| |
| |
| |
Hagar Peeters
door Mario Molegraaf
1. Biografie
Hagar Peeters werd geboren op 12 mei 1972 te Amsterdam. Ze groeide als enig kind op bij haar moeder. In 1980, toen haar moeder stage moest lopen in de wijkverpleging, woonde ze een paar maanden bij haar grootouders in Helden (Limburg). Haar vader, de socioloog en publicist Herman Vuijsje, leerde ze pas kennen toen zij elf was.
Al zolang ze zich kan herinneren, maakte Peeters verhalen en gedichten. Later schreef ze ook lange brieven om met haar vader in contact te komen. Na in haar geboorteplaats de lagere Montessorischool en het Spinoza Lyceum te hebben bezocht ging ze in 1994 aan de Universiteit Utrecht Cultuurgeschiedenis en Algemene Letteren studeren. Na zeven jaar studie legde ze in 2001 doctoraalexamen af met de scriptie Gerrit de Stotteraar en het onvoltooide streven. Een casestudie naar de invloed van het naoorlogse humaniseringsstreven in de Nederlandse strafrechtspraktijk op bestraffing, beeldvorming en behandeling bij een Amsterdamse inbreker. Ze kreeg voor het werk zowel de Nationale Scriptieprijs als de Utrechtse Boekhandelsprijs. Ze bewerkte de scriptie in 2002 tot het boek Gerrit de Stotteraar. Biografie van een boef.
Tijdens haar studie was zij begonnen met poëzieoptredens op open podia en bij het in 1996 door Ingmar Heytze opgerichte Poëziecircus. Haar eerste gedichtpublicatie was ‘Genoeg gedicht over de liefde voor vandaag’, in Double Talk. Rap en Poëzie (1997), verschenen naar aanleiding van een gelijknamig festival voor hiphop en rap poetry. Na haar optreden op dit festival werd zij uitgenodigd voor de Nacht van de Poëzie en het Crossing Border Festival.
| |
| |
Behalve door haar optredens was zij inmiddels ook bekend geworden door haar debuutbundel, Genoeg gedicht over de liefde vandaag (1999). Voor haar tweede dichtbundel, Koffers zeelucht (2003), ontving ze in 2004 de Jo Peters Poëzieprijs en in 2005 de J.C. Bloem-Poëzieprijs. Bovendien werd haar in 2004 een Gedichtendagprijs toegekend voor het gedicht ‘Droombeeld’ uit deze bundel.
Peeters was verbonden aan het tijdschrift Aanzet van de Utrechtse Historische Studentenkring en het Historisch Nieuwsblad. Zij was redactielid van het poëzietijdschrift Awater, verzorgde enige tijd een column in de Volkskrant en werkt regelmatig mee aan het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn. Voor de band Van Dik Hout schreef ze de songtekst ‘One night stand’. Hagar Peeters is fulltime schrijver en woont als alleenstaande moeder met haar in 2008 geboren zoon Abel te Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Hagar Peeters is vooral de dichteres van de liefde. Van de liefde in alle facetten, van vervoering tot ontnuchtering, van zinnelijk tot zakelijk. De ‘ik’ uit ‘Aan hun geluk te zien’, een afdeling in Koffers zeelucht (2003), heeft haar ouders als voorbeeld. Het is, gezien haar biografie, aannemelijk dat deze ‘ik’ in hoge mate samenvalt met de dichteres en dat haar weinig rooskleurige beeld van de liefde door de hier beschreven ervaring is bepaald. Haar vader en moeder waren gelukkig tot hun verhouding bestendigheid kreeg. ‘Ik ben de steen waarvan mijn ouders eens besloten/ er zich slechts éénmaal aan te stoten, dus alleen,’ heet het in het gedicht ‘Een zachte steen’. En in het gedicht dat erop volgt, ‘Dezelfde zee’: ‘Alleen ik ken mijn ouders beiden/ die om herhaling te vermijden/ slechts éénmaal baadden in dezelfde zee.’
