| |
| |
| |
Monika van Paemel
door Dirk de Geest
met een aanvulling door Jooris van Hulle
1. Biografie
Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 te Poesele, een landelijke gemeente in de provincie Oost-Vlaanderen. Haar kinderjaren bracht zij door in haar geboortestreek, waar zij hoofdzakelijk onder de hoede van haar grootouders en andere familieleden opgroeide; zo woonde zij in de Leiedorpen Lotenhulle, Nevele, Poesele en Vinkt. Een hersenaandoening op negenjarige leeftijd werd gevolgd door een lang verblijf in het ziekenhuis en een jarenlange herstelperiode bij pleegouders in het grensgebied Essen-Nispen. Vanaf 1959 ging Monika van Paemel op kostschool in het Heilig Graf te Turnhout, waar zij - overigens met een enorme tegenzin - handelswetenschappen studeerde.
Haar literaire carrière startte in 1969 met de publicatie van twee gedichten in het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Sindsdien publiceerde Monika van Paemel onder meer in tijdschriften als Dietsche Warande & Belfort, De Vlaamse Gids, Nieuw Vlaams Tijdschrift, Opzij en Lover, en werkte zij mee aan radio- en televisieprogramma's in Nederland en Vlaanderen.
Tevens was zij een tijdlang actief in de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, waar zij zich inzette voor de belangen van de auteur. In 1988 werd ze voorzitter van het PEN-Centrum Vlaanderen, dat onder meer ijverde voor een beter statuut van de schrijver. In 2001 werd ze in die functie opgevolgd door Paul Koeck, maar ze bleef vice-voorzitter van de vereniging.
In 1972 kreeg Monika van Paemel de prijs voor het beste literaire debuut voor Amazone met het blauwe voorhoofd, en in
| |
| |
1975 werd het manuscript van Marguerite bekroond met de literaire prijs van de provincie Oost-Vlaanderen. Verder kreeg ze in 1985 de Dirk Martensprijs en de Prijs van de Vlaamse Provincies voor haar roman De vermaledijde vaders. In 1987 werd de roman nog eens bekroond, ditmaal met de Staatsprijs voor Proza.
In 1993 werd Monika van Paemel in de adelstand verheven. Ze kreeg de titel van barones. In 2005 werd ze ereburger van haar geboortedorp Nevele.
Monika van Paemel woont in Mechelen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Monika van Paemel - ‘de Vlaamse heks met de blonde haren en de wilde schrijfstijl’ (Hanneke van Buuren) - is een van de zeldzame Vlaamse vrouwelijke auteurs die bij een Noordnederlandse uitgeverij en het lezerspubliek aldaar is doorgedrongen. Dat de publieke belangstelling voor haar werk daarenboven gestadig groeit, bewijzen de recente herdrukken van haar debuutroman. Hoewel die aandacht ongetwijfeld in de hand wordt gewerkt door de huidige rage van de feministische en de vrouwenliteratuur, liggen toch vooral de intrinsieke kwaliteiten van haar proza aan de basis van dit succes.
| |
Kritiek
Parallel aan die groeiende publieke belangstelling wordt ook in de literaire kritiek het werk van Monika van Paemel steeds hoger gewaardeerd; die positieve houding blijkt zowel uit het aantal als uit de overheersende toon van de recensies. Monika van Paemel wordt haast unaniem geprezen voor haar uitzonderlijk zuivere en rijke taalhantering, de precisie van haar lyrisch-associatieve schrijfstijl en de frisse authenticiteit van de beschreven problematiek.
Desalniettemin maken enkele critici voorbehoud voor bepaalde modernistische facetten van haar verteltechniek, wat vooral tot uiting komt in het controversieel onthaal dat de complexe structuur van De confrontatie ten deel viel. Daarnaast irriteert bijwijlen ook de sterk retorische, op cumulatie berustende stijl van haar romans: zo is er in de recensies beurtelings sprake van ‘bekoorlijk klinkende diepzinnigheid’ (Paul Hardy), ‘verbalisme’ (Wam de Moor) en ‘stapelproza’ (Jef van Gool).
| |
Techniek
Inderdaad is het werk van Monika van Paemel, verhaaltechnisch gezien, allesbehalve gemakkelijk en onderhoudend leesvoer. Haar boeken en verhalen benaderen het type van de experimentele tekst of schriftuur, doordat nooit een rechtlijnige plot wordt afgewikkeld en de traditionele logische en chronologische samenhang frequent wordt doorbroken. Telkens gaat het om een associatief tot stand gekomen kaleidoskopische verzameling van heterogene fragmenten; ervaringen, beschouwingen en herinneringen worden op die manier
| |
| |
vervlochten tot een hecht thematisch geheel. In de lezerservaring ligt de klemtoon dan ook eerder op de intuïtieve totaalindruk dan op de rationele ordening.
Het valt op hoe Monika van Paemel haar boeken bij voorkeur opbouwt op een cyclische manier. Dit structuurprincipe is reeds onopvallend aanwezig in Amazone met het blauwe voorhoofd, waar de wisseling van de seizoenen wordt doorbroken door steeds terugkerende leidmotieven. Vanaf De confrontatie springt de cirkelstructuur evenwel duidelijk in het oog. Aan het eind van het boek versmelten de drie vertelstandpunten - de vrouwen Zoë, Mirjam, en de op de achtergrond aanwezige ik-auteur - opnieuw tot één persoonlijkheid, en de illustratie op de kaft valt samen met de slotbladzijde. De cirkel is volmaakt gesloten: ‘Morgen zal ik dezelfde woorden anders gebruiken.’
Hetzelfde doet zich voor in Marguerite. Alle pogingen van de ik-figuur om zich schrijvend te ontdoen van de overleden grootmoeder blijken uiteindelijk vergeefs en zinloos; aan het einde van de roman dient het imponerende grootje zich opnieuw opdringerig aan in een schilderij van Claude Jullien (dat dan ook op de kaft staat afgebeeld).
| |
Stijl
Stilistisch gezien wordt het proza van Monika van Paemel gekenmerkt door een sterk associatieve, organische en ritmische schrijfwijze. In dit verband valt op hoe de auteur graag contrasterende taalregisters en stemmingen tegen elkaar uitspeelt, of via de haast eindeloze accumulatie van korte, vaak elliptische zinnen een omvattende totaalindruk nastreeft. Daarbij wordt voordurend gepoogd om elke schakering zo genuanceerd en rijk mogelijk te verwoorden. Ook de overvloed aan zintuiglijke indrukken, het veelvuldig aanwenden van plastische metaforen en de sterk aforistische inslag van haar taalgebruik liggen in dezelfde lijn.
Dat die mateloze zucht naar volledigheid en precisie echter bijwijlen omslaat in retoriek en storende breedvoerigheid, werd hierboven reeds aangestipt.
Nochtans zou het verkeerd zijn dit barokke gebruik van stijlmiddelen zonder meer te willen beschouwen als sympathieke maar redundante opsmuk, daar de stapeltechniek nauw aansluit bij de wijze waarop de auteur het bestaan
| |
| |
ervaart. ‘Nee, het verleden waaiert niet open als een pauwestaart, het komt tot leven met stukken en brokken, schoksgewijze’, luidt het in Marguerite, en op tal van andere plaatsen treft men analoge uitspraken aan.
| |
Thematiek
Hiermee is tevens de hechte relatie tussen de formele uitwerking enerzijds en de behandelde thematiek anderzijds expliciet aangegeven. Inhoudelijk laat het proza van Monika van Paemel zich het best samenvatten als een obsessief zoeken naar de eigen identiteit: als individu, als vrouw, en als auteur.
