| |
| |
| |
Rascha Peper
door Maaike Kroesbergen
1. Biografie
Rascha Peper is het pseudoniem van Jenny Strijland. Zij werd geboren op 1 januari 1949 te Driebergen, waar zij en haar zusje een beschermde opvoeding genoten. Pepers vader was verkoopleider van een houtbedrijf in Utrecht. Hoewel het gezin niet godsdienstig was en Peper zichzelf een overtuigd atheïst noemt, is zij wel altijd op zoek geweest naar verheven waarheden. Op vrij jonge leeftijd las zij bij Dostojewski over mystieke godsbeleving die zij niet kon rijmen met de gereformeerde houding in het dorp. Om de verschillen te kunnen begrijpen, nam zij de hele Bijbel door, maar haar vragen werden niet bevredigend beantwoord. Peper ging in Zeist naar de middelbare school en vertrok daarna in 1968 naar Amsterdam om Nederlands te studeren.
Na haar studie aan de Universiteit van Amsterdam doceerde zij in 1974 en 1975 Nederlands in Beverwijk en van 1976 tot 1982 in Laren (NH). Van 1983 tot 1987 woonde zij in Wenen, waar haar echtgenoot, die diplomaat is, werkte. De laatste twee jaar van dat verblijf doceerde zij aan een internationale school. In Wenen begon zij aan de roman Oesters, die in 1991 verscheen na haar debuut, de verhalenbundel De waterdame. Enkele verhalen in deze bundel verschenen eerder in Hollands Maandblad en Tirade. Ook schreef zij in 1991 voor de VPRO het hoorspel ‘De laatste reis van de jonge dichter Pjotr Filippowitsj Iwolgin’. In 1994 stond Rico's vleugels op de shortlist van de AKO Literatuurprijs. Russisch blauw werd in 1996 genomineerd voor de Libris literatuurprijs en bekroond met de Multatuli-prijs. Bovendien kwam deze roman in dat jaar ook in Duitsland uit.
| |
| |
Rascha Peper woont vanaf oktober 1999 met haar man en zoon in New York, maar verblijft af en toe ook nog in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Ontwikkeling / Thematiek
Rascha Peper is binnen de hedendaagse Nederlandse literatuur een opvallende verschijning te noemen. Haar oeuvre heeft een volstrekt eigen karakter en lijkt op het eerste gezicht weinig verwantschap te vertonen met dat van andere moderne schrijvers. Opmerkelijk is dat al in Pepers eerste verhalen, verzameld in De waterdame (1990), een sterke thematische eenheid zichtbaar is, die exemplarisch genoemd kan worden voor de romans en verhalenbundels die op dit debuut volgen. Haar werk is vanaf het begin gebaseerd op de klassieke thema's liefde, eenzaamheid en dood. De negen verhalen in De waterdame beschrijven ongewone en vaak vergeefse liefdes. In het titelverhaal trouwt een jongeman tegen elk advies in met een autistische vrouw, die door de liefde even lijkt op te leven, maar uiteindelijk zelfmoord pleegt.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel Pepers eerste boeken, en vooral Oesters (1991), elementen bevatten die verbonden kunnen worden met haar leven, heeft zij niet de ambitie autobiografisch werk te schrijven. Na Oesters verandert Pepers invalshoek en vanaf Oefeningen in manhaftigheid (1992) laat zij voornamelijk mannelijke personages aan het woord. Toch is de verbinding tussen leven en werk bij Peper in zoverre onlosmakelijk te noemen dat zij haar werk als de enige mogelijkheid tot communicatie beschouwt. In een interview met Libelle (1998) merkte zij op dat zij alleen tijdens het schrijven adequaat op anderen kan overdragen wat haar raakt in het leven en de dingen in essentie kan benoemen. Tegen Elsbeth Etty zei Peper een jaar later dat praten over onderwerpen als eenzaamheid en doodsangst al snel pathetisch wordt, terwijl verhalen haar de mogelijkheid bieden dergelijke onderwerpen aan de orde te stellen door ze te ‘verstoppen, al was het maar in de toon of sfeer die je oproept’.
