| |
| |
| |
Pieter Nouwen
door Gert van de Wege
1. Biografie
Petrus Josephus Maria (Pieter) Nouwen werd op ig mei 1949 geboren te Geldrop. Hij groeide op in een rooms-katholiek milieu. Zijn vader was directeur van een verkoopkantoor van een ijzer- en staalbedrijf.
Tot 1967 woonde Nouwen in Helmond. Na de hbs-A studeerde hij in de Verenigde Staten een jaar aan een High School in Palatine (Illinois). Terug in Nederland volgde hij, van 1968 tot 1971, de opleiding tot journalist aan de School voor Journalistiek in Utrecht.
In 1971 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij in dienst kwam bij Elsevier, vanaf 1979 als redacteur buitenland van Elseviers Weekblad. In 1986 vertrok hij hier na een arbeidsconflict, waarna hij zelfstandig journalist werd. De periode bij Elsevier was vanaf 1975 anderhalf jaar onderbroken geweest, omdat hij toen filosofie studeerde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1984 vestigde hij zich in het gehucht Nederland (Overijssel).
Tijdens zijn middelbareschooltijd verwierp Nouwen onder invloed van het existentialisme het christelijk geloof. Gedurende twintig jaar was hij atheïst. Na zijn bekering in 1982 in een Frans klooster trad hij toe tot de Nederlandse Hervormde Kerk.
Vanaf 1994 heeft Nouwen meegewerkt aan de christelijke literaire tijdschriften Bloknoot en Liter. Hij debuteerde in 1991 met de verhalenbundel De god in de machine, die op de longlist van de AKO Literatuurprijs kwam. De roman Het negende uur (1997) werd voor de EO verfilmd onder regie van Gerrard Verhage (2001).
| |
| |
Pieter Nouwen was gehuwd met de musicologe Tine van de Ven. Hij overleed op 2 februari 2007 in Meppel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld / Kritiek
Pieter Nouwen is de auteur van een qua om vang bescheiden oeuvre: een verhalenbundel, twee romans en een satire. In literaire tijdschriften publiceerde hij essays en romanfragmenten. Nouwen, die graag grote ideeën in zijn boeken aan de orde stelde, schuwde cultuurkritiek niet; in toenemende mate kreeg het christelijke geloof een belangrijke plaats in zijn werk. Hoewel hij niet bij een christelijke uitgever publiceerde en ook niet schreef voor een specifiek christelijk publiek, kreeg zijn werk vooral in christelijke media een warm onthaal.
| |
Thematiek
In het verhaal ‘Goede Vrijdag’, in zijn debuutbundel De god in de machine (1991), laat Nouwen een personage de vraag stellen: ‘Waarom zou de wereld zo in elkaar zitten dat alles wat bestaat precies datgene is wat wij mensen kunnen percipiëren? Waarom zou al het mogelijke exact moeten samenvallen met het voor ons bevattelijke?’ Dit verhaal draait om het schilderij ‘De Geseling’ van Piero della Francesca, waarop de geseling van Christus afgebeeld is. In de lijdensweek ziet een museumdirecteur hoe de arm van de beul op het schilderij elke avond iets dichter naar Christus toe beweegt. Uiteindelijk steekt de museumdirecteur met een mes op het schilderij in, om de geselslag te voorkomen en uit woede om de arrogantie van een van de afgebeelde figuren.
Bij de inspecteur die de zaak onderzoekt, roept het verhaal van de directeur uiteraard scepsis op. Een complicerende factor is echter dat de beweging van de beul op het schilderij door meerdere mensen is waargenomen. Op het moment dat de lezer gaat geloven dat het verhaal van de museumdirecteur klopt, laat Nouwen de inspecteur meedelen dat er ten tijde van de consternatie - toen het alarm uitgeschakeld was - andere doeken zijn ontvreemd. De vraag is nu of het verhaal van de directeur deugt dan wel of hij crimineel is en medeplichtig aan de diefstal. Op deze vraag geeft het verhaal geen antwoord.