In de optiek van de schrijfster ligt de klemtoon op het sterk dynamische karakter van de bestaanservaring; het leven is geen statisch apriori gegeven, maar integendeel een permanent worden, een zich constant vernieuwen vanaf de geboorte tot aan de dood. Dit voorlopig karakter van elke ervaring verklaart overigens de voortdurende flash-backs. Elke geïnterioriseerde herinnering maakt mee deel uit van de persoonlijkheid, en is hierdoor een wissel op de toekomst. ‘Ik kom er niet van los, al loochen ik het luidop. De mensen en de dingen die onder de huid zijn gekropen, huizen daar voorgoed.’ (Amazone met het blauwe voorhoofd) Op die manier wordt het avontuur niet buiten, maar in de mens zelf geplaatst.
Dit dynamisme wordt daarenboven essentieel verbonden met een kijk op het bestaan, waarin zichzelf verliezen en zich vinden in werkelijkheid eerder elkaar aanvullende dan wel tegenstrijdige dimensies zijn. Zo gaat het krampachtig verlangen van het individu naar een origineel en authentiek leven onvermijdelijk gepaard met een heftig verzet tegen de verstarring, die een dergelijke spontane ontplooiing bedreigt en stremt.
In Amazone met het blauwe voorhoofd wordt die verstarrende tendens geïncarneerd in het Vlaamse, landelijke conservatisme dat steunt op de in discrediet geraakte peilers van kerkelijkheid, volksaard en een Victoriaanse moraal. De jonge vrouw Gisela voelt zich dan ook, als ongewenst en streng opgevoed meisje, duidelijk verwant met de in een kooi opgesloten exotische Amazone-papegaai. Haar evenwicht vindt zij in de openheid van de natuur. Hier komt Gisela, wars van alle conventies en dwangmatige leefregels, tot een kosmisch- | |
| |
vitalistische natuurbeleving; van deze aardsparadijselijke ongeremdheid zijn een intense zintuiglijke betrokkenheid, een positieve cultus van de eigen lichamelijkheid en de erotiek, en een euforische roes de meest uitgesproken componenten.
In De confrontatie worden, zoals de titel het reeds aangeeft, twee vrouwenfiguren onophoudelijk met elkaar geconfronteerd. Mirjam (vermoedelijk betekent de naam ‘bitterheid’) is het type van de introverte vrouw die de ongebondenheid en de toekomstgerichtheid symboliseert; daartegenover staat dan Zoë (Grieks voor ‘leven’) die zich in de buitenwereld weet te integreren, en als jonge moeder de geborgenheid en gebondenheid verpersoonlijkt. In de vriendschap tussen de twee vrouwen en de manier waarop zij elk aan hun dromen gestalte pogen te geven, klinkt voortdurend de ambiguïteit door: integratie impliceert immers noodgedwongen het sluiten van compromissen, terwijl koppige volharding een groeiende vereenzaming tot gevolg heeft; liefde en vriendschap balanceren voortdurend tussen de polen van gebondenheid en vrijheid, zelfovergave en zelfverlies. Toch lijkt de verzoening van die twee uitersten niet principieel onmogelijk; aan het slot van de roman versmelten beide antithetische figuren dan ook tot een en dezelfde persoonlijkheid, die van de auteur.
Tevens valt op hoe in De confrontatie - en later ook in ‘De stilte van de grote dagen’ - de tegenstelling tussen stad en platteland aan belang wint. Tegenover het ongetemde bestaan in de frisse natuur wordt de stad, doorgaans omhangen door mist en drukte, symptomatisch voor de toenemende vervlakking en uniformisering.
Ook in Marguerite staat de odyssee naar de eigen identiteit centraal. In deze roman wordt nog nadrukkelijker ervaren hoe omzichtig de notie vrijheid moet worden gehanteerd. Gaandeweg realiseert de ik-persoon zich immers hoe doorslaggevend en onafwendbaar de invloed van haar grootmoeder is geweest. Het lijkt onmogelijk om die impact volledig van zich af te schrijven, en tenslotte houden ook hier de polen van afstoting en aantrekking elkaar in evenwicht. Heden en verleden zijn één; de individuele existentie ontstaat immers
| |
| |
niet in een volstrekt vacuüm, maar bouwt onbewust verder op de verworvenheden van een traditie.
Opmerkelijk is wel hoe in de romans van Monika van Paemel de mannelijke figuren slechts een zijdelingse en passieve rol vervullen. Zelfs in een mannenmaatschappij staat het matriarchale gezag buiten kijf. Tevens blijkt voor de zelfbewuste vrouwelijke romanpersonages een liefdes- of huwelijksrelatie geen economische of affectieve noodzaak, en waar een dergelijke relatie zich voordoet, ligt de nadruk op emancipatie en ongebondenheid: ‘Ik wil je merrie zijn en omdat ik je liefheb verlangen dat je mij zou berijden, maar ik zal niet dulden dat je me zadelt.’ (Amazone met het blauwe voorhoofd) En in Marguerite heet het ideaal ‘vrouw zijn zonder een slachtoffer te worden’.
| |
Kunstopvatting
Ook de activiteit van het schrijven wordt in dit proces van geleidelijke bewustwording geïntegreerd. Hoewel een therapeutisch schrijverschap een illusie is - de complexe werkelijkheid laat zich immers niet wegschrijven of op papier totaal ontcijferen -, heeft de activiteit van het schrijven zin als een zich naakt en kwetsbaar opstellen, een opmaken van de balans. In dit perspectief is het schrijfproces belangrijker dan het resultaat, en wordt het schrijven ervaren op een erg lichamelijke wijze, als een slepende ziekte die de mens niet ongeschonden achterlaat. Daarenboven blijkt de creatieve arbeid in hoge mate onbetrouwbaar, doordat het verlossende en alles voltooiende woord nooit wordt bereikt.
| |
Relatie leven/werk
Uit het voorgaande blijkt duidelijk hoe de in de romans beleefde problematiek - zoals overigens bij nagenoeg elk literair oeuvre het geval is - op hechte wijze is verbonden met de persoonlijkheid van de biografische auteur. De ervaringen, verzuchtingen en progressieve idealen van de vrouwelijke hoofdpersonages zijn grotendeels die van de schrijfster zelf. In dit verband heeft Monika van Paemel herhaaldelijk in interviews haar gebrek aan fantasie beklemtoond, en de werkelijkheidsbetrokkenheid als het grondpatroon voor haar creatieve arbeid blootgelegd. Het feit dat zijzelf naakt poseerde voor de omslagfoto van De confrontatie wijst er overigens op hoe in elk van haar boeken de adem van de auteur voelbaar blijft.