| |
Techniek
Dat Peper in staat is om zware thema's in haar werk terloops en luchtig naar voren te brengen, is te danken aan haar heldere stijl. Haar suggestieve, bijzonder gestructureerde verteltechniek schept ruimte voor sprekende details en dankzij een rijk beeldend vermogen en een fijnzinnig gevoel voor humor werkt zij via sterke spanningsbogen toe naar de ontknoping. Een andere
| |
| |
opmerkelijke kwaliteit in Pepers werk is de typering van de personages. Door haar relativerende manier van schrijven worden zelfs de meest zonderlinge karakters geloofwaardig.
| |
Thematiek
Deze personages hebben moeite met de werkelijkheid, die zij proberen te ontvluchten in dromen, verlangens of in het verleden. Zij zijn op de een of andere manier zoekende, zoals de pornograaf Ernst in ‘Notities van een pornograaf’ (in Oefeningen in manhaftigheid). Deze raakt in de ban van de geliefde van een bevriende antiekhandelaar, een boekhoudster, naar wie hij op zoek gaat. De queeste, die een pijnlijke drijfveer heeft, doet Ernst inzien dat de onbekende vrouw die hij najaagt, slechts een hersenschim is. Sommige personages zijn verwoede verzamelaars die zich van de buitenwereld afsluiten en de betrekkelijke veiligheid en overzichtelijkheid van hun passie verkiezen. Zo wordt in ‘Van het vuil op het hemd van een Montanari’, in dezelfde bundel, de obsessie beschreven van een poppenverzamelaar, die tot het uiterste gaat om aantrekkelijke exemplaren aan zijn collectie toe te voegen, en in Rico's vleugels (1993) probeert het echtpaar Rochel het leven onder controle te houden door zich met lichaam en geest te wijden aan het ordenen van hun bijzondere schelpenverzameling.
Veel personages maken een crisis door, waarbij een fatale gebeurtenis verdrongen herinneringen wakker roept. Zij zien in een helder moment de betrekkelijkheid van hun strevingen in en proberen de crisis door middel van zelfonderzoek te verwerken. Zij schrijven hun belevingen op, of voeren dialogen met zichzelf. ‘Het slapeloos uur van de nacht’ (in Oefeningen in manhaftigheid) vertelt het verhaal van de gebochelde arts Bokslag, die niet alleen lichamelijk getekend is, maar wiens verleden ook geestelijke littekens heeft achtergelaten. Hoewel hij overdag de beheersing zelf lijkt, verkracht hij 's nachts zijn bedwelmde patiëntes. Het verhaal bereikt zijn culminatiepunt wanneer Bokslag het noodlot ontmoet - ‘een onverschillig dier, dat desondanks waakt. Het loert, maar met half geloken ogen. Af en toe gaapt het en laat een verschrikkelijke muil zien’ (p. 121) - in de gedaante van een jonge syfilislijdster. Wanneer zij tijdens Bokslags nachtelijke bezoek niet blijkt te slapen, voelt hij zich in het nauw gedreven en vermoordt hij haar.
