| |
| |
| |
Connie Palmen
door Joris van Groningen
met een aanvulling door Piet Kralt
1. Biografie
Alegonda Petronella Hubertina Maria (Connie) Palmen werd geboren op 25 november 1955 te Sint Odiliënberg in Limburg. Ze bezocht de mavo en de Pedagogische Academie in het nabije Roermond. Haar schoolprestaties vielen aanvankelijk tegen, maar dat bleek een gevolg van het feit dat ze hoogbegaafd is. In 1978, toen ze tweeëntwintig jaar was, vertrok ze naar Amsterdam om daar Nederlands te studeren met filosofie als bijvak. De filosofie boeide haar zo dat ze besloot ook in die richting af te studeren. In 1986 rondde ze cum laude haar studie Nederlands af met een scriptie over de roman In Nederland van Cees Nooteboom. In 1988 studeerde ze af in de filosofie. De scriptie die ze daarvoor schreef, Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates, gaf ze in 1992 in aangepaste vorm uit.
Intussen had Palmen al enige verhalen geschreven en gepubliceerd, onder andere het verhaal ‘Als een weke krijger’ in het tijdschrift De held, in de zomer van 1988. Daardoor kwam ze in contact met uitgever Mai Spijkers van uitgeverij Prometheus. Ze had inmiddels voor het schrijverschap gekozen en in 1991 kwam bij deze uitgeverij dan ook haar eerste roman uit, De wetten.
In hetzelfde jaar ontmoette ze journalist en columnist Ischa Meijer, wat tot een intense liefdesrelatie leidde die door Meijers plotselinge dood in 1995 eindigde. In 1999 kreeg zij een relatie met de oud-politicus Hans van Mierlo, met wie zij in 2009 trouwde.
Uiteraard bleef Palmen publiceren: verhalen, romans en essays. In 1996 maakte ze samen met Adriaan van Dis een theaterprogramma waarmee beiden door Nederland en België trokken. In
| |
| |
1999 schreef zij het boekenweekgeschenk De erfenis. In 2005, het jaar waarin ze vijftig werd, verschenen twee verzamelbundels, namelijk Als een weke krijger met verspreid werk van haar hand en God en vitriool met door haar in de loop van de tijd gegeven interviews. In dat jaar presenteerde ze ook het VPRO-programma Zomergasten, een reeks van zes gesprekken met prominenten op verschillend gebied. Ten slotte werd in het tv-programma Het uur van de wolf de documentaire Connie Palmen. Op zoek naar de heilige tijd uitgezonden. In deze film van Michiel van Erp zag men de schrijfster een jaar lang aan het werk.
Palmen ontving tot nu toe vier literaire prijzen: het Gouden Ezelsoor voor De wetten in 1992; de AKO Literatuurprijs voor De vriendschap in 1995 en in 1996 voor dezelfde roman Humo's Gouden Bladwijzer en de Trouw Publieksprijs.
Haar werk is veelvuldig vertaald. De wetten alleen al in het Engels, Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Zweeds, Deens, Hebreeuws, Japans, Grieks en Koreaans.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Uit het gegeven dat zij de titel van haar debuutroman De wetten (1991) ontleende aan het werk van Plato, kan al worden opgemaakt dat Connie Palmen literatuur en filosofie met elkaar wil verbinden. De roman bevat het relaas van filosofiestudente Marie Deniet, die uit de doeken doet hoe zij schrijfster is geworden. Toch is het allerminst vanzelfsprekend dat Palmen met de titel naar Plato verwijst. Deze vond literatuur een bedrieglijke aangelegenheid. Dichters beschouwde Plato als onverbeterlijke leugenaars en fantasten die hij deelname aan het openbare leven wilde ontzeggen. Nu weerlegt Palmen deze opvatting niet zozeer, maar zij laat zien dat zowel liegen als afzondering inherent is aan het schrijverschap. Volgens Marie Deniet in De wetten is ‘de grote kunst de waarheid te zeggen door erover te liegen’ (p. 20). Eenzelfde paradox maakt duidelijk dat de marginale positie die Plato aan schrijvers toekent geen isolement inhoudt, want in de verhulde vorm van hun verhalen hebben zij toch aan de samenleving deel.
Kennelijk kunnen filosofie en literatuur elkaar alleen via een omweg bereiken. Palmens debuut kan aldus een pendant van de tekst van Plato worden genoemd. Ook in later werk als Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates (1992) en De vriendschap (1995), onderneemt zij pogingen de grenzen tussen filosofie en literatuur te doorbreken. Kenmerkend voor haar personages is een welhaast obsessionele hang naar kennis, waarmee zij niet alleen inzicht in zichzelf en de wereld willen krijgen, maar ook hun ideeën willen overdragen. Niet voor niets voert Palmen in haar beide romans personages op die vertellen hoe zij schrijfster zijn geworden, en ook haar essay heeft het schrijverschap en het belang van vertellen tot thema. Met De wetten schreef Palmen, zoals veel beginnende auteurs, een Bildungsroman, waarin de zoektocht naar identiteit samenvalt met de ontwikkeling van haar schrijverschap en het ontstaan van het verhaal. Haar alter ego Marie Deniet geeft deze zoektocht weer aan de hand van de ontmoetingen met zeven mannen die zij tijdens haar studie filosofie leert kennen. Naar elk van deze mentoren is een hoofdstuk vernoemd, aangeduid
| |
| |
met de specifieke vorm van kennis en ervaring die zij bezitten. Achtereenvolgens beschrijft Marie Deniet haar ontmoetingen met de astroloog, de epilepticus, de filosoof, de priester, de fysicus, de kunstenaar en de psychiater.
De verhouding tussen de mentoren en hun leerlinge blijkt uiterst dubbelzinnig. Dragen de leermeesters hun kennis aan haar over en krijgt Marie Deniet in de verhalen die zij over de wereld vertellen telkens een andere rol en een nieuwe identiteit toebedeeld, omgekeerd laat zij hen ook een metamorfose ondergaan. In de gedaante van de bijbelse Eva, met wie zij zich identificeert, steelt Marie Deniet de kennis waarmee zij haar relaas op schrift kan stellen. Tegelijkertijd wordt daarmee verteld hoe het boek tot stand is gekomen. Marie Deniet ontvreemdt de stof van haar verhaal uit de boeken die zij leest of die tijdens haar colleges worden besproken. Zo is bijvoorbeeld de figuur van de kunstenaar rechtstreeks afkomstig uit de door Plato opgetekende Apologie van Socrates en is de epilepticus gebaseerd op Hans Castorp uit Der Zauberberg van Thomas Mann. Boeken zijn kortom van enorme betekenis voor Marie Deniet. Na lezing van Michel Foucaults Les mots et les choses denkt zij dat haar ‘leven nu totaal gaat veranderen’ (p. 81).
| |
Techniek
Drijfveer daarachter is de verleiding van verboden kennis en het zoeken naar verborgen betekenissen. Zo kan de bekentenis van de priester over zijn sadomasochistische verlangens worden aangemerkt als een verzinsel van Marie Deniet, haar poging als schrijfster het verhaal van de zondeval, waardoor de priester wordt geobsedeerd, te veranderen en van een eigen betekenis te voorzien. Nadat hij haar zijn zonden heeft opgebiecht, denkt Marie Deniet: ‘ik kijk hem na, maar ik ben er niet meer’ (p. 119). Wat volgt is een droomfragment waarin zij de priester mee naar huis neemt en met hem naar bed gaat. Zij zuivert hem van zijn zonden door hem een voetwassing te geven, in navolging van Jezus die bij het laatste avondmaal de voeten waste van zijn discipelen, wat hem door Petrus werd geweigerd. Omdat Petrus later Jezus zal verraden, is deze weigering een vorm van zelfkwelling. Zijn rol nu wordt vertolkt door de priester, wiens doopnaam trouwens Petrus luidt, maar het verhaal neemt een andere wending. Marie geeft hem door
| |
| |
zijn voeten te wassen in zekere zin zijn onschuld terug. Deze scène illustreert behalve de dubbelzinnigheid van de rol tussen mentor en leerling ook hoe Marie door haar verbeelding op sleeptouw wordt genomen. Tegelijkertijd toont deze passage de manier waarop Palmen te werk gaat bij het verbinden van zeer uiteenlopende verhalen.