| |
| |
| |
Traditie / Verwantschap
Op grond hiervan heeft de literaire kritiek het werk van Monika van Paemel vaak in de traditie van de autobiografische, introspectieve literatuur geplaatst: zo vergelijkt bijvoorbeeld André Demedts Amazone met het blauwe voorhoofd met Maurice Gilliams' Elias of het gevecht met de nachtegalen. Anderen zien een vaag verband met uiteenlopende auteurs die in hun werk een analoog klimaat oproepen, en de vergelijking met een hele schaar van vrouwelijke collega's dringt zich als vanzelf op.
| |
Ontwikkeling
Toch kan men het werk van Monika van Paemel niet zonder meer onderbrengen bij de feministische literatuur; tegenover het etiket ‘feministisch’ staat de schrijfster even huiverig als tegenover een aantal zogenaamd feministische opvattingen en dogma's. Wel heeft zij haar waardering uitgesproken voor de opvattingen en de literaire nalatenschap van zowel Anne Frank als Belle van Zuylen. Welke pogingen men echter ook onderneemt om Van Paemel in een literaire traditie of een algemeen tijdsklimaat te situeren, de auteur blijft in de eerste plaats progressief en emancipatorisch trouw aan zichzelf. Ofschoon het vooralsnog weinig zin heeft nu al ontwikkelingslijnen te willen trekken in dit nog jonge oeuvre, valt op hoe Monika van Paemel geleidelijk aan overschakelde van poëzie naar, zij het onmiskenbaar poëtisch gekleurd, proza. Daarenboven heeft mettertijd de barokke overdaad plaats gemaakt voor een versobering op stilistisch en verhaaltechnisch vlak, die de leesbaarheid van haar werk ongetwijfeld ten goede komt.
| |
Publieke belangstelling
Een tijdlang zag het ernaar uit dat Monika van Paemel met Marguerite inderdaad - zoals Hanneke van Buuren veronderstelde - de ‘afronding van een trilogie’ had gebracht. Het vermeende eindpunt bleek evenwel slechts een rustpunt. In 1985, negen jaar na Marguerite, verscheen de lijvige roman De vermaledijde vaders, nadat reeds enkele jaren tevoren een paar fragmenten als tijdschriftbijdragen waren gepubliceerd. De roman sloeg meteen aan bij het grote lezerspubliek: binnen enkele maanden werden er meer dan 8000 exemplaren van verkocht. Ook de publieke interesse voor het vroegere werk nam toe.
| |
Kritiek
Terzelfder tijd kon De vermaledijde vaders ook in de literaire kritiek bogen op een aanzienlijke weerklank. In tal van uit- | |
| |
voerige beschouwingen, vrijwel onmiddellijk na het verschijnen, werd het boek op een uitgesproken positieve wijze beoordeeld; zo werd meer dan eens in de recensies de (nochtans niet onironische) notitie ‘Dit boek is een meesterwerk’ voorin de roman, met instemming geciteerd. Opvallend is ook hoe het verschijnen van De vermaledijde vaders voor heel wat critici een aanleiding vormde om het vroegere werk van Van Paemel te gaan herlezen en het te interpreteren als een soort van voorstudies voor dit magnum opus. Achteraf beschouwd is een dergelijke zienswijze niet zo verwonderlijk. Het valt immers op hoe De vermaledijde vaders een groot aantal thema's en motieven uit de vroegere romans weer opneemt en op elkaar betrekt. Misschien zou men zelfs zover kunnen gaan om te stellen dat zij pas hier, in deze nieuwe context, hun eigenlijke betekenis en samenhang verwerven.
| |
Relatie leven/werk
Thematiek
In vijf delen roept de roman het leven op van de vrouwelijke protagonist Pamela (vooral dan haar kinder- en jeugdjaren), haar omgeving, haar voorgeslacht. Daarbij wijst reeds de aanvangszin van het boek - ‘Pamela werd geboren op 4 mei 1945, en stierf in het jaar 2000 en zoveel.’ - duidelijk op de spanning tussen autobiografie en fictie die ook dit werk van Van Paemel beheerst; niet enkel klinkt de naam van het hoofdpersonage net als die van de auteur, ook de vermelde geboortedatum refereert duidelijk aan de biografische schrijfster achter het werk. Belangrijke aspecten vormen ook in deze roman het decor van het landelijke Oost-Vlaanderen (het Leielandschap), de disharmonische gezinssituatie, de relatieve afwezigheid van de beide ouders en de belangrijke rol die opnieuw aan de twee grootmoeders wordt toegekend.
Toch gaat De vermaledijde vaders, in vergelijking met het vroegere werk, onmiskenbaar een heel stuk verder dan het niveau van deze strikt individuele geschiedenis. Zo wordt, in een kaleidoscoop van korte en langere mijmeringen en verhaalfragmenten, een fresco geschilderd van het twintigste-eeuwse Vlaanderen: de twee wereldoorlogen met de nauw daarmee verbonden collaboratie en repressie, het contrast tussen landelijke en enigszins verstedelijkte milieus, de klassentegenstellingen en rollenpatronen, de economische en sociale situatie, de heersende ideologie en mentaliteit.
| |
| |
Daarenboven ondergaat deze historisch-politieke en sociografische dimensie nog een wezenlijke verdieping door de rol die aan de ‘vermaledijde vaders’ wordt toebedeeld. Zo worden de diverse vader- en mannenfiguren voorgesteld als incarnaties van een meer algemeen patriarchaal principe, dat de identiteit van de vrouwelijke personages voortdurend normeert en beperkt. Op een symbolisch niveau staat dat voor alles wat vastligt en wat hoort (het burgerlijke fatsoen, en de conservatieve principes en moraal), de verstarde sekserollen, de druk van het verleden en de traditie, de wet, de hypocrisie, het geweld en de onderdrukking. Op die manier worden individuele en algemene geschiedenis met elkaar vervlochten en ontstaat een onafgebroken confrontatie, die bijwijlen mytisch-archetypische proporties aanneemt. Enerzijds pogen de diverse vrouwenfiguren, en dan vanzelfsprekend in de eerste plaats de jonge vrouw Pamela, zich tegenover deze destructieve invloeden staande te houden, hun eigen identiteit te veroveren. Anderzijds is het ook zo dat dit zoeken naar een eigen identiteit uiteindelijk slechts verloopt en zin krijgt tegen de achtergrond van en in relatie tot die Vaderinstanties. De indrukwekkende confrontatie met de biografische vader aan het eind van het vierde deel van de roman - een deel dat niet toevallig grotendeels aan de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog is gewijd - blijkt dan ook vrij ambivalent, geen definitieve afrekening; het loskomen van de ‘Vader’ is immers nooit beëindigd, maar moet op elk ogenblik weer herwonnen worden.
| |
Techniek / Stijl
Verhaaltechnisch wordt De vermaledijde vaders, net als de vorige romans, gekenmerkt door een sterk gefragmenteerde structuur waarbij verhalende passages, herinneringen en auctoriële commentaren elkaar afwisselen en doorkruisen. Daarmee verbonden is de associatieve schrijfstijl met een groot aantal, vaak bruuske wisselingen in ritme, tijd, ruimte, personages en vertelinstantie. In de stijl valt opnieuw de (soms wat fanatieke) voorkeur van de schrijfster op voor opsommende en herhalende zinnenreeksen - vooral waar het ‘moraliserende’ tussenkomsten van de verteller betreft - met een sterk retorisch, bijwijlen litanie-achtig karakter. Daarnaast gaf in de kritiek ook het vijfde deel van de roman - waarin, in een soort van toekomstperspectief, de bejaarde
| |
| |
Pamela ten tonele wordt gevoerd - aanleiding tot een zekere controverse; sommige critici (De Wispelaere) beschouwden deze ‘fictie’ als een zwakker element in de structuur van de roman, andere recensenten zagen er daarentegen het volwaardig sluitstuk in, of een soort van spiegeltekst ten opzichte van het aanvangsdeel.
