| |
| |
| |
Nelleke Noordervliet
door Rudi van der Paardt
1. Biografie
Nelleke Noordervliet werd op 6 november 1945 in de Rotterdamse volkswijk Crooswijk geboren als Petronella Maria Bol. Haar vader, eerst fietsenmaker, later automonteur, was katholiek. Haar moeder, huisvrouw, was de dochter van een typograaf van Het Vrije Volk, zij was voor haar man katholiek geworden, maar bleef ondanks het mandement van de bisschoppen op de Partij van de Arbeid stemmen. Nelleke had een oudere zuster, Corrie, die, zoals gebruikelijk in die tijd in een arbeidersmilieu, naar de mulo ging. Zelf mocht zij als eerste in haar familie naar het gymnasium: zij bezocht het Rooms Katholiek Lyceum voor Meisjes Maria Virgo, afdeling gymnasium alfa. Na haar eindexamen in 1963 deed zij auditie voor de Amsterdamse toneelschool, maar zij werd afgewezen wegens gebrek aan elementaire podiumervaring. Vervolgens ging zij in Leiden sociologie studeren, maar na een jaar stapte zij over op Nederlandse taal- en letterkunde, waarin zij in 1969 het kandidaatsexamen behaalde.
Noordervliet verhuisde vervolgens naar Amsterdam, waar zij enige tijd werkte voor een wetenschappelijke uitgeverij. Na beëindiging van haar werkzaamheden besloot zij de studie Nederlands, nu in Utrecht, te vervolgen. Dat bleek niet eenvoudig: omdat zij haar studie zelf wilde betalen, niet afhankelijk wilde zijn van haar bemiddelde echtgenoot, Peter Noordervliet (met wie zij in 1973 was getrouwd), ging zij tegelijkertijd werken als lerares Nederlands; eerst aan de Werkplaats Kindergemeenschap te Bilthoven en daarna aan het Kennemer Lyceum te
| |
| |
Overveen. Van 1980 tot 1985 was zij, inmiddels woonachtig te Monster, raadslid voor de Partij van de Arbeid in de gemeente Westland. Door deze werkzaamheden moest zij haar doctoraalexamen op de lange baan schuiven. Ten slotte studeerde zij in 1983 af, en wel cum laude; haar eindscriptie was gewijd aan het roman-essay De tuinen van Bomarzo van Hella S. Haasse. Behalve met deze schrijfster hield zij zich in de eindfase van haar studie bezig met Multatuli. Dat leverde geen essay op, maar een roman, het gefingeerde dagboek van Everdina Huberta Baronesse van Wijnbergen, de eerste vrouw van Multatuli: Tine of De dalen waar het leven woont, waarmee zij in 1987, honderd jaar na de sterfdag van de schrijver, zou debuteren.
Vanaf het moment dat zij als schrijfster enige bekendheid had werd zij geregeld uitgenodigd om voordrachten te houden over literaire, (kunsthistorische of politieke onderwerpen. Zij maakte deel uit van fora en panels voor radio en televisie. Ook werd zij bestuurslid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde en het Letterkundig Museum en voorzitter van het Fonds voor de Letteren. Gastschrijver was zij aan de universiteiten van Groningen (1995), Leiden (1997), Delft (2004), Oldenburg (2007), Berlijn (2008) en aan de Sorbonne te Parijs. Een deel van de lezingen die zij in deze plaatsen hield, is opgenomen in de essaybundel Een plaats voor de geestdrift (2004). Wie weet, meet niet (2004) bevat de tekst van de colleges die zij gaf aan de TU Delft.
Noordervliet publiceerde verhalen en essays in tal van literaire tijdschriften: De Gids, Maatstaf, Optima, Hollands Maandblad, Parmentier, Raster, Over Multatuli, Literatuur en Biografiebulletin. Voorts verschenen essays, boekbesprekingen en columns van haar in Vrij Nederland, Opzij, de Volkskrant, Trouw en Historisch Nieuwsblad. Zij kreeg enkele literaire onderscheidingen: voor Tine of De dalen waar het leven woont verwierf zij de Debutantenbeurs 1987; in 1994 werd haar roman De naam van de vader (1993) bekroond met de Multatuliprijs en bovendien genomineerd voor de Aristeionprijs, bedoeld voor het beste Europese boek van het jaar in kwestie.
De schrijfster heeft met haar man Peter, directeur van de Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie, twee dochters. Het echtpaar woont in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het overheersende thema in het literaire werk van Nelleke Noordervliet is de dynamische relatie tussen heden en verleden. In het essay De pijl van de tijd (1999) heeft zij daarover gezegd: ‘Het verleden, hoewel onbereikbaar en hoewel subjectief, is een constituerend en zichtbaar element van het heden.’ Anders geformuleerd: het verleden heeft, of wij willen of niet, invloed op ons huidige bestaan. Het omgekeerde is volgens Noordervliet ook waar: als wij de geheimen van het verleden willen begrijpen, doen wij dat onvermijdelijk met de kennis en de middelen van nu. Zoals Noordervliet het in enkele interviews beknopt formuleerde: ‘Geschiedenis is fictie.’
Het ligt voor de hand dat deze uitgangspunten in haar historische romans zichtbaar zijn. Zo is haar debuut, Tine of De dalen waar het leven woont (1987), het gefingeerde dagboek dat de eerste vrouw van Multatuli vlak voor haar dood in 1874 zou hebben geschreven. Tine komt er in die tekst veel beter af dan tijdgenoten - de nogal rancuneuze Multatuli voorop - haar geportretteerd hebben: als een zeurderige, weinig zelfstandige vrouw. Dat is Noordervliets Tine in het geheel niet: zij is intelligent en flink en bindt de strijd aan met de problemen (onder meer financiële) waarmee zij wordt geconfronteerd. Dat de schrijfster grotendeels haar eigen verworven vaardigheden op Tine heeft geprojecteerd, lijkt wel heel waarschijnlijk. Dat kan in dit geval nog onbewust zijn, in latere historische romans is dat duidelijk niet meer het geval. Zo is er in Vrij man (2012) zelfs sprake van een ontmoeting tussen de hoofdfiguur, Menno Molenaar, een zeventiende-eeuwse hoog opgeleide Hollander, en de schrijfster. Deze loopt door het niet onberispelijke verleden van de ander en zet het zelfs openlijk naar haar hand. Dit is een uitvloeisel van haar opvatting dat het verleden in wezen niet kenbaar is.
Noordervliet heeft enkele grote, complexe romans geschreven, van psychologische aard, waarin de hoofdfiguur worstelt met het verleden, waardoor die ernstig is getraumatiseerd. Hij of zij probeert de problemen te verwerken door de vertrouwde omgeving te verlaten en elders een bestaan op te bouwen. Op de nieuwe locatie moet de hoofdfiguur eerst aarden, waarna
| |
| |
deze kan afdalen in het eigen ik om zo een andere identiteit te kunnen opbouwen; dat zou kunnen leiden tot een katharsis, een geestelijke reiniging.
De roman Zonder noorden komt niemand thuis (2009) laat deze driedelige structuur duidelijk zien. De hoofdpersoon/verteller is een Nederlandse journalist, Robert Andersen, weduwnaar. Zijn vrouw is acht jaar eerder doodgeschoten en hij heeft nu vernomen dat haar moordenaar binnenkort vrij komt. De gedachte dat hij de dader ergens zou ontmoeten, vindt hij onverdraaglijk. Hij vertrekt naar de westkust van Canada, zo ver mogelijk van de moordenaar vandaan. Bij de douane blijkt hij zijn naam te zijn vergeten (een aanwijzing voor de lezer dat hij een nieuwe identiteit moet vinden). Hij huurt een huis, dat heeft toebehoord aan een zekere Beverly Walker, die twee jaar tevoren niet is teruggekeerd van een wandeling.