| |
Thematiek
Van bezinning op het schrijverschap geeft zij ook blijk in haar tweede roman De vriendschap. Net als in haar debuut het geval is, besluit ook deze roman met een brief. Daarin kondigt de verteller van het verhaal Catharina (Kit) Buts aan de wetenschap te verruilen voor het literaire avontuur. Zij is als filosofe werkzaam aan de universiteit, maar wil niet langer ‘artikelen schrijven die mijn moeder niet kan lezen, terwijl ze over alles gaan waarin ze geïnteresseerd is’ (p. 289). Was het Palmen er in De wetten vooral om te doen fictie en werkelijkheid met elkaar te verbinden, hier gaat het om de klassieke tegenstelling tussen lichaam en geest, of zoals Kit het formuleert: ‘Schrijven is een ander lichaam geven aan je geest’ (p. 289). De geest wordt in het verhaal gepersonifieerd door de kleine, blonde Kit, terwijl het lichaam gerepresenteerd wordt door de zwaarlijvige en donkerharige Barbara (Ara) Callenbach, haar vriendin aan wie de brief ook is gericht. Evenals Marie Deniet heeft Kit een hartstochtelijk verlangen naar kennis. Maar terwijl de eerstgenoemde uiteindelijk in verwarring raakt door een gebrek aan eenduidigheid en haar identiteit verliest door alle rollen die zij speelt, verliest Kit haar evenwicht doordat zij van haar lichaam vervreemd raakt. De eetstoornissen in haar puberteit en later, wanneer zij het ouderlijk huis verlaat, de verslavingen aan drank en sigaretten, maken duidelijk dat zij zich niet alleen op haar intellect kan verlaten. Haar verslavingen lijken een tegenwicht te moeten bieden aan de afkeer van het lichamelijke dat zij van meet af aan als het natuurlijke domein van Ara beschouwt. Erkennen dat zij verslaafd is, doet Kit pas tijdens haar relatie met Thomas die, net als de kunstenaar in De wetten, in zichzelf gekeerd is. Thomas belichaamt eveneens de angst van elke kunstenaar om met zijn werk in de openbaarheid te treden. Deze introversie maakt hem
tot een evenbeeld van Ara, iemand die ook aan zichzelf genoeg heeft. Door haar
| |
| |
verhouding met Thomas leert Kit lief te hebben, maar met het inzicht dat zij haar lichamelijke verlangens niet kan negeren, wordt haar ook duidelijk dat zij zichzelf bedrogen heeft in haar vriendschap voor Ara. Verre van natuurlijk en soeverein bleek de aantrekkingskracht van Ara een kwestie van pure berekening waardoor Kit werd gemanipuleerd. Tussen hen vindt uiteindelijk weer een toenadering plaats, ten koste van Thomas, waarmee Kits lichamelijke verlangens van hun obsessionele kanten worden verlost. Het afscheid van Thomas betekent ook dat Kit aan haar schrijven een afgewogen vorm kan geven waarin passie en intellect evenredig zijn vertegenwoordigd, zoals de brief aan Ara illustreert. Kit ziet ervan af haar proefschrift af te ronden en gaat zich op literatuur toeleggen.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel Palmen verschillende autobiografische elementen in haar romans heeft verwerkt, kan zij niet aan haar personages gelijk worden gesteld. Zij voert, zoals Marie Deniet demonstreert, een maskerade op waarbij de identiteit van de schrijfster oplost in de diverse rollen die haar alter ego op zich neemt. Wie je bent, heb je, volgens Palmen niet zelf in de hand. Veelzeggend in dat verband is haar uitspraak boven een interview met Opzij: ‘Je bent altijd op een tragische manier van anderen afhankelijk.’ Evenzeer kan Palmens opmerking ‘die Palmen waar u het over heeft, daar kan ik niets aan doen’, in Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates, worden opgevat als een waarschuwing aan het adres van de lezer haar niet te verwarren met haar personages.
| |
Kunstopvatting
Hoezeer deze opvatting met haar werk is verbonden, kan worden opgemaakt uit het laatste hoofdstuk van De wetten, waarin Marie Deniet haar ontmoeting beschrijft met de psychiater, aan wie zij haar dan voltooide relaas voorlegt. Niet voor niets noemt zij hem ‘een professionele lezer’ (p. 173) en ‘een meester in het achterhalen van de betekenis’ (p. 176). Deze ontmoeting, opgetekend in een reeks brieven, verbeeldt dat Marie haar verhaal en daarmee ook haar identiteit uit handen geeft: het is uiteindelijk aan de lezer van de roman haar een betekenis te geven, te bepalen wie zij eigenlijk is.
Karakteristiek voor Palmens denkbeelden over kunst is dat de verhaalwereld een van de realiteit afgesloten universum is
| |
| |
maar dat zij juist daardoor aan de werkelijkheid structuur en betekenis kan geven. Die betekenis is echter niet aan de kunstenaar voorbehouden, maar komt pas tot stand in het hoofd van de lezer die aan het kunstwerk zijn of haar interpretatie toevoegt.
| |
Visie op de wereld
Volgens Palmen heeft identiteit met oorspronkelijkheid niets van doen. De gedaanteverwisselingen van Marie Deniet zijn niet alleen een illustratie van de manier waarop haar verbeelding functioneert en hoe zij die integreert in de werkelijkheid, maar haar navolging van allerlei verhalen kan als onontkoombaar worden beschouwd. Palmen volgt daarin de opvattingen van Michel Foucault en met name Jacques Derrida, dat de werkelijkheid uitsluitend door de taal wordt bepaald, dus reeds besloten ligt in de bestaande wetenschappelijke, religieuze en literaire concepties. Deze modellen bepalen elke visie op de realiteit, en dit postmodernistische uitgangspunt is dan ook nauw met Palmens kunstopvatting en de daaruit voortvloeiende intertekstuele werkwijze verbonden. In De vriendschap is dit eveneens het geval: Kit Buts kan haar verhouding tot Ara alleen doorgronden met behulp van filosofische inzichten en omgekeerd zijn deze denkbeelden weer bepalend voor hun vriendschap.
| |
Techniek
Voor Palmen is de betekenis van het schrijven vooral gelegen in het verenigen van tegenstellingen, niet alleen van lichaam en geest of fictie en werkelijkheid, maar ook van binnen- en buitenwereld. Een van de metaforen die zij gebruikt om de relatie tussen schrijver en buitenwereld aan te duiden, is de huidziekte psoriasis. ‘Deze volstrekt zichtbare, uiterlijke aandoening,’ concludeert de epilepticus, ‘is nu net de ziekte van een verberger’ (p. 50). Binnen deze voorstellingswijze omsluit het verhaal de schrijfster als een tweede huid waarmee zij haar identiteit zowel prijsgeeft als aan het gezicht onttrekt - in De vriendschap wordt het lichaam eveneens gebruikt als een aanduiding van de tekst, zoals blijkt uit de brief van Kit.