| |
Verwantschap
Zowel op grond van de omvang van De vermaledijde vaders als omwille van de erin behandelde thematiek en het ruime tijdskader drong zich in de literaire kritiek als het ware spontaan en vrijwel unaniem een vergelijking op met het niet zolang tevoren gepubliceerde Het verdriet van België van Hugo Claus. Nochtans moet men vaststellen dat beide boeken, ondanks de onderlinge verwantschap, in de eerste plaats diepgaand van elkaar verschillen; zo stelt Van Paemel zich veel duidelijker dan Claus op een principieel geëngageerd (politiek en feministisch) standpunt, en er valt wat te zeggen voor de stelling dat De vermaledijde vaders een moderne tendensroman zou zijn.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Toen in 1992, zeven jaar na de meermaals bekroonde roman De vermaledijde vaders, eindelijk een nieuwe roman van Monika van Paemel verscheen onder de titel De eerste steen (de aanzet tot deze roman was al in 1988 gepubliceerd als Boekenweekgeschenk in Vlaanderen), reageerde de kritiek eerder verdeeld. Voor P.M. Reinders was de roman ‘ondanks de steeds weer onderbroken ontwikkeling van het verhaal (...) in het werk van Van Paemel een grote sprong vooruit’, volgens John Vervoort ‘krijgt de lezer de gigantische knoop niet meer ontward’ en ligt de roman ‘zwaar op de maag’. Interviews en besprekingen in alle belangrijke bladen en tijdschriften bewezen dat Van Paemel hoe dan ook op een brede belangstelling kon blijven rekenen. Als over Het wedervaren (1993) - volgens Jos Borré ‘een zeer aansprekend boek’, voor John Vervoort ‘haar meest openhartige en daardoor ook meest ontroerende boek’ - dan toch enkele kritische bedenkingen werden geformuleerd, dan hadden die in de eerste plaats te maken met het genre van de autobiografie waarin de roman thuishoort zonder ook echt de wetmatigheden ervan te volgen. Zo schrijft Frank Hellemans: ‘Wie tegen heug en meug toch beweert een autobiografisch verslag uit te zweten en zich dan verstopt achter een gordijn van tweederangsuitspraken, verdient
| |
| |
geen genade.’ De romans Rozen op ijs (1997) en Het verschil (2000) werden minder enthousiast ontvangen, maar met haar roman Celestien (2004) kwam Monika van Paemel weer volop in het licht van de schijnwerpers te staan. Het boek stond wekenlang in de toptienlijstjes in Vlaanderen. De ondertitel De gebenedijde moeders maakte dat de roman zowat in alle kritische besprekingen werd afgewogen tegen De vermaledijde vaders.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Kan Het wedervaren worden gelezen als een uitdieping van het thema van het verlies dat al aan bod kwam in De eerste steen, dan vertoont deze laatste roman een hechte samenhang met Rozen op ijs en Het verschil. In wat als een soort trilogie kan worden beschouwd, ontwikkelt Van Paemel in deze romans het thema van het anders zijn, dat haar personages (letterlijk) op de vlucht drijft en vaak medemensen tot vijanden maakt. In De eerste steen krijgt het gegeven nadrukkelijk vorm in het Israëlisch-Palestijns conflict dat voortdurend - de roman speelt zich grotendeels af in Jeruzalem - aanwezig is. Locatie voor Rozen op ijs is de Noordpool, waar onder meer de ontheemding van de Eskimo's wordt behandeld in het breder kader van ecologische rampen die de mens boven het hoofd hangen, terwijl in Het verschil ten slotte het Balkan-conflict als kader fungeert voor de beschrijving van de zoektocht van de ik-figuur naar zichzelf. Van Paemels hoofdfiguren gaan de confrontatie aan met het verleden, dat wordt ingekleurd door het verlies en het verdriet dat daarmee gepaard gaat. In De eerste steen duikt hoofdfiguur May, totaal ontredderd als ze is na de dood van haar dochter, onder in een souterrain in Jeruzalem. De ontmoeting met andere vrouwen, zoals de joodse Hagar die haar vader verloor in de Tweede Wereldoorlog, zet May in een spiegelend motiefbeeld op het spoor van de in haar leven ontbrekende moederfiguur.
Wat het verlies van een kind betekent voor een moeder wordt verder uitgediept in Het wedervaren, waarin Monika van Paemel, ook verwijzend naar de zelfmoord van de bevriende schrijver Daniël Robberechts, schrijvend op zoek gaat naar een vorm van aanvaarding. De reflectie op het schrijven loopt trouwens als een rode draad door de tekst.
In Rozen op ijs maakt hoofdfiguur Perla, die dezelfde familiale achtergrond heeft als Pamela, de hoofdfiguur uit De vermaledijde
| |
| |
vaders, in haar maatschappelijke inzet voor het milieu goed wat ze in haar persoonlijk leven verloren is in de liefde. Het verschil, de roman die als ondertitel ‘een geschiedenis’ meekrijgt, heeft een meer documentair karakter, maar toont in wezen even nadrukkelijk aan hoe Van Paemel tegen de vernielzucht van de oorlog en het eruit voortvloeiende verdriet, het schrijven, de creativiteit als uitweg ziet.
De vertellende ik-figuur brengt in de naar haar genoemde roman het relaas van haar leven als dienstmeid bij de gegoede familie Van Puynbroekx. (De familienaam van Perla uit Rozen op ijs was Van Puynbroeck). Gaandeweg neemt haar verhaal de vorm aan van een familiekroniek die begint na de Eerste Wereldoorlog en eindigt rond de jaren zestig. De aandacht van Van Paemel gaat in de eerste plaats uit naar relaties, die van Madame bijvoorbeeld tot haar lievelingszoon Reinout, of de gevoelens die Celestien altijd heeft gekoesterd voor meneer Augustijn en de manier waarop zij, die nooit kinderen heeft gehad, haar moederlijke gevoelens heeft overgedragen op de kinderen in het gezin. Net als in de vorige romans speelt ook hier weer het grote conflict van de oorlog: Augustijn zelf is met een schuldgevoel uit de Eerste Wereldoorlog gekomen, terwijl WO II de zoons uit elkaar drijft wegens de verschillende keuzes die ze hebben gemaakt.
| |
Kunstopvatting
In haar roman Het wedervaren gaat Monika van Paemel diep in op het schrijverschap. Zo noteert ze: ‘Ik heb het gevoel dat het intiemste wat ik beleef in het schrijven zit, en dat ik daar niet hoef over te praten omdat het intieme zich in dat deel van het schrijven verbergt dat ook aan mijn pen ontsnapt.’ Op een nadrukkelijke manier verbindt zij verder in het werk leven zelf met schrijven: ‘Wat mij betreft is het betrekkelijk eenvoudig. Het verwerven van een zekere vrede, het cultiveren van de liefde en de vriendschap, het genieten van kunst, de boeken maken die ik moet schrijven en als een schrijvende een slakkespoor van verzet achterlaten tegen alle vormen van destructie.’ Verzet gaat voor haar hand in hand met het vormgeven aan het persoonlijke verleden en aan hetgeen haar in dit verleden heeft aangegrepen, tot en met het intieme verdriet na de zelfmoord van haar dochter. ‘Met de taal zijn wij de dood een stapje voor’, luidt het weer
| |
| |
in Het wedervaren, en ook: ‘Beroof me van de taal en ik besta niet meer.’