| |
Thematiek
In ‘Verliefdheid duurt niet langer dan een jaar’, uit dezelfde bundel, verwijst ze om dit verschijnsel te onderbouwen naar de nuchtere gegevens van de wetenschap. Na verliefdheid komt liefde, een in haar ogen twijfelachtige opvolger: ‘Nu is er liefde voor in de plaats gekomen/ die op het graf van de verliefdheid staat/ [...]/ Ik heb de blinde kussen liever,/ de hartstocht van het ongewisse’. Ze kan er bitter over doen, zoals in de gedichten uit de afdeling ‘Aan hun geluk te zien’. Maar op andere momenten maakt ze zich vrolijk over de kortstondigheid van het verheven gevoel, getuige de songtekst ‘One night stand’ (2006): ‘Zij is er eentje van de one night stand/ Van verliefd voor één avond/ [...]/ En wanneer haar maag begint te knorren/ 's Avonds rond een uur of acht/ Dan haalt ze aan de overkant een patatje met/ Een nieuwe man voor de nacht.’
| |
Techniek
Nogal wat van Peeters' gedichten laten zich met songteksten vergelijken, waarschijnlijk omdat ze evengoed dienen voor het podium als voor het papier. Er is een herkenbaar ritme en ze maakt gebruik van uiteenlopende vormen van rijm, zonder in schema's te vervallen.
| |
Kritiek
Daarmee werd zij een van de bêtes noires van Ilja Leonard Pfeijffer, die zich tegen de moderne podiumdichters keerde, ‘de hippe nieuwe dichters die midden in het leven staan’ en die hun
| |
| |
gedichten toesnijden op een luisterend publiek. Peeters noemt hij een meesteres hierin, omdat ze alle energie zou investeren ‘in de recht-toe-recht-aan uitwerking van het idee’.
| |
Stijl
Soms lijkt Peeters inderdaad eerder aan luisteraars dan aan lezers te denken. Het vaak door haar gespeelde spel met de klank is meer voor oren dan voor ogen bedoeld. Neem de eerste regel van het ‘Lamento van de verlaten moeder’ uit Koffers zeelucht: ‘Zoetsnoep roer moedermelkpoeder goed’. Of in ‘De zee is een eeuwige mompelaar’ uit dezelfde bundel dit geval van z-zucht: ‘Met zacht geraas zwelt zij aan’. Of deze regels vol ij-klanken uit Nachtzwemmen (2005):
onder de vlijmscherpte van de schijn
van de pen slijpend op zinnen
Deze regels gaan juist over het in stilte lezen van gedichten, want het gedicht vervolgt: ‘Op hun rug op tafel/ geven ze zich aan elk oordeel over/ leveren zich poedelnaakt uit/ aan bebladeren, bewaaieren,/ van alle kanten betasten.’
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Haar werk is overigens bestand gebleken tegen een genadeloos oordeel als dat van Pfeijffer. Daarop wijst het enthousiasme van het lezerspubliek: haar debuut, Genoeg gedicht over de liefde vandaag (1999), werd vijf keer herdrukt, Koffers zeelucht zes keer. Van grote betekenis was de bespreking in NRC Handelsblad van Arie van den Berg over Genoeg gedicht over de liefde vandaag. In deze eerste recensie van haar eerste boek werd ze overladen met lof. In zijn bespreking van Koffers met zeelucht ging Van den Berg op dezelfde manier door: Peeters zou zich met deze bundel ‘in de top van de vaderlandse dichtersbent’ plaatsen. Daarentegen noemde Adriaan Jaeggi het debuut van Peeters weliswaar ‘een bevallige entree’, maar de tweede bundel was wat hem betreft een mislukking, met ‘echo's van de tophits van de Nederlandse poëzie’. Toch vinden de meeste critici dat Peeters' poëzie inkt even goed verdraagt als de microfoon.
| |
Kunstopvatting
Dat komt doordat haar gedichten niet eenduidig zijn en de dichteres zich niet onder één noemer laat brengen. Genoeg gedicht
| |
| |
over de liefde vandaag had al een zekere weerbarstigheid, zo niet grilligheid. Peeters heeft eens beweerd: ‘De taal van het gedicht moet niet moeilijk zijn, maar de inhoud wel.’ Haar werk is dan ook minder op dat ene doel van verstaanbaarheid gericht dan Pfeijffer suggereerde. Ze neemt juist risico's, met haar heftigheid én zakelijkheid. Inderdaad kan ze zich hip voordoen, bijvoorbeeld in het slotgedicht van haar debuut, ‘Eeuwig bliepen de tamagotchi's’, over het destijds populaire virtuele, eivormige huisdier. Maar in dezelfde bundel duikt Cupido op, het traditionele liefdesgodje.