| |
Stijl
Opvallend is dat, vergeleken bij de complexe structuur van de verhaalwereld, Palmens stijl juist heel direct en geserreerd kan worden genoemd. Zij schrijft zonder veel opsmuk en lijkt daarmee vooral naar duidelijkheid en precisie te streven. Niettemin
| |
| |
is Palmen een veelzijdig stiliste, die beschrijvende passages afwisselt met beschouwende en daarbij zowel sentimenteel als diepzinnig kan zijn. Hoezeer het haar te doen is om tegenstellingen met elkaar te verenigen, valt ook af te lezen aan de titel ‘Filosofie van de straat’ die zij meegaf aan haar inleiding van Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates. Aan het eind van de inleiding karakteriseert zij haar verhandeling bovendien als ‘een filosofische smartlap’ (p. 17).
| |
Verwantschap / Traditie
Vanwege de grote thematische eenheid van haar werk valt het schrijverschap van Palmen duidelijk te plaatsen tussen dat van anderen. In haar bezinning op de literaire kunst op basis van de ideeën van Foucault en Derrida lijkt zij aan te sluiten bij het academisme, een eerste aanduiding van het postmodernisme dat vanaf het midden van de jaren zeventig meer en meer het aanzien van de Nederlandse literatuur is gaan domineren. Thematisch kan De wetten heel goed worden vergeleken met Opwaaiende zomerjurken van Oek de Jong en Winterlicht van Jeroen Brouwers, allebei postmodernistische romans waarin eveneens de ontwikkeling van de held tot schrijver samenvalt met de ontstaansgeschiedenis van het boek. Beide gegevens werden voor het eerst in dit verband behandeld door James Joyce in A portrait of the artist as a young man. Net als Joyce beschrijven De Jong en Brouwers dit onderwerp als een zoektocht door de doolhof - anders dan Palmen dus, die het thema vanuit de filosofie benadert. Wel heeft zij met deze auteurs gemeen het schrijfproces te verbeelden als een unieke ervaring, die onvermoede inzichten oplevert en veranderingen bewerkstelligt; ook Joyce, De Jong en Brouwers voeren vertellers op die uiteindelijk in de verhaalwereld verdwijnen. Maar in tegenstelling tot Palmen behoort hun werk niet tot het genre van de filosofische roman. Een schrijfster die om deze reden een nog verdergaande verwantschap met Palmen vertoont, is Désanne van Brederode die met haar debuut Ave verurn corpus niet alleen de Bildungsroman van een schrijfster vervaardigde, maar daarin ook een filosofiestudente aan het woord laat die gaandeweg van zichzelf vervreemdt. Maar voor Van Brederode heeft dit religieuze implicaties, waar Palmen alleen metaforiek op het oog heeft - al gebruikt ook Van Brederode het lichaam
| |
| |
als een metaforische aanduiding van de tekst. Een andere overeenkomst is dat in de boeken van beide schrijfsters de worsteling met identiteit portretten oplevert van vrouwen die erin slagen zich te manifesteren op een vakgebied dat traditioneel aan mannen toebehoort.
| |
Kritiek
Het enorme succes van De wetten vond zijn weerslag in overwegend gunstige kritieken. Zonder meer lovend was het oordeel van Reinjan Mulder in NRC Handelsblad die Palmens debuut omschreef als ‘één grote schatkamer waar je naar hartelust citaten uit kunt halen die het verdienen onthouden te worden’. Ook Robert Anker (Het Parool) had waarderende woorden voor Palmens stilistische vakmanschap, al noemde hij het gebruik van te veel wit ‘een tikje gelikt’ en vond hij de opzet van het verhaal ‘een onduidelijke zoektocht naar houvast en schrijverschap’. Arnold Heumakers schreef in de Volkskrant het onderwerp niet bijster origineel te vinden, maar kwam toch tot een positief oordeel. Niet alleen bood het verhaal voldoende mogelijkheden ‘aan het geheel een betekenis te geven’, daarnaast noemde hij het boek ‘aangrijpend’ en liet hij zich ook positief uit over Palmens stilistische vaardigheden. Veel recensenten gaven aan op grond van dit boek benieuwd te zijn naar haar volgende roman. De vraag of Palmen de verwachtingen had ingelost, keerde in veel kritieken op De vriendschap terug. T. van Deel (Trouw) was zonder meer van mening dat de schrijfster met deze roman haar debuut had overtroffen en Doeschka Meijsing liet zich in Elsevier op vergelijkbare wijze uit. Zij was vooral onder de indruk van de stijl en de compositie: ‘de drie delen verschillen zozeer in toon dat men van een zang in drie delen zou kunnen spreken, de eenheid blijft’. Daarentegen vond Heumakers dat De vriendschap een illustratie was van ‘de gemeenplaats dat het veel moeilijker is een tweede roman te schrijven dan een eerste’. De bondige schrijfwijze die het debuut aantrekkelijk maakte, zou zijn vervangen door een ‘veel minder trefzekere
schrijftrant’, met een overdaad aan uitleg - een bezwaar dat ook door Xandra Schutte werd gemaakt in De Groene Amsterdammer. In datzelfde tijdschrift schreef Sarah Verroen een vernietigende recensie over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates, waarin zij de vloer aanveegt met het filosofische gehalte van Palmens denkwerk,
| |
| |
dat zij karakteriseert als ‘een smeltkroes van studentikoze aanstellerij’. Bastiaan Bommeljé kwalificeerde het essay in NRC Handelsblad als ‘een hoop pretentieuze, quasi diepzinnigheid’. Deze kritiek valt echter in het niet bij de grote publieke waardering die het werk van Palmen ten deel is gevallen. Haar boeken bereiken hoge oplagen en werden verschillende malen bekroond.
| |
Techniek
Het werk van Connie Palmen vertoont een hechte samenhang. Haar romans reflecteren elkaar op alle mogelijke manieren. In Geheel de uwe (2002) reageren zeven vrouwen op het einde van de schrijver Salomon Schwartz, bijgenaamd Mon. Dat maakt Geheel de uwe in dat opzicht tot het spiegelbeeld van Palmens debuutroman De wetten (1991), waarin de schrijfster in wording Marie Deniet met zeven mannen wordt geconfronteerd: zes mannen reageren op haar, aan de zevende, een psychiater, vertelt zij haar verhaal. Maar Geheel de uwe is ook een uitwerking van het eerder verschenen I.M. (1998). Beide boeken gaan over de dood van een schrijver. In I.M. wordt hij geportretteerd door één persoon, in Geheel de uwe door vijf schrijvende vrouwen. In de derde plaats wordt de roman vermeld in het drie jaar eerder verschenen De erfenis (1999). Daarin is het een roman van Lotte Inden, de overleden auteur over wier nalatenschap het boek handelt. Dergelijke lijnen zijn steeds te ontwaren, ook als men de twee nog niet genoemde romans (De vriendschap, 1995 en Lucifer, 2007), haar essays en haar verhalen in de beschouwing betrekt.