Echo's van deze opvatting vinden we terug in haar pamflet Te zot of te bot, waarin ze beweert: ‘Als schrijver besta ik door het woord, en moet ik - in een middelgroot taalgebied - bestaan van een vak dat door de commercialisering wordt bedreigd en door gekissebis wordt uitgehold.’ Over de maatschappelijke impact van het schrijven doet ze deze uitspraak: ‘Het woord maakt vrij, maar het verplicht ook. De schrijver hoeft geen held te zijn, maar hij (of zij) is wel een trompetter.’
| |
Stijl
Monika van Paemel hanteert een uitgesproken associatieve stijl, die aansluitend bij de niet-lineaire opbouw van haar teksten, op het eerste gezicht verwarrend kan overkomen, maar binnen het geheel van de roman op een doordachte manier aangewend wordt en de verhaallijn naar een sterke ontknoping leidt. Motieven worden verder in de romans in hun meerduidige betekenislaag ontwikkeld. May is bijvoorbeeld in De eerste steen op zoek naar de steen waarop zij haar hoofd te rusten kan leggen, anders gezegd naar de persoon bij wie ze terecht kan en mag met haar problemen. Even wordt in de roman ook verwezen naar ‘de steen der wijzen’, en in zijn ruimste betekenis verwijst het motief naar de schuldvraag, waarrond de hele roman is geconcipieerd (‘wie zonder zonde is, werpe de eerste steen’).
| |
Relatie leven/werk
Terugkerende verhaalmotieven (zoals de ziekelijke jeugd, de rol van de grootmoeder bij de opvoeding) in de verschillende romans laten vermoeden dat de teksten van Monika van Paemel tot op zekere hoogte autobiografisch geïnspireerd zijn. In De vermaledijde vaders heette de hoofdfiguur, die net als de auteur geboren is op 4 mei 1945, Pamela. De spanning tussen werkelijkheid en fictie (zie de mededeling die aan Het verschil voorafgaat: ‘Dit boek verhoudt zich tot de werkelijkheid als een verhaal, en omgekeerd’) blijft de voedingsbodem waarop het schrijverschap van Van Paemel blijvend gedijt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Monika van Paemel, Amazone met het blauwe voorhoofd. Amsterdam/Brussel 1971, Elsevier, Elseviers Literaire Serie, R. (3e druk, 's-Gravenhage 1979, Nijgh & Van Ditmar, Nijgh & Van Ditmar's paperbacks 271; 4e, herziene druk, Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff-editie E 902) |
Monika van Paemel, De confrontatie. 's-Gravenhage/Rotterdam 1974, Nijgh & Van Ditmar, Nijgh & Van Ditmar's paperbacks 138, R. (2e, herziene druk, Amsterdam 1986, Meulenhoff, Meulenhoff-editie E 833) |
Monika van Paemel, Marguerite. 's-Gravenhage/Rotterdam 1976, Nijgh & Van Ditmar, Nijgh & Van Ditmar's paperbacks 182, R. (3e, herziene druk, Amsterdam 1985, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 838; licentieuitgave Amsterdam 1976, Knippenberg, Bulkboek, jrg. 10, nr. 128; 4e druk, Amsterdam 1990, Meulenhoff, Meulenhoff pocketeditie; licentieuitgave Amsterdam 1996, Muntinga, Rainbow pocketboeken 273) |
Hans van den Bergh, Antonin van Elslander, Anton Korteweg en Monika van Paemel (red.), Kritisch akkoord 1981. Een keuze uit in 1980 verschenen essays in Noorden Zuidnederlandse tijdschriften. Antwerpen 1981, Elsevier Manteau, Bl. |
Ch. de Smet, Monika van Paemel en Viona Westra (red.), Als vrouwen hun kunsten verkopen. Over vrouwen en kunst en kreativiteit. Gent 1981, Masereelfonds, Lef 7, E. |
Hans van den Bergh, Antonin van Elslander, Monika van Paemel en Jan van der Vegt (red.), Kritisch akkoord 1982. Een keuze uit in 1981 verschenen essays in Noord- en Zuidnederlandse tijdschriften. Antwerpen 1982, Elsevier Manteau, Bl. |
Jaap Goedegebuure, Monika van Paemel en Willem M. Roggeman (red.), Kritisch akkoord 1989. Een keuze uit in 1982 verschenen essays in Noord- en Zuidnederlandse tijdschriften. Antwerpen 1983, Manteau, Bl. |
Monika van Paemel, De vermaledijde vaders. Roman. Amsterdam 1985, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 767, R. (5e druk Amsterdam 1987, Meulenhoff pocketeditie; 6e druk Amsterdam 1988, Meulenhoff, Monumenta) |
Monika van Paemel, Brood en schrijven. Schrijvers schrijven niet beter op zolderkamers. In: Frans Boenders e.a., Hard op de tong. Leuven 1986, Kritak/Knack, pp. 6-21, E. |
Monika van Paemel, De eerste steen. Novelle. Antwerpen 1988, Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, N. |
Monika van Paemel, De eerste steen. Roman. Amsterdam 1992, Meulenhoff, Meulenhoff-editie E 1047, R. (Amsterdam 1994, Meulenhoff, Meulenhoff pocketeditie; 7e druk Amsterdam 1997, Muntinga, Rainbow pocketboeken 344; 8e druk Amsterdam 2005, Querido) |
Monika van Paemel, Het voordeel van het verschil. In: De Brakke Hond, jrg. 9, nr. 33, maart 1992, pp. 80-100, E. |
| |
| |
Monika van Paemel, Het wedervaren. Een verslag. Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff editie E 1301, E/R. |
Monika van Paemel, Rozen op ijs. Roman. Amsterdam 1997, Meulenhoff, Meulenhoff editie 1514, R. (licentieuitgave Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL, XL 392; 5e druk Amsterdam 2005, Pockethuis) |
Monika van Paemel, Het verschil. Een geschiedenis. Amsterdam 2000, Meulenhoff, Meulenhoff editie 1665, R. |
Monika van Paemel, Het kind met de alwetende ogen. Amsterdam 2002, Meulenhoff/Unicef, Poëtisch proza. |
Monika van Paemel, Celestien. De gebenedijde moeders. Amsterdam 2004, Meulenhoff, Meulenhoff editie 2099, R. |
Monika van Paemel, Te zot of te bot. Pamflet. Amsterdam 2006, Querido, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Piet Sterckx, Monika van Paemel tussen angst en verrukking. In: De Nieuwe Gazel, 18-9-1971. (interview n.a.v. Amazone met het blauwe voorhoofd) |
André Demedts, Proza van Vlamingen. Van Paemel, Pauwels en Geeraerts. In: De Periscoop, jrg. 22, nr. 4, febr. 1972, p. 3. (over Amazone met het blauwe voorhoofd) |