Zo thematiseert Nouwen de onzekerheid van onze vermeende kennis van de werkelijkheid. Dat geldt niet alleen voor de personages in het verhaal, maar ook voor de lezer, die in verwarring achterblijft. Het motto van De god in de machine,
| |
| |
van Thomas a Kempis, wijst al op deze onzekerheid: moeilijkheden herinneren de mens eraan ‘dat hij hier een balling is en in niets op deze wereld zijn vertrouwen kan stellen’. Ook de andere vier verhalen in de bundel laten zien dat we voortdurend geneigd zijn het menselijk kennen te overschatten. Ze gaan bijvoorbeeld over de echo-onderzoeker Conrad Sirelius, die ten tijde van de Eerste Wereldoorlog wordt bedrogen door mensen op wie hij vertrouwt, en over het perpetuum mobile van de achttiende-eeuwse landgraaf van Hessen-Kässel, een machine die door slavenkracht blijkt te worden aangedreven.
| |
Relatie leven/werk
Toen Nouwen De god in de machine schreef, was hij al geruime tijd teruggekeerd tot het christelijke geloof. Desondanks valt in deze bundel meer nadruk op de ontoereikendheid van het moderne wereldbeeld dan op het christelijke alternatief. Nouwen zelf zei daarover tegen Dirk Zwart (1994): ‘[...] waar ik op een gegeven moment, om zo te zeggen, “in het hart” wel bekeerd was, moest het intellect ook nog mee, dat zich twintig jaar lang zo ontwikkeld had, dat het in het geheel niet bij mijn geloof paste.’
In Nouwens eerste roman, De lichtwachter (1994), ondergaat hoofdpersoon Thomas Lugter iets wat men een bekering zou kunnen noemen. Hij is bij het Plantijns Weekblad aan de kant gezet en krijgt van een oude bekende, een projectontwikkelaar, het aanbod om een klus op te knappen aan de Spaanse kust. Lugter moet infiltreren in de milieubeweging, die probeert te verhinderen dat de projectontwikkelaar een luxe toeristenoord bij Coto de Doñana laat verrijzen. Uiteindelijk blijkt Lugter te zijn ingesponnen in een criminele organisatie. Door zijn werk komt hij in contact met Pedro de Luna, de lokale vuurtorenwachter, die de cynische Lugter vergast op beschouwingen over licht, muziek en tijd. Luna hoort bij de milieubeweging. Lugter komt voor een dilemma te staan: kiest hij voor zichzelf of voor de goede zaak van Luna en de zijnen? Hij kiest voor de lichtwachter en ontsnapt uiteindelijk maar net aan liquidatie door een handlanger van de projectontwikkelaar, doordat Luna zich voor Lugter opoffert (en aldus een Christusfiguur blijkt te zijn).
| |
| |
| |
Techniek
Nouwen heeft in interviews uiteengezet dat de roman is gecomponeerd in sonatevorm, met twee ‘thema's’ die aan het slot in een synthese bijeenkomen. In het tweede verhaal, door de lichtwachter verteld aan Lugter, wordt een strijd gevoerd door twee concurrerende organisten. Deze strijd eindigt wanneer in een bizar concours een monsterlijk pedaalregister bijgetrokken wordt, waardoor de kerk instort. Op een surrealistische manier komen beide verhalen in het slot bijeen.
| |
Thematiek
De lichtwachter draagt uit dat een religieuze overtuiging nodig is als bron van moraal en zin. Pedro de Luna zegt: ‘Het is een letterlijk levensgevaarlijke vergissing te denken, dat de warmte van de naastenliefde zal blijven bestaan als dat vuur [namelijk dat van de godsdienst] is gedoofd.’ Tegenover Luna staan de projectontwikkelaar en de zijnen, die er een moraal op na houden van eten of gegeten worden. In cultuurkritische passages in de roman wordt deze thematiek vervlochten met beschouwingen over economie en ecologie. Een van de personages beschouwt Doñana als ‘een van de laatste restanten van het aardse paradijs’ - en juist daarop heeft de projectontwikkelaar zijn oog laten vallen. Materieel gewin is voor hem het enige wat telt. Lugter realiseert zich dat hij een morele keuze kan maken en doet dat ten slotte ook.