Robert is gefascineerd door deze vrouw, die net als hij de eenzaamheid zocht. Hij ontdekt dat zij bij haar mededorpsbewoners niet erg geliefd was en denkt dat zij mogelijk is omgebracht. Door zich zo intensief met Beverly bezig te houden bestrijdt hij zijn eigen ellende. Hij krijgt zelfs weer gevoelens van verliefdheid, die zich richten op Jane Miller, de lokale journaliste, die enkele artikelen aan Beverly heeft gewijd. Hij voelt dat hij nog meer moet doen om zich echt te bevrijden en gaat voor vier dagen naar de meest onherbergzame baai in de omgeving. Hij maakt er een katharsis door of, om de titel te gebruiken, hij vindt het noorden van zijn innerlijk kompas. Teruggekeerd in zijn dorp rijdt hij een prachtig hert aan, waarna hij het zwaargewonde dier in de achterbak van zijn auto legt en ermee naar huis rijdt. Volgens Jane kan hij slechts één ding doen: het dier doodschieten. Dat doet hij ook en daarmee verlost hij niet alleen het hert, maar ook zichzelf uit zijn lijden: hij heeft ingezien dat hij niet werkelijk heeft geprobeerd met de moord in het reine te komen, maar dat hij zijn wond al die jaren heeft gekoesterd.
De doorwerking van het verleden in de actualiteit speelt eveneens een rol in de veel vroegere roman De naam van de vader (1993). Het verhaal begint eind 1989. Het is de tijd van de naderende val van de Muur, die samenvalt met de beslissing van de hoofdpersoon Augusta de Wit, een in 1945 geboren juriste,
| |
| |
om haar leven een nieuwe wending te geven. Zij wist al lang, door het gescheld van kinderen in haar jeugd, dat zij een ‘moffenkind’ was, maar van haar moeder had zij nooit iets gehoord over haar relatie met een Duitser. Zij besluit haar vader op te zoeken in Weimar, waar hij moet zijn geboren. Als zij het adres van deze August Schulz (de naam verwijst naar schuld, een belangrijk motief in de roman) achterhaalt, blijkt dat hij kort daarvoor is gestorven. Wel vindt zij diens zuster, die haar kan zeggen dat August wel degelijk van haar moeder had gehouden, maar zich in het onvermijdelijke had geschikt.
Dat een voorval in haar eigen leven samenvalt met een belangrijk moment in de Europese geschiedenis (hier de ‘Wende’), is iets dat als een rode draad door Augusta's leven loopt. In flashbacks wordt de lezer geconfronteerd met haar liefde voor de charismatische studentenleider Melchior Beerbaum (half joods, zoals zij half Duits was). Samen waren zij in 1968 bij de revolte in Parijs aanwezig geweest en hadden zij kort daarna de Praagse Lente meegemaakt. In de Tsjechische hoofdstad was hun kind verwekt, een dochtertje dat maar vijf jaar zou leven: het was door een ongeluk, veroorzaakt door de vader, in een coma geraakt, die uiteindelijk door Augusta werd afgebroken. Melchior was toen al verdwenen en naar Kreta gegaan, het eiland met de oudste, matriarchale beschaving van Griekenland, destijds een gezocht centrum voor de alternatieve jeugd. Door toevallige omstandigheden komt Augusta ook op Kreta terecht. Hier vindt zij Melchior terug en na een pijnlijk zelfonderzoek ook zichzelf. Het romaneinde maakt de cirkel rond: Augusta keert terug in Nederland en verzoent zich met haar (dementerende) moeder.
| |
Techniek
Ook Pelican Bay (2002) past in het kader van deze thematiek, maar wel op een bijzondere manier. Het is een gemengde (of dubbele) roman, die afwisselend in het heden en in het verleden speelt. Van beide romangedeelten is de journaliste Ada van de Wetering de schrijfster, al wordt dat van het historische deel niet met zoveel woorden gezegd. De verbanden tussen beide delen zijn echter onmiskenbaar. Ada bezoekt het fictieve Caribische eiland Pelican Bay met een dubbele missie. Zij zoekt daar naar haar jongere adoptiebroer Antonio, die van het eiland in hun
| |
| |
vroegere gezin kwam, zich daar een vreemde voelde en daarom, zodra het mogelijk was, als achttienjarige weer terugging. Bovendien probeert zij wat meer te weten te komen over haar verre achttiende-eeuwse voorvader, Jacob Rivers (‘verengelsing’ van Van de Wetering), die uit Nederland was verbannen en via Afrika met zwarte werknemers op Pelican Bay was terechtgekomen. De entree van Ada op Pelican Bay verloopt niet zonder moeilijkheden: zij wordt, ten onrechte overigens, verdacht van het invoeren van drugs. De ironie wil dat als Ada haar broer terugvindt, juist hij een drugsdealer blijkt te zijn geworden.
Wat volstrekt duidelijk wordt, is dat Ada en Antonio verschillende herinneringen aan hun jeugd hebben; vooral op één punt is dat van groot belang voor de samenhang van beide delen. Ada's vader had haar op zijn sterfbed ervan beschuldigd Antonio ooit een mes op de keel te hebben gezet. Zij weet van niets, maar Antonio herinnert zich juist dat Ada haar vader had bedreigd met een mes. Er is een parallel met het dramatische verhaal van Jacob en zijn vrouw Fanny: zij werd vermoord, met een mes opengesneden, toen zij op het punt stond te bevallen. Jacob hield zijn (favoriete) slaaf Plato voor de zwangerschap en de moord verantwoordelijk en liet hem ophangen. Maar de juistheid van deze daad werd later betwijfeld: hij zou juist zelf Fanny uit wraak voor overspel hebben vermoord. Als Ada het eiland weer verlaat, heeft zij inmiddels een affaire gehad en dus overspel gepleegd met de zwarte politieman Marcus. Ada is zelfs vermoedelijk van hem in verwachting, zoals Fanny (waarschijnlijk?) van Plato zwanger was geraakt.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
In bijna al haar romans en essays werpt Noordervliet als geëngageerd schrijfster maatschappelijke problemen op. Pasklare oplossingen geeft zij niet; het antwoord op de vragen is namelijk aan de lezer (zie ook Speet 2006). Zo speelt meteen in haar eerste contemporaine roman, Millemorti (1989), die zij zelf in interviews karakteriseert als een vingeroefening, toch een belangrijk probleem een intrinsieke rol: de bescherming van het milieu. In een klein Zwitsers plaatsje heerst verdeeldheid over de vraag of er vlak bij een vakantiedorp (dat is Millemorti) een skipiste moet worden aangelegd. Voorstanders wijzen op de te verwachten inkomsten van toeristen, tegenstanders geloven dat het milieu
| |
| |
onherstelbaar zal worden aangetast. Nog voor de beslissing is genomen, wordt het dorp getroffen door twee lawines. Er valt een dode en er zijn diverse gewonden te betreuren, huizen zijn onbewoonbaar geworden. Er rijzen vragen over de verantwoordelijkheid voor deze natuurramp, maar een allen overtuigend antwoord is er niet. In ieder geval besluit men het project niet te laten doorgaan.