‘Spiegeling’ is het centrale begrip van Palmens techniek. De romans spiegelen niet alleen onderling, ook binnen de opzet van iedere roman vindt spiegeling plaats. In Geheel de uwe treedt ene dr. Isaac Spiegelman op, een personage dat een voorbeeldige representant is van Palmens techniek. De hem gestelde vragen ketst hij terug. Hij beweert dat elke biografie verraadt wie de biograaf is: in het portret van de beschrevene herkent men de schrijver ervan. Iets dergelijks zien we al in Palmens debuutroman De wetten. ‘Wetten’ betekent in dit boek ‘dwingende vooroordelen’, vooral in de visie op personen. Zes mannen hebben elk een eigen beeld van Marie Deniet. Zes maal wordt zij zodoende teruggekaatst, zes keer anders.
| |
| |
In Lucifer is het spiegelprincipe ver doorgevoerd. Daar bepaalt het voor een deel de structuur van de roman. De componist Lucas Loos schrijft het essay ‘Klankklok’. Daarin behandelt hij de ‘diabolo in musica’. Deze diabolische noot is hét symbool voor het kwaad, voor de duivel. De journalist Rafaël Delaporte schrijft een essay over Lucas, getiteld ‘Lucifer’, de naam van de gevallen engel. Hij geeft het die titel juist omdat Lucas zo geobsedeerd is door de ‘diabolo in musica’. Tenslotte schrijft Connie Palmen de roman Lucifer waarin zowel Lucas als Rafaël een rol spelen en waarin de werking van het kwaad centraal staat. Zo spiegelt het ene geschrift zich in het andere.
| |
Thematiek
Het laatste voorbeeld leidt als vanzelf naar Palmens thematiek. Die kan men zoeken in de gecompliceerde verhouding tussen fictie en realiteit. Zij ziet die twee niet als tegenstelling, maar als gegevens die elkaar aanvullen, beïnvloeden, zelfs voor een deel overlappen. Zij onderzoekt, beschrijft en ironiseert de complexiteit van de relatie, een verhouding waarin niets echt vastligt.
In Lucifer gaat het om de dood van Lucas' vrouw, Clara Wevers. Zij is tijdens een vakantie op een Grieks eiland in een afgrond gestort. De vraag is: was haar val een ongeluk, was het zelfmoord of was het moord? Drie vrienden van Lucas, onder wie Rafaël Delaporte, proberen een antwoord op die vraag te vinden door het werk van Lucas (onder andere zijn geschrift over de ‘diabolo in musica’) te bestuderen. Zij menen dus dat Lucas' kunst iets van zijn werkelijke leven weerkaatst. Het is hetzelfde idee als dat van dr. Spiegelman uit Geheel de uwe, die meende dat de biografie het wezen van de biograaf onthult.
Het ironische spel treffen we onder andere aan in Geheel de uwe en in Lucifer. In Geheel de uwe bedankt de vertelster (een romanpersonage) Charlie Bleeker andere romanpersonages voor hun medewerking. Alsof het om werkelijke mensen gaat. En andersom. De roman Lucifer over een fictieve Lucas Loos en zijn vrouw Clara sluit Palmen af met een dankbetuiging aan mensen met wie ze gesproken heeft over de componist Peter Schat en zijn vrouw Marina Schapers. Die dankbetuiging verbindt het verhaal met de werkelijkheid: de omstandigheden waaronder Marina Schapers gestorven is.
Hoofdzaak is dat Palmen aan het verhaal een essentiële beteke- | |
| |
nis toekent. Het is volgens haar een deel van de realiteit Verhalen doordringen de werkelijkheid, bepalen haar zelfs. Een goed voorbeeld daarvan biedt De erfenis. Tobias, de overleden man van de hoofdfiguur (de schrijfster Lotte Inden) verkondigde de theorie dat in Amerika meer seriemoordenaars voorkomen, omdat seriemoorden daar roem opleveren. Met andere woorden: de werkelijkheid (de moorden) leidt tot een verhaal (de roem) dat op zijn beurt de werkelijkheid beïnvloedt. Het is natuurlijk de theorie van een personage. Het is niet de ‘idee’ van de roman. Maar ze is wel voorbeeldig voor Palmens opvattingen. In het essay ‘Iets wat niet bloeden kan’ (2004; in Een kleine filosofie van de moord, 2004) onderzoekt ze de samenhang tussen roem en moord in een ander verband. Nu geldt de roem het slachtoffer. Hij is een beroemde ster of een beroemd politicus. De moordenaar komt tot zijn daad, omdat hij de ander ziet als een figuur uit een roman, als een personage, als iets wat niet bloeden kan. Wezenlijk is dus ook hier dat de fictie de werkelijkheid binnendringt.
| |
Kunstopvatting
Palmens thematiek hangt nauw samen met haar kunstopvatting. Zij schrijft over het schrijven, over de bedoeling ervan en over het effect ervan. Zij meent dat ieder mens zijn karakter en betekenis krijgt door de verhalen die anderen over hem vertellen. In het essay ‘We kunnen maken en breken’ (in Echt contact is niet de bedoeling, 2000) stelt ze dat de mens daardoor afhankelijk is van anderen - familie, vrienden, bekenden - die door hun verhalen macht over hem hebben. In een later essay (‘Eigen werk’, ook in Echt contact is niet de bedoeling) legt ze uit dat men zich min of meer (nooit helemaal) van die macht kan bevrijden door zijn eigen verhaal te maken. Ze formuleert dat zo: ‘De verworven autonomie is slechts beperkt, maar veel meer valt er volgens mij ook niet te halen’. Al haar personages streven naar die autonomie en haar werk is een demonstratie van de (relatieve) macht van het (eigen) verhaal. Dan dient zich de vraag aan: als er meer verhalen mogelijk zijn, welk verhaal bevat dan de waarheid? Ook daarop is geen definitief antwoord mogelijk. In het vroege essay ‘De moraal van het verhaal’ (van maart 1991, in dezelfde bundel) concludeert Palmen dat de verhalenverteller de waarheid zoekt, maar dat er geen eindpunt is, dat het zoeken aldoor
| |
| |
verder gaat, dus ook het verhalen vertellen, dus ook het schrijven. In Lucifer zegt het personage Puck Baal (een kleine vrouw met een scherpe tong) dat de drie vrienden die het werk van Lucas Loos bestuderen om te weten te komen wat er gebeurd is, ‘een waarheid ontfutselen aan iets wat geen waarheid kent’.
Literatuur is dus volgens Palmen: het verhaal vertellen dat zich verzet tegen andere verhalen en dat weliswaar geen waarheid bevat maar wel waarheid zoekt. Ze schrijft zulke verhalen, maar ze schrijft vooral over het waarom en hoe van deze verhalen. Zoals gezegd: haar kunstopvatting brengt mee dat ze schrijft over het schrijven. Daardoor hebben haar romans een essayachtige inslag. Er wordt veel in betoogd, zowel door de verteller als door andere personages.
| |
Relatie leven/werk / Kunstopvatting
Palmens romans zijn veelal geënt op de werkelijkheid. Het overlijden van Ischa Meijer verwerkte ze in het sterk autobiografische I.M. en in het meer gefingeerde Geheel de uwe. Haar roman Lucifer is geïnspireerd, zoals gezegd, op een werkelijke gebeurtenis en er treedt een aantal bekende Nederlanders in op. De gebeurtenis is de dood van de actrice Marina Schapers. De bekende Nederlanders zijn ondanks naamsverandering en kleine wijzigingen herkenbaar geportretteerd.
De hier gesignaleerde relaties liggen aan de oppervlakte. Maar bij wie, zoals Palmen, schrijft over de noodzaak van een eigen, zo waarheidsgetrouw mogelijk verhaal, zal de relatie tussen leven en werk op een dieper niveau liggen dan dat van omstandigheden en gebeurtenissen. Natuurlijk kunnen die laatste meespelen, maar in wezen zijn ze van geen belang. De wetten is het relaas van Marie Deniet. Wie van de zeven mannen uit haar leven gebaseerd is op of getekend is naar werkelijke mannen uit Palmens leven, doet er niet toe. Ook niet in hoeverre Marie Deniets leven op dat van Connie Palmen lijkt. De relatie ligt dieper, is essentiëler: de ontdekking van Marie Deniet van het belang van een eigen verhaal is de ontdekking van Palmen zelf, haar diepste overtuiging. De monoloog van Marie Deniet waarmee de roman eindigt en waarin ze eindelijk zélf haar leven betekenis geeft, is als tekst van dezelfde orde als de roman die Palmen schreef. Het ene spiegelt in het andere.