| |
Ontwikkeling / Techniek
Waar het christelijke geloof in De lichtwachter in zekere zin het eindpunt is, vormt het in Nouwens tweede roman, Het negende uur (1997), het vertrekpunt. In een ingenieuze compositie worden de verhalen verteld van de kruisiging van Jezus, van Johann Sebastian Bach die aan zijn Matteuspassie werkt en van de narcistische zanger Edward Schneider die als invaller met veel succes in het Concertgebouw de Christuspartij in de Matteuspassie zingt. Net als in De lichtwachter komen de verhalen in de laatste hoofdstukken van de roman bij elkaar, in een ‘fuga’ waarin de verschillende tijdlagen vervloeien.
| |
Thematiek
Tijdens de generale repetitie schiet de stem van Schneider uit en daarop zingt hij de kruiswoorden ‘Eli, Eli, lama asabthani’ op de melodie van het feestliedje ‘Ja ja ja wij willen willen willen’. Hij beschouwt de Matteuspassie als knappe muziek, maar ziet het christelijke geloof als een toversprookje en heeft dan ook geen enkele affiniteit met de betekenis van de woorden die hij zingt.
| |
| |
Zo vormt hij een scherp contrast met Bach, die door Nouwen neergezet wordt als een vrome kunstenaar, die vanuit een diepgaande betrokkenheid bij het passieverhaal zijn muziek schrijft en die alle muzikale middelen inzet om het lijdensverhaal tegenwoordig te maken. Anderzijds vormt het verhaal over Schneider het negatief van Christus' lijdensgeschiedenis; Schneider is een anti-Christus, met zijn eigen schare discipelen (in wie onder veel anderen Petrus, Johannes en Judas te herkennen zijn).
| |
Thematiek
De parallellie met Christus vindt haar hoogtepunt in het feit dat Schneider om drie uur op vrijdagmiddag overleden lijkt te zijn: het tijdstip waarop ook Jezus de geest gaf. Het negende uur is opgezet als een detective waarin de centrale vraag is hoe Schneider aan zijn einde is gekomen: is hij vermoord, pleegde hij zelfmoord, is er sprake van een bovennatuurlijke interventie? Zo stelt Nouwen in deze roman kwesties betreffende kunst, geloof en kunstenaarschap aan de orde. In de persoon van Bach laat hij zien dat het geloof de kunst niet in de weg hoeft te zitten. Bij monde van de dirigent Agincourt hekelt hij musici door wie à la Schneider ‘de ontzagwekkende spirituele diepte van de Matteuspassie wordt dichtgepleisterd met oppervlakkige esthetiek en virtuositeit’.
| |
Ontwikkeling
Is het in De lichtwachter de hoofdpersoon die als het ware heen en weer wordt geslingerd tussen de werelden van goed en kwaad, in Het negende uur overkomt dat slechts bijfiguren. Het is van meet af aan duidelijk dat Schneider een amorele, cynische egoïst is en Bach een vrome, dienstbare christenkunstenaar. Wel lijkt het karakter van Schneider op de allerlaatste bladzijden te veranderen. De lezer ziet de wereld vanuit Schneiders perspectief, na diens overlijden, als hij zich afvraagt: ‘Ik wil me schuldig voelen en kan het niet. Mag ik bestaan?’
| |
Relatie leven/werk
Men kan stellen dat De god in de machine, De lichtwachter en Het negende uur Nouwens eigen ontwikkeling weerspiegelen: van de ontmaskering van seculiere schijnzekerheden naar een volledige omarming van het christelijke geloof. Overigens bleef Nouwen ook na zijn ommekeer hameren op de beperktheid van menselijke kennis. ‘Op deze wereld is er op geen enkele manier zekerheid. Twijfel staat niet tegenover waarheid, maar tegenover overtuiging,’ zei hij in 1997 tegen Enny de Bruijn. Hoewel hij
| |
| |
het christelijke geloof onmisbaar achtte, was hij zich bewust van het paradoxale karakter ervan.