Ook de innemende onbevangenheid, de naïviteit bijna, moet niet verkeerd worden opgevat. Het dichterschap is voor haar zowel roeping als beroep. ‘Ik wil wel graag oud worden als eerbiedwaardig dichteres,’ zei ze in een interview in Opzij.
| |
Traditie
Dat ze zich geheel bewust is van datgene waarmee ze bezig is, valt op te maken uit haar commentaren op andere dichters. Dat men haar vraagt uitgaven van M. Vasalis en Federico García Lorca van een essay te voorzien, zegt iets over de plaats die zij in korte tijd in de Nederlandse literatuur heeft gekregen. Het wijst van haar kant op een behoefte aan plaatsbepaling. Dat blijkt het duidelijkst uit Zo dichtbij te zijn geweest (2006), een bloemlezing uit het werk van K.P. Kavafis, de ook in ons taalgebied befaamde Griekse dichter. Ze koos alleen liefdesgedichten, voor zover je in zijn geval van liefde kunt spreken. Hij schrijft vooral over flitsen herinnering aan gemiste kansen. Zie de slotstrofe van zijn ‘September 1903’, ‘het eerste gedicht,’ zegt Peeters ‘dat diepe indruk op mij maakte’:
Zo vele keren zo dichtbij te zijn geweest,
bij de ogen, bij de zinnelijke lippen,
bij het gedroomde, geliefde lichaam.
Zo vele keren zo dichtbij te zijn geweest.
| |
Thematiek
Liefde is níet vijfenzestig jaar kalmpjes bij elkaar. Nee, liefde is die ene veelbetekenende blik gewisseld met een naamloze, een glimp die je opvangt van een vreemde. Dat vond Kavafis, dat vindt ook Peeters. De liefde is bij haar niet lang, gelukkig en kalm, maar kort, pijnlijk en hartstochtelijk. Zie haar beschrijving
| |
| |
van haar debuut in de liefde in ‘Debuut’, in Nachtzwemmen: ze wist niets, er gebeurde niets, maar ze vergeet nooit ‘de eerste nacht die ik zonder slapen/ doorbracht in een schuur met hem/ aan wie ik mijn eerste kus onthield’.
Haar gedichten kunnen zeer zinnelijk zijn. In ‘Hollandse Zondvloed’ uit Koffers zeelucht komt het tot een uitbarsting van lijfelijkheid. Vanuit een grijs beeld van Nederland schakelt zij in de laatste strofe over naar beelden van passie:
maar in dit laagland hoost de regen
tegen klepperende zolderkamerramen
waaronder het armzalig eentonig morrelen
van bed, het keurig kreunend morren:
harder, sneller, dieper jongen
tot de spijlen breken en de dijken
de polders laten overstromen uit hun dijen.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Ondanks deze ongeremde passie is er allerminst sprake van ongecontroleerde poëzie. Ook in ‘Hollandse Zondvloed’ bedient zij zich van de van haar bekende technieken, rijm en andere klankeffecten, en een heldere constructie.
Behalve van heldere constructies houdt Peeters van helder denken, zoals ook te zien valt aan haar strak opgezette boek over een ouderwetse inbreker, Gerrit de Stotteraar (2002). Met deze voorkeur en vaardigheid voorkomt ze dat ze zich verliest in gevoelspoëzie. Het is eerder zo dat de redenering soms de overhand krijgt op de poëzie. ‘Lamento van een mogelijkheid’, zowel opgenomen in Nachtzwemmen als in Loper van licht (2008), is bijna filosofie in dichtvorm: ‘Nooit ben ik alleen en uniek in mijn existentie/ van alle kanten slechts één dimensie.’ Onpoëtische formuleringen en onpoëtische thema's schuwt zij niet. Zo komt ze in Koffers zeelucht met een ‘Verdedigingsrede van een verzekeringsarts’, waarin deze arts zijn functie in prozaïsche
| |
| |
termen omschrijft: ‘Het is aan mij om de mate van uw afgedaanheid te bepalen./ Ik vel het bedroevend vonnis van blijvende ziekte/ of stel teleur door u gezond te bevinden.’