Dit alles geldt zelfs voor het autobiografische I.M.. Veel, zo niet
| |
| |
alles, wat de auteur in dit werk vertelt, heeft echt plaatsgevonden. Waarom moet het dan een roman heten? Omdat het niet om de gebeurtenissen gaat, maar om de laag daaronder. I.M. is Palmens eigen verhaal, waarin zij haar waarheid vindt omtrent de liefde tussen haar en Ischa Meijer. Dat volstrekt eigene blijkt bijvoorbeeld uit het perspectief: de lezer ziet Meijer bijna alleen zoals Palmen hem ziet; hoe anderen hem ervaren blijft zo goed als buiten het boek. Het blijkt ook uit de stofkeuze. De relatie duurde vier jaar. Ongeveer een half jaar daarvan verbleef het paar in Amerika, over verschillende vakanties verdeeld. Maar in de roman nemen de reisbeschrijvingen meer dan de helft van de tekst in beslag.
Het is duidelijk: Palmen schreef niet simpel een verslag, ze schiep een waarheid, haar waarheid. Zelf beweerde ze over deze ‘provocatie van het genre’ in een interview met Xandra Schutte: ‘Ik definieer de roman in I.M. niet meer als een verzonnen werkelijkheid, maar als een waargebeurde werkelijkheid. Ik schop daarmee tegen het genre.’ ‘Schoppen tegen het genre’ is één van de manieren waarop Palmen haar ‘eigen’ verhaal maakt. In ‘De schrijver als schenner’ (in Als een weke krijger, 2005) schrijft zij: ‘De literatuur zal onafgebroken de codes van de literatuur moeten schenden om als literatuur herkend en erkend te kunnen worden.’ De gedachte achter deze uitspraak is dat het vastgestelde, de code, het platgetreden pad, niet verrast en dus nooit literatuur, nooit een ‘eigen verhaal’ kan zijn.
| |
Visie op de wereld
Palmens visie op leven en schrijven lijkt individueel bepaald. Het schijnt haar uitsluitend te doen te zijn om de verhalen rond één persoon, of dat nu een romanpersonage is als Marie Deniet of de auteur zelf. Maar zo strikt individueel is haar visie toch niet. In de eerste plaats erkent zij de invloed van de samenleving op het ontstaan van verhalen. Tegelijkertijd probeert zij die invloed te neutraliseren. Twee citaten kunnen dat preciseren en duidelijk maken. Het eerste komt uit I.M.: ‘Je eigen leven is doordesemd van thema's, abstracte ideeën, van verhalen die al eerder verteld zijn.’ Het tweede komt uit het essay ‘Eigen werk’: ‘In mijn werk onderzoek ik de invloed van de verhalen, ideeën, concepten, van heersende modes, denkbeelden en genres, en wil ik tegelijkertijd een uitweg aanbieden, eens een ander ver- | |
| |
haal vertellen dan het gangbare.’ Het gaat natuurlijk nog steeds om het individu, de mens die gevangen zit in de verhalen die men over hem vertelt. Maar nu blijkt dat die verhalen door traditie en mode bepaald worden en dus uit de samenleving stammen, biedt het zogenoemde ‘eigen’ verhaal een ontsnappingsmogelijkheid.
Het ontbreekt in Palmens werk niet (dit in de tweede plaats) aan visies op maatschappelijke situaties en omstandigheden. Merkwaardig genoeg treft men die meer aan in de romans dan in de essays, die zo goed als alle, direct of zijdelings, over taal, verhaal en werkelijkheid gaan. In de romans komt het commentaar op de maatschappij van een romanpersonage en het is zelden uit te maken in hoeverre de auteur de mening van haar personage deelt. Lotte Inden uit De erfenis bijvoorbeeld ziet een tegendraadse beweging: hoewel in deze tijd de middelen om met elkaar in contact te komen steeds toenemen, houden de mensen zich meer dan vroeger van elkaar afzijdig. Zuster Monica uit Geheel de uwe geeft een verklaring voor de stuurloosheid van de huidige samenleving. God is doodverklaard en vervangen door de menselijke vader. Maar die kan onmogelijk aan de hoge verwachtingen voldoen. Vandaar de stuurloosheid. Hoewel beide visies met enige nadruk worden gebracht, blijven ze toch voor rekening van de twee romanpersonages. In hoeverre de auteur hun mening deelt, is niet vast te stellen.
| |
Stijl / Kritiek
Samenvattend kunnen we zeggen dat Palmen onderzoekt in hoeverre verhalen het leven betekenis geven. Ze doet dat in een stijl die niet iedereen overtuigt. In het eerste grote artikel dat aan haar werd gewijd - een bespreking van De wetten in NRC Handelsblad - noemde Reinjan Mulder haar boek ‘één grote schatkamer waaruit je naar hartelust citaten kimt halen die het verdienen onthouden te worden’. Palmen streeft inderdaad naar de korte, vaak ietwat provocerende zin die de lezer moet verrassen. Ze is kernachtig, vermijdt versiering en opsmuk. Van Deel noemde De wetten ‘laconiek van stijl, elegant van redenering’. Maar het is de vraag of zij altijd in haar opzet slaagt. Met name I.M. moest het bij veel critici ontgelden.
Ook Van Deel was nu negatief, hij vond het boek te expliciet in zijn formuleringen. Andere recensenten kwamen met eenzelfde
| |
| |
oordeel: Palmen gebruikt als het over de dood gaat woorden van ontzetting die iedereen gebruikt Maar zelfs hier was het oordeel niet eenparig. Goedegebuure vond de intensiteit van liefde en verdriet juist bijzonder sterk overkomen. Al met al kan men Palmens stijl het beste als een ideaal omschrijven: ze wil kort zijn, laconiek, verrassend. Zij kan ook variëren. In het eerste deel van De vriendschap, als Kit Buts nog een meisje is, weet ze de jongemeisjestoon precies te treffen. In Geheel de uwe zijn om beurten vijf mensen aan het woord. Ook hier geeft zij door subtiele aanduidingen ieder een eigen stem.
| |
Ontwikkeling
De belangrijkste ontwikkeling in het werk van Palmen betreft de vorm. De eerste romans hebben een enkelvoudig verloop. Marie Deniet ontmoet weliswaar zeven mannen, maar het gebeurt allemaal na elkaar en het draait voortdurend om dezelfde Marie. Deze concentratie geldt ook voor De vriendschap, De erfenis en I.M.. Met Geheel de uwe komt een omslag en Lucifer vertoont een structuur van verschillende lagen die elkaar aanvullen en spiegelen. Het is de geschiedenis van Lucas Loos, zijn muziek en zijn vrouw Clara Wevers. Daarnaast het verhaal van de componist Claude Vivier en diens gewelddadige dood. Vervolgens van het merkwaardige einde van de componist Tsjaikowski. Een en ander nog versterkt door de voortdurende allusies op Gerrit Achterberg die reeds over de gestorven geliefde dichtte nog voor hij iemand vermoordde. Dit alles wordt omringd door vele figuren uit de kring van Lucas die op de dood van Clara reageren. Al die elkaar rakende fijnen en in elkaar grijpende geschiedenissen maken dat de vorm van Lucifer ver van die van De wetten afstaat.
| |
Traditie / Verwantschap
Palmens romans en verhalen vertellen niet alleen een geschiedenis, ze bespiegelen ook en in vergelijking met het werk van andere auteurs doen ze dat in ruime mate. ‘Ik heb er nooit last van gehad dat mijn romans ideeënromans genoemd worden,’ schreef zij in het essay ‘Eigen werk’. En: ‘Het zijn inderdaad ideeën die voor mij het uitgangspunt vormen.’ Gezien deze achtergrond kan men twee tradities aanwijzen waarin het werk van Palmen staat: een literaire en een filosofische. Binnen de literaire traditie is Thomas Mann de belangrijkste naam. Daniël Daalmeyer, de epilepticus uit De wetten, is gebaseerd op Hans
| |
| |
Castorp, de hoofdfiguur van Manns beroemde bildungsroman Der Zauberberg. In het hoofdstuk dat aan hem gewijd is, wordt trouwens voortdurend aan Der Zauberberg gerefereerd. In Lucifer wordt dan weer expliciet verwezen naar die andere filosofische roman van Thomas Mann: Doktor Faustus.