De problematiek van een multiculturele samenleving, sterk aanwezig in beide delen van Pelican Bay, heeft Noordervliet hernomen in de forse roman Snijpunt (2008), met name in het eerste deel. Hoofdpersoon is de ruim veertigjarige Nora, lerares geschiedenis en conrector op een gemengde school. Zij ontleent haar gezag aan haar kennis en verbale vermogens, maar die helpen haar niet als het op een conflict met een Marokkaanse leerling, Ali, aankomt. Als zij hem na afloop van een les bestraffend toespreekt, steekt hij haar met een mes: hij vindt dat zij hem respecfloos behandelt. Deze gebeurtenis is een schok voor Nora, die van haar vader, een classicus oude stijl, geleerd heeft dat je over problemen altijd eerst moet praten en dat fysiek geweld uit den boze is. Nu merkt zij dat deze opvatting in een multiculturele samenleving niet meer vanzelf spreekt, wat haar dwingt tot zelfonderzoek, te meer daar de schoolleiding niet zonder meer achter haar staat: die neemt geen maatregelen tegen de jongen en adviseert haar een tijd rust te nemen. Het is duidefijk dat dit beleid van het management voortkomt uit de angst dat een eventuele straf voor Ali bij de Marokkaanse gemeenschap niet goed zal vallen en voor het volgende jaar leerlingen gaat kosten. Dat deze opportunistische houding Nora walging inboezemt en haar doet twijfelen of zij mettertijd op school wil of kan terugkeren, is begrijpelijk.
In het vervolg van de roman is haar ex, de bibliotheekbeambte Guido, de hoofdpersoon. Hij heeft in Italië een zoektocht ondernomen naar de cultschrijver E. Fischer, een Salingerachtige figuur, die lang geleden een viertal ‘versleutelde’ werken heeft geschreven, maar nu van de aardbodem lijkt verdwenen. Guido wordt op zijn beurt gezocht door zijn dochter Franca, die de ongeruste Nora achter zich aan krijgt. De zoektocht is er vooral een naar herstel van tradities en zingeving.
| |
| |
| |
Relatie leven/werk
In het essay Het middel van de man (2003) - een beschouwing over haar middelbareschooltijd, met aandacht voor medeleerlingen en docenten van Maria Virgo - maakt Noordervliet duidelijk dat zij, afkomstig uit zo'n geheel ander milieu dan de meeste van haar klasgenoten, zich op school een buitenstaander achtte, een gevoel dat haar eigenlijk nooit heeft verlaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat nogal wat hoofdpersonen in haar romans en novellen, zoals De naam van de vader, Pelican Bay, Snijpunt en Zonder noorden komt niemand thuis, zich een outsider voelen. In het boek dat zij aan haar overgrootmoeder wijdde, Altijd roomboter (2005), portretteert zij zich indirect door middel van vergelijking van haar karaktereigenschappen en gedragingen met die van deze bijzondere vrouw.
Autobiografische fictie in strikte zin heeft Noordervliet niet geschreven, wel komen er in romans en verhalen elementen voor die aan haar eigen persoonlijke omstandigheden doen denken. Dat is met name het geval in Mevrouw Gigengack (2004), een serie schetsen naar het voorbeeld van Plume (1938) van Henri Michaux. Net als de schrijfster zelf is mevrouw Gigengack een vrouw van in de vijftig, met de bij de leeftijd horende kwalen, die zij met een vriendin deelt.
| |
Stijl / Ontwikkeling
Noordervliets stijl is niet uniform. In het algemeen valt op te merken dat zij in haar essays, historische en andere studies streeft naar verzorgd, transparant taalgebruik: geen al te lange zinnen, geen onnodig moeilijke woorden en een minimum aan beeldspraak en literair aandoende vergelijkingen. Nederland in de Gouden Eeuw (2003), gebaseerd op het eerdere Op de zeef van de tijd (1999), is een goed voorbeeld van een dergelijke tekst, en haar in Delft gehouden lezing Wie weet, meet niet (2004), gewijd aan de diversiteit van wetenschappelijkheid, valt zeker ook in deze categorie, mede door de geestige terzijdes.
De stijl van haar fictionele werk heeft een ontwikkeling doorgemaakt. In haar verhalen en novellen gebruikt Noordervliet over het algemeen een evenwichtige stijl, die ook wordt aangetroffen in haar vroege romans. Een elliptische stijl, waarin bijvoorbeeld werkwoorden geregeld ontbreken, vindt men in het lange prozagedicht over haar geboortestad die in de jaren vijftig uit het oorlogspuin herrijst: Een vlaag van troost (2001),
| |
| |
waarin zijzelf duidelijk als meisje voorkomt. Maar veel fictioneel proza, zeker de latere romans en novellen, wordt gekenmerkt door een eclectische stijl: er is een duidelijke toename van stijlfiguren als metonymie, metafoor en vergelijking, die haar teksten een bont en barok karakter geven; daar staat een toename van rauwe en heftige schuttingtaal tegenover, alsmede van vreemde dialogen. Ook het gebruik van ironie neemt steeds meer toe. De novelle Gezichtsbedrog (2003) spant in dit opzicht de kroon: de gewoonten en het taalgebruik van werknemers in het bedrijfsleven en de financiële sector worden er danig in geïroniseerd.
| |
Techniek
Dat Noordervliet in haar non-fictie veel namen van geleerden noemt en uit hun publicaties citeert, ligt voor de hand. Maar in haar romans en andere fictionele teksten stort zij eveneens over de lezer een vloed van namen, allusies en (soms lange) citaten uit, voor het merendeel afkomstig uit drie gebieden: de klassieke oudheid (in het bijzonder de Griekse mythologie), de Bijbel en moderne Nederlandse poëzie. Citaten uit deze gebieden vindt men in al haar teksten, of die nu door een ik worden verteld of door een alwetende verteller, en die sluiten vaak wel, maar soms ook helemaal niet aan bij de thematiek.
Een voorbeeld van een novelle met een ik die voortdurend verwijst naar een klassieke tekst is Water en as (1998). De vertelster, een jaar of veertig, heeft per testament de opdracht gekregen in een klein Frans dorpje de as van haar overleden moeder te verstrooien. Hoewel zij niet zo'n goede relatie met haar moeder had, doet zij uit plichtsbesef wat haar wordt gevraagd. De essentie van het verhaal is dat de vrouw steeds meer begrip gaat krijgen voor haar moeder en ten slotte bijna in haar verandert. Dit proces wordt begeleid door verwijzingen naar passages uit Ovidius' Metamorphosen, een werk waarvan de moeder haar een Nederlandse vertaling heeft nagelaten, waarin zij cruciale passages had aangestreept. De dochter leest het met grote belangstelling, omdat zij denkt dat de tekst ook iets over haar zegt - wat inderdaad zo blijkt te zijn.
Iets ingewikkelder ligt de situatie in Zonder noorden komt niemand thuis. Om zich te oriënteren op de problemen waarvoor hij in het ruige Canadese gebied kan komen te staan, leest Robert
| |
| |
Andersen naslagwerken, geen literatuur. Toch, zo heeft Coen Peppelenbos in zijn bespreking van de roman opgemerkt, citeert Robert losjes uit klassieke werken en vergelijkt hij zichzelf of anderen met figuren uit de Griekse mythologie. Peppelenbos viel met name over een passage waarin Robert omstandig refereert aan de mythe van Orpheus en Eurydice en noemde die uitweiding ‘een gymnasiale knipoog van Noordervliet naar haar lezerspubliek’. Men zou kunnen tegenwerpen dat Andersen zo ongeveer het bekendste verhaal uit het bestand van antieke mythen heeft gebruikt en dat de toepasselijkheid daarvan voor zijn eigen situatie (ook hij probeert zijn geliefde uit de dood terug te roepen) weliswaar niet expliciet wordt gemaakt, maar toch wel duidelijk zal zijn.