| |
Kritiek
Over haar eerste optreden op Double Talk, het festival voor hiphop en rap poetry, schreef Arjan Peters: ‘Het kortgerokte meisje Hagar Peeters was een weldadig rustpunt met, als het zo aangeduid mag, hiphop voor bij de afwas.’ Onder het publiek bevond zich Gerrit Komrij. De recensent noteert diens reactie: ‘“Echt iets voor mij,” sprak Komrij, meedeinend op haar rustieke beatje. “Zo ga ik het voortaan ook doen!”’ Toch bracht deze avond de doorbraak van Hagar Peeters. Zodoende was ze geen onbekende toen haar eerste dichtbundel werd uitgebracht, met voorop die nieuwsgierig makende titel en achterop de niet minder opvallende woorden van Komrij.
| |
Thematiek
Peeters weet hoe ze de aandacht moet trekken; ze zorgt voor meer opschudding dan bij poëzie veelal gebruikelijk is. Bijvoorbeeld door zich over de actualiteit uit te spreken, zoals in ‘Zinloos gedicht’, een bespiegeling over zinloos geweld. Soms zoekt ze de confrontatie, zoals in het essay ‘Adieu avant-garde! Naar een onbevangen poëziekritiek’ (2005), waarin ze stelde dat vrouwen geen deel zouden hebben ‘aan de strijd op basis waarvan de poëzietraditie wordt gedefinieerd en in literatuurgeschiedenissen beschreven’.
In het slotgedicht van de bundel Loper van licht lijkt ze deze polemiek voort te zetten. Zij, althans de hoofdpersoon van deze gedichten, wenst toegang tot de mannenwereld: ‘Ik wil de sleutel van de verboden kamer/ de code van de computer, de toegang tot systemen/ het wachtwoord tot de winstgevende gebieden.’ Vooral wil ze niet meer op een oneigenlijke manier worden bejegend vanwege haar vrouwelijkheid: ‘Durf op feestjes met mij te praten/ zonder dat het je een genotvolle nacht oplevert.’
| |
Thematiek / Visie op de wereld
De sterk geëngageerde gedichten in Loper van licht hoaden zowel verband met de voornaam van de dichteres als met haar Bijbelse naamgenote, de slavin van Sara: ‘Hagar is mijn naam’, een naam ‘die voor vluchteling of vreemdeling staat.’ In het Bijbelverhaal waaraan haar naam is ontleend, meent Sara, de vrouw van Abraham, te oud te zijn om nog voor nageslacht te kunnen
| |
| |
zorgen. In een van de gedichten ziet Sara dat haar man Abraham naar haar slavin Hagar loert. Het brengt Sara op het idee dat hij Hagar ‘voor deze speciale/ gelegenheid eens neemt,/ dan houden wij het kind/ en op vakantie lozen we haar in de Sahara’. In het Bijbelverhaal gaat het een beetje anders: Sara krijgt alsnog een jongen, waarop Hagar en haar zoon Ismaël met Gods instemming worden weggestuurd, ze krijgen brood en een zak water mee.
‘Te brutaal bevonden ben ik/ een eeuwigheid geleden/ verbannen naar de woestijn,’ laat de Hagar van nu de Hagar van vroeger overwegen. Het oude boek wordt zo bijna een actueel spandoek, dreigend en dwingend. De dichteres staat voor de spiegel en ziet honderd andere geslachten van ontheemden en ongewensten, nergens thuis. De verschoppelingen in alle soorten en maten worden opgesomd in een ‘Jeremiade van het Avondland’. Maar deze Hagar neemt het niet. Ze wil, zoals in het slotgedicht staat, ‘samen met de machtige vaders op reis’, maar ook wil ze ‘huilen als een vrouw om alle pijn’. Nog wel Hagar heten, geen Hagar meer zijn, ‘laat mij niet aan de zijlijn staan krijsen’.
| |
Kritiek / Ontwikkeling
Vrijwel alle critici beschouwden Loper van licht als een stijlbreuk. Maar de omslag is minder drastisch dan zij meenden, de ‘lamento's’ uit Koffers zeelucht en het ongebundelde navrante ‘Lamento van een Aziatisch meisje’ (2003) kondigen de ontwikkeling aan. Die werd voortgezet in Nachtzwemmen, een bundel waarvan geen recensie-exemplaren waren verspreid en waarmee de besprekers dus geen rekening hielden. De vermeende omslag was voor sommigen een opluchting, Piet Gerbrandy zag in Loper van licht ‘eindelijk poëzie’, ook al zouden opnieuw ‘onhandige formuleringen en clichés niet ontbreken’. Anderen betreurden het juist dat zij anders was gaan dichten. Vroeger verraste de dichteres volgens Janita Monna met ‘een speelse, soms bijna kinderlijke benadering van volwassen thema's in beheerste en van klank soms huppelende gedichten’. Nu lijkt, naar haar zeggen, alles ‘moeizaam op papier gekomen’.