| |
| |
Een veel voorkomend thema in Pepers werk is dat van geliefden tussen wie een groot leeftijdsverschil bestaat Deze voorkeur lichtte zij toe in een vraaggesprek met Jeroen Kuypers en Piet de Moor in De Morgen: ‘Een jong persoon die zijn of haar eerste en een ouder persoon die weet dat hij zijn laatste liefde beleeft zullen deze relatie noodzakelijkerwijs zeer intens beleven. Daaraan kun je heel gemakkelijk begrippen als levensdrift en doodsangst koppelen.’ Het verhaal ‘Meeuwen’ (in De waterdame) is te zien als voorstudie van de roman Oesters, waarin de verloren liefde van een jonge vrouw voor een oudere man en de worsteling met de realiteit centraal staan. Olga is getrouwd met de succesvolle Harold, woont in Wenen en bezoekt een psychiater nadat zij van een ernstige ziekte hersteld is. Zij is depressief en denkt veel aan haar grote liefde, de zestigjarige kunsthandelaar Frank, met wie zij rond haar twintigste een relatie had. Hij is inmiddels gestorven en Olga komt tot het pijnlijke inzicht misschien de verkeerde keuze gemaakt, te hebben: ‘Sommig verdriet zet zich vast als een oester op een dakpan en zit daar stilletjes maar hardnekkig en laat zich niet wegspoelen’ (p. 122). De les is hard: dat zij mede onder druk van haar omgeving Frank verliet, is niet meer ongedaan te maken. Of, zoals Ton Verbeeten in De Gelderlander schreef: ‘Je kunt je leven niet ongestraft door de omstandigheden, of zoiets als conventies laten regeren.’
Ook in de novelle Dooi (1999) geeft de liefde tussen een jong en een ouder persoon Pepers thematiek gestalte. Een roodharig meisje schaatst het leven van de 58-jarige Ruben Saarloos binnen, die in zijn vastgevroren boot wacht tot de dooi invalt. De kortstondige verhouding schopt zijn ingesukkelde bestaan behoorlijk in de war, maar helpt hem indirect ook verzoening te vinden met zijn onverwerkte verleden en zijn door gemis en verdriet afgestompte heden. Het meisje geeft hem het gevoel met ‘het onbenoembare [...] datgene wat zich een leven lang verborgen houdt, zich hoogstens af en toe laat vermoeden’ (p. 112), in contact te zijn gekomen en neemt zijn angst voor de dood weg.
Dood, levensdrift en liefde met een groot leeftijdsverschil zijn ook de pijlers waarop Rico's vleugels gebouwd is. In deze roman
| |
| |
over het echtpaar Rochel en hun schelpencollectie komen verschillende soorten liefde aan bod. De fysieke liefde van Rochèl voor jonge jongens in het algemeen en voor hulpje Rico in het bijzonder, de gesublimeerde liefde van het echtpaar voor elkaar en hun schelpenverzameling. Schelpen vallen zowel in Oesters als in Rico's vleugels te zien als een beeld voor geslotenheid, maar zij belichamen ook de betere werkelijkheid, die de personages in de roman stuk voor stuk voor ogen staat. Voor Bol betekent de collectie een belangrijke aanwinst voor zijn instituut, voor Cecile Rochèl het monument dat zij na wil laten, voor Rochèl zijn ontmoeting met Rico en voor Rico een rijke toekomst. De climax treedt op wanneer Rico's dromen in duigen vallen en hij, onder invloed van speed, doorslaat. Het dramatische einde brengt brand en moord. Heel even zijn Rochèl en Rico gelukzalig verenigd, maar slechts in de koortsvlagen van Rochèls stervensdroom.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
In Russisch blauw (1995) komt voor het eerst de gedachte naar voren dat verzoening met de werkelijkheid langer dan een moment kan bestaan. De historicus Grol, die van jongs af aan een fascinatie heeft voor de laatste Russische tsarenfamilie, past een tijd op het huis van een jeugdvriend. Hij identificeert zich met Aleksej, de veertienjarige kroonprins, en waant zich zelfs een nakomeling. Grol moet uiteindelijk inzien dat dit onmogelijk is, maar vindt troost in de liefde - niet toevallig in het zwembad, waarmee de roman opent en eindigt, want het water heeft een erotiserende werking en maakt hem een ander mens. Het watermotief komt vaker naar voren in Pepers werk, zoals in ‘De opdracht’ (in De waterdamp) en in het titelverhaal van deze bundel, waarin de verdrinkingsdood als verlossing wordt gezien. Het bad is voor Grol een beschermende en bevrijdende tweede baarmoeder. In een bijna gewichtloze toestand drijft de realiteit weg en komt hij in aanraking met de kern van alle dingen.