Binnen de Nederlandse literatuur denkt men al gauw aan een schrijfster als Carry van Bruggen, die met Eva een voortreffelijke ideeënroman schiep over een vrouw die zich net als Marie Deniet bevrijdt van de druk van buitenaf. Men kan die roman dan ook met Palmens debuutroman typeren als ‘een filosofische zoektocht’. In de contemporaine literatuur gaan de gedachten uit naar Harry Mulisch (op wiens roman De ontdekking van de hemel in Lucifer opvallend gezinspeeld wordt), maar vooral naar Cees Nooteboom. Net als Palmen schrijft Nooteboom over het schrijven. De in Lucifer toegepaste spiegeling (het essay van Loos in het opstel van Delaporte in de roman van Palmen) is een techniek die ook in In Nederland van Nooteboom voorkomt, het werk dat Palmen in haar scriptie behandelde. Maar het uitgangspunt van Nooteboom is anders. Bij Palmen staat ‘het schrijven over het schrijven’ centraal, bij Nooteboom is het een afgeleide.
Het filosofische gedachtegoed dat Connie Palmen heeft beïnvloed, is voornamelijk dat van de Franse filosoof Michel Foucault. In een vraaggesprek met Rudi Wester in Opzij van april 1991 (herdrukt in God en vitriool, 2005) heeft Palmen die invloed zelf onder woorden gebracht. ‘Hij scherpte mijn blik voor moderne verschijnselen die je ongemerkt tot iets dwingen, voor het feit dat je wel degelijk bepaald en gekneed wordt door van alles en nog wat. Foucault reikt via zijn filosofie een instrument aan om daar inzicht in te krijgen en je zo, dankzij dat inzicht, te verweren tegen de dwang en de macht die op je uitgeoefend worden.’
| |
Publieke belangstelling
De publieke belangstelling voor het werk van Connie Palmen is erg groot. Dat blijkt uit de verkoopcijfers van haar boeken en uit de media-aandacht. Van De wetten waren binnen drie maanden 50.000 exemplaren verkocht. Over de andere romans laat zich iets soortgelijks vermelden. Lucifer, bijvoorbeeld, verscheen begin 2007. Nog voor het einde van het jaar waren er 120.000 stuks
| |
| |
van verkocht Opvallend is verder de media-aandacht waarmee het verschijnen van haar romans gepaard gaat: ze geeft veel interviews en doet veel televisieoptredens. Die aandacht hangt wel samen met de promotiecampagnes van de uitgever. Een nieuwe roman van Palmen betekent altijd een overrompelend publiciteitsoffensief.
| |
Kritiek
Ook de kritiek is over het algemeen vol lof, al zijn er uitzonderingen. De wetten werd door bijna iedereen juichend besproken. Wel leidde de hype rond het boek tot een enkele tegenstem. Joris Note, bijvoorbeeld, noemde het in De Morgen ‘een vervelend tetterboek’. Zonder meer opvallend zijn de vele gunstige besprekingen van De vriendschap, omdat de kritiek na een succesvol boek bij een volgende roman doorgaans de messen slijpt. Maar onder anderen T. van Deel meende dat Palmen met dit boek haar debuut had overtroffen. De besprekingen van Lucifer bleven veelal steken in de vraag ‘wie is wie?’. Mede doordat Palmen zelf in het nawoord had verwezen naar de geschiedenis van de componist Peter Schat en zijn vrouw Marina Schapers, zag men het boek als een satirische sleutelroman. Palmen heeft daar op haar beurt scherp op gereageerd. Het boek is fictie, stelde zij, en fictie beschrijft niet, maar schept. Deze uitspraak over één van haar romans is in feite een kernachtige samenvatting van haar oeuvre.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Connie Palmen, De wetten. Amsterdam 1991, Prometheus. R. (licentieuitgave: Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL; 35e druk: Amsterdam 2005, Prometheus) |
Connie Palmen, Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates. Amsterdam 1992, Prometheus, E. |
Connie Palmen, De vriendschap. Amsterdam 1995, Prometheus, R. (Licentieuitgave: Den Haag 1995, Stichting Uitgeverij XL; 33e druk: [Amsterdam] 2003, Pockethuis; 35e druk: [Amsterdam] 2006, AKO/Muntinga, AKO Literatuurprijsreeks) |
Ischa Meijer, Zing m'n jongen zing. De radioteksten voor Cor Galis. Amsterdam 1997, Prometheus, L(iederen). |
Connie Palmen, I.M. Amsterdam 1998, Prometheus, R. (licentieuitgave: Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL; 6e druk: Amsterdam 1995, Prometheus) |
Connie Palmen, De erfenis. Amsterdam 1999, Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, N. (2e druk: Amsterdam 2000, Prometheus) |
Connie Palmen, Echt contact is niet de bedoeling. Lezingen en beschouwingen. Amsterdam 2000, Prometheus, EB. |
Ischa Meijer, De interviewer. Samenstelling Connie Palmen. Amsterdam 2000, Prometheus, I. |
Connie Palmen, Geheel de uwe. Amsterdam 2002, Prometheus, R. (licentieuitgave: Den Haag 2003, Stichting Uitgeverij XL; 3e druk: Amsterdam 2005, Prometheus) |
Ischa Meijer, De interviewer en de schrijvers. Samenstelling Connie Palmen. Amsterdam 2003, Prometheus, I. |
Connie Palmen, Iets wat niet bloeden kan. Over moord en roem, echt en onecht. [Z.pl.] 2004, Stichting Maand van de Filosofie, E. (opgenomen in Een kleine filosofie van de moord) |
Connie Palmen, Een kleine filosofie van de moord. Amsterdam 2004, Prometheus, EB. |
Connie Palmen, Als een weke krijger. Verspreid werk. Amsterdam 2005, Prometheus, VB/EB. |
Connie Palmen, Lucifer. Amsterdam 2007, Prometheus, R. (licentieuitgave: Den Haag 2007, Stichting Uitgeverij XL) |
Connie Palmen, Jij bent de absolute harmonie: Laudatie bij de tachtigste verjaardag van Harry Mulisch. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, L. |
Connie Palmen, Het geluk van de eenzflamheid. Amsterdam 2009, Polak & Van Gennep, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Reinjan Mulder, Hoe de man zijn wereld ziet. In: NRC Handelsblad, 1-2-1991. (over De wetten) |
Carel Peeters, De filosofie en de erotiek van het Hoger en Beter. In: Carel Peeters, Echte Kennis. Amsterdam 1991, pp. 192-197. (over De wetten) |
T. van Deel, Het is een wrede choreografie, die van de liefde. In: Trouw, 7-2-1991. (over De wetten) |
Arnold Heumakers, Zeven mannen, zeven wetten. In: de Volkskrant, 15-2-1991. (over De wetten) |
Hans Warren, Zeven heren en Marie Deniet. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-2-1991. (over De wetten) |
Jaap Goedegebuure, Verleidingskunsten. In: HP/De Tijd, 1-3-1991. (over De wetten) |