Paul Hardy, Kroniek. In: Boekengids, jrg. 50, nr. 2, maart 1972, pp. 97-105. (over Amazone met het blauwe voorhoofd) |
Willem M. Roggeman, Vrouwelijke debutanten. In: De Nieuwe Gazet, 22-4-1972. (over Amazone met het blauwe voorhoofd) |
Frans van Suetendael, Monika van Paemel: Amazone met het blauwe voorhoofd. In: De Nieuwe Gazet, 11-7-1972. (over Amazone met het blauwe voorhoofd) |
Marcel Janssens, Een nimf onder puriteinen. In: Dietsche Warande en Belfort, jrg. 117, nr. 7, sept. 1972, pp. 551-553. (over Amazone met hel blauwe voorhoofd) |
Ben Bos, Monika van Paemel. In: De Nieuwe Linie, 20-12-1972. (interview) |
N.V., Monika van Paemel: Ik... ik... ik. In: De Nieuwe Gazet, 9-5-1974. (over De confrontatie) |
Daniël D'Hooge, Monika van Paemel. In: Land van Nevele, jrg. 5, nr. 2, juni 1974, pp. 40-42. |
Paul de Wispelaere, Artistiek zelfportret in spiegelbeeld. Monika van Paemel: naakt maar verhuld. In: Het Vaderland, 29-6-1974. (over De confrontatie) |
Jean-Philippe Verstraeten, Notities. Boeken. In: Filter, jrg. 3, nr. 1, juli 1974, pp. 66-69. (over De Confrontatie) |
Ingrid vander Veken, Monika van Paemel: geen wijfje en geen madonna. In: De Nieuwe Gazel, 6-7-1974. (interview over De confrontatie) |
Fernand Auwera, Een konfrontatie met Monika van Paemel. In: De Nieuwe, 7-7-1974. (over De confrontatie) |
Wam de Moor, De Vlaamse zeerteziel. In: De Tijd, 27-7-1974. (over De confrontatie) |
Wim Hazeu, Willy Spillebeen of Monika van Paemel, wie is de debutant. In: Haagsche Courant, 30-7-1974. (over De confrontatie) |
Ab Visser, Twee confrontaties. In: Leeuwarder Courant, 21-9-1974. (over De confrontatie) |
Hanneke Paardekooper-van Buuren, Waarom moest de vlucht van de adelaar mij bekoren? In: Ons Erfdeel, jrg. 17, nr. 5, nov./dec. 1974, pp. 739-742. (over De confrontatie) |
Han Steendijk, Monika van Paémel voor de spiegel. In: Brabants Nieuwsblad, 16-11-1974. (over De confrontatie) |
Hanneke van Buuren, Chaos als politieke keuze. Een vraaggesprek met de Vlaamse auteur Monika van Paemel. In: Opzij, maart/april 1975, pp. 16-18. |
Remi van de Moortel, Kroniek van het Vlaams proza. In: Boekengids, jrg. 53, nr. 3, maart 1975, pp. 81-89. (over De confrontatie) |
Paul de Wispelaere, Nieuwe confrontatieroman van Monika van Paemel. In: Het Vaderland, 5-6-1976. (over Marguerite) |
Johan van der Woude, Monika van Paemel: via grootmoeder confrontatie met het eigen ik. In: Nieuwsblad van het Noorden, 11-6-1976. (over Marguerite) |
Frans Van Suetendael, Monika van Paemel: ‘Marguerite’. In: De Nieuwe Gazet, 11-6-1976. (over Marguerite) |
Wim Hazeu, Vrouwen gezien door de ogen van schrijfsters. In: Rotterdamsch Nieuwsblad, 14-7-1976. (over Marguerite) |
Frans van Suetendael, Grootmoeder als inspiratiebron. In: Lektuurgids, jrg. 23, nr. 8, aug. 1976, pp. 355-356. (over Marguerite) |
| |
| |
Jan Nies, Zeldzaam intense roman van Monika van Paemel. In: Het Binnenhof, 21-8-1976. (over Marguerite) |
Wim Ramaker, Voor een echte schrijver is altijd een behoorlijke portie moed nodig. Gesprek met Monika van Paemel. In: Literama, jrg. 11, nr. 5, sept. 1976, pp. 234-241. (interview, hoofdzakelijk over De confrontatie en Marguerite) |
Hannemieke Postma, Amazone en grootmoeder. In: NRC Handelsblad, 17-9-1976. (over Marguerite) |
Jef van Gool, Kroniek van het Vlaamse proza. Als de rook om je hoofd is verdwenen. In: Boekengids, jrg. 54, nr. 9, oktober 1976, pp. 557-569. (over Marguerite) |
Ab Visser, Voor- en nadeel van de monologue interieur. In: Leeuwarder Courant, 9-10-1976. (over Marguerite) |
Han Steendijk, Monika van Paemel: Marguerite. In: Brabants Nieuwsblad, 20-10-1976. (over Marguerite) |
Hanneke van Buuren, Monika van Paemel: ‘Taal van vrouwen, dat is vloeiende potentie’. In: De Nieuwe Linie, 3-11-1976. (interview n.a.v. Marguerite) |
Daniël Van Rijssel, Marguerite. In: Amarant, jrg. 4, nr. 2, jan. 1977, p. 68. (over Marguerite) |
Hanneke van Buuren, Derde generatie. In: Ons Erfdeel, jrg. 20, nr. 2, maart/april 1977, pp. 317-318. (over Marguerite) |
Marcel Janssens, Strijd met grootmoeder. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 122, nr. 3, maart/april 1977, pp. 204-206. (over Marguerite) |
Truus Pinkster, De romans van Monika van Paemel. In: Lover, nr. 1, lente 1977, pp. 5-7. (algemene beschouwingen over het werk) |
Henk Egbers, ‘Schrijven is een vorm van vrijheid voor me’. In: De Gelderlander, 26-4-1977. (interview over biografische achtergronden en het werk) |
J.J. Wesselo, Kroniek 10/11. In: Kultuurleven, jrg. 44, nr. 4, mei 1977, pp. 377-383. (over Marguerite) |
Hugo Bousset, Woord en schroom. Enige trends in de Nederlandse prozaliteratuur 1973-1976. Brugge 1977, Orion, pp. 74-76. (over De confrontatie) |
Cees Straus, Bezig zijn met schrijven vind ik een vorm van emanciperen. In: Amersfoortse Courant, 4-4-1978. (interview) |
Werkgroep Universiteit van Amsterdam, Literatuuropvattingen van feministische auteurs en critici, een tussentijdse balans. In: Spektator, jrg. 7, nr. 9/10, mei/juni 1978, pp. 513-527. |
Hella S. Haasse, Het beeld in de spiegel (2). In: Raster, nr. 10, 1979, pp. 66-84. (algemene typering en beschouwingen over vrouwenliteratuur) |
Hannemieke Stamperius, Vrouwen en literatuur. Een inleiding. Amsterdam 1980, Wetenschappelijke Uitgeverij b.v., Synthese-Stromingen en aspecten, pp. 131-134. (algemene beschouwingen) |
Carlos Alleene, Monika van Paemel: ‘Ik wil namelijk voortleven’. In: Spectator, 20-6-1981, pp. 72-75. (interview) |
Aad Nuis, Een fel vrouwenboek in de traditie van Boon. In: De Volkskrant, 15-3-1985. (over De vermaledijde vaders) |