Evenals Russisch blauw toont Een Spaans hondje (1998) uiteindelijk een tamelijk positieve kijk op de werkelijkheid. Drie zonen van de beroemde architect Clarijs worden door de dood van hun moeder op zichzelf en hun verleden teruggeworpen. De vlotte Jasper heeft van nature weinig moeite met de werkelijkheid en leidt een succesvol bedrijf dat handelt in zandkastelen, maar
| |
| |
Victor is een melancholieke, geflipte architect en Felix een wiskundige bouwer van luchtkastelen. Victor verdwijnt, wanneer hij naar de brug bij Zaltbommel afreist, een duidelijke verwijzing naar het gedicht ‘De moeder de vrouw’ uit de bundel Nieuwe gedichten (1934) van Martinus Nijhoff. Opmerkelijk is dat Nijhoff met deze bundel evenals Victor een nieuwe weg inslaat waarbij het hogere geïntegreerd wordt in het dagelijkse bestaan. Victor blijkt vertrokken naar Spanje om een monnik te helpen bij het bouwen van een kathedraal van bouwafval, over wie hij las op de dag van de begrafenis van zijn moeder. Hoewel hij niet religieus is, is hij wel een zoeker en uit de hang naar een diepere waarheid stelt hij zich in dienst van Vicentes geloof: ‘Hij wilde meewerken aan het realiseren van de droom, maar als de moeder Gods er de inspiratiebron, de zingeefster, niet van was, verloor het hele bouwwerk voor hem zijn glans. Eigenlijk kwam het erop neer, dat Vicente moest geloven in zijn plaats. Vicentes toewijding aan de Heilige Moeder gaf hèm de kracht om hier stenen te sjouwen en balken door te zagen, zo was het’ (p. 284). Thematisch van belang zijn de verschillende bouwvormen: enerzijds Jaspers op de commercie gerichte zandkastelen en anderzijds Vicente, die in zijn eentje, wars van iedere vorm van publiciteit en niet voor eigen gewin, een kathedraal bouwt, omdat dat zijn taak en levensvervulling is. In dit bouwwerk vindt Victor een nieuwe bestaansreden en van alle dolende personages in Pepers werk lijkt hij dan ook het dichtst bij zijn doel te komen. Eenzaamheid kan overwonnen worden, als je tenminste de eisen van je omgeving naast je neer durft te leggen en je eigen verlangens volgt. Dit is een opmerkelijke conclusie, zeker in vergelijking met Oesters, waarin de dramatische neergang nog mede tot stand werd gebracht door die omgeving.
| |
Verwantschap
De interesse voor het bouwen plaatst Peper volgens Hans Goedkoop naast een schrijver als F. Bordewijk, die eveneens veel aandacht besteedde aan gebouwen. Een villa brengt in Russisch blauw Grols fantasie op hol en bovendien is de geluidswal die tijdens zijn verblijf achter het hek wordt opgeworpen (weerspiegeld door het steeds maar hoger wordende hek om het huis waar de tsaar voor zijn dood verblijft) als symbool te zien van zijn toenemende isolement. Huize Slangenstein is het perfecte
| |
| |
decor voor Bokslags perverse autoriteit. In Een Spaans hondje vindt de bouwthematiek - verbonden aan Pepers hoofdthema, de vlucht uit het hier en nu - een climax in de kathedraal die Victors vlucht en thuiskomst betekent.
