Kort na de wereldoorlog publiceerde hij met Jozef Simons een pompeuze dichtbundel, en zijn partijdige, antisemitisch getinte bundel Hoe de zwarten in de hemel kwamen van 1950 is zelfs een dieptepunt in zijn oeuvre. Zijn belang ligt beslist ook niet op deze vlakken.
| |
Publieke belangstelling
Filip de Pillecyn is de auteur van een omvangrijk journalistiek, essayistisch en biografisch werk, en van een minder omvangrijk, maar belangrijk traditioneel fictioneel oeuvre met een aristocratische charme; in zijn werk vindt de Vlaamse lezer een romantisch historisch of exotisch kader, waarin hij substantiële bestanddelen van zijn volksaard terugvindt (zijn geloof, zijn verleden), en dat hem met zijn volwassen psychologie ook binnenvoert in een moderne soort romankunst. De publieke belangstelling voor zijn werk is groot geweest; verschillende romans zijn meer dan tienmaal herdrukt, men heeft zijn verzameld werk en zijn verzamelde romans uitgegeven, er zijn twee omnibussen met romans, na zijn dood werd een bloemlezing uit zijn journalistiek werk gepubliceerd, zijn novelle Rochus werd een bestseller als schooluitgave en beleefde in die vorm dertien drukken.
| |
Kritiek
Vóór de Tweede Wereldoorlog werden zijn boeken ook in Nederland gerecenseerd, maar daarna was dat slechts zeer zelden het geval. In Vlaanderen daarentegen mocht zijn werk zich vrijwel steeds in een ruime belangstelling en in veel lof verheugen; de lof kwam wel vooral van katholieke, nationalistische geestesgenoten, maar ook anderen als Johan Daisne, Hubert Lampo, Raymond Brulez, Achilles Mussche en Piet van Aken hebben zich daarbij aangesloten; het indrukwekkende eerbetoon in de Mededelingen van de Vereniging der Oostvlaamse Let- | |
| |
terkundigen bij zijn overlijden bewijst de algemene achting die hem werd toegedragen. Iedereen loofde hem als literator; maar literatuur en leven zijn zeker bij De Pillecyn moeilijk te scheiden, en zijn collega's waardeerden ook zijn persoonlijke integriteit, ook al hadden ze grondige bezwaren tegen zijn houding in de Tweede Wereldoorlog.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Filip de Pillecyn, Margaretha van Eyck. Gedramatiseerde legende (naar Melati van Java's ‘Camilla Ferrari’). In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 14, nr. 3, maart 1914, pp. 344-368; nr. 4, april, pp. 453-471, T. |
Filip de Pillecyn, Praktische wenken bij het schrijven van onze moedertaal. Veurne 1917, M. Ghijssaert-Deleye, Hogeschooluitbreiding op de voorlinie nr. 2, Taaltips. |
Filip de Pillecyn, Na het vonnis. In: De Standaard, 8-9-1919, Journalistiek, (over de veroordeling van Borms) |
Filip de Pillecyn, Kroniek der Vlaamsche Beweging. In Dietsche Warande & Belfort, jrg. 20, I, nr. 4, 1920, pp. 474-484; jrg. 20, II, nr. 2; 1920, pp. 282-290. |
Filip de Pillecyn, Het proces van den veiligheidsdienst. Brugge 1920 [1921], Excelsior, Pamflet. |
Filip de Pillecyn en Jozef Simons, Onder den hiel. Tielt 1920, Lannoo-Maes, GB. |
Filip de Pillecyn, Amnestie. Brugge z.j. [1921], Excelsior, Pamflet. |
Filip de Pillecyn, Pieter Fardé, de roman van een Minderbroeder. Antwerpen-Brussel-Leuven 1926, Standaard-Boekhandel, R. (derde druk Amsterdam 1943, Wereldbibliotheek; onder de titel Pieter Fardé opgenomen in Deel 2 van Verzameld Werk en Deel I van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Hugo Verriest. Amsterdam-Tielt 1926, L.J. Veen-J. Lannoo, E. (opgenomen in Deel 4 van Verzameld Werk) |