Doeschka Meijsing, Een weerbaar begin. In: Elsevier, 9-3-1991. (over De wetten) |
Gerrit Jan Zwier, Een ziel zonder veertjes. In: Leeuwarder Courant, 22-3-1991. (over De wetten) |
Robert Anker, Hoe goed schrijft Connie Palmen? In: Het Parool, 13-4-1991. (over De wetten) |
Joris Note, Wet en wanorde: ‘De wetten’. In: De Morgen, 10-5-1991. (over De wetten) |
Karel Osstyn, Een mentor-roman. In: De Standaard, 22-6-1991. (over De wetten) |
István Bejczy, Connie Palmen en Mariken van Nieumeghen. In: De Nieuwe Taalgids, jrg. 84, nr. 5, september 1991, pp. 402-408. (over de verhouding tussen het middeleeuwse mirakelspel en de roman De wetten) |
Jo Heymans, Mannen en wetten. In: Wending, jrg. 46, nr. 5, 1991, pp. 211-216. (over De wetten) |
Danny Janssen en Jos Paardekooper, Connie Palmen. De wetten. Laren 1991. |
Frank Berndsen, Connie Palmen: ‘De wetten’. In: Onderzoeksverslag in het kader van het onderzoeksproject: Geschiedenis van de Neerlandistiek (deel letterkunde) plus Theoretische problemen bij het beoefenen van vakgeschiedenis. Groningen 1992, pp. 98-115. |
Arnold Heumakers, Alles beter dan niets. Connie Palmen hanteert taal als levensstijl. In: de Volkskrant, 13-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Bastiaan Bommeljé, Een vogelvrije, op drift geraakte naam. In: NRC Handelsblad, 13-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Carel Peeters, De sofistische wet van Connie Palmen. In: Vrij Nederland, 14-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Sarah Verroen, Broer en zus in het land der Letteren. In: De Groene Amsterdammer, 18-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Hans Warren, Socrates inspireert. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Cornelis Verhoeven, Filosofische smartlap over Socrates. In: Trouw, 28-3-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Doeschka Meijsing, Uit alle macht schommelen. Het was Opus Nul van Connie Palmen. In: Elsevier, 18-4-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
Koen Vergeer, Afkicken. In: De Morgen, 24-4-1992. (over Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates) |
J.W. Niessing, Connie Palmen. De wetten. Apeldoorn 1992. |
Teunis Bunt, Een personage in het verhaal van een ander. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 137, nr. 1, februari 1992, pp. 132-134. (over De wetten) |
Maarten Doorman, Connie bij mij thuis. In: Hollands Maandblad, jrg. 36, nr. 4, april 1994/1995, pp. 25-26. (over de receptie van De vriendschap) |
T. van Deel, De vriendschap tussen Kit en Ara: een sensibele queeste van lichaam en geest. In: Trouw, 3-3-1995. (over De vriendschap) |
Arnold Heumakers, Een magere studente die
|
| |
| |
om Hegel snikt. In: de Volkskrant, 3-3-1995. over De vriendschap) |
Hans Goedkoop, In de plooien van een moloch. Roman van Connie Palmen over kennis en afhankelijkheid. In: NRC Handelsblad, 3-3-1995. (over De vriendschap) |
Alle Lansu, Denken is van gedachten veranderen. In: Het Parool, 3-3-1995. (over De vriendschap) |
Jaap Goedegebuure, ‘My fair lady’ voor twee vrouwen. In: HP/De Tijd, 3-3-1995. (over De vriendschap) |
Carel Peeters, De vriendschap van lichaam en geest. In: Vrij Nederland, 4-3-1995. (over De vriendschap) |
Xandra Schutte, Het lichaam is een talig instrument. In: De Groene Amsterdammer, 8-3-1995. (over De vriendschap) |
Doeschka Meijsing, Zang in drie delen. Bijzondere tweede roman van Connie Palmen. In: Elsevier, 25-3-1995. (over De vriendschap) |
Frank Berndsen, Connie Palmen, ‘De vriendschap’. In: Onderzoeksverslag in het kader van het onderzoeksproject: Geschiedenis van de Neerlandistiek (deel letterkunde) plus Theoretische problemen bij het beoefenen van vakgeschiedenis. Groningen 1995, pp. 63-79. |
Gert Wouters, De vriendschap van Connie Palmen: een steen op de maag. In: Ons Erfdeel, jrg. 38, nr. 5, november/december 1995, pp. 749-751. (over De vriendschap) |
Koen Vergeer, Geen vader, geen moeder - Connie Palmens afkeer van de psychologie. In: Bzzlletin, jrg. 25, nr. 231/232, december/januari 1995/1996, pp. 86-91. (over De wetten en De vriendschap) |
Joachim Duyndam, De ambivalente vriendschap. Naar aanleiding van ‘De vriendschap’ van Connie Palmen. In: Filosofie en praktijk, jrg. 17, nr. 4, winter 1996, pp. 200-207. |
Ton Anbeek, Connie Palmen, De wetten. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 33, februari 1997. (analyse en interpretatie) |
Elianne Muller, Connie Palmen. De vriendschap. Laren 1997. |
Frank Berndsen, Robert Anker en Alle Lansu over de romans van Connie Palmen: literatuurcritici en het Tweestromenland. In: Onderzoeksverslag in het kader van het onderzoeksproject: Geschiedenis van de Neerlandistiek (deel letterkunde) plus Theoretische problemen bij het beoefenen van vakgeschiedenis. Groningen 1997, pp. 79-92. |
Nop Maas, Connie Palmen zou de onberekenbare Ischa Meijer hebben getemd. In: Haarlems Dagblad, 14-2-1998. (over I.M.) |
Jeroen Vullings, Nummertje acht. Connie Palmen en Ischa Meijer. In: De Standaard, 19-2-1998. (over I.M.) |
T. van Deel, 's Nachts in bed vraagt Ischa Meijer: ‘Als ik één zeg, wat zeg jij dan?’ In: Trouw, 20-2-1998. (over I.M.) |
Jaap Goedegebuure, Een heilige nar. In: HP/De Tijd, 20-2-1998. (over I.M.) |
Hans Goedkoop, Een boek dat niet geeft maar neemt. In: NRC Handelsblad, 20-2-1998. (over I.M.) |
Willem Kuipers, Nummertje acht. In: de Volkskrant, 20-2-1998. (over I.M.) |
Doeschka Meijsing, Monument voor Ischa. Grote liefdesroman van Connie Palmen. In: Elsevier, 21-2-1998. (over I.M.) |
Bart Vervaeck, Het boek der simpele zielen: ‘Publiek kun je alles wijsmaken’. In: De Morgen, 26-2-1998. (over I.M.) |
Ton Anbeek, R.I.P. In: Literatuur, jrg. 15, nr. 4, juli/augustus 1998, pp. 222-223. (over I.M.) |
Joris van Groningen, ‘De tijd verdicht tot een eeuwigheid in de dag’: inwijdingsmotieven in ‘De wetten’ van Connie Palmen. In: Literatuur, jrg. 15, nr. 3, mei/juni 1998, pp. 138-143. |
Arnold Heumakers, Liever geen kritiek. In: NRC Handelsblad, 5-3-1999. (over De erfenis) |
Jan Paul Bresser, Ereplaats voor de lezer. In: Elsevier, 6-3-1999. (over De erfenis) |
Hans Warren, Palmens persoonlijke literatuur. In: Haarlems Dagblad, 9-3-1999. (over De erfenis) |