Uit het paradijs (1997) is een uitvoerige roman, met diverse lagen. Centraal staan enkele dagen uit het leven van de vijftigjarige tekenaar/schilder David Berk, waarin deze terugblikt op zijn verleden. Hij woonde als jongen met zijn ouders in een huis bij de duinen van Overveen. Toen zijn moeder het huis verliet en hem meenam naar Brussel, waar haar minnaar Jef woonde, was dat als een verbanning uit het paradijs. Het verblijf in Brussel, met Jefs verschrikkelijke familie, werd een hel. Zijn moeder stierf jong, mogelijk pleegde zij, uitgestoten door de familie, zelfmoord. De roman begint met een wonderbaarlijke ervaring. Berk is met zijn halfbroer uit zijn woonplaats Leiden naar Overveen gereden. Als zij teruggaan en de auto dienst weigert, krijgen zij een lift van Berks (overleden) moeder. Dit visioen geeft aan hoezeer David zijn moeder met het paradijs van Overveen identificeert. Hij neemt ten slotte de beslissing definitief naar Overveen terug te keren.
Begin en eind van de roman zijn uiteraard ontleend aan de twee klassieke werken vanjohn Milton Paradise Lost (1667) en Paradise regained (1671). Vlak voor het slot wordt geciteerd uit het beroemde gelijknamige gedicht van Marsman (1927). De geliefde dode moeder wordt al na enkele pagina's opgeroepen via aanhalingen uit ‘De moeder de vrouw’ van Nijhoff. Er worden nog meer versregels uit Nederlandstalige poëzie geciteerd, op grond waarvan Elsbeth Etty spottend opmerkte dat Noordervliet kennelijk op goed geluk in de bloemlezing van Komrij had
| |
| |
geprikt om haar roman cachet te geven. Gezien de algemene ontwikkeling waarover Berk beschikt, kan men overigens net zo goed aannemen dat de regels van hem afkomstig zijn.
| |
Verwantschap / Traditie
Als het gaat om de vraag met wie Noordervliet als schrijfster verwant is, dan komt men uit bij S. Vestdijk, Hella S. Haasse en, in iets mindere mate, Helene Nolthenius. Het zijn alle drie auteurs die, net als Noordervliet, zowel eigentijdse als historische romans hebben geschreven en over de status van het genre hebben gepubliceerd. Een andere overeenkomst tussen hen is de breedte van hun fictionele, essayistische en studieuze werk. Dat Noordervliet van de drie genoemde auteurs zich het meest verbonden acht met Hella S. Haasse, blijkt uit haar publicaties. Een eerbewijs aan Haasse is het door Noordervliet samengestelde brieven- en fotoboek Brieven van de thee (2004), dat uiteraard zijn ontstaan dankt aan de roman Heren van de thee (1992), een van Haasses meest succesvolle historische romans. Maar belangrijker is dat Noordervliet enkele essays en artikelen over kernthema's bij Haasse heeft geschreven, die ook in haar eigen werk te vinden zijn. Zo wees zij bij Haasse op het thema van de buitenstaander, dat zij ook bij zichzelf heeft onderkend. Belangrijk is een artikel uit 1993 over de latere historische romans van Haasse, onder de titel ‘Niets is ooit geheel voorbij’. Het is een citaat uit De tuinen van Bomarzo, dat duidt op de opvatting dat heden en verleden geen absolute opposities zijn, maar wezenlijk met elkaar zijn verbonden. Ook die opvatting behoort tot de romanpoëtica van Noordervliet, zodat zij verwant genoemd kan worden aan het postmodernisme.
| |
Kritiek
Vanaf haar eerste roman heeft Noordervliet zowel lof geoogst als kritiek gekregen. Er zijn twee teksten die door vrijwel alle critici gunstig tot zelfs juichend zijn ontvangen: Mevrouw Gigengack en Altijd roomboter. Bij de overige titels vindt men in de kritiek naast instemmende geluiden ook sterk aangezette afkeer, die soms het karakter draagt van een afrekening. Dat juist W.F. Hermans, Multatulikenner bij uitstek, struikelde over ‘onjuistheden’ in Tine, viel te verwachten: hij was geen liefhebber van de historische roman. Verder richt de kritiek zich vooral op twee onderwerpen: haar stijl, met name die van latere romans, en de complexiteit van een groot deel van haar werk. Over het eerste
| |
| |
oordeelde Douwe de Vries in Friesch Dagblad: ‘De stijl van Noordervliet prikkelt de verbeelding van de lezer niet. De schrijfster maakt overvloedig gebruik van beeldspraak, zodat er weinig te fantaseren overblijft.’ Hij geeft enkele voorbeelden van stilistische hoogstandjes die hun doel voorbij schieten, bijvoorbeeld als de schrijfster in Snijpunt haar hoofdpersoon als volgt tekent: ‘Zo makkelijk als ze voor de aanval met het mes haar woede kanaliseerde en afvoerde via de haarvaten van haar limbisch systeem, zo moeilijk was het sindsdien de deksel op Pandora's doos te houden, waaruit als eerste de hoop leek te zijn vervlogen.’
De complexiteit van romans als De naam van de vader, Uit het paradijs en Pelican Bay is wel veroordeeld als ‘een wirwar van onderling verbonden motieven’ en van ‘te veel geleerde verwijzingen’. Jan-Hendrik Bakker rondde in de Haagsche Courant zijn bespreking van De naam van de vader als volgt af: ‘Als een hoog verheven godin zweeft de schrijfster soms boven de recente geschiedenis, alles overziende, alles met elkaar verbindend; op die momenten wordt De naam van de vader een hoogdravende, belerende geschiedenisles waar wij, Noordervliets tijdgenoten, niets aan hebben.’ In het algemeen zijn de critici niet bepaald verheugd over haar spel met de lineaire geschiedenis en de projectie van de figuur van de schrijfster in haar fictie.