| |
Kunstopvatting
Pepers aandacht voor de bouwkunst kan gezien worden als een impliciete poëtica. De roman is voor haar het bouwwerk van de verbeelding en in die zin is literatuur te zien als vlucht uit het bestaan. Evenals Victor laat Peper de werkelijkheid achter zich, want zij schrijft niet om de wereld te verklaren of om het hedendaagse leven te beschrijven. Zij is op zoek naar het tijdloze: ‘Inzicht, verzoening, overgave, het zijn allemaal woorden die haar pas later ter beschikking zullen staan - en die dan nog zo weinig zeggen’ (Alle verhalen, 1997, p. 101). Hieruit is op te maken dat zware woorden geen effect hebben. Grote gevoelens komen beter tot hun recht, wanneer zij tot minder heftige bewoordingen worden teruggebracht. De taal die het onzegbare omcirkelt, kan het inzicht met andere woorden beter benaderen. Peper wil afstand doen van de enorme chaos om haar heen door het scheppen van een eigen wereldordening. In het NRC-interview met Elsbeth Etty bracht Peper nog eens naar voren wat zij met haar werk beoogt: ‘Misschien wil ik alleen maar ontroering overbrengen, melancholie, berusting in het feit dat de dingen nu eenmaal zijn zoals ze zijn. Ik wil in elk geval niets aan de kaak stellen.’
| |
Kritiek
Peper wil, kortom, geen revolutionaire ideeën in haar werk naar voren brengen, maar juist dit feit wordt haar in de kritiek nogal eens kwalijk genomen. Doeschka Meijsing verwoordt in Elsevier naar aanleiding van Rico's vleugels een oordeel dat in veel recensies terug te vinden is: ‘Er zijn weinig schrijvers die met zo'n ogenschijnlijk gemak een wereld neerzetten waarin de lezer geneigd is honderd procent te geloven, die hem niet van zijn sokken rijdt en desalniettemin ontroert. Het zijn de stijl en de compositie waarin Rascha Peper haar talent toont, niet zozeer de revolutionaire gedachten.’ Vooral Pepers verhalen oogstten veel lof. Haar helderheid wordt weliswaar geprezen, maar is in de ogen van enkele critici ook de oorzaak van het feit dat er hier en daar weinig te raden overblijft.
| |
Traditie
De aandacht voor de ‘dingen zoals ze nu eenmaal zijn’ plaatst
| |
| |
Peper in een traditie van vertellers van realistische verhalen. Haar doel is iets te schrijven wat gebeurd had kunnen zijn. Niet voor niets dienen krantenberichten vaak als uitgangspunt voor haar verhalen. Zo ontstond het idee voor Rico's vleugels door een bericht in het NRC Handelsblad over een Frans echtpaar op de Filippijnen dat zijn schelpencollectie schonk aan een Amsterdams museum en dat voor Russisch blauw door een bericht over de vondst van de stoffelijke overschotten van de tsarenfamilie en het ontbreken van de lichamen van Aleksej en een van zijn zusjes. Aan Een Spaans hondje lagen zelfs twee krantenartikelen ten grondslag: een in NRC Handelsblad over een club zandkastelenbouwers en een tweede over een Spaanse monnik die in de buurt van Madrid een kathedraal bouwt van sloopafval.
| |
Verwantschap
Publieke belangstelling