Filip de Pillecyn, De Gilde viert. In: Gedenkboek Koninklijke Toneelbond voor God en den evenmensch, Hamme 1927, L. de Pillecyn, pp. 7-10, Essay. |
Filip de Pillecyn, Pastor Denys. Leuven 1927, Davidsfonds, Davidsfonds nr. 217, Biografie. (opgenomen in Deel 4 van Verzameld Werk en in Omnibus, 1963) |
Filip de Pillecyn, De rit. Antwerpen 1927, Vlaamsche Uitgeverij Regenboog, NB. |
Filip de Pillecyn, Monseigneur Bermijn de Paulus van Ortosland. Voorrede door L. de Smedt. Leuven 1929, Davidsfonds, Davidsfonds nr. 227, Biografie, (opgenomen in Deel 4 van Verzameld Werk) |
Filip de Pillecyn, Het lied in den nacht. In: Ons Volk, 9-11-1929.(frontherinneringen) |
A. Malcorps en F. de Pillecyn, Pater Constant De Deken. Hamme z.j. [1929], L. de Pillecyn, Biografie. |
Filip de Pillecyn, Renaat de Rudder. Temse 1931, Komiteit der ‘Bedevaart naar de graven van den IJzer’, Biografische schets, (derde druk Kaaskerke 1957, Bedevaart naar de graven van den IJzer) |
Filip de Pillecyn, Blauwbaard. Mechelen-Amsterdam 1931, De Spieghel-Het Kompas, R. (vijfde druk 1957, De Clauwaert; opgenomen in Deel 3 van Verzameld Werk, in Omnibus (1963) en in Deel 1 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Stijn Streuvels en zijn werk. Tielt-Amsterdam 1932, Lannoo-L.J. Veen, E. (derde, gewijzigde druk onder de titel Stijn Streuvelsin Deel 4 van Verzameld Werk) |
| |
| |
Filip de Pillecyn, Het boek van Sint Niklaas. Bijeengebracht door Filip de Pillecyn. Brussel 1935, De Iris, Hagiografie. |
Filip de Pillecyn, Hans van Malmédy. Amsterdam 1935, Wereldbibliotheek, nr. 636, R. (opgenomen in Deel 1 van Verzameld Werk en in Deel 1 van Scheppend Proza; tiende druk Hasselt-Utrecht 1969, Heideland-Desclée de Brouwer, Vlaamse Pockets nr. 240; dertiende druk Leuven z.j. [1984], Davidsfonds, romanreeks nr. 654) |
Filip de Pillecyn, Monsieur Hawarden. Mechelen-Amsterdam 1935, Het Kompas-De Spieghel, N. (opgenomen in Deel 1 van Verzameld Werk en in Deel 1 van Scheppend Proza; filmeditie in Ivo Nelissen, Dossier Monsieur Hawarden, Antwerpen-Utrecht-Leuven 1968, Standaard-De Clauwaert; dertiende druk Leuven 1982, De Clauwaert; veertiende druk Wommelgem 1987, Den Gulden Engel) |
Filip de Pillecyn, Hoe ontstaat een boek? Hoe groeit het in den schrijver? In: Sportwereld, 17-1-1935, E. |
Filip de Pillecyn, Dietsche Warande & Belfort, 1900-1935. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 35, nr. 7-8, 1935, pp. 496-505, E. |
Filip de Pillecyn, De aanwezigheid. In: Filip de Pillecyn e.a., Vertellen. Brussel-Amsterdam z.j. [1937], Onze Tijd-Wereldbibliotheek, nr. 668, pp. 119-149, N. (opgenomen in: Schaduwen. Gevolgd door Monsieur Hawarden en de aanwezigheid; Deel 1 van Verzameld Werk; Deel 1 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Schaduwen. Rotterdam 1937, Nijgh & Van Ditmar, N. (tweede druk in Schaduwen. Gevolgd door Monsieur Hawarden en De aanwezigheid; opgenomen in Deel 3 van Verzameld Werk en in Deel 1 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Heldenhulde in Vlaanderen. In: Filip de Pillecyn e.v.a., Vlaanderen roept. Een bundel novellen, schetsen, verzen en artikelen, Baarn 1937, Bosch & Keuning, pp. 42-49, Schets. |
Filip de Pillecyn, Aan Schelde en Durme, het soete land van Waas. In: Filip de Pillecyn e.v.a., Vlaanderen, o welig huis. Zooals Vlaamsche schrijvers hun land zien. Antwerpen-Brussel-Gent-Amsterdam 1939, Standaard-Wereldbibliotheek, pp. 92-97, Schets. |