Nouwen had dan ook weinig op met het christendom van iemand als de Amerikaanse president George W. Bush. In het satirische De Pias van het Pentagon (2004) steekt hij de draak met Bush en diens adviseurs. Het geheel is opgezet als een docusoap, waarin blokjes informatie worden afgewisseld met het verhaal over de presidentiële topadviseur Heinz Rogue, die in Scheveningen gevangen zit en moet verschijnen voor het Internationaal Strafhof. President Uzziah Push wil hem met militair geweld bevrijden, wat op een geweldig debacle uidoopt. De moraal van het boek wordt vertolkt door een dominee die de Nederlandse premier Bekenlande onder zijn gehoor heeft: ‘Iedereen die machtig wordt, loopt het risico zo eigenmachtig te worden dat hij denkt dat Gods wil precies bestaat uit datgene wat hij wil.’
| |
Thematiek
Dat Nouwen in De Pias van het Pentagon een hilarisch verhaal vertelt, neemt niet weg dat het boek inhoudelijk een eenheid vormt met de rest van zijn oeuvre. Net als in zijn eerdere romans stelt hij kwalijke tendensen (hoogmoed, leeghoofdigheid) aan de kaak, zijn er talrijke naamspelletjes en ondergaat de hoofdpersoon een soort bekering. De satirische trekjes die in eerder werk zeker ook aanwezig zijn, zijn in De Pias van het Pentagon versterkt. Een onderscheid is dat het boek direct gebonden was aan de actualiteit. Nouwen vond dat overigens niet voor herhaling vatbaar (interview Zwart 2004).
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Thema's als (on)zekerheid, moraliteit, kunst en (on)geloof staan in dit oeuvre centraal. Op verschillende plaatsen in zijn werk blijkt Nouwens kritische benadering van de moderne wereld. Zo stelt hij in het essay ‘Het Vierde Rijk’ (1997) de consumptiemaatschappij aan de kaak, de verspilling van natuurlijke hulpbronnen, de ‘vooruitgang’ en het verdwijnen van de op de geest gerichte ‘humane civilisatie’. Mensen zijn pionnen in een supersysteem (door Nouwen ‘SS’ genoemd), waarop zij geen enkele invloed hebben. Macht en geld winnen het van liefde en geestelijke waarden.
Als denker kan Nouwen als conservatief bestempeld worden. Hij respecteerde de christelijke traditie en had een afkeer van
| |
| |
vrijzinnige theologen (hij schreef in 1994 een woeste polemiek tegen H.M. Kuitert) en auteurs die zich neerbuigend over bijvoorbeeld middeleeuwse denkers uidieten. In zijn atheïstische periode had hij veel op met de filosoof Bertrand Russell. Theologen die Nouwen regelmatig instemmend heeft aangehaald, zijn Augustinus, Thomas a Kempis, Romano Guardini en Thomas Merton. Alhoewel hij na zijn bekering protestantse kerkdiensten bezocht, had Nouwen een voorliefde voor de rooms-katholieke liturgie en theologie.
| |
Traditie / Verwantschap
Over het werk van eigentijdse collega-literatoren liet Nouwen zich kritisch uit. Tegenover Gerda van de Haar (1998) bijvoorbeeld typeerde hij Nelleke Noordervliet, Hermine Landvreugd, Joost Zwagerman en Ronald Giphart als auteurs die de lezer hoofdzakelijk leegte en negativiteit voorschotelen. Een pastiche op een reclametekst voor een hedendaagse roman gaf hij de titel ‘Wanhopige Ontworteling’ (1995).
Schrijvers die hij in positieve zin noemt, zijn detectiveauteurs als Simenon, Dorothy Sayers, Agatha Christie en Arthur Conan Doyle. Hoewel godsdienst in het werk van Simenon geen expliciete rol speelt, is het besef van goed en kwaad, evenals het fenomeen ‘zin’ bij hem volgens Nouwen wel aanwezig (interview Van de Haar). In Nouwens werk valt behalve met deze auteurs verwantschap aan te wijzen met schrijvers als Willem Frederik Hermans, Belcampo, Jorge Luis Borges en Umberto Eco. Veel van zijn werk heeft een detective- of thrillerachtige opzet, waarbij er regelmatig ‘onmogelijke’ gebeurtenissen plaatsvinden. Nouwen ging ervan uit dat de empirisch waarneembare werkelijkheid niet de complete werkelijkheid is. Zelf duidde hij de onmogelijkheden in zijn werk als pogingen om te laten zien wat er zou kunnen gebeuren als tijdelijkheid en eeuwigheid elkaar raken (interview Van de Haar). Men zou hem dan ook kunnen situeren in de nabijheid van het magisch-realisme.