Niet alleen krantenteksten spelen een rol in Pepers werk, ook haar literaire voorkeuren zijn er soms in terug te vinden. In Oesters wordt Willem Elsschot bijvoorbeeld vaak genoemd. Andere Nederlandse auteurs die Peper bewondert, zijn onder anderen J. Slauerhoff, F. Bordewijk, J.J. Voskuil en Maria Stahlie. Met de laatste schrijfster voelt Peper zich enigszins verwant, zo vertelde zij aan Elsbeth Etty. Het titelverhaal uit Stahlies Zondagskinderen (1999) had Peper zelf geschreven willen hebben. Peper is bovendien sterk beïnvloed door schrijvers als I.S. Toergenjev en Anton Tsjechov. Pepers voorkeur voor Russische literatuur blijkt ook uit haar hoorspel ‘De laatste reis van de jonge dichter Pjotr Filippowitsj Iwolgin’ (1991) en de lezing ‘Passé, passé...’ (1996), die zij hield in het kader van de reeks ‘De opstand van de romanpersonages’, waarin onder anderen Oblomov (de hoofdpersoon van de gelijknamige negentiende-eeuwse roman van I.A. Gontsjaróv) aan het woord komt. Dit personage duikt bovendien op in Pepers beschouwing ‘Ach, Oblomovka’ (1999). Elke nieuwe publicatie brengt Peper een hogere oplage en bovendien meer waardering. In 1997 werden de verhalen uit De waterdame en Oefeningen in manhaftigheid met enkele niet eerder in boekvorm verschenen verhalen samengebracht in de verzamelbundel Alle verhalen. Russisch blauw beleefde in 1998 de zesde druk en Rico's vleugels in datzelfde jaar de negende.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Rascha Peper, De waterdame. Utrecht 1990, Veen, VB. (opgenomen in Alle verhalen) |
Rascha Peper, Oesters. Amsterdam 1991, Veen, R. |
Rascha Peper, Oefeningen in manhaftigheid. Amsterdam 1992, Veen, VB. (opgenomen in Alle verhalen) |
Rascha Peper, Rico's vleugels. Amsterdam 1993, Veen, R. |
Rascha Peper, Russisch blauw. Amsterdam 1995, Veen, R. |
Rascha Peper, Passé, passé... In: Colophon. Schrijverskrant, 1996, p. 3, E. |
Rascha Peper, Alle verhalen. Amsterdam 1997, Veen, VB. (waarin opgenomen: De waterdame, Oefeningen in manhaftigheid en zeven niet eerder gebundelde verhalen) |
Rascha Peper, Een Spaans hondje. Amsterdam 1998, Veen, R. |
Rascha Peper, Kiew, kiew... [z.p.] 1998, Februari Boekhandels, N. |
Rascha Peper, Ach, Oblomovka. In: NRC Handelsblad, 5-6-1999, E. |
Rascha Peper, Dooi. Amsterdam 1999, Veen, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Janet Luis, Verhalen van Rascha Peper. De bink en de bommoeder. In: NRC Handelsblad, 18-5-1990. (over De waterdame) |
Rob Vooren, Rascha Peper is aanwinst voor schrale letteren. In: Leidsch Dagblad, 23-5-1990. (over De waterdame) |
Hans Werkman, Rascha Peper en haar waterdames. In: Nederlands Dagblad, 7-7-1990. (over De waterdame) |
Inge van den Blink, Mooi debuut van Rascha Peper. In: Utrechts Nieuwsblad, 31-8-1990. (over De waterdame) |
Daan Caitens, Een fluisterend debuut. Verhalen van Rascha Peper. In: Ons Erfdeel, jrg. 34, nr. 1, januari-februari 1991, pp. 117-118. (over De waterdame) |
J.A. Dautzenberg, Verdriet als een oester op een dakpan. In: de Volkskrant, 1-3-1991. (over Oesters) |
Ton Verbeeten, Een fijnzinnige kleine roman. In: De Gelderlander, 3-4-1991. (over Oesters) |
Marieke Smithuis, De vele stijlen van Rascha Peper. In: NRC Handelsblad, 16-10-1992. (over Oefeningen in manhaftigheid) |
Alfred Kossmann, Rascha Peper vertelt boeiend. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-10-1992. (over Oefeningen in manhaftigheid) |
Arjan Peters, Een gemankeerd man grijpt naar zijn schoen. In: de Volkskrant, 30-10-1992. (over Oefeningen in manhaftigheid) |
Carolien Janssen, Oefeningen in verzoening. In: Vrij Nederland, 31-10-1992. (over Oefeningen in manhaftigheid) |