Fernand Auwera, Pamela's onafgebroken verzet. In: Nieuwe Gazet, 19-3-1985. (over De vermaledijde vaders) |
Gerrit Jan Zwier, Een woedende amazone. In: Leeuwarder Courant, 29-3-1985. (over De vermaledijde vaders) |
P.M. Reinders, Het vrouwenverdriet van België. In: NRC Handelsblad, 5-4-1985. (over De vermaledijde vaders) |
Myriam Ceriez, ‘Je gaat alsmaar naakter schrijven.’ In: Haagse Post, 13-4-1985. (interview) |
Jos Borre, Monika van Paemel. Schrijvend een eigen bestaan opeisen. In: De Morgen, 13-4-1985. (over De vermaledijde vaders) |
Wim Vogel, Een mozaïek vol liefde en macht. In: Haarlems Dagblad, 6-5-1985. (over De vermaledijde vaders) |
| |
| |
Anke Manschot, Monika van Paemel: ‘Wacht maar tot dit interview verschijnt, dan schelden ze me in België uit voor nestbevuiler.’ In: Vrij Nederland, 18-5-1985. |
Corine Spoor, De guerrilla-mentaliteit van Monika van Paemel. ‘Uitgevers zijn er nu aan toe een man als vrouw te verkleden.’ In: De Tijd, 7-6-1985. (interview) |
Paul de Wispelaere, Pamela, een vrouw uit Vlaanderen. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 2, nr. 3, 1985, pp. 69-73. (over De Vermaledijde vaders) |
Annechien Vink, Nieuw licht op een eeuwenoude legende. In: De Groene Amsterdammer, 10-7-1985. |
Hugo Bousset, Monika van Paemel: voedsterdochter. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 130, nr. 8, oktober 1985, pp. 601-607. (over De vermaledijde vaders) |
Jef Ector, Laïus en andere vermaledijde vaders. In: Kultuurleven, jrg. 53, nr. 1, januari 1986, pp. 72-76. (over het Laïusmotief in onder meer De vermaledijde vaders) |
De Vlaamse Gids, jr. 70, nr. 1, januari-februari 1986. Speciaal Monika van Paemel-nummer met onder meer de volgende bijdragen:
- | Willem M. Roggeman, Gesprek met Monika van Paemel, pp. 2-9. |
- | Koen Vermeiren, Elk boek is een zoutzuil, pp. 14-19. (over De vermaledijde vaders en de andere romans) |
- | Jacques Kruithof, Caritas flandrica, pp. 21-26. (over De vermaledijde vaders) |
|
Hanneke van Buuren, De onmacht van een vadermaatschappij. In: Ons Erfdeel, jrg. 29, nr. 1, januari-februari 1986, pp. 101-103. (over De vermaledijde vaders) |
Georges Adé, Monika van Paemel. In: Jaarboek Vlaamse literatuur 1985, Brussel 1985, pp. 153-167. (over het oeuvre naar aanleiding van De vermaledijde vaders) |
Anne Geerts, ‘Heren moeten gekorrigeerd worden’. In: Knack 3-6-1987. (interview) |
Paul van Aken, De beweeglijkheid van de zoutzuil. Enkele beschouwingen over de romans van Monika van Paemel. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 5, november-december 1987, pp. 666-671. (algemeen) |
Jooris van Hulle, Paemel, Monika van. In: Jooris van Hulle, Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1945, Leuven, 1988, pp. 199-201. (algemeen) |
Gaston Durnez, ‘In onze wereld is de andere een vijand’. Monika van Paemels nieuwe roman behandelt aktuele thema's. In: De Standaard, 4-3-1992. (interview) |
Jo de Ruyck, ‘De eerste steen leggen doe je om iets op te bouwen, de eerste steen gooien om iets te vernietigen.’ In: Het Volk, 12-3-1992. (interview) |
Martine Cuyt, ‘Moeders die hun kinderen niet kunnen beschermen’. Monika van Paemel bouwt verder aan een stevig oeuvre. In: Gazet van Antwerpen, 14-3-1992. (interview) |
Luc Lannoy, ‘De eerste steen’ staat als een huis. In: Gazet van Antwerpen, 14-3-1992. (over De eerste steen) |
T. van Deel, Ontaarde moeders in een goddelijke stad. In: Trouw, 19-3-1992. (over De eerste steen) |
Jacques Kruithof, De opstand tegen de tijd. In: Vrij Nederland, 21-3-1992. (over De eerste steen) |
Jooris van Hulle, Monika van Paemel wordt veeleisend. In: De Standaard, 21-3-1992. (over De eerste steen) |
John Vervoort, ‘De eerste steen’ ligt zwaar op de maag. In: Het Nieuwsblad, 21-3-1992. (over De eerste steen) |
Julien Weverbergh, Als de roos van Jericho. In: Het Laatste Nieuws, 28-3-1992. (over De eerste steen) |
Wim Zaal, Sierlijk zou een leugen zijn. Het bestaansrecht van Monika van Paemel. In: Elsevier, 28-3-1002. (interview) |
Jos Borré, Monika van Paemel over ‘De eerste steen’: ‘Deze hele wereld is aan de wandel’. In: De Morgen, 3-4-1992. (interview) |
Wim Zaal, ‘Sierlijk is gelogen’. In: Knack, 8-4-1992. (interview) |
P.M. Reinders, May, Hagar, Ruth, Dina, Berthe en Poldine. Associatieve roman van Monica van Paemel. In: NRC Handelsblad, 10-4-1992. (over De eerste steen) |
Jef Verheyen, Vergeten is hard werken. In:
|
| |
| |
Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 9, nr. 3, mei-juni 1992, pp. 68-69. (over De eerste steen) |
Daan Cartens, De menselijke diaspora. In: Kunst & Cultuur, jrg. 25, juni 1992, p. 19. (over De eerste steen) |
Joris Gerits, Lezen is zich herinneren. In: Streven, jrg. 59, nr. 11, september 1992, pp. 998-1003. (over De eerste steen) |
Frank de Keyser, Monika van Paemel met handleiding voor leedverwerking? In: De Vlaamse Gids, jrg. 76, nr. 5, september-oktober 1992, pp. 2-6. (over De eerste steen) |
Frieda Laevaerts, ‘Ik moet reizen om te kunnen schrijven’. In: Exclusief, jrg. 16, nr. 77, september-oktober 1992, pp. 126-134. (interview) |
Anne Marie Musschoot, Monika van Paemel: De eerste steen. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 4, september-oktober 1992, pp. 593-595. |
Jos Borré, Tête-à-tête. In: De Morgen, 12-3-1993. (over Het wedervaren) |
Jooris van Hulle, Vragen over verdriet. In: De Standaard, 13-3-1993. (over Het wedervaren) |
Frank Hellemans, De vermaledijde schrijfster. In: Knack, 7-4-1993. (over Het wedervaren) |
Carlos Alleene, ‘Wie alleen maar leuke verhalen schrijft, kan beter leren behangen’. In: Het Volk, 8-4-1993. (over Het wedervaren) |