| |
Publieke belangstelling
Van haar novellen, toch vaak door critici geprezen, zijn er slechts drie herdrukt en wel in de bundel Veeg teken (2005). Verschillende van haar romans zijn tien of meer keren herdrukt, ook als pocket: Het oog van de engel, De naam van de vader, Uit het paradijs en Pelican Bay. Dat geldt ook voor de gefictionaliseerde documentaire Altijd roomboter.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Nelleke Noordervliet, Tine of De dalen waar het leven woont. Amsterdam 1987, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 923, R. (5e druk 1996, Muntinga, Rainbowpockets 241; licentieuitgave Den Haag 1997, Stichting XL, XL 316; herdruk, samen met Het oog van de engel, 1998, Meulenhoff; 10e druk, onder de titel Tine. Het leven van de eerste vrouw van Multatuli, 2005, Pandora) |
Nelleke Noordervliet, Millemorti. Amsterdam 1989, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1030, R. (4e druk 1992, Meulenhoff quarto; licentieuitgave Baambrugge 1993, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 59; 8e druk Amsterdam 1999, Muntinga, Rainbowpockets 426) |
Nelleke Noordervliet, De Buthe. Brammen 1991, De Geiten Pers, N. |
Nelleke Noordervliet, Het oog van de engel, Amsterdam 1991, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1172, R. (licentieuitgave Den Haag 1996, Stichting XL, XL 124; 7e druk Amsterdam 1997, Muntinga, Rainbowpockets 311; herdruk, samen met Tine of De dalen waar het leven woont, 1998, Meulenhoff; 11e druk 2006, Eldorado) |
Nelleke Noordervliet, Rivieren, Zilveren vissen. Wolken. Arnhem 1992, Theaterwerkgroep InDependance, InSpiraties 4, T. |
Ik kan het niet langer verbergen. Over liefdesbrieven. Samenstelling Nelleke Noordervliet en Lodewijk van Zonneveld. Amsterdam 1993, Libris Boekhandels / Meulenhoff, Bl. |
Nelleke Noordervliet, De naam van de vader. Amsterdam 1993, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1346, R. (licentieuitgave Den Haag 1995, Stichting XL, XL 41; 9e druk Amsterdam 1995, Meulenhoff quarto; 16e druk 1998, Muntinga, Rainbowpockets 370; 21e druk 2006, Eldorado) |
Nelleke Noordervliet, ‘Niets is ooit geheel voorbij’. Over het latere historische werk van Hella S. Haasse. In: Ik maak kenbaar wat bestond. Leven en werk van Hella S. Haasse. Redactie Mariëtte Haarsma e.a. Amsterdam 1993, Em. Querido, Schrijversprentenboek 35, pp. 93-113, E. |
Nelleke Noordervliet, Het houden van boeken. Haarlem 1996, H. de Vries Boeken, E. |
Nelleke Noordervliet, Uit het paradijs. Amsterdam 1997, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1578, R. (licentieuitgave Den Haag 1998, Stichting XL, XL 339; 10e druk Amsterdam 2008, Augustus) |
Nelleke Noordervliet, Mevrouw Gigengack. Uit het leven van een dame. Amsterdam 1998, Meulenhoff, VB. (opgenomen in Mevrouw Gigengack, 2004) |
Wisselend decor. Hommages aan Hella S. Haasse. Samenstelling Nelleke Noordervliet en Jan van Lelyveld, Amsterdam 1998, Em. Querido, EB. |
Nelleke Noordervliet, Water en as. Amsterdam 1998, De Bijenkorf, N. (opgenomen in Veeg teken) |
| |
| |
Nelleke Noordervliet, De erfenis. Amsterdam 1998, Meulenhoff, N. |
Nelleke Noordervliet, De pijl van de tijd. 's-Hertogenbosch 1999, Het Noordbrabants Genootschap, Negende Louis Paul Boon-lezing, E. |
Nelleke Noordervliet, Op de zeef van de tijd. Zwolle/Amsterdam 1999, Waanders/Rijksmuseum, Historische studie. |
Nelleke Noordervliet, Een vlaag van troost. Amsterdam 2001, Meulenhoff, GB. |
Nelleke Noordervliet, Pelican Bay. Amsterdam/Antwerpen 2002, Augustus, R. (licentieuitgave Den Haag 2004, Stichting XL, XL 1004; 8e druk Amsterdam 2007, Pandora; 9e druk 2011, Dwarsligger 120) |
Nelleke Noordervliet, De verlossing. Beemster 2003, Brokaat, Zilverbrokaatreeks 5, N. (opgenomen in Veeg teken) |
Nelleke Noordervliet, Gezichtsbedrog. Amsterdam 2003, LookaBook, N. |
Nelleke Noordervliet, Het middel van de man. Groningen 2003, Wolters-Noordhoff, E. |
Nelleke Noordervliet, Nederland in De Gouden Eeuw. Zwolle/Amsterdam 2004, Waanders/Rijksmuseum, Historische studie. |
Nelleke Noordervliet, Een plaats voor de geestdrift. Amsterdam/Antwerpen 2004, Augustus, EB. |
Nelleke Noordervliet, Mevrouw Gigengack. Uit het leven van een dame. Illustraties Franka van der Loo. Amsterdam/Antwerpen 2004, Augustus, VB. |
Nelleke Noordervliet, Wie weet, meet niet. Vermeerlezing 2004. Delft 2004, Technische Universiteit Delft / Bèta Imaginations, Technè 9, EB. |
Nelleke Noordervliet, Miss Blanche. Rotterdam 2004, Aristos, N. (opgenomen in Veeg teken) |
Brieven van de thee. Uit een Indisch familiearchief met originele foto's. Samenstelling en inleiding Nelleke Noordervliet. Amsterdam 2004, Querido, Editie. |
Nelleke Noordervliet, Altijd roomboter. Amsterdam/Antwerpen 2005, Augustus, E/R. (13e druk 2010, Pandora) |
Nelleke Noordervliet, Veeg teken. Amsterdam/Antwerpen 2006, Augustus, NB. |
Nelleke Noordervliet / Ruud Lubbers, De ongrijpbaarheid van het kwaad / De derde Bevrijding, Amsterdam 2006, Nationaal Comité 4 en 5 mei, E. |
Nelleke Noordervliet, Begoochelingen. Naarden 2006, B for Books, VB. |
Nelleke Noordervliet, Grijze pumps. Veghel 2007, Stichting Literatuurlijk, N. |
Nelleke Noordervliet, Snijpunt. Amsterdam/Antwerpen 2008, Augustus, R. (licentieuitgave Den Haag 2008, Stichting XL, XL 1459) |
Nelleke Noordervliet, Een stad vol boeken. Amsterdam 2008, Nieuw Amsterdam, Historische studie. |
Nelleke Noordervliet, Zonder noorden komt niemand thuis. Amsterdam/Antwerpen 2009, Augustus, R. |
Nelleke Noordervliet, Amstelhof van verpleeghuis tot museum. Amsterdam 2010, Hermitage, Historische studie. |
Nelleke Noordervliet, Vrij man. Het leven van Menno Molenaar. Amsterdam 2012, Augustus, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Maarten 't Hart, Zo was misschien Tine. Venetiaans dagboek van Multatuli's vrouw. In: NRC Handelsblad, 15-5-1987. |
Atte Jongstra, Tines doodse, huilerige oogopslag. Nelleke Noordervliet schreef het dagboek van Multatuli's eerste vrouw. In: Vrij Nederland, 30-5-1987. |
G.F.H. Raat, Door en door literair. In: de Volkskrant, 12-6-1987. (over Tine of De dalen waar het leven woont) |
Martin Ros, Tine Douwes Dekkers leven. Denk altijd als ik amourettes heb: dan heb ik verve. In: HN Magazine, 13-6-1987. |
