| |
| |
| |
Tom Pauka
door Bert Peene
1. Biografie
Hans Tommy Pauka werd op 3 februari 1934 in Amsterdam geboren als de oudste zoon van de zanger/pianist Ernst Engelbert Edler von Pauka en Johanna Bäck, Oostenrijkers die zich twee jaar eerder in Nederland hadden gevestigd.
Van een middelbare schoolopleiding kwam als gevolg van de oorlog weinig. Na een half jaar hbs belandde hij als jongmaatje op een lederwarenfabriek, waar hij werd opgeleid tot tassenmaker. Op zeventienjarige leeftijd liet hij zich inschrijven aan het Centraal Instituut Opleiding Sportleiding (het CIOS) in Overveen, waar hij in 1953 afstudeerde met een algemeen diploma en een specialisatie als judoleraar. Behalve sportinstructeur was hij vervolgens conditietrainer van de Olympische zeilploeg 1958 en van het Nederlands tafeltennisteam.
De jaren tussen 1954 en 1973 stonden vooral in het teken van de journalistiek. Pauka begon als free-lance sportverslaggever bij Het Parool en trad in 1957 als verslaggever tot de redactie van Vrij Nederland toe. Van 1961 tot 1973 was hij documentairemaker bij de VARA. In die hoedanigheid won hij de Zilveren Reiss-microfoon (1967) en was hij verantwoordelijk voor het opzetten van programma's als De Ombudsman, Van Onderen en Een zoen van de juffrouw. Sinds 1983 heeft hij een column in Het Parool. Ook schreef hij regelmatig bijdragen voor Het Welzijnsweekblad.
In 1966 was hij, samen met onder anderen Marcel van Dam en André van der Louw, betrokken bij de oprichting van Nieuw Links. Verder was hij (van 1973 tot 1976) persoonlijk adviseur van Ed van Thijn, de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer. Sinds 1976 is Pauka
| |
| |
directeur van het nonprofit organisatiebureau De Beuk.
In 1955 trad hij in het huwelijk; sinds 1981 woont hij alleen, in Westerland (gemeente Wieringen).
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Er is wel wat voor te zeggen om, zoals zijn uitgever ooit deed, Tom Pauka voor te stellen als iemand die pas echt met schrijven begonnen is na de val van het kabinet-Den Uyl. Immers, in 1976 verliet hij de politiek en toen vervolgens in 1980 zijn bundel Een moeilijke eter en andere verhalen verschenen was, volgden zijn boeken elkaar in hoog tempo op: ieder jaar een. Pas na de roman Lente voor beginners (1985) bleef het wat langer stil.
| |
Thematiek
Pauka's officiële debuut als schrijver had echter ruim twintig jaar eerder plaatsgevonden. In 1958 was namelijk al zijn Sport gewoon en ongewoon gepubliceerd, een bundel lichtvoetige schetsen op de grens van journalistiek en literatuur, waarin hij op milde wijze de spot drijft met mensen en hun gekte: de autosport, de wielrennerij, het boksen. Journalistiek zijn deze verhalen onder meer door hun vorm - ze hebben veel weg van reportages en interviews - en door de tweedimensionaliteit van de karakters. Vooral om dit laatste aspect heeft Pauka later meer dan eens afstand tot zijn debuut genomen. Toch zijn er wel degelijk overeenkomsten tussen de sportverhalen en zijn latere werk aan te wijzen, zoals de belangstele ling die hij toont voor de oppositie ‘normaal’-‘gestoord’ en voor de gespannen verhouding tussen mensen en hun omgeving. ‘Objectief gezien is sport niets anders dan een reeks van nutteloze handelingen,’ vertelt het motto dat aan: de bundel voorafgaat, ‘verricht door mensen die weten dat Spelen nodig zijn om iemand met een leven van voornamelijk Brood te verzoenen.’