Filip de Pillecyn, De soldaat Johan. Amsterdam 1939, P.N. van Kampen & Zoon N.V., R. (opgenomen in Deel 1 van Verzameld Werk en in Deel 1 van Scheppend Proza; veertiende druk Leuven 1982, De Clauwaert; bestaat ook als schooluitgave: Antwerpen 1962, Ontwikkeling) |
Filip de Pillecyn, De vernieuwing van ons cultuurleven. In: Het Laatste Nieuws, 11-12-1940, E. |
Filip de Pillecyn, Dr. F. de Pillecyn aan het woord. In: Volk en Staat, 14-7-1940, Redevoering. |
Filip de Pillecyn, Nieuwe richting in ons geestesleven. In: Het Laatste Nieuws, 16-1-1941, E. |
Filip de Pillecyn, Hand en geest in de nieuwe gemeenschap. In: Het Laatste Nieuws, 20-3-1941, E. |
| |
| |
Filip de Pillecyn, Het volksche karakter onzer literatuur. In: Volk en kultuur, 12-4-1941, E. |
Filip de Pillecyn, Hugo Verriest. In: Filip de Pillecyn e.v.a., 100 groote Vlamingen. Vlaanderens roem en grootheid in zijn beroemde mannen. Antwerpen z.j. [1941], Standaard-Boekhandel, pp. 351-353, Biografische schets. |
Filip de Pillecyn, Een kunstenaar uit ons volk wordt zestig jaar. In: Prosper de Troyer, Diest 1941, Pro Arte, pp. 55-60, Schets. |
Filip de Pillecyn, De kunstenaar en de arbeid. In Het Laatste Nieuws, 13-2-1942, E. |
Filip de Pillecyn, Westland. In: Westland, jrg. 1, nr. 1, juni 1942, pp. 3-4. E. |
Filip de Pillecyn, Betrachtung zum eigenen Schaffen. In: Europäische Literatur, jrg. 1, nr. 7, november 1942, pp. 13-14, E. |
Filip de Pillecyn, Schaduwen. Gevolgd door Monsieur Hawarden en De aanwezigheid. Brussel-Rotterdam 1942, A. Manteau-Nijgh & Van Ditmar, NB. |
Filip de Pillecyn, De plaats van de Vlaamsche literatuur. In: Het Laatste Nieuws, 29-4-1943, E. |
Filip de Pillecyn, Aan mijn frontmakker. In: In memoriam Staf de Clerq, Antwerpen 1943, Uitgeverij Volk en Staat, Schets. |
Filip de Pillecyn, Ter inleiding. Bert Peleman, De meivisch zwom voorbij!. Brussel 1944, De Phalanx, pp. 7-8, Schets. |
Filip de Pillecyn, De Boodschap. Brussel z.j. [1947], De belhamel, N. (opgenomen in Deel 2 van Verzameld Werk, en in Deel 1 van Scheppend Proza; zevende druk in Omnibus, 1984) |
Filip de Pillecyn, Jan Tervaert. Brussel 1947, S.V. De Pijl, R.(opgenomenin Deel 1 van Verzameld Werken in Deel 1 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Mensen achter den dijk. Leuven-Rotterdam 1949, De Clauwaert-De Forel, Boekengilde De Clauwaert I, 1, R. (opgenomen in Deel 2 van Verzameld Werk en in Deel 2 van Scheppend Proza; ook in de Grote Letter Bibliotheek, Amsterdam 1975, nr. 55; elfde druk 1955, De Clauwaert) |
Filip de Pillecyn, De veerman en de jonkvrouw. Leuven 1950, De Clauwaert, R. (negen drukken bij De Clauwaert; opgenomen in Deel 3 van Verzameld Werk en, in Deel 2 van Scheppend Proza) |
Filip den Duvel, Hoe de zwarten in de hemel kwamen. Antwerpen 1950, Luctor, G. |
Filip de Pillecyn, Vaandrig Antoon Serjacobs. Leuven 1951, De Clauwaert, nr. III, 4, R. (tweede druk Brussel 1956, De Arbeiderspers, Reinaertreeks nr. 66; opgenomen in Deel 2 van Verzameld Werk, en in Deel 2 van Scheppend Proza; achtste druk in Omnibus, 1984) |
Filip de Pillecyn, Rochus. Leuven 1951, De Clauwaert, N. (opgenomen in Deel 2 van Verzameld Werk; in Deel 2 van Scheppend Proza; als schooluitgave: Leuven 1961, De Clauwaert; J. Smeyers in de reeks ‘Caleidoscoop der Nederlandse Letteren’, nr. 3) |