John Vervoort, Zelfportret tussen zeggen en zwijgen. In: Het Nieuwsblad, 17-4-1993. (over Het wedervaren) |
X., Monika van Paemel. In: NRC Handelsblad, 23-4-1993. (over Het wedervaren) |
Wim van Rooy, De wijze biecht van een auteur. In: Het Laatste Nieuws, 24-4-1993. (over Het wedervaren) |
Ruut Verhoeven, ‘Wat is er aan de hand met ons allemaal? Waarom zien we het niet?’ In: Trouw, 6-5-1993. (interview) |
Doeschka Meijsing, Strak gesneden verdriet: De weldadige gêne van Monika van Paemel. In: Elsevier, 8-5-1993. (over Het wedervaren) |
Pythia Dekker, ‘Schrijfsters die je het etiket feministisch opplakt, ontneem je een deel van hun creatieve vrijheid’: Monika van Paemel wil niet alleen voor eigen parochie preken. In: Furore, jrg. 11, mei 1993, pp. 10-14. (interview) |
Jef Ector, Vrouwelijk leed bij Van Paemel. In: De Vlaamse Gids, jrg. 77, nr. 4, juli-augustus 1993, pp. 3-6. (over Het wedervaren) |
Jef Verheyen, Een slakkespoor van verzet. In: Ons Erfdeel, jrg. 36, nr. 4, september-oktober 1993, p. 589. (over Het wedervaren) |
Marjo van Soest, ‘Ik neem me voor een oud kreng te worden’: Monika van Paemel: een in de adelstand verheven schrijfster. In: Opzij, jrg. 21, nr. 10, oktober 1993, pp. 36-39. (interview) |
Inge Ghijs, Nergens thuis: Vrouwenportret zonder vernis (4): Monika van Paemel. In: De Standaard, 20-5-1994. (algemeen) |
Annelies Passchier, Weerwoord als wapen, als schild. In: Als een wilde tuin. Schrijfsters over schrijfsters 2, Antwerpen, 1996, pp. 77-94. (algemeen) |
Janet Luis, Voorwaarts op de puinhoop van het verleden. In: NRC Handelsblad, 19-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Aleid Truijens, Nog altijd op zoek naar haar moeder. In: de Volkskrant, 19-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Robert Anker, Poging tot vliegen. In: Het Parool, 19-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Jaap Goedegebuure, De tik van de metronoom. In: HP/De Tijd, 19-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Rob Schouten, De eeuwige strijd der geslachten. In: Trouw, 19-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Ingrid Hoogervorst, Vlaamse heks met een boodschap: Feministe Monika van Paemel ontvlucht verleden tot op de Noordpool. In: De Telegraaf, 20-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Jos Borré, Moeder van rampen. In: De Morgen, 25-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Jeroen Overstijns, Gewapende gratie. In: De Standaard, 25-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Cyrille Offermans, Alles voor het goede doel. In: Vrij Nederland, 27-9-1997. (over Rozen op ijs) |
Frank Hellemans, In het spoor van de heilige Rita. In: Knack, 1-10-1997. (over Rozen op ijs) |
Doeschka Meijsing, Alles is negatief. In: Elsevier, 4-10-1997. (over Rozen op ijs) |
Ingrid van der Veken, ‘Schrijven alleen vol- |
| |
| |
staat niet’. In: Het Laatste Nieuws, 4-10-1997. (interview) |
Bart Vanegeren, ‘Ik ben geen seculiere Moeder Teresa. Ik geloof niet dat een vrouw al lijdende heilig kan worden’. In: Humo, 7-10-1997. (interview) |
Anna Luyten, Doe iets met je leven: Benoite Groult & Monika van Paemel. In: Knack, 5-11-1997. |
Jef Ector, De moed van vrouwen: het leven beschermen. In: Kreatief, jrg. 31, nr. 5, december 1997, pp. 116-119. (over Rozen op ijs) |
Anne Marie Musschoot, Monika van Paemel: Rozen op ijs. In: Ons Erfdeel, jrg. 41, nr. 1, januari-februari 1998, pp. 100-102. |
Jeroen Overstijns, Monika van Paemel in ex-Joegoslavië. In: De Standaard, 14-9-2000. (over Het verschil) |
Max Pam, Monika van Paemel: Het verschil: Ikikik-document. In: HP/De Tijd, 15-9-2000. |
Janet Luis, Het woord bij de daad. In: Tijd Cultuur, 27-9-2000. (over Het verschil) |
Marc Reugebrink, Een lippizaner in een schuldig landschap. In: De Morgen, 27-9-2000. (over Het verschil) |
Stine Jensen, Postmoderne hutsekluts. In: NRC Handelsblad, 29-9-2000. (over Het verschil) |
Monica Soeting, Het woord als wapen: Monica van Paemel stelt kunst en schoonheid tegenover gruwel en destructie. In: de Volkskrant, 29-9-2000. (over Het verschil) |
Marja Pruis, ‘Ik weet dat ik met dit boek mijn nek uitsteek.’ In: De Groene Amsterdammer, 21-10-2000. (interview n.a.v. Het verschil) |
Laurens de Keyzer, Op kwaak volgt kwaak-kwaak: Monika van Paemel, na een hagelbui van negatieve kritiek. In: De Standaard, 2-11-2000 (interview) |
Elma Drayer, Het moederschap eer bewijzen. In: Trouw, 27-8-2004. (over Celestien) |
Janet Luis, Opgekrabbeld uit de vergeetput. In: NRC Handelsblad, 27-8-2004. (over Celestien) |
Paul Depondt, ‘Een meid is een meid is een meid’: Interview Monika van Paemel. In: de Volkskrant, 27-8-2004. |
Odile Jansen, De geschiedenis herschrijven. In: De Standaard, 2-9-2004. (over Celestien) |
Jos Borré, De engel in huis. In: De Morgen, 8-9-2004. (over Celestien) |
Aleid Truijens, Werken, mond dicht en benen bij elkaar. In: de Volkskrant, 17-9-2004. (over Celestien) |
Herman Jacobs, Bang van sterke vrouwen. In: Knack, 8-9-2004. (interview) |
Fleur Speet, Iedereen is even kwetsbaar. In: Het Financieele Dagblad, 25-9-2004. (interview n.a.v. Celestien) |
Jooris van Hulle, Uit het niets, in het niets. In: De Leeswolf, jrg. 10, nr. 7, oktober 2004, p. 518. (over Celestien) |
Jooris van Hulle, Vermaledijd en gebenedijd. Jooris van Hulle in gesprek met Monika van Paemel. In: De Leeswolf, jrg. 10, nr. 7, oktober 2004, pp. 519-521. (interview) |
Elke Brems, Iedereen moest langs haar passeren. In: Ons Erfdeel, jrg. 48, nr. 1, februari 2005, pp. 131-134. (over Celestien) |
Arjen Fortuin, Schrijven met de remmen los. In: NRC Handelsblad, 16-6-2006. (over Te zot of te bot) |
105 Kritisch lit. lex.
mei 2007
|
|