Hans Visser, Multatuli en Tine. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-7-1987. (interview) |
Philip Vermoortel, Tine, de vrouw van Multatuli. ‘Het verdriet is niets voor wie zoveel geluk gekend heeft’. In: De Standaard, 5-9-1987. |
Eep Francken, De kleinmoedige een vertroosting? In: Over Multatuli, nr. 19, 1987, pp. 166-168. |
Marjo van Soest, Nelleke Noordervliet over haar geromantiseerde Tine, de vrouw van Multatuli. In: Vrij Nederland, 6-2-1988. |
Willem Frederik Hermans, De valkuilen van de geschiedenis. In: Willem Frederik Hermans, Door gevaarlijke gekken omringd. Amsterdam 1988, pp. 574-586. (over de problematiek van de historische roman, toegespitst op Tine of De dalen waar het leven woont) |
Diny Schouten, Een noodlotsdrama als komische opera. De adembenemende vormbeheersing van Nelleke Noordervliet. In: Vrij Nederland, 25-3-1989. (over Millemorti) |
Marian Mes, De Hollandse en de lawine. In: De Stem, 1-4-1989. (over Millemorti) |
Elsbeth Etty, Ruzie over een berg. In: NRC Handelsblad, 14-4-1989. (over Millemorti) |
Doeschka Meijsing, Idylle in de bergen. Haastige roman van Nelleke Noordervliet. In: Elsevier, 15-4-1989. (over Millemorti) |
Jan-Hendrik Bakker, Nelleke Noordervliet en de huid van anderen. In: Rotterdams Nieuwsblad, 22-4-1989. (interview) |
Hans Warren, Zwitserse dorpstwisten. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 22-4-1989. (over Millemorti) |
Diny Schouten, Hoe de idealen van de revolutie stinken. In: Vrij Nederland, 28-9-1991. (over Het oog van de engel) |
P.M. Reinders, Weg met het medelijden. Historische roman van Nelleke Noordervliet. In: NRC Handelsblad, 1-11-1991. (over Het oog van de engel) |
T. van Deel, De lotgevallen van een oog dat revolutie predikt. Nelleke Noordervliet, ‘Het oog van de engel’. In: Trouw, 20-2-1992. |
Lucette ter Borg, ‘Niets is zonneklaar’. Gesprek met Nelleke Noordervliet. In: NRC Handelsblad, 8-5-1992. |
Jaak de Maere, Het theater van de waarheid. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 137, nr. 5, oktober 1992, pp. 629-632. (over Het oog van de engel) |
T. van Deel, Het delen van schuld. In: Trouw, 11-11-1993. (over De naam van de vader) |
Nico Keuning, Afrekenen met het verleden. In: Haarlems Dagblad, 11-11-1993. (over De naam van de vader) |
Carel Peeters, Onder ogen zien en onschadelijk maken. In: Vrij Nederland, 13-11-1993. (over De naam van de vader) |
Henk van Weert, ‘De naam van de vader’: nieuw boek van Nelleke Noordervliet. In: De Limburger, 16-11-1993. (interview) |
Anthony Mertens, Drüben. Het labyrint van rechtvaardigen. In: De Groene Amsterdammer, 24-11-1993. (over De naam van de vader) |
Arnold Heumakers, En de slager hakt een pink af. In: de Volkskrant, 26-11-1993. (over De naam van de vader) |
Jan Hendrik Bakker, Het goddelijke standpunt van Nelleke Noordervliet. In: Haagsche Courant, 3-12-1993. (over De naam van de vader) |
Jaap Goedegebuure, In de greep van de geschiedenis. In: HP/De Tijd, 3-12-1993. (over De naam van de vader) |
Janet Luis, Een stoere vrouw met een Euro- |
| |
| |
pees perspectief. In: NRC Handelsblad, 3-12-1993. (over De naam van de vader) |
Karel Osstyn, De Nederlandse relatie tot Duitsland. Van gladde melo tot universele tragedie. In: De Standaard, 4-12-1993. (over De naam van de vader) |
Robert Anker, Een grauw verhaal met veel brille. In: Het Parool, 10-12-1993. (over De naam van de vader) |
Doeschka Meijsing, Overbelaste roman van Nelleke Noordervliet. In: Elsevier, 11-12-1993. (over De naam van de vader) |
Bart Vervaeck, Het gewicht van de naam. In: De Morgen, 23-12-1993. (over De naam van de vader) |
Elzeline van Amerongen, Mijn hoop is gevestigd op de Eva's. In: Hervormd Nederland, 25-12-1993. (interview) |
Ingrid Hoogervorst, De boetedoening van een ‘moffenkind’. In: De Telegraaf, 28-1-1994. (over De naam van de vader) |
Joris Gerits, Hoe fictief is deze vaderloze werkelijkheid? In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 139, nr. 3, juni 1994, pp. 403-407. (over De naam van de vader) |
Yves van Kempen, Doordacht, doorvoeld, doortimmerd. Over ‘De naam van de vader’ van Nelleke Noordervliet. In: Lust en Gratie, jrg. 11, nr. 42, zomer 1994, pp. 109-112. |
Roelie Koning, Vastgepend aan ruimte en tijd. Over de romans van Nelleke Noordervliet. In: Rekenschap, jrg. 42, nr. 4, december 1995, pp. 261-269. |
Jo Tollebeek, Ballingen in de eigen tijd. De hedendaagse historische roman en de 18de eeuw. In: Spiegel Historiael, jrg. 31, nr. 11-12, november-december 1996, pp. 461-467. (onder meer over Het oog van de engel) |
Elisabeth Lockhorn, Nelleke Noordervliet: ‘Ik ben vervuld van agressieve bescheidenheid’. In: Geletterde vrouwen. Amsterdam 1996, pp. 41-54. (interview) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik ben bang voor overgave en verlang ernaar’. In: Opzij, jrg. 25, nr. 5, 1997, pp. 16-21. (interview) |
Karel Osstyn, Marilyn Monroe op de Louizalaan. Nelleke Noordervliet over het verloren paradijs. In: De Standaard, 17-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Bart Vervaeck, Een symbool dat ik kan duiden. In: De Morgen, 17-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Ellen van Herk, ‘Vragen stellen die de lezer mag beantwoorden’. In: De Gelderlander, 17-4-1997. (interview) |
Aleid Truijens, Nelleke Noordervliet bedwingt met schrijven haar passies. In: de Volkskrant, 18-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Elsbeth Etty, Een nooit te stillen heimwee naar onschuld. In: NRC Handelsblad, 18-4-1997. (over Uit het paradijs) |
T. van Deel, Een eenzaat van over de vijftig op zoek naar zijn tragische, nymfomane moeder. In: Trouw, 18-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Yves van Kempen, Uit de hel. In: De Groene Amsterdammer, 23-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Bram Hulzebos, Het verlangen naar een plek om thuis te komen. In: Nieuwsblad van het Noorden, 25-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Carel Peeters, Een familiecirkel is erg rond. In: Vrij Nederland, 26-4-1997. (over Uit het paradijs) |
Johan Diepstraten, Nelleke Noordervliet over aantrekken en afstoten. Familieherinneringen botsen. In: De Stem, 1-5-1997. (over Uit het paradijs) |