Filip de Pillecyn, Dona Mirabella. Toneelspel in drie bedrijven naar een thema van Ben Jonson. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 7, nr. 1, 1952-1953, januari, pp. 1-70, T. |
| |
| |
Filip de Pillecyn, Ten geleide. In: R. De Cneudt, Liederen der bezinning, Gent 1952, Erasmusgenootschap, Schets. |
Filip de Pillecyn, Landschap en mens. In: Bert Peleman (samensteller), Eeuwige Schelde. Leuven-Amsterdam 1953, De Clauwaert-Standaard-Boekhandel, pp. 31-34, Schets. |
Filip de Pillecyn, Inleiding. In: Albrecht Rodenbach, Vliegt de Blauwvoet! Een keur uit zijn werk. Verzameld en ingeleid door F. de Pillecyn. Tielt-Den Haag 1955, Lannoo, Collectie ‘Vlaamse Breviertjes’, nr. 3, pp. 5-10. |
Filip de Pillecyn, Aanvaard het leven. Leuven 1956, De Clauwaert; R. (opgenomen in Deel 3 van Verzameld Werk, in Omnibus (1963), in Deel 2 van Scheppend Proza, in Omnibus (1984). |
Ernest Claes en Filip de Pillecyn, Twistgesprek tussen Demer en Schelde. Zijnde een academische verhandeling over meisjes, bier, heiligen, sexuele, culturele en agronome aangelegenheden. Leuven 1956, De Clauwaert, Clauwaert-vereniging nr. 10, E. (tweede druk Antwerpen 1985, Die Poorte, Novellenbibliotheek nr. 82) |
Filip de Pillecyn, Het boek van de man Job. Brussel 1956, Bond der Oost-Vlamingen, V. (opgenomen onder de titel De man Job in Deel 2 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Stijn Streuvels. Brugge 1958, Desclée de Brouwer, Reeks ‘Ontmoetingen. Literaire monografieën’, nr. 6, E. |
Filip de Pillecyn, Over mijn werk. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 58, nr. 6, juli-augustus 1958, pp. 353-362, E. |
Filip de Pillecyn, Hugo Verriest. In: Hugo Verriest, Keurbladzijden. Samengesteld en ingeleid door Filip de Pillecyn. Hasselt-Amsterdam 1959, Heideland-Standaard-Boekhandel, Reeks ‘Vlaamse Pockets’ nr. 7, pp. 5-12, E. |
Filip de Pillecyn, Elisabeth. Leuven 1961, De Clauwaert, Clauwaert-Vereniging nr. 19, N. (opgenomen in Deel 2 van Scheppend Proza) |
Filip de Pillecyn, Verzameld Werk. Leuven 1959-1961, De Clauwaert. (waarin opgenomen:
Deel 1: | De aanwezigheid. Monsieur Hawarden. De soldaat Johan. Hans van Malmédy. Jan Tervaert. |
Deel 2: | Pieter Fardé. De boodschap. Mensen achter de dijk. Rochus. Vaandrig Antoon Serjacobs. |
Deel 3: | Blauwbaard. De veerman en de jonkvrouw. Aanvaard het leven. Schaduwen. De rit. |
Deel 4: | Pastor Denys. MonseigneurBermijn. Hugo Verriest. Stijn Streuvels.) |
|
Filip de Pillecyn, Van de goede moordenaar. Eeklo 1961, Kunstsalon Beatrijs, V. |
Filip de Pillecyn, Dr. Jan Grauls als vriend. In: Mededelingen van het verbond der Vlaamse Academici, jrg. 6, nr. 3, maart 1961, pp. 20-23, Redevoering, (uit 1957) |
Filip de Pillecyn, Gedachten. Gebloemleesd door Hugo van der Cruyssen. Lovendegem z.j. [1962], H. van der Cruyssen, Citaten. |
| |
| |
Filip de Pillecyn, Omnibus. Brussel z.j. [1963], Reinaert-uitgaven, Reeks Reinaert-omnibussen nr. 7. (waarin opgenomen Blauwbaard, Aanvaard het leven, Pastor Denys) |
Filip de Pillecyn, Scheppend Proza. Leuven 1964, De Clauwaert. (waarin opgenomen:
Deel 1: | Pieter Fardé. De Rit. Blauwbaard. Monsieur Hawarden. Hans van Malmédy. Schaduwen. De aanwezigheid. De soldaat Johan. De boodschap. Jan Tervaert. |
Deel 2: | Mensen achter de dijk. De veerman en de jonkvrouw. Rochus. Vaandrig Antoon Serjacobs. Aanvaard het leven. De man Job. Elisabeth.) |
