| |
| |
| |
Jona Oberski
door Elma Drayer
1. Biografie
Jona Oberski werd op 20 maart 1938 geboren in Amsterdam als enig kind van Duits-joodse immigranten. In 1943 kwam het gezin terecht in Bergen-Belsen. Geen van beide ouders overleefde het concentratiekamp.
Jona keerde terug naar Amsterdam en groeide op in een pleeggezin. In 1956 behaalde hij het gymnasium-B diploma. Van 1956 tot 1964 studeerde hij wis- en natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1962 is hij als fysicus verbonden aan het Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energiefysica te Amsterdam. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Op advies van Judith Herzberg, bij wie hij in 1976-1977 een poëzieworkshop volgde, publiceerde Oberski in 1978 Kinderjaren. In 1985-1986 schreef hij columns voor het universiteitsblad Folia Civitatis.
Vertalingen van Kinderjaren verschenen in vijftien landen, waaronder de Verenigde Staten, Israël en West- en Oost-Duitsland.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
‘Schrijvers die de diepste afgronden kennen - Minco, Oberski, Durlacher - zwijgen het langst en schrijven vervolgens een zuinig boek.’ Aldus dichter-criticus Robert Anker in een essay over stijl. Juist doordat Oberski's Kinderjaren zo zuinig is geschreven, maakt het de indruk precies datgene te bevatten wat de schrijver kwijt moest. Of er ooit een tweede boek zal komen, valt daarom te betwijfelen.
| |
Thematiek
De naamloze, joodse hoofdpersoon van Kinderjaren is aan het begin van het boek nog een kleuter, die zich door zijn moeder laat troosten: ‘Niet schrikken, alles is goed, ik ben bij je.’ Op de laatste bladzijde zegt zijn pleegmoeder tegen hem: ‘Je bent geen kind meer.’ In de tussenliggende tijd is het jongetje, te snel en te jong, kind-af geworden, ook in letterlijke zin: zijn beide ouders zijn inmiddels gestorven. Dit thema, het verliezen van onschuld, krijgt door de omstandigheden waaronder het jongetje opgroeit een bijzondere dimensie. Oberski beschrijft geen idyllische kinderj aren, maar een jeugd in de concentratiekampen van de Tweede Wereldoorlog. De titel van zijn novelle krijgt gaandeweg een buitengewoon cynische bijklank.
| |
Stijl / Techniek
De gebeurtenissen in het leven van het jongetje en zijn ouders voltrekken zich, zo suggereert Oberski, onafwendbaar: het onontkoombare noodlot is een tweede thema in Kinderjaren. De eerste keer is de deportatie naar het kamp Westerbork nog een vergissing, zij het dan een van nachtmerrie-achtige proporties. Een paar maanden later blijkt de boze droom van toen een voorspel geweest te zijn voor een wrange werkelijkheid. Vooral de manier waarop Oberski de bizarre tegenstelling tussen kinderleven en concentratiekamp tot uitdrukking brengt, geeft Kinderjaren zijn navrante spanning. Het verhaal wordt verteld vanuit het kind, in de verteltrant van een kind. De opbouw is fragmentarisch, de zinnen zijn kort en eenvoudig, het woordgebruik is beperkt, er wordt veel herhaald en elk interpreterend vertellerscommentaar ontbreekt. De lezer, die slechts te weten komt wat het jongetje denkt, hoort en ziet, interpreteert met behulp van zijn kennis van de Tweede Wereldoorlog. De gruwelijkheid van de stapels lijken in het ‘ketel- | |
| |
huis’ dringt niet door tot het jongetje, maar met des te meer kracht tot de lezer.
Oberski weet de suggestie dat een kind het verhaal vertelt streng vol te houden - al gebruikt hij soms woorden en uitdrukkingen die als ‘kindertaal’ minder overtuigen: ‘Er zat een donker gat in de tijd’, bijvoorbeeld. Maar over het geheel genomen staat de bedrieglijke eenvoud van de vorm effectief in dienst van de inhoud.