| |
Techniek / Stijl
Daarbij hanteerde hij vaak muzikale structuren. Muziek is niet alleen als thema of motief in zijn werk van belang, hij gebruikte haar ook als organisatorisch principe, zoals in De lichtwachter en Het negende uur. Men kan zeggen dat Nouwen net als de door hem beschreven Bach probeerde om de boodschap die hij wilde
| |
| |
uitdragen, met alle beschikbare middelen aanwezig te stellen. De structuur van zijn verhalen en romans is dan ook doordacht en betekenisvol. Opmerkelijk is dat hij, hoewel hij abstracte thema's aan de orde stelt, veel aandacht heeft voor concrete, zintuiglijke details, voor beelden, geuren en klanken.
| |
Kunstopvatting
Stijl was voor Nouwen een wezenlijk aspect van literatuur en hij vond het de taak van een literatuurcriticus om in een recensie aandacht te schenken aan de technische aspecten van een boek. In ‘Geen stijl of: de groeiende armoede van de Nederlandse prozakritiek’ (2006) stelde hij dat Nederlandse literatuurcritici zich te veel bezighouden met het navertellen van het boek dat ze bespreken en te weinig met het beschrijven van de wijze waarop het boek geschreven is. Diverse critici reageerden hierop, onder wie Carel Peeters, Arnold Heumakers en Ger Groot; hoewel ze kanttekeningen plaatsten bij de stelling van Nouwen, waren zij het in hoofdzaak eens met zijn omschrijving van de taak van een literatuurcriticus.
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
In de christelijke literaire subcultuur deed Nouwen zijn intrede in 1994, toen Bloknoot-redacteur Dirk Zwart hem ‘ontdekte’ en een uitvoerig interview in zijn tijdschrift deed verschijnen. Sindsdien publiceerde Nouwen in christelijke literaire tijdschriften en kon hij rekenen op veel en vaak enthousiaste aandacht in christelijke media. Het negende uur (in totaal vijf drukken) werd in opdracht van de Evangelische Omroep verfilmd. Desondanks bleef Nouwen welbewust publiceren bij de ‘algemene’ uitgever Thoth. Alhoewel zijn boeken in toenemende mate gestempeld werden door het christelijke geloof, probeerde Nouwen zijn boeken voor een breed publiek verteerbaar te maken.
In de literaire wereld buiten de christelijke literaire subcultuur lijkt de aandacht voor Nouwens werk in de loop van de tijd te zijn afgenomen. Zijn debuut stond op de longlist van de AKO Literatuurprijs, maar Het negende uur bleef in de meeste media onopgemerkt. Een uitzondering was de Provinciale Zeeuwse Courant, waarin Hans Warren Het negende uur om inhoudelijke redenen ‘een roman als een gifpil’ noemde, al gewaagde hij ook van ‘talent’, ‘fraaie zinnen’ en een ‘subtiele’ techniek. Ook De Pias van het Pentagon werd door de grote Nederlandse kranten genegeerd.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Pieter Nouwen, De Mercator van Blankenham. Amsterdam 1989, BIS, V. (opgenomen in De god in de machine) |
Pieter Nouwen, De god in de machine. Vijf hoofdstukken uit de geschiedenis van twijfel en overtuiging. Amsterdam 1991, Thoth, VB. (opgenomen in Pieter Nouwen verzameld) |
Pieter Nouwen, De lichtwachter. Roman. Bussum 1993, Thoth, R. (opgenomen in Pieter Nouwen verzameld) |
Pieter Nouwen, Wanhopige Ontworteling of Ontmoedigende Waanzin. In: Bloknoot, jrg. 4, nr. 13, augustus 1995, pp. 97-99, E. |