|
Filip de Pillecyn, Het was toen... herinneringen aan mijn geboortestreek, mijn jeugd en mijn studentenjaren. Leuven 1972, De Clauwaert, Clauwaert-Vereniging nr. 48, Autobiografische schets. |
Filip de Pillecyn, Jan Hammenecker: ‘Een groot klein-Brabander’. In: Heemkundig Jaarboek Klein-Brabant, jrg. 12, 1977, pp. 151-155, Redevoering, (uitgesproken te Mariekerke in 1938) |
Filip de Pillecyn, Face au mur. Leuven 1979, De Clauwaert, Gevangenis- en kampherinneringen. |
Filip de Pillecyn, Kiespijn der ziel. Onuitgegeven journalistiek. Verzameld en ingeleid door Richard Baeyens. Antwerpen 1981, Soethoudt, Journalistiek. |
Filip de Pillecyn, Omnibus. Leuven z.j. [1984], Davidsfonds, Romanreeks nr. 654. (waarin opgenomen Hans van Malmédy; De boodschap; Vaandrig Antoon Serjacobs; Aanvaard het leven) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jules Persyn, Boekennieuws. F. de Pillecyn en J. Simons, Onder den hiel. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 21, nr. 2, februari 1921, pp. 246-250. |
Robert Roemans, Een studie over Hugo Verriest In: De Vlaamsche Gids, jrg. 15, nr. 1, 1927, pp. 41-44. |
Chr. J.H. Maatje jr., Hugo Verriest. In: Vragen van de dag, jrg. 42, nr. 9, september 1927, pp. 677-682. |
IJzerjongen, Dr. Filip de Pillecyn - Renaat de Rudder. In: Noorderklok, 15-11-1931. (de auteur beschuldigt De Pillecyn van opportunisme en lafheid) |
Marnix Gijsen, Filip de Pillecyn, Blauwbaard. In: De Morgenpost, 3-12-1931. |
Frans Coenen, Blauwbaard. In: Groot Nederland, jrg. 19, nr. 2, februari 1932, pp. 220-221. |
August van Cauwelaert, Blauwbaard. In: Dietsche Warande & Belfort, nr. 9, mei 1933, pp. 400-401. |
Georg Schlimme, Stijn Streuvels en zijn werk. In: Vragen van de Dag, jrg. 48, nr. 6, juni 1933, pp. 423-426. |
August Vermeylen, Jaak Lemmers, Filip de Pillecyn en Raymond Brulez. In: Universum, jrg. 11, nr. 398, januari 1935, pp. 665-669. |
Herman Robbers, Boekbespreking..., Monsieur Hawarden. In: Ekevier's Maandschrift, jrg. 45, nr. 2, februari 1935, pp. 140-141. |
F.V. Toussaint van Boelaere, Monsieur Hawarden. In: Algemeen Handelsblad, 13-4-1935. |
Gerard Walschap, Kroniek der Vlaamsche letteren. ‘Monsieur Hawarden.’ In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 35, nr. 4, april 1935, pp. 296-298. |
Frans Coenen, Hans van Malmédy. In: De Groene Amsterdammer, 28-9-1935. |
Achilles Mussche, Hans van Malmédy nieuwe roman van Filip de Pillecyn. In: Vooruit, 2/3-11-1935. |
Paul de Vree, Filip de Pillecyn. In: Hedendaagsche Vlaamse romanciers en novellisten. Mechelen 1936, pp. 39-48, pp. 61-63. (algemeen) |
Paul de Vree, Vlaamsch proza: Felix Timmermans, Boerenspalm en Filip de Pillecyn, Hans van Malmédy. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 36, nr. 3-4, maart-april 1936, pp. 22-27. |
Max Kijzer, Bibliographie. Monsieur Hawarden. In: De Nieuwe Gids, jrg. 51, nr. 5, mei 1936, pp. 483-484. |
Anton van Duinkerken, Kroniek der Nederlandsche Letteren. Schaduwen. In: De Gids, jrg. 101, nr. 9, september 1937, pp. 359-360. |
De boekuil, Een novelle van Filip de Pillecyn. In: Vooruit, 16-9-1937. (over De aanwezigheid) |
Karel Leroux, Emotioneel Vlaamsch proza. Schaduwen. In: De Stem, jrg. 17, nr. 10, oktober 1937, pp. 1086-1087. |
Roel Houwink, Boekbespreking... Schaduwen. In: Elsevier's Maandschrift, jrg. 47, nr. 11, november 1937, pp. 365-366. |