Robert Anker, Open haard, goede wijn, diepzinnig gesprek. In: Het Parool, 9-3-1999. (over De erfenis) |
Marja Pruis, Op eigen sap. In: De Groene Amsterdammer, 10-3-1999. (over De erfenis) |
Carel Peeters, Ondeugd en een beetje distinc- |
| |
| |
tiedrift. In: Vrij Nederland, 13-3-1999. (over De erfenis) |
Antoine Bodar, Immens monument. In: Antoine Bodar, Nochtans zal ik juichen. Amsterdam 1999, pp. 29-30. (over I.M.) |
Herman Jacobs, Echt Connie Palmen. In: De Morgen, 1-3-2000. (over Echt contact is niet de bedoeling) |
Robert Anker, Fout! In: Het Parool, 3-3-2000. (over Echt contact is niet de bedoeling) |
Onno Blom, Connie Palmen. In: Zolang de voorraad strekt. Amsterdam 2000, pp. 57-59. (over De erfenis) |
Arjan Peters, Een heldin met koortslip. In: Arjan Peters, De ongeneeslijke lezer. Amsterdam 2000, pp. 83-89. (over De erfenis en Echt contact is niet de bedoeling) |
Joost Zwagerman, Verliefd op Connie Palmen. In: Joost Zwagerman, Landschap met klein vuil. Amsterdam 2001, pp. 127-129. (over De erfenis) |
Ton Brouwers, Connie Palmen, I.M. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 50, mei 2001. (analyse en interpretatie) |
Robert Anker, Schrijft Connie Palmen literatuur? In: Het Parool, 30-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Max Pam, Ischa als spil van de wereld. In: HP/De Tijd, 30-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Jaap Goedegebuure, Ischa Meijer revisited. In: Haagsche Courant, 30-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Arjan Peters, De koningin van de zelf-felicitatie: Connie Palmen vangt in nieuwe roman Ischa Meijer alsnog in haar web. In: de Volkskrant, 30-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Hans Goedkoop, Uitgekeken op zichzelf. Connie Palmen zoekt de weerbarstige buitenwereld. In: NRC Handelsbld, 30-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Jeroen Vullings, Was Ischa nou zo interessant? In: Vrij Nederland, 31-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Thomas van den Bergh, Echt verzonnen. In: Elsevier, 31-8-2002. (over Geheel de uwe) |
T. van Deel, ‘Iemand die weggaat wordt niet verlaten’. Palmen moet altijd redeneren en verklaren. In: Trouw, 31-8-2002. (over Geheel de uwe) |
Gerrit Jan Zwier, Een fatale man. In: Leeuwarder Courant, 20-9-2002. (over Geheel de uwe) |
Henk Herbers, Adam en Eva als soap: over het banale en sacrale in ‘I.M.’ en ander werk van Connie Palmen. In: Literatuur, jrg. 19, nr. 5, september/oktober 2002, pp. 277-284. |
Tjerk de Reus, Gefilosofeer in oneliners. In: CV-koers Ruurlo, jrg. 4, nr. 11, november 2002, pp. 76-77. (over Geheel de uwe) |
Herbert van Uffelen, Met de man kies je het verdriet. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 2, april 2003, pp. 294-296. (over Geheel de uwe) |
Iris Pronk, Kleine filosofie van de moderne moord. In: Trouw, 2-4-2004. (over Iets wat niet bloeden kan) |
Hans Driessen, Moorden uit idealisme. In: de Volkskrant, 26-11-2004. (over Een kleine filosofie van de moord) |
Bert Bultinck, De moderne moord bij uitstek. In: De Morgen, 8-12-2004. (over Een kleine filosofie van de moord) |
Jeroen Overstijns, Connies confectiefilosofie. In: De Tijd, 18-12-2004. (over Een kleine filosofie van de moord) |
Max Pam, Iets wat niet bloeden kan. In: HP/De Tijd, 31-12-2004. (over Een kleine filosofie van de moord) |
Hans Goedkoop, Het drama van de afhankelijkheid: Connie Palmen en de mechanismen van de openbaarheid. In: Hans Goedkoop, Een verhaal dat het leven moet veranderen. Amsterdam 2004, pp. 143-161. (over I.M.) |
Connie Palmen, God en vitriool. Amsterdam 2005. (Verzamelde interviews) |
Joost Zwagerman, De stuwkracht van de rouw. In: Vrij Nederland, 14-1-2006. (over I.M.) |
Guus Luijters, Palmen maakt er een potje van; razend interessant en zo opgeschreven dat je er weinig van begrijpt. In: Het Parool, 1-3-2007. (over Lucifer) |
Janet Luis, Geen man om van te houden. In: NRC Handelsblad, 2-3-2007. (over Lucifer) |
Daniëlle Serdijn, Moord, zelfmoord, ongeluk? Nieuwe roman van Connie Palmen blijft een bundel voor vrienden. In: de Volkskrant, 2-3-2007. (over Lucifer) |
| |
| |
Max Pain, Arme Schat. In: HP/De Tijd, 2-3-2007. (over Lucifer) |
Onno Blom, Duivelse schrijfkunst. In: Trouw, 2-3-2007. (over Lucifer) |
Karolien Knols, Afscheid van de ontremde staat. In: de Volkskrant, 3-3-2007. (over Lucifer, interview) |
Jeroen Vullings, ‘Schrijven komt voort uit iets drekkigs’. In: Vrij Nederland, 3-3-2007. (over Lucifer, interview) |
Stefan Sanders, Palmens Schat. In: Vrij Nederland, 3-3-2007. (over Lucifer) |
Kees 't Hart, Het gelukkige schrijven. In: De Groene Amsterdammer, 9-3-2007. (over Lucifer) |
Jaap Goedegebuure, Het verhaal schept de feiten. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-3-2007. (over Lucifer) |
Ad Fransen, Deining in de grachtengordel. In: HP/De Tijd, 16-3-2007. (over Lucifer) |
Arjen Fórtuin, Het toeval is niets voor een schrijver. In: NRC Handelsblad, 16-3-2007. (over Lucifer) |
Stefanie de Jonge, ‘Ik wil nooit meer die zelfhaat’. In: Humo, 20-3-2007. (over Lucifer) |
Atte Jongstra, Wegens gebleken ongeschiktheid. In: Leeuwarder Courant, 23-3-2007. (over Lucifer) |
Dick Leutscher, Een infaam portret. In: De Groene Amsterdammer, 30-3-2007. (over Lucifer) |
Reinier Kist, ‘Uw roman is mislukt, mislukt!’ Connie Palmen geeft geen krimp bij de verdediging van haar omstreden ‘Lucifer’. In: NRC Handelsblad, 4-4-2007. (over reacties op Lucifer) |
Ilse Degryse, Onder de grachtengordel. In: De Standaard, 13-4-2007. (over Lucifer) |
Thomas van den Bergh, ‘Lucifer’ lezen was nuttig. In: Elsevier, 21-4-2007. (over Lucifer) |
Liedeke Plate, Rewriting: literatuur als parallel script. In: Vooys, jrg. 26, nr. 2, oktober 2008, pp. 63-73. (over Lucifer) |
Ton Anbeek, Connie Palmen, Lucifer. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 80, november 2008. (analyse en interpretatie) |
Arie Storm, Voor kwaliteit en tegen clichés. In: Het Parool, 2-12-2009. (over Het geluk van de eenzaamheid) |
Daniëlle Serdijn, Echtheid bestaat niet. In: de Volkskrant, 4-12-2009. (over Het geluk van de eenzaamheid) |
Marja Pruis, Moed houden. In: De Groene Amsterdammer, 11-12-2009. (over Het geluk van de eenzaamheid) |
119 Kritisch lit. lex.
november 2010
|
|