Pieter Nouwen, Het Vierde Rijk. In: Literaire agenda 1997. Lichaam & geest in de letteren. Utrecht 1996, Kwadraat, pp. 168-175, E. |
Pieter Nouwen, Het negende uur. Roman. Bussum 1997, Thoth, R. (opgenomen in Pieter Nouwen verzameld) |
Pieter Nouwen, De adembenemende leegte van het kuitertdom. Over ‘Zeker weten’ van H.M. Kuitert. In: Bloknoot, jrg. 6, nr. 19, februari 1997, pp. 30-45, E. |
Pieter Nouwen, De Pias van het Pentagon. Bussum 2004, Thoth, R. |
Pieter Nouwen, Geen stijl of: de groeiende armoede van de Nederlandse prozakritiek. In: Liter, jrg. 9, nr. 42, juni 2006, pp. 84-86, E. |
Pieter Nouwen, Geen stijl 2. Voor de vorm geldt de 0,9-norm. In: Liter, jrg. 9, nr. 44, december 2006, pp. 52-64, E. |
Pieter Nouwen, Pieter Nouwen verzameld. De god in de machine, De lichtwachter, Het negende uur. Bussum 2011, Thoth, RB. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J.A. Dautzenberg, Het poppenhuis is eeuwig in beweging. In: de Volkskrant, 25-10-1991. (over De god in de machine) |
Peter Nijssen, Intelligent weefwerk. In: Utrechts Nieuwsblad, 3-1-1992. (over De god in de machine) |
Henk van der Weert, ‘De mensen zijn hoogmoedig’. In: De Limburger, 26-3-1992. (interview over De god in de machine) |
Jeroen Vullings, Zonder geloof vaart niemand wel. In: Vrij Nederland, 26-2-1994. (over De lichtwachter) |
[Anoniem], Alleen geloof kan de wanhoop verslaan. In: Rondom het Woord, jrg. 38, nr. 4, december 1996, pp. 69-74. (interview, algemeen) |
[Anoniem], ‘Geloof ontdoet de wereld van schimmigheid’. In: Nederlands Dagblad, 5-4-1997. (verslag van lezing over fictie) |
Dirk Zwart, Religieus, en dus een realist. Interview met Pieter Nouwen. In: Bloknoot, jrg. 3, nr. 9, augustus 1994, pp. 87-102. (interview, algemeen) |
Dirk Zwart, De lichtwachter van Pieter Nouwen. Eigentijdse roman over de keuze tussen nihilisme en Godsvertrouwen. In: Bij de tijd, jrg. 3, nr. 3, november 1994, pp. 29-31. |
[Anoniem], ‘De samenleving teert nog op een vuur dat uitgaat: het geloof’. In: Nederlands Dagblad, 13-3-1995. (algemeen) |
Tj. de Reus, Het licht van de vuurtoren. In: Reformatorisch Dagblad, 29-4-1995. (over De lichtwachter) |
Rien van den Berg, ‘Ik heb twintig jaar geprobeerd atheïst te zijn’. In: Nederlands Dagblad, 8-3-1997. (interview over Het negende uur) |
Dirk Zwart, De keuze: dood of opstanding. In: Nederlands Dagblad, 21-3-1997. (over Het negende uur) |
Willy Wielek, Solist uit de Mattheus sterft op Goede Vrijdag. In: Trouw, 28-3-1997. (over Het negende uur) |
Enny de Bruijn, Lege treurnis of levende traditie. In: Reformatorisch Dagblad, 25-4-1997. (interview over Het negende uur) |
Tj. de Reus, Leven van Bach en dood van Schneider. In: Reformatorisch Dagblad, 25-4-1997. (over Het negende uur) |
Rien van den Berg, Blauwe knoop keurt Chateau Margaux. In: Woordwerk, jrg. 15, nr. 58, juni 1997, pp. 62-64. (over Het negende uur) |
Robert Lemm, Het heroïsche gevecht van Pieter Nouwen. In: Bloknoot, jrg. 6, nr. 21, augustus 1997, pp. 51-56. (algemeen) |
Hans Warren, Je bent christen of barbaar. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-8-1997. (over Het negende uur) |