Raymond Brulez, Vlaamsche schaduwen van morgen? In: De Groene Amsterdammer, 1-1-1938. (over Schaduwen) |
P. Minderaa, Hedendaagsch Vlaamsch proza. ‘Schaduwen’. In: Het Kouter, jrg. 3, nr. 10, oktober 1938, pp. 341-355. |
D.A.M. Binnendijk: Filip de Pillecyn, ‘Schaduwen’. In: D.A.M. Binnendijk, Zin en tegenzin. Amsterdam 1939, pp. 68-71. |
Bert Ranke, Karel de Stoute en de late Middeleeuwen. Naar aanleiding van een Noord- en een Zuid-Nederlandsche historische roman. In: Vormen, jrg. 3, nr. 10-11, februari-maart 1939, pp. 335-342. (over De soldaat Johan) |
M. Roelants, Vlaamsch proza. ‘De soldaat Johan’. In: De Standaard, 24-6-1939. |
G. de Vlaeme, Van strijd en schoonheid. In: Nederland, jrg. 91, nr. 14, 15 juli 1939, pp. 21 - 31. (over De soldaat Johan) |
Jan Greshoff, Kroniek: Filip de Pillecyn. In: Hollandsch Weekblad, 12-8-1939. |
| |
| |
Gerard van Eckeren, Nederlandsch proza, Filip de Pillecyn. In: Groot Nederland, jrg. 36, nr. 9, september 1939, pp. 306-310. (over De soldaat Johan) |
August van Cauwelaert, De soldaat Johan. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 39, nr. 12, december 1939, p. 886. |
Bert Ranke, Filip de Pillecyn, een proeve van synthese der persoonlijkheid. Antwerpen 1941. |
A. De Poortere, Een interview met den letterkundige. In: Volk en Staat, 23/24-3-1941. |
Joris De Maegt, Dr. Filip de Pillecyn over de jeugd, de literatuur en de toekomst In: Het Laatste Nieuws, 1-4-1941. (interview) |
A. De Poortere, Bij de benoeming van Dr. Filip de Pillecyn tot direkteur van het middelbaar onderwijs. In: O.M.O., jrg. 21, nr. 4-5, juni-juli 1941, pp. 96-98. |
Bert Ranke, Soldat und Bauer. Zum Erscheinen der deutschen Übersetzung des Romans ‘Der Soldat Johan’ von Filip de Pillecyn. In: Die Westmark, jrg. 9, 1941, pp. 5-9. |
Jeanne de Bruyn, ‘De soldaat Johan’. In: Volk en Staat, 26-2-1942. |
Hans Teske, Der Dichter Filip de Pillecyn. Ein Versuch. In: Dichtung und Volkstum, jrg. 42, Heft 3, 1942, pp. 15-31. |
Maurice Roelants, Een auteur kent zoo weinig zijn stof. In: Maurice Roelants, Schrijver wat is er van den mensch. Brussel/Rotterdam 1943, pp. 93-99. |
[Anoniem], De dag der letterkunde te Mechelen. In: Volk en Staat, 15-6-1943. (weergave van ‘volkse’ redevoering) |
R.F. Lissens, Filip de Pillecyn. Le temple de Janus. In: R.F. Lissens, Rien que l'homme. Bruxelles 1944, pp. 127-141. |
Ivo Michiels, Prozakroniek. Jan Tervaert. In: Golfslag, jrg. 2, nr. 8, 1947, pp. 333-336. |
André Demedts, Vlaams proza. In: Dietsche Warande & Belfort, 1948, jrg. 48, nr. 3, maart-april, pp. 166-167. |
Paul Hardy, Romankroniek. Mensen achter den dijk. In: Boekengids, jrg. 27, nr. 4, 1949, pp. 111-112. |
Sirius, Filip de Pillecyn - De veerman en de jonkvrouw. In: De Standaard, 15-10-1950. |
Ivo Michiels, Nieuw werk van Filip de Pillecyn. In: Het Handelsblad, 29-3-1951. (over De veerman en de jonkvrouw) |
Joris Taels, Vlaamse letteren. Vaandrig Antoon Serjacobs. In: Gazet van Antwerpen, 30-10-1951. |
E.Z., Van het Zuidelijke gilde. In: De Groene Amsterdammer, 24-11-1951. (over De veerman en de jonkvrouw) |
J.R. Vermeer, Verhaal vaneen verbittering. In: Kultuurleven, jrg. 18, nr. 10, december 1951, pp. 801-804. (over Vaandrig Antoon Serjacobs) |
Hubert Lampo, Romantische weemoed. In: Volksgazet, 10-1-1952. (over verschillende boeken) |