Pauka's hoofdfiguren kunnen zich in het algemeen maar moeilijk vereenzelvigen met de normen die in de samenleving gelden. ‘Normaalheid’ betekent daar immers zoveel als kille rationaliteit en hokjesdenken; men gelooft er bij voorkeur alleen in wat kan worden waargenomen. ‘The trouble is, people don't want to see things the way they are,’ citeert de verteller in Gedroomde kansen (1984) de Amerikaanse schrijver Salinger; het zijn woorden die de problemen waarmee ook Pauka's personages kampen, aardig weergeven.
Aangepast leven betekent bovendien onherroepelijk vuile
| |
| |
handen maken. Die opvatting is vooral duidelijk verwerkt in De meidenziekte (1983) en in het hiervoor genoemde Gedroomde kansen. In beide romans heet de hoofdpersoon Hans; beide malen heeft deze Oostenrijkse ouders, van wie de vader een volstrekt willekeurig optredende huistiran is, die zijn oudste zoon regelmatig meeneemt naar de deutsch-freundliche nachtclubs waar hij als zanger/pianist werkt. Daar maakt de jongen al vroeg kennis met de ‘vuilheid’ van het bestaan. Zijn optreden in het obscure nachtleven bezorgt hem niet alleen schuldgevoelens - met zijn vader zingt hij tot vermaak van dezelfde Duitsers die zijn joodse familieleden naar de gaskamers afvoeren - hij houdt aan deze jaren ook onmiskenbare identiteitsproblemen over. De afwijzende houding en de minachting van zijn vader enerzijds en zijn verlangen naar diens liefde en bevestiging anderzijds maken Hans tot een weifelaar, iemand die de dingen maar over zich heen laat komen en alle beslissingen uit de weg gaat.
Beide thema's spelen ook in het overige werk van Pauka een belangrijke rol. Het is opvallend, hoe graag zijn hoofdfiguren zichzelf willen zijn en zich niet willen compromitteren, maar er anderzijds Ook voor terugschrikken al te duidelijk afstand te nemen. Dat dilemma maakt van hen rasechte tobbers, mensen met een ingewikkeld ‘samenstel van inzichten over goed en kwaad en wiens schuld wat was’, die maar het liefst helemaal uit de werkelijkheid zouden verdwijnen. Winnifred de Wolf doet dat zelfs letterlijk (zie Winnifred onttrekt zich aan het oog); anderen doen het in meer overdrachtelijke zin: ze gaan zwerven of ze passen zich aan. Hoe vreemd het ook mag klinken: in Pauka's verhaalwereld staat zich naar de maatschappelijke verwachtingen richten gelijk aan verdwijnen. Want wie in het beeld past, wordt niet opgemerkt! Daarom tonen zijn personages zich soms zo bezorgd om de indruk die zij op anderen maken.
Een ander opvallend motief is de smetangst, de overgevoeligheid voor vieze geurtjes, waarmee sommigen van hen, de Hansen vooral, te kampen hebben en die meestal hardnekkige eetproblemen tot gevolg heeft. Dit motief komt voor het eerst voor in Een moeilijke eter en andere verhalen. Zo is de hoofdpersoon van ‘Een misplaatste grap’ een man die soms,
| |
| |
bij het maken van een boterham met pindakaas, ineens moet denken aan een foto van een joodse moeder met haar kind, wachtend op een perron ergens in een van de eerste oorlogsjaren. Hoewel hij zelf ruimschoots na de bevrijding geboren is, bezorgt het zien van die afbeelding hem gevoelens van plaatsvervangende schaamte. ‘Alles wat na die dag in 1942 geschied was, was ongepast. De gebeurtenissen hadden op dat moment behoren te eindigen.’ Maar de gebeurtenissen zijn niet tot staan gekomen, zoals zijn associaties de man niet verhinderd hebben door te leven. Hij kan immers vergeten! ‘Hij had precies de juiste instelling om beul te zijn en hij was dat dus ook.’