Ronald Westerbeek, Pieter Nouwen: ‘Muziek is een voorportaal voor het religieuze’. In: Icarus, jrg. 6, nr. 2, [1998], pp. 14-17. (interview over muziek) |
Dirk Zwart, Een roman over Passie en Pasen. In: Bij de tijd, jrg. 6, nr. 8, april 1998, pp. 34-35. (over Het negende uur) |
Gerda van de Haar, Wanneer tijdelijkheid en eeuwigheid elkaar raken. In: Wapenveld, jrg. 48, nr. 3, juni 1998, pp. 97-102. (interview, algemeen) |
Monica van den Berg, Een waarheid als een koe. Wittgenstein, W.F. Hermans & Pieter Nouwen. In: Icarus, jrg. 7, nr. 4, [1999], pp. 8-11. (over De Mercator van Blankenham) |
Ewald Mackay, De vonk bewaren. De betekenis van de joods-christelijke traditie voor vandaag; een literair perspectief. In: Ewald Mackay, Gedenkstenen in de Jordaan. Een bundel opstellen over geschiedenis, traditie en cultuur. Heerenveen 2000, pp. 75-91. (over Het negende uur) |
Willem Bouwman, Het lege hoofd van George W. Bush. In: Nederlands Dagblad, 28-2-2004. (interview over De Pias van het Pentagon) |
Tjerk de Reus, Hopelijk een tussendoortje. In: cv.koers, 1-5-2004. (over De Pias van het Pentagon) |
Hilbrand Rozema, De narrenkap van Pieter Nouwen. In: Liter, jrg. 7, nr. 33, juli 2004, pp. 79-80. (over De Pias van het Pentagon) |
Gunter Bousset, De pias van het Pentagon.
|
| |
| |
In: De Leeswolf, 1-9-2004. |
Dirk Zwart, Ik zal geen boek meer schrijven dat is gebonden aan de actualiteit. Pieter Nouwen over ‘De pias van het Pentagon’. In: Liter, jrg. 7, nr. 35, december 2004, pp. 9-21. (interview) |
Enny de Bruijn, De vuurtorenwachter van Chipiona. In: Reformatorisch Dagblad, 6-7-2005. (reportage naar aanleiding van De lichtwachter) |
Carel Peeters, Teunis Bunt, Ger Groot, Arnold Heumakers, T. van Deel, Arjan Peters, Tjerk de Reus, Gert van de Wege, Dat in de kunst de vorm de eigenlijke inhoud was. Reacties. In: Liter, jrg. 9, nr. 43, september 2006, pp. 61-71. (reacties op ‘Geen stijl of: de groeiende armoede van de Nederlandse prozakritiek’) |
Enny de Bruijn, In memoriam Pieter Nouwen (1949-2007). In: Reformatorisch Dagblad, 6-2-2007. |
Rien van den Berg, ‘Naar jezelf kijken, ho maar’. Pieter Nouwen, 19-5-1949 - 2-2-2007. In: Nederlands Dagblad, 6-2-2007. (in memoriam) |
Dirk Zwart, In memoriam Pieter Nouwen (1949-2007). In: Liter, jrg. 10, nr. 46, juni 2007, pp. 2-6. |
Tjerk de Reus, Nouwen verdient z'n monument. In: Friesch Dagblad, 2-4-2011. (over Pieter Nouwen verzameld) |
Dick Idema, Bundel als literaire gedenksteen. In: de Stentor, 4-4-2011. (over de presentatie van Pieter Nouwen verzameld) |
Enny de Bruijn, Nouwens twee werelden. In: Reformatorisch Dagblad, 16-4-2011. (over Pieter Nouwen verzameld) |
Gert van de Wege, Nouwen over Kuitert. In: Nederlands Dagblad, 22-4-2011. (over Nouwen als essayist) |
Kees van der Zwaard, Rechercheur Nouwen en het geheim van de waarheid. In: Liter, jrg. 14, nr. 63, september 2011, pp. 71-73. (over Pieter Nouwen verzameld) |
Rien van den Berg, Pieter Nouwen, niet alleen Het negende uur. In: Nederlands Dagblad 9-9-2011. (over Pieter Nouwen verzameld) |
Gert van de Wege, De genealogie van Schneider. In: Nederlands Dagblad, 11-5-2012. (over de namen van Nouwens personages) |
127 Kritisch lit. lex.
november 2012
|
|