Hubert Lampo, De Vlaamse prozakunst tot midden... 5. Vruchten der levensrijpheid. Filip de Pillecyn. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 7, nr. 3, 1952-1953, pp. 313-315. |
P.H. Dubois; Uit velerlei pen... De veerman en de jonkvrouw. In: Het Boek van Nu, jrg. 6, maart 1953, p. 134. |
Hubert Lampo, Aanvaard het leven. In: Volksgazet, 24-5-1956. |
F. de Grave, Filip de Pillecyn. In: Streven, jrg. 9, nr. 7, april 1956, pp. 651-655. |
Paul Hardy, Filip de Pillecyn: Aanvaard het leven. In: Gazet van Antwerpen, 12-6-1956. |
Hubert van Herreweghen, Aanvaard het leven. In: De Nieuwe Gids, 19-8-1956. |
Anton van Wilderode, Filip de Pillecyn. Brugge 1960. (monografie) |
B.F. van Vlierden, Natuur en cultuur in het werk van Filip de Pillecyn. In: Streven, jrg. 13, nr. 7, april 1960, pp. 631-636. |
Gaston Durnez, Toen Filip de Pillecyn detectiveromans wilde schrijven. In: De Standaard, 18-5-1960. |
F. van den Bremt, Verzameld werk. Boek van de maand. In: De Periscoop, jrg. 10, nr. 8, juni 1960, p. 3. |
[Anoniem], De Pillecyn, jodenvervolger? In: 't Pallieterke, 23-6-1960. |
B.F. van Vlierden, De romankunst van Filip de Pillecyn. Antwerpen 1961. |
| |
| |
Jan Vercammen: Huldegroet In: Mededelingen van de Vereniging der Oostvlaamse letterkundigen, 1961, pp. 18-20. |
N. van der Biest, Dr. Filip de Pillecyn bij zijn zeventigste verjaardag. In: Getuigenis, jrg. 2, nr. 6, maart 1961, pp. 1-2. |
G. Homblé, Een groot mens: Dr. Filip de Pillecyn. In: Getuigenis, jrg. 2, nr. 6, maart 1961, p. 2. |
Em. Janssen, Filip de Pillecyn zeventig. In: Boekengids, jrg. 39, nr. 3, maart-april 1961, pp. 81-83. |
Wout Wellinck, De soldaat Filip. In: De Post, 30-4-1961. (interview) |
Anton van Wilderode, Filip de Pillecyn zeventig. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 106, nr. 4, april-mei 1961, pp. 232-235. |
Redaktie, Filip de Pillecyn zeventig. In: Dietsland-Europa, jrg. 6, nr. 4-5, april-mei 1961, pp. 2-3. |
B.F. van Vlierden, Filip de Pillecyn. In: Jeugd en Cultuur, jrg. 6, nr. 8, juni 1961, pp. 332-339. |
Anton van Wilderode, Rochus, pelgrim en zwerver Gods, of De lof der barmhartigheid. In: Jeugd en Cultuur, jrg. 6, nr. 8, juni 1961, pp. 342-352. |
Bernard Kemp, Filip de Pillecyn, zeventig jaar. In: Tijdspiegel, jrg. 16, nr. 11, november 1961, pp. 221-226. |
F. de Moor, Filip de Pillecyn. In: Toortsen, nr. 10, 1962, pp. 9-12. |
Joos Florquin, Filip de Pillecyn. In: Joos Florquin, Ten huize van... gesprekken met Vlaamse kunstenaars. 1. Leuven 1962, pp. 91-107. |
José de Ceulaer, De stof kiest de schrijver. In: José de Ceulaer, Te gast bij Vlaamse auteurs, 2e reeks. Antwerpen z.j. [1962], pp. 26-32. (interview) |
Kruis en Leeuw Waasland, jrg. 10, nr. 2, 1962. Speciaal De Pillecyn-nummer bij zijn overlijden, met een twaalftal bijdragen over leven en werk, door onder meer Van Wilderode, Peleman, Demedts, Daisne en Bernard Kemp. |
Gerard Walschap, In memoriam Filip de Pillecyn. In: Band-Zuiderkruis, jrg. 21, nr. 16, augustus 1962, p. 5. |
J. Smeyers, Filip de Pillecyn overleden. In: De Standaard, 8-8-1962. |
Jan D'Haese, Filip de Pillecyn als prozaïst. In: De Nieuwe Gids, 11-8-1962. |
Paul Hardy, In memoriam Filip de Pillecyn. In: Gazet van Antwerpen, 14-8-1962. |
M. Th., In memoriam Filip de Pillecyn. In: De roode Vaan, 17-8-1962. |
Karel Dillen, In memoriam Filip de Pillecyn. In: Dietsland-Europa, jrg. 7, nr. 8, oktober 1962, pp. 9-11. |