Jacob Moerman, Nelleke Noordervliet grijpt te hoog in familieroman. Verstrikt in eigen verhaal. In: Drentse Courant, 1-5-1997. (over Uit het paradijs) |
Wim Vogel, Uit het paradijs: lijden om het geluk te verwerven. In: Haarlems Dagblad, 1-5-1997. |
Jaap Goedegebuure, Het labyrint van verwantschap. In: HP/De Tijd, 2-5-1997. (over Uit het paradijs) |
André Matthijsse, Nelleke Noordervliet geeft veel. In: Haagsche Courant, 2-5-1997. (over Uit het paradijs) |
Doeschka Meijsing, Postmodernistisch: politiek correcte roman van Noordervliet. In: Elsevier, 3-5-1997. (over Uit het paradijs) |
Hans Warren, Schrijven met woeste kwast. In: Brabants Nieuwsblad, 9-5-1997. (over Uit het paradijs) |
| |
| |
Robert Anker, Nelleke Noordervliet ziet iets over het hoofd. Ballingschap in Brussel. In: Het Parool, 16-5-1997. (over Uit het Paradijs) |
Gerrit Jan Zwier, Marilyn Monroe in Brussel. In: Leeuwarder Courant, 16-5-1997. (over Uit het paradijs) |
Maartje Somers, Een schrijver moet niets. In: Het Parool, 24-5-1997. (interview) |
Ton Anbeek, Argumenten. In: Literatuur, jrg. 14, nr. 6, november-december 1997, pp. 347-348. (over de receptie van Uit het paradijs) |
Adri Gorissen, Mooie novelle van Noordervliet. In: De Limburger, 13-2-1998. (over Water en as) |
Wim Vogel, Mooi en intelligent verhaal over liefde, wraak en rouw. In: Leidsch Dagblad, 5-3-1998. (over Water en as) |
Pieter Steinz, Asbestemming Bourgondië. In: NRC Handelsblad, 6-3-1998. (over Water en as) |
Johan Diepstraten, Juweeltje van Noordervliet. In: Brabants Nieuwsblad, 10-3-1998. (over Water en as) |
Diny Schouten, Hoeveel mythologie gaat er in een novelle? In: Vrij Nederland, 14-3-1998. (over Water en as) |
Maurits Schmidt, De onmogelijkheid niet eenzaam te zijn. In: Maurits Schmidt, De holle diamant. Amsterdam 1998, pp. 139-147. (interview) |
Elsbeth Etty, Nelleke Noordervliet: ‘Uit het paradijs’. In: Elsbeth Etty, Dames gaan voor. Amsterdam 1999, pp. 116-120. |
Maaike Kroesbergen, Waar verleden en heden kruisen. Over de hedendaagse historische roman. In: Voortgang, nr. 18, 1999, pp. 65-93. (onder meer over Het oog van de engel) |
Jan Dirk Snel, ‘Slag bij Nieuwpoort’: wat was dat ook al weer? In: Trouw, 18-12-1999. (onder meer over Op de zeef van de tijd) |
Emma Brunt, Nelleke Noordervliet. In: Emma Brunt, Een man om nooit te vergeten. Amsterdam 2001, pp. 95-100. |
Arie van den Berg, Het dreunt tot schrik en stille blik. In: NRC Handelsblad, 5-10-2001. (over Een vlaag van troost) |
Peter Ouwerkerk, Beland in de stad die niemand verleidt. In: Rotterdams Dagblad, 5-10-2001. (over Een vlaag van troost) |
Menno Schenke, De mythe van de metropool. In: Algemeen Dagblad, 12-10-2001. (onder meer over Een vlaag van troost) |
Ingrid Hoogervorst, Noordervliet over haar Rotterdam. In: De Telegraaf, 30-10-2001. (over Een vlaag van troost) |
Wam de Moor, De scherpe blik. In: De Gelderlander, 15-2-2002. (over Een vlaag van troost) |
Jeannette Koch, De leeuwerik en de kooi. Relaties in het werk van Nelleke Noordervliet. In: Dorothé Beekhuizen e.a. (red.), Nederlandse taal-, vertaal- en letterkunde. Den Haag 2002, pp. 33-44. |
Trude Schmidt, Nelleke Noordervliet. In: Uitgelezen 18. Reacties op boeken. Den Haag 2002, pp. 81-90. (over Het oog van de engel, De naam van de vader, Uit het paradijs) |
Coen Peppelenbos, ‘Autobiografische schrijvers vertrouw ik niet’. In: Tzum, nr. 19, 2002, pp. 33-39. (interview) |
Andrea Langendoen, ‘Je kunt de kloof niet helemaal dichten’. In: Surplus, jrg. 16, nr. 6, 2002, pp. 10-11. (interview over de historische roman) |
Cark Accord, Een aanwinst voor de black case. In: Het Parool, 15-8-2002. (over Pelican Bay) (reactie: John Jansen van Galen, Noordervliet en de ‘zwarte zaak’. In: Het Parool, 30-8-2002) |
Elsbeth Etty, Nooit weet je wat ze dachten. In: NRC Handelsblad, 16-8-2002. (over Pelican Bay) |
Margot Dijkgraaf, Gesprek met schrijfster Nelleke Noordervliet. Een trap tegen het verleden. In: NRC Handelsblad, 16-8-2002. (interview) |
Hanna de Heus, ‘We dienden een geërfde straf uit’. In: Trouw, 17-8-2002. (over Pelican Bay) |
Max Pam, Mecanodoos met ontbrekende delen. In: HP/De Tijd, 23-8-2002. (over Pelican Bay) |
Frank van Dijl, Op zoek naar de waarheid. In: Algemeen Dagblad, 23-8-2002. (over Pelican Bay) |
Arjan Peters, Nelleke Noordervliet grijpt met
|
| |
| |
‘Pelican Bay’ te hoog. In: de Volkskrant, 23-8-2002. |
Thomas van den Bergh, Een emotie te ver. In: Elsevier, 24-8-2002. (over Pelican Bay) |
Wim Vogel, Engagement legt het af tegen geilheid. In: Haarlems Dagblad, 24-8-2002. (over Pelican Bay) |
Rien van den Berg, Noordervliet bedenkt een knap skelet. In: Nederlands Dagblad, 24-8-2002. (over Pelican Bay) |
Onno Blom, Niet zo briljante historische roman van Nelleke Noordervliet. In: De Standaard, 29-8-2002. (over Pelican Bay) |
Koen Eykhout, Verlos ons van het verleden. In: De Limburger, 29-8-2002. (over Pelican Bay) |
André Matthijsse, Broeierigheid op een Caribisch eiland. In: Haagsche Courant, 30-8-2002. (over Pelican Bay) |
Theo Hakkert, Altijd weer de geschiedenis. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 30-8-2002. (interview) |
Tjerk de Reus, Nelleke Noordervliet legt zichzelf geen beperkingen op. ‘Pelican Bay’. Overvol en onbevredigend. In: Friesch Dagblad, 4-9-2002. |
Ton Verbeeten, Heftige liefde en een romantisch gekwetste ziel. In: De Gelderlander, 6-9-2002. (over Pelican Bay) |
Ingrid Hoogervorst, Noordervliet maakt ambities niet waar. Aanstellerige toon in ‘Pelican Bay’. In: De Telegraaf, 6-9-2002. |
Tomas Vanheste, Vals studeerkamerlicht. In: Vrij Nederland, 7-9-2002. (over Pelican Bay) |
Luc Renders, Foute vaders. In: Eep Francken en Ariane van Santen (samenst.), Pinguins en pikkewyne. Leiden 2002, pp. 27-37. (over de relatie tussen vader en dochter onder meer bij Noordervliet) |
Nelleke Noordervliet, Camus plaatste mij voor de afgrond van het bestaan. In: Margot Dijkgraaf en Martijn Meijer, Het beslissende boek. Amsterdam/Rotterdam 2002, pp. 146-149. (interview) |
Ger Witteveen, ‘Ik ben nog niet uitverteld’. In: Friesch Dagblad, 30-10-2002. (interview) |
Marie van Beijnum, Moderne vrouw op zoek naar slavenhoudende voorvader. In: Reformatorisch Dagblad, 4-12-2002. (over Pelican Bay) |