Die opmerking valt wel te begrijpen. Voor het vroegere werk van Peeters is een mengeling van ernst en luchtigheid kenmerkend. Spot is er nooit ver, spot met mooie mannen zoals in ‘De
| |
| |
held’ uit haar debuut of, in ‘Babyboom boogie’ uit dezelfde bundel, spot met een ‘vergrijsde blijver/ die eertijds ongeknipt/het Maagdenhuis bezette/ en nu het pluche van te dure/ plannen achter marmer vlijt’. In Loper van licht is nauwelijks nog ruimte voor een grapje. Hoe zou dat ook kunnen in een bundel waarin Rob Schouten ‘schrik niet, priesterlijke kwaliteiten’ zag? Die priesterlijke kwaliteiten heeft ze misschien haar hele dichterlijke loopbaan gehad. Met een zeldzame hartstocht brengt ze ongemakkelijke waarheden onder de aandacht. Na vier bewogen dichtbundels kun je daarom van alles over haar zeggen, behalve dan dat ze, zoals die eerste vermelding in de pers wilde, een ‘weldadig rustpunt’ zou zijn.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hagar Peeters, ‘Genoeg gedicht over de liefde voor vandaag’. In: Double Talk. Rap en Poëzie. Amsterdam/Antwerpen 1997, De Arbeiderspers, p. 15, G. |
Hagar Peeters, Genoeg gedicht over de liefde vandaag. Amsterdam 1999, Podium, GB. |
Hagar Peeters, Gerrit de Stotteraar. Biografie van een boef. Amsterdam 2002, Podium, E. |
Hagar Peeters, Koffers zeelucht. Gedichten. Amsterdam 2003, De Bezige Bij, GB. (zevende druk, met cd, 2006) |
Hagar Peeters, Lamento van een Aziatisch meisje. In: Parmentier, jrg. 12, nr. 2, 2003, pp. 26-29, G. |
Hagar Peeters, Recensie van de taal. Zoeterwoude-Dorp 2004, De Uitvreter, G. (opgenomen in Nachtzwemmen) |
Hagar Peeters, Adieu avant-garde! Naar een onbevangen poëziekritiek. In: Awater, jrg. 4, nr. 2, zomer 2005, pp. 8-12, E. |
Hagar Peeters, Nachtzwemmen. Gedichten. Met tekeningen van Minke Mulder. Amsterdam 2005, Perdu, GB. |
Hagar Peeters, One night stand. In: De Revisor, jrg. 33, nr. 5, oktober 2006, pp. 22-23, G. |
K.P. Kavafis, Zo dichtbij te zijn geweest. Een keuze uit zijn gedichten. Keuze en inleiding Hagar Peeters. Vertaling G.H. Blanken. Amsterdam 2006, Athenaeum-Polak & Van Gennep, GB/Bl. |
Hagar Peeters, Loper van licht. Gedichten. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, GB. (licentie-uitgave Den Haag 2009, Stichting XL, XL 1569) |
M. Vasalis, Op een vlot van helderheid. Keuze en inleiding Hagar Peeters. Amsterdam 2009, Van Oorschot, Bl. |
Hagar Peeters, Nawoord. Het eeuwig stromende van Lorca. In: Federico García Lorca, Verzamelde gedichten. Vertaald en toegelicht door Bart Vonck. Met een nawoord van Hagar Peeters. Amsterdam 2009, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Perpetua, pp. 781-786, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Arjan Peters, Nieuwsgierige dichters stellen zich op de hoogte van straatcultuur tijdens festival Double Talk. Hiphop voor bij het kampvuur en de afwas. In: de Volkskrant, 27-1-1997. |
Sander Pleij, Hagar Peeters dichter. ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’. In: De Groene Amsterdammer, 3-3-1999. (interview) |
Arie van den Berg, Perfecte lichtheid. Debuutbundel Hagar Peeters. In: NRC Handelsblad, 23-4-1999. (over Genoeg gedicht over de liefde vandaag) |