Leven is schuldig zijn - het idee maakt op treffende wijze duidelijk hoe krampachtig de mensen in het werk van Pauka door het leven gaan. Het is die krampachtigheid die hen van hun omgeving isoleert en hen uiteindelijk de eenzaamheid in drijft.
| |
Techniek
Hoe serieus de problematiek die hij aansnijdt ook is, maar zelden vergeet Pauka een knipoog naar de lezer. De ironische distantie tot zijn verhaalfiguren is een van de opvallende kenmerken van zijn proza. Soms echter laat hij ook situaties doelbewust uit de hand lopen en groteske vormen aannemen. Zo blijkt in ‘Dokter snotje’ (in Een moeilijke eter en andere verhalen) de strijd tegen schaamluis een nogal ongebruikelijke manier om een huwelijk nieuw leven in te blazen en in Lente voor beginners krijgt Dilia van der Klugt, de ‘Trut van Troje’, ter gelegenheid van haar veertigste verjaardag van haar collega's een gezellig avondje met een ‘boy’ van een escortservice aangeboden. Het is dit soort humor die aan Pauka's proza een dimensie toevoegt, die zijn romans en verhalen boven het niveau van de simpele vertelling uittilt.
Grotesk zijn soms ook de lotgevallen van Robert Bakker, de hoofdpersoon in de roman Een ongewenst verlangen (1982). Hoewel hij al vele jaren aan multiple sclerose lijdt en intussen zijn tijd grotendeels in bed doorbrengt, weigert hij hardnekkig zich bij de beperkingen van zijn ziekte neer te leggen. Niet alleen gaat hij gewoon mee op vakantie met zijn - valide - vrienden en vermaakt hij zich zoveel mogelijk met dezelfde bezigheden als zij, maar als hij in een warenhuis van de ene
| |
| |
verdieping naar de andere wil, neemt hij bij voorkeur de roltrap, met rolstoel en al!
| |
Thematiek
Vooral deze Robert Bakker belichaamt de vitaliteit die Pauka's werk evenzeer typeert als de gelatenheid, de machteloosheid en de ‘gestoordheid’. Want hoezeer zijn figuren zich ook in hun doen en laten van de werkelijkheid afwenden - ze fabuleren, zwerven en verdwijnen soms letterlijk - waar het om gaat is dat zij hun lot in eigen handen nemen en een verandering in hun situatie brengen. Die vitaliteit is een van de belangrijkste thema's in heel zijn oeuvre, zo niet hét belangrijkste.
| |
Techniek / Traditie
Ondanks de ironische distantie en het overwegend anekdotische karakter van zijn werk, hoort Tom Pauka zeker niet onverkort thuis in de realistische traditie, waarin critici hem nog wel eens willen onderbrengen. Niet alleen vanwege de wisselende vertelsituatie in een aantal van zijn verhalen, maar vooral vanwege de belangrijke rol die het vertellen bij hem speelt. Het beeld dat zijn figuren van de werkelijkheid hebben, is nadrukkelijk een denk-beeld. Al fabulerend roepen zij een andere wereld op, waarin zij aan de touwtjes trekken en hun medemensen marionetten zijn. Het is dan ook raadzaam, niet alles wat zij over zichzelf vertellen zonder meer te geloven. ‘Naast iedere gebeurtenis in mijn leven stond een verhaal,’ bekent de verteller in De meidenziekte. ‘In de verhalen voelde ik me beter thuis dan in de waarheid. De verhalen kón ik in elkaar schuiven als de rails van een spoortrein, pasten altijd, gingen waar ik wou. Ze brachten orde in mijn leven.’
| |
Kunstopvatting / Relatie leven/werk
Hier is niet alleen het personage aan het woord; hier klinkt ook de stem van de auteur zelf mee. Deze vertelde immers in 1983 aan Hervormd Nederland: ‘De primaire reden waarom je wilt gaan schrijven is dat je graag een verhaal wilt vertellen. Alles wat daarbij komt is, in mijn geval tenminste, secundair. [...] Aan de andere kant is het wel zo dat het vertellen van verhalen ook een soort orde schept in je leven, in wat je denkt.’ (T'Sas, 1983)
Hoewel Pauka zich ook bij andere gelegenheden graag als een verteller voorstelt, blijft toch de indruk bestaan dat er nog andere drijfveren achter zijn schrijverschap zitten dan
| |
| |
de ‘notulist van het geheel’ te willen zijn. De combinatie van oorlogsverleden en smetangst zou ook kunnen duiden op een therapeutisch schrijverschap. Bovendien heeft Pauka, die schrijven overigens ‘een perfecte vorm van liegen’ noemt, ooit over de relatie tussen zijn leven en werk verteld: ‘Ik heb het [schrijven] vanuit alle hoeken geprobeerd, [...] en ben tenslotte heel dicht bij mezelf uitgekomen.’ (Spoor, 1980) Door over zijn verleden te schrijven, schept hij afstand. Bovendien neemt hij er zo een actieve houding tegenover aan. In die zin is dat verleden een uitstalkast vol mogelijkheden geworden.