Rudolf van de Perre, Rochus of heimwee naar een authentiek christendom. In: Hernieuwen, jrg. 31, nr. 1, oktober 1962, pp. 22-26. Mededelingen van de Vereniging der Oostvlaamse Letterkundigen, februari 1963. Speciaal Filip de Pillecyn-nummer bij diens overlijden. |
Rudolf van de Perre, Achilles Mussche, Filip de Pillecyn, pp. 3-4. |
Rudolf van de Perre, Miel Kersten, Filip de Pillecyn, pp. 5-9. |
Rudolf van de Perre, Jan Vercammen, De mens en de schrijver (Toespraak op 14 oktober 1962), pp. 10-14. |
Rudolf van de Perre, Hugo Tomme, Herinneringen van een literair agent aan Filip de Pillecyn, pp. 25-27. |
Rudolf van de Perre, Achilles Mussche, In memoriam Filip de Pillecyn: lijkrede, pp. 42-43. |
Willem G. van Maanen, Een Vlaamse ruiker. ‘De soldaat Johan’, ‘De veerman en de jonkvrouw’, ‘Mensen achter de dijk’. In: Het nieuwe Boek, jrg. 1, nr. 5, mei 1963, pp. 215-217. |
Weverbergh, Hoe de zwarten in de hemel kwamen. In: Bok, nr. 8, 1964, p. 81. |
Jean Weisgerber, Filip de Pillecyn, Monsieur Hawarden (1935). In: Jean Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman 1927-1960. Amsterdam 1964. |
Anton van Wilderode, Profiel. In: Filip de Pillecyn, Scheppend proza 2. Leuven 1964, pp. 796-806. |
Leo de Meulenaer, Enkele structurele aspecten van de Pillecyns novelle ‘Rochus’. In: Nova et Vetera, jrg. 43, nr. 3, januari 1966, pp. 172-180. |
Bert Peleman, Filip de Pillecyn tussen Durme en Schelde. Herinneringen aan een groot
|
| |
| |
‘meivisser’, In: Autotoerist, jrg. 19, nr. 8, 7 april 1966, pp. 409-411. |
Anton van Wilderode, Hamme's Filip de Pillecyn. ‘Prins van het Nederlandse proza’. In: Het Vrije Waasland, 16-4-1966. |
C. Boost, Monsieur Hawarden. In: De Groene, 1-3-1969. (over boek en film) |
A. Durieux, ‘Monsieur Hawarden’. In: Ons Erfdeel, jrg. 13, nr. 4, juni 1970, pp. 71-75. |
Johan de Coninck, Filip de Pillecyn als leraar te Mechelen. Mechelen 1975. |
Gerard Walschap, Het onderwerp. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 75, nr. 8, oktober 1975, pp. 710-713. (herinnering) |
Rose Gronon, Filip de Pillecyn. In: Twintig eeuwen Vlaanderen. Deel 14. Vlaamse figuren 2. Hasselt 1976, pp. 293-296. |
Freddy de Schrijver, De twee werelden van Rochus. Enkele aspecten van de Rochusfiguur bij Filip de Pillecyn. In: Nova et Vetera, jrg. 53, nr. 6, 1976, pp. 416-423. |
Wiel Kusters, Over het aantrekken van een broek (II). Travestie als literair motief. ‘Monsieur Hawarden’. In: De Revisor, jrg. 8, nr. 6, december 1978, pp. 56-59. |
Willem Melis, [voorwoord]. In: Filip de Pillecyn, Face au mur. Leuven 1979, pp. 7-10. |
Nicole Verschoore, Vlaamse strijd en politiek. In: Het Laatste Nieuws, 4-1-1980. (over Face au mur) |
Richard Baeyens, Inleiding. In: Filip de Pillecyn, Kiespijn der ziel. Onuitgegeven journalistiek. Antwerpen 1981. |
Piet van Aken, Wij zijn nooit van elkaar weggedreven... In: Argus, [jrg. 3], nr. 20-21, 1981, pp. 155-156. (tekst geschreven voor de voorstelling van Kiespijn der ziel) |
Romain Johan van de Maele, Filip de Pillecyn, of schrijven aan de stemming. In: Kruispunt, jrg. 22, nr. 87, juni 1983, pp. 21-35. |
Leo de Pillecyn, ‘Monsieur Hawarden’ van Filip de Pillecyn. Een structurele en stilistische benadering. In: Nova et Vetera, jrg. 41, nr. 5, 1983-1984, pp. 341-348. |
Daniël van Acker, Filip de Pillecyn herdacht: ‘Gedoemd tot eenzaamheid’. In: De Standaard, 31-10-1987. |
37 Kritisch lit lex.
mei 1990
|
|