Doeschka Meijsing, De muil van het lot. Sterke novellen van Rascha Peper. In: HP/De Tijd, 21-11-1992. (over Oefeningen in manhaftigheid) |
Doeschka Meijsing, Stoorzenders in schelpenland. Verzamelaars contra liefhebbers bij Rascha Peper. In: Elsevier, 5-2-1994. (over Rico's vleugels) |
Jeroen Vullings, De mooie leugen in een paar jongensogen. In: Vrij Nederland, 5-2-1994. (over Rico's vleugels) |
Pascal Klaassen, Rascha Pepers nieuwste roman: Rico's vleugels. In: Letterlik, jrg. 8, nr. 4, april 1994, pp. 56-57. |
Machteld Stilting, Geen afstand tussen lezer en snorkel. Beelden en sfeervol werk van Rascha Peper. In: Surplus, jrg. 9, januari-februari 1995, pp. 22-23. (over De waterdame, Oesters, Oefeningen in manhaftigheid en Rico's vleugels) |
Reinjan Mulder, De hangmat, ach de hangmat. Rascha Pepers hoofdpersoon vergroeit met de tsarenfamilie. In: NRC Handelsblad, 27-10-1995. (over Russisch blauw) |
Doeschka Meijsing, Tsarevitsj in Gelderland. ‘Russisch blauw’ van Rascha Peper. In: Elsevier, 28-10-1995. |
Marjo van Soest, Een loser uit een patatwijk in een provincieplaats. In: Opzij, jrg. 23, nr. 11, november 1995, pp. 89-90. (over Russisch blauw) |
Jeroen Vullings, Een passie die niks kost. In: Vrij Nederland, 2-12-1995. (over Russisch blauw) |
Elisabeth Lockhorn, Leven aan de zijlijn: Rascha Peper. In: Marie Claire, nr. 11, november 1996, pp. 44-46. (over Russisch blauw) |
Roelie Koning, Schoonheid, droom en drama: over het literaire werk van Rascha Peper. In: Rekenschap, jrg. 43, nr. 4, december 1996, pp. 270-278. |
Aleid Truijens, Grote ongebruikelijke passies. Rascha Peper maakt het excentrieke vanzelfsprekend. In: de Volkskrant, 11-7-1997. (over Alle verhalen) |
Judith Koelemeijer, Niet huilen achter de tikmachine. Rascha Peper wil de absurditeit van het leven exact beschrijven. In: de Volkskrant, 8-8-1997. (interview) |
Jeroen Kuypers en Piet de Moor, ‘Ik voel me een echte dochter van Freud’. In: De Morgen, 14-8-1997. (interview) |
Celine Beijer en Peter Altena, Verzamelen! Weg van de dingen in ‘Rico's vleugels’ van Rascha Peper. In: Bzzlletin, jrg. 27, nr. 251-252, januari 1998, pp. 28-35. (over Rico's vleugels) |
Robert Anker, Het zandkasteel-folly-kathedraalcomplex. In: Het Parool, 27-2-1998. (over Een Spaans hondje) |
Hans Goedkoop, Architectuur als levenshou- |
| |
| |
ding. In: NRC Handelsblad, 27-2-1998. (over Een Spaans hondje) |
Odile Jansen, Als elke satiricus is Rascha Peper een moralist. In: Trouw, 6-3-1998. (over Een Spaans hondje) |
Jacob Moerman, Rascha Peper schrijft liefst mannenrollen. In: Haagsche Courant, 13-3-1998. (over Een Spaans hondje) |
Aleid Truijens, Bouwers van niets. In: de Volkskrant, 13-3-1998. (over Een Spaans hondje) |
Mariëtte Wendelgelst, Rascha Peper. In: Libelle, 8-5-1998. (interview) |
Judith Voncken, Pepers nieuwste boek staat als een huis. In: Letterlik, jrg. 12, nr. 4, zomer 1998, pp. 56-58. (over Een Spaans hondje) |
Aleid Truijens, Een laatste verliefdheid. In: de Volkskrant, 27-8-1999. (over Dooi) |
Arnold Heumakers, Vakkundig uitgeweend verdriet. In: NRC Handelsblad, 3-9-1999. (over Dooi) |
Elsbeth Etty, Gesprek met schrijfster Rascha Peper. ‘Ik wil de wereld op afstand houden’. In: NRC Handelsblad, 24-9-1999. (interview) |
77 Kritisch lit. lex.
mei 2000
|
|