| |
Stijl
De stijlmiddelen waarvan hij zich bedient - de dialoog, in idiolect vaak; de sobere, trefzekere beschrijvingen; zijn aandacht voor de ‘buitenkant’ in het algemeen - zijn die van het realisme; daarover mag geen twijfel bestaan. Wat die soberheid betreft, heeft hij zich onder meer laten inspireren door de Skandinavische sagen. Verder noemt hij regelmatig J.D. Salinger als bron van inspiratie en Vladimir Nabokov. Van deze bewonderde voorbeelden blijft Pauka voorlopig op bescheiden afstand. Nog geen van zijn eigen romans verraadt de drang Nabokovs constructies te evenaren, of het moest Gedroomde kansen zijn, dat door de rol die de Noorse sage van Gunnar Helming op de achtergrond speelt, een parallelstructuur gekregen heeft.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Over gebrek aan waardering heeft Pauka tot op heden niet mogen klagen. De publieke belangstelling voor zijn werk groeit gestaag - De meidenziekte heeft zijn plaats op menige literatuurlijst inmiddels gevonden, evenals Lente voor beginners; van die laatste roman was de eerste druk in een jaar tijd helemaal uitverkocht - en ook de ontvangst in de literaire kritiek is in het algemeen goed, al zijn er critici die hem verwijten dat hij te veel afstand tot zijn personages neemt. Vooral Wam de Moor heeft zich echter steeds opgeworpen als een pleitbezorger voor Pauka's romans en verhalen. Zo schrijft hij naar aanleiding van Lente voor beginners onder meer: ‘Dit is toch een auteurschap waarmee buitengewoon veel lezers die klagen dat onze schrijvers zo in hun leed verzinken, blij mogen zijn.’ (De Moor, 1986)
| |
Verwantschap
Hij bedacht ook een nieuw etiket voor Pauka's manier van
| |
| |
schrijven: ‘beschouwelijk realisme’. Of die term een gelukkige keuze is, valt te betwijfelen, maar ze maakt in elk geval duidelijk dat de auteur in kwestie minder gemakkelijk in een van de hoofdstromen van de hedendaagse literatuur kan worden ondergebracht dan sommigen (Aad Nuis) willen doen geloven. ‘Pauka hoort niet bij de anekdotische realisten en evenmin bij de academici,’ stelt ook Hans Vervoort in een bespreking van Gedroomde kansen vast, ‘hij heeft een volstrekt eigen aanpak waarin die richtingen gecombineerd worden. Zijn sterkste punt daarbij is de stijl van vertellen, warm, maar zonder sentimentaliteit en met grote interesse voor het detail.’ (Vervoort, 1985)
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Tom Pauka, Sport gewoon en ongewoon. Amsterdam 1958, J.M. Meulenhoff, Meulenhoff Pockets 8, VB. |
Tien over rood. Uitdaging van Nieuw Links aan de PvdA. Samenstellers Hans van den Doel, Han Lammers, Tom Pauka e.a., Amsterdam 1966, Polak & Van Gennep, EB. |
Tom Pauka, Een moeilijke eter en andere verhalen. Amsterdam 1980, Querido, VB. (tweede druk 1985, Salamander 621) |
Tom Pauka, Winnifred onttrekt zich aan het oog. Amsterdam 1981, Querido, R. |
Tom Pauka, Voorheen genaamd vlijt. Wieringen/Amsterdam/Hengelo 1982, Uitgeversmaatschappij Licht Op Het Noorden, VB. |
Tom Pauka, Een ongewenst verlangen. Amsterdam 1982, Querido, R. |