Peter de Boer, ‘Altijd op zoek naar een navelstreng’. In: Trouw, 12-6-1999. (over Genoeg gedicht over de liefde vandaag) |
Nico de Boer, Steeds hoger kruipt haar rokje. Hagar Peeters, rijp talent onder nieuwe generatie dichters. In: Noordhollands Dagblad, 8-7-1999. (over Genoeg gedicht over de liefde vandaag) |
Ilja Leonard Pfeijffer, De mythe van de Verstaanbaarheid. In: Bzzlletin, jrg. 30, nr. 274, oktober 2000, pp. 74-87. |
Frieda Pruim, Te weinig vrouwelijke dichters. In: Opzij, jrg. 30, nr. 1, januari 2002, p. 97. (kort interview) |
Arie van den Berg, Hou me toch vast met echte armen. Hagar Peeters plaatst zich aan de top van de dichtersbent. In: NRC Handelsblad, 28-11-2003. (over Koffers zeelucht) |
Peter de Boer, Sstt, aardse koe, je jaagt haar weg. In: Trouw, 29-11-2003. (over Koffers zeelucht) |
Ron Rijghard, Ik pel decorum af. In: NRC Handelsblad, 13-2-2004. (interview) |
Mario Molegraaf, Bloed is kort van memorie. In: Mario Molegraaf, Je ongezend verstand gebruiken. [Amsterdam] 2005, pp. 80-81. (over Koffers zeelucht) |
Adriaan Jaeggi, Poëzie van de freule. In: Het Parool, 19-12-2003. (over Koffers zeelucht) |
Hugo Camps, Hagar Peeters: ‘Lekker aan schrijven is dat je alleen bent’. In: Elsevier, 21-5-2005. (interview) |
Aleid Truijens, ‘Ik wil delen wat ik met niemand deel’. In: de Volkskrant, 7-7-2005. (interview) |
Emma Brunt, ‘Iedereen heeft zijn eigen waarheid’. In: Het Parool, 14-7-2005. (interview) |
Gilles J. Dorleijn, Niet de knikkers maar het spel. Of: De poëziecriticus als symbolische producent. Een institutionele close reading. In: Neerlandica extra muros, jrg. 44, nr. 2, mei, 2006, pp. 2-13. (analyse van Arie van den Bergs recensie van Koffers zeelucht) |
Onno Blom, Ik ben nonnebon de non. Hagar Peeters. In: Onno Blom, Jeugdzonde. Dichters en schrijvers over hun allereerste gedicht. Amsterdam 2008, pp. 102-106. (over ‘De stad ligt lichtend in het zwart’ dat Peeters als haar eerste ‘echte’ gedicht beschouwt, geschreven op haar veertiende) |
Victor Schiferli, ‘Er zijn vele schakeringen Hagar’. In: Passionate Magazine, jrg. 15, nr. 5, september-oktober 2008, pp. 22-25. (interview over Loper van licht) |
Piet Gerbrandy, Ik wil de sleutel van de verboden kamer. In: de Volkskrant, 17-10-2008. (over Loper van licht) |
Janita Monna, Geen spoortje van een geheim. In: De Groene Amsterdammer, 24-10-2008. (over Loper van licht) |
Yra van Dijk, Aankomst en vertrek in één beweging. In: NRC Handelsblad, 24-10-2008. (over Loper van licht) |
Fleur Speet, Rauwe gedichten, voldragen en wijs. In: Het Financieele Dagblad, 1-11-2008. (over Loper van licht) |
Mario Molegraaf, Dichten met donderende orgelkracht. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-11-2008. (over Loper van licht) |
Erik Jan Harmens, Net als Hagar, net als Ayaan. In: Trouw, 22-11-2008. (over Loper van licht) |
Thomas Blondeau, ‘Ik word steeds bozer over wat ik zie’. Hagar Peeters over de nieuwe weg in haar dichterschap. In: Awater, jrg. 8, nr. 1, winter 2009, pp. 4-8. (interview over Loper van licht) |
Rob Schouten, Dapper en gevaarlijk. In: Vrij Nederland, 24-1-2009. (over Loper van licht) |
120 Kritisch lit. lex.
februari 2011
|
|