| |
Verwantschap
Binnen de literatuur waarin een kind wordt beschreven tij dens de Tweede Wereldoorlog, neemt Kinderjaren een aparte plaats in. Uniek is de gedetailleerde beschrijving van het nazi-concentratiekamp door de ogen van een kind. Met de twintig jaar oudere novelle Het bittere kruid van Marga Minco heeft Kinderjaren behalve het ontbreken van interpretatie en de soberheid van toon ook het enorme succes gemeen. Het in 1987 verschenen Drenkeling van G.L. Durlacher, dat als ondertitel heeft Kinderjaren in het Derde Rijk, is verwant aan deze twee novellen. Alleen past Durlacher het ‘kinderperspectief’ minder rigide toe en geeft hij meer ruimte aan vertellerscommentaar.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Het publieke succes van Kinderjaren kwam overigens langzaam op gang, hoewel de kritiek meteen bij de verschijning overwegend enthousiast reageerde. Frans de Rover had als enige onoverkomelijke bezwaren tegen de vorm. De novelle vond hij ‘minder geslaagd want té geforceerd, té nadrukkelijk “kinderlijk” geconstrueerd.’ T. van Deel schreef weliswaar dat het boek ‘literair beschouwd enkele onhandige formele eigenschappen’ bezat, maar vond het toch ‘zonder meer een aangrijpend debuut’. De rest van de critici liet zich uit in de trant van Aad Nuis, die het een schande noemde ‘als dit meesterwerkje onopgemerkt voorbij zou drijven op de grote stroom’.
In het buitenland werd Kinderjaren door schrijvers als Isaac Bashevis Singer en Alan Sillitoe onmiddellijk herkend als een boek van bijzondere klasse. Harold Pinter verklaarde het in december 1983 zelfs tot het beste boek van het jaar. Hierdoor, en door een televisieoptreden van Jona Oberski bij Sonja Barend in oktober 1984, kwam de publieke belangstelling in Nederland pas goed op gang. Sinds de verschijning van de novelle, nu tien jaar gelden, zijn er ongeveer 50 000 exemplaren van verkocht.
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
Door de opdracht achterin Kinderjaren (‘Aan mijn pleegouders die heel wat met me hadden uit te staan’) plaatst Oberski zijn verhaal nadrukkelijk in autobiografisch perspectief. In een interview benadrukte hij dat zijn privé-ervaringen weliswaar overeenkomen met die van het jongetje, maar dat Kinderjaren óók fictie is, ‘omdat ik me bij het schrijven geen moment heb afgevraagd of iets waar gebeurd was of niet. Het enige wat ik me afvroeg was: past het in de omstandigheden, en de gebeurtenissen zoals die waren.’
Oberski blijft als persoon het liefst op de achtergrond. Zijn terughoudendheid met informatie over zijn huidige privéleven motiveerde hij in hetzelfde interview als volgt: ‘Het is niet goed als ze [de lezers] het op mij kunnen projecteren met de gedachte: het is niet zo erg, het is toch allemaal nog goed gekomen.’
In Kinderjaren geeft Oberski een blik in de duizelingwekkende afgronden, waarlangs zelfs een kind moest gaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vast staat dat hij met zijn tot nu toe enige novelle, diepe indruk heeft weten te maken.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Jona Oberski, An alpha-deuteron correlation experiment on carbon with the multidetector BOL. Amsterdam 1971, Dissertatie. |
Jona Oberski, Kinderjaren. Den Haag 1978, Bzztôh, N. |
Jona Oberski, Ik ben van voor een oorlog. In: De Tweede Ronde, jrg. 5, nr. 4, winter 1984, pp. 17-23, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
T. van Deel, Kinderjaren in het kamp. In: Trouw, 21-10-1978. |
Aad Nuis, De verschrikkingen van de kindertijd. In: Haagse Post, 28-10-1978. |
Jeroen Koolbergen, Knap debuut van Jona Oberski. In: Haarlems Dagblad, 2-12-1978. |
Frans de Rover, Op kinderooghoogte. In: Vrij Nederland, 16-12-1978. |
Margaretha Ferguson, Oorlogsgruwelen door een kind gezien. In: Het Vaderland, 23-12-1978. |
Frits Abrahams, Jona Oberski: ‘Het heeft meer opgerakeld dan ik eigenlijk wilde’. In: Vrij Nederland, 13-11-1982. (interview) |
Jessica Voeten, Jona Oberski. In: NRC Handelsblad, 13-1-1984. (kort interview) |
Peter Huysman, ‘Eindelijk heb ik kunnen uitleggen wat ik bedoel...’ In: Provinciale Zeeuwse Courant, 27-10-1984. (interview) |
31 Kritisch lit. lex.
november 1988
|
|