Tom Pauka, De meidenziekte. Amsterdam 1983, Querido, R. |
Tom Pauka, Gedroomde kansen. Amsterdam 1984, Querido, R. |
Tom Pauka, Lente voor beginners. Amsterdam 1985, Querido, R. (tweede druk 1987, Salamander 666) |
Tom Pauka, Een betere zaak. Amsterdam 1987, Querido, VB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Corine Spoor, ‘Je kunt niet tegelijk een sociaal iemand en schrijver zijn.’ In: De Tijd, 31-10-1980. (interview) |
Martin van Amerongen, ‘En toen kon ik mij de luxe van het beschouwelijke veroorloven.’ In: Vrij Nederland, 15-11-1980. (interview) |
Eddy Mielen, Opgewekt voortmodderen. In: Vrij Nederland, 22-11-1980. (over Een moeilijke eter en andere verhalen) |
August-Hans den Boef, Debuut Pauka. In: De Volkskrant, 20-12-1980. (over Een moeilijke eter en andere verhalen) |
Frans Posthuma, Een moeilijke eter blijkt een belangwekkend debuut. In: Haarlems Dagblad, 15-1-1981. |
Frans de Rover, Een onzichtbare heldin. In: Vrij Nederland, 17-10-1981. (over Winnifred onttrekt zich aan het oog) |
Frans Posthuma, Levendige vertelwijze in korte roman Pauka. In: Haarlems Dagblad, 20-10-1981. (over Winnifred onttrekt zich aan het oog) |
Wam de Moor, Tom Pauka over de eenzaamheid van een m.s.-patiënt. In: De Tijd, 4-6-1982. (over Een ongewenst verlangen) |
Frans de Rover, De gevaarlijke grens. In: Vrij Nederland, 25-9-1982. (over Een ongewenst verlangen) |
Frans Kotterer, Tom Pauka komt terug, de cirkel is rond. In: Het Parool, 9-4-1983. (interview) |
Rene T'Sas, Schrijven moet een perfecte leugen zijn. In: Hervormd Nederland, 14-5-1983. (interview) |
Wim Sanders, Tom Pauka ontroert op onderdelen. In: Het Parool, 25-5-1983. (over De meidenziekte) |
Yvonne Kroonenberg, ‘Wat ik te zeggen heb zet ik op de rug van een gebeurtenis.’ In: Haagse Post, 11-6-1983. (interview) |
Wam de Moor, Een geur van pindakaas in de grote mensenwereld. In: De Tijd, 15-7-1983. (over De meidenziekte) |
Inge van den Blink, Schrijver Tom Pauka over zijn werk: ‘Het gaat er om, de leugen zo perfect mogelijk te maken.’ In: Utrechts Nieuwsblad, 10-9-1983. (interview) |
Hans Vervoort, De saga van Hans en Lisa. In: NRC Handelsblad, 11-1-1985. (over Gedroomde kansen) |
Gerrit Jan Zwier, Een armoedig busreisje. In: Leeuwarder Courant, 1-2-1985. (over Gedroomde kansen) |
Wam de Moor, De spannende avonturen van vijftien bejaarden en twee verliefden. In: De Tijd, 8-2-1985. (over Gedroomde kansen) |
André Matthijsse, Pauka beschrijft bange mensen. In: Rotterdams Nieuwsblad, 27-12-1985. (over Lente voor beginners) |
Wam de Moor, Het menselijk tekort als uitgangspunt. In: De Tijd, 10-1-1986. (over Lente voor beginners) |
Marjan de Bouw, Absolute beginners. In: De Standaard, 26-7-1986. (over Lente voor beginners) |
August-Hans den Boef, Ziekte, liefde en identiteit. Het proza van Tom Pauka. In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 128, september 1985, pp. 7-10. (over het hele oeuvre tot en met Lente voor beginners) |
27 Kritisch lit. lex.
november 1987
|
|