Simonne van Gennip, Nelleke Noordervliet en het historisch besef. In: Haagsche Courant, 27-3-2004. (interview) |
Herman Haverkate, De pruikentijd voorbij. In: Tubantia, 15-4-2004. (interview) |
Judith Jansen, Gekke dame met kwabbige dijen. In: de Volkskrant, 29-10-2004. (over Mevrouw Gigengack) |
Fleur Speet, Engagement in allerlei soorten en maten. In: Het Financieele Dagblad, 6-11-2004. (over Mevrouw Gigengack en Een plaats voor de geestdrift) |
Lies Schut, Verhalenbundel over pronte dame. In: De Telegraaf, 26-11-2004. (interview) |
Daniëlle Serdijn, Anders nog iets vergeten? In: Het Parool, 2-12-2004. (over Mevrouw Gigengack) |
Arjen Fortuin, Muurvast in de tobbe. In: NRC Handelsblad, 3-12-2004. (over Mevrouw Gigengack) |
Sevtap Baycih, Groepsportret met Nelleke. In: Vrij Nederland, 11-12-2004. (over Een plaats voor de geestdrift) |
Charlotte Zwemmer, Twee nieuwe boeken van Nelleke Noordervliet. Met grote, gretige gulpen. In: De Standaard, 6-1-2005. (over Een plaats voor de geestdrift en Mevrouw Gigengack) |
Gert J. Peelen, Pedante asmorsers. In: de Volkskrant, 14-1-2005. (over Een plaats voor de geestdrift) |
Max Pam, Oma als tijdgeest. In: HP/De Tijd, 25-2-2005. (over Altijd roomboter) |
T. van Deel, Een slavin van de rijken. Demonstratief portret van 19de-eeuwse dienstbode. In: Trouw, 26-2-2005. (over Altijd roomboter) |
Gert J. Peelen, Een vinnige ‘ouwe oma’. Nelleke Noordervliet schetst de eeuw van haar overgrootmoeder. In: de Volkskrant, 4-3-2005. (over Altijd roomboter) |
Lies Schut, Nelleke Noordervliet schrijft over eigenzinnig familielid. Overgrootmoeder uit de massa gelicht. In: De Telegraaf, 4-3-2005. (over Altijd roomboter) |
Michel Krielaars, Oma hield de rug kaarsrecht. Twee schrijvers op zoek naar hun
|
| |
| |
grootouders. In: NRC Handelsblad, 4-3-2005. (onder andere over Altijd roomboter) |
Fleur Speet, ‘Geschiedenis is fantasie’. In: De Morgen, 9-3-2005. (interview) |
Rolf Bosboom, Margarine is de handdoek in de ring. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 16-3-2005. (over Altijd roomboter) |
Anne Tjitske Mulder, Prachtig persoonlijk en historisch portret van Nelleke Noordervliet. In: Haagsche Courant, 1-4-2005. (over Altijd roomboter) |
Fleur Speet, Portret van de schrijfster als politica. In: Ons Erfdeel, jrg. 49, nr. 3, juni 2006, pp. 403-410. |
Janet Luis, Berust maar in de eindigheid. In: NRC Handelsblad, 2-6-2006. (over Veeg teken) |
Lies Schut, Montere novellen van Nelleke Noordervliet. In: De Telegraaf, 9-6-2006. (over Veeg teken) |
Nora van Laar, Nelleke Noordervliet: Het oog van de engel. In: Lexicon voor Literaire Werken, aanv. 70, juni 2006. |
Vivian de Gier, ‘Ik heb een grondtoon van verlorenheid’. In: Opzij, jrg. 36, nr. 1, 2008. (interview naar aanleiding van Snijpunt) |
Daniëlle Serdijn, Zelfcastratie uit overtuiging. In: de Volkskrant, 18-1-2008. (over Snijpunt) |
Janet Luis, Woorden? Daar gaat het mes in! In: NRC Handelsblad, 18-1-2008. (over Snijpunt) |
Jaap Goedegebuure, Een knoedel van verwikkelingen. In: De Gelderlander, 19-1-2008. (over Snijpunt) |
Rob Schouten, Mondig zijn. Driewerf hoera. In: Trouw, 19-1-2008. (over Snijpunt) |
Mark Cloostermans, Ontdek de nimf. In: De Standaard, 1-2-2008. (over Snijpunt) |
Jeroen Vullings, De tijdgeest gemist. In: Vrij Nederland, 2-2-2008. (over Snijpunt) |
Kees 't Hart, De rancune van de boekbespreker. In: De Groene Amsterdammer, 15-2-2008. (over Snijpunt) |
Max Pam, Woede en waanzin. In: HP/De Tijd, 29-2-2008. (over Snijpunt) |
Douwe de Vries, Te veel verhaallijnen in roman van Nelleke Noordervliet. Een overvloed aan woorden. In: Friesch Dagblad, 19-4-2008. (over Snijpunt) |
Beppie de Rooy, Duistere verwikkelingen bij Nelleke Noordervliet. In: Reformatorisch Dagblad, 18-6-2008. (over Snijpunt) |
Odile Heynders, Politieke romans van vrouwelijke auteurs. In: TNTL, jrg. 124, nr. 2, 2008, pp. 159-172. (onder meer over Snijpunt) |
Sander Bax, Elk heden is chaos. Het onderwijs in recente romans van Anker, Noordervliet en Siebelink. In: Ons Erfdeel, jrg. 52, nr. 1, februari 2009, pp. 114-121. (onder meer over Snijpunt) |
Coen Peppelenbos, Geen veellezer. In: Leeuwarder Courant, 30-10-2009. (over Zonder noorden komt niemand thuis) |
Piet Kralt, Nelleke Noordervliet, Tine of De dalen waar het leven woont. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 84, november 2009. |
Lies Schut, Noordervliet stelt teleur. In: De Telegraaf, 2-11-2009. (over Zonder noorden komt niemand thuis) |
Pieter Steinz, Ik had behoefte aan de wond. In: NRC Handelsblad, 13-11-2009. (over Zonder noorden komt niemand thuis) |
Daniëlle Serdijn, Sleutelen aan 't innerlijk kompas. In: de Volkskrant, 20-11-2009. (over Zonder noorden komt niemand thuis) |
Els Brussé-Dekker, Behoefte aan de pijn van het verlies. In: Reformatorisch Dagblad, 8-4-2010. (over Zonder noorden komt niemand thuis) |
Odile Heynders, Nelleke Noordervliet (1945): verantwoordelijk schrijverschap. In: Jacqueline Bel en Tomas Vaessens (red.), Schrijvende vrouwen. Een kleine literatuurgeschiedenis van de Lage Landen 1810-2010. Amsterdam 2010, pp. 227-230. (onder meer over Snijpunt) |
Judit Gera, Tine: stem of tegenstem. In: Over Multatuli, jrg 32, nr. 64, 2010, pp. 83-88. (over Tine of De dalen waar het leven woont) |
Dorian Cumps, Grandeur en misère van de humanistische cultuur in ‘De naam van de vader’ (1993) en ‘Snijpunt’ (2008) van Nelleke Noordervliet. Een poging tot interpretatie in het licht van de intertekstualiteit. In: Vlaanderen, jrg. 59, nr. 329, 2010, pp. 389-392. |
Arjan Visser, Nelleke Noordervliet: ‘Ik ben bang voor alles wat buiten zijn oevers
|
| |
| |
treedt’. In: Arjan Visser, De tien geboden. Gesprekken met schrijvers. Amsterdam 2011, pp. 207-216. |
Arie Storm, Niet scherp, niet helder, niet vloeibaar. In: Het Parool, 14-5-2012. (over Vrij man) |
Daniëlle Serdijn, Ken Descartes? Cartesius? In: de Volkskrant, 16-5-2012. (over Vrij man) |
Elsbeth Etty, D66 in de Gouden Eeuw. In: NRC Handelsblad, 18-5-2012. (over Vrij man) |
Enny de Bruijn, Spotlight. Noordervliet kiest vrijdenker als hoofdpersoon. In: Reformatorisch Dagblad, 21-5-2012. (over Vrij man) |
Jaap Goedegebuure, Hollandse vrijdenker in New York. In: Het Financieele Dagblad, 9-6-2012. (over Vrij man) |
128 Kritisch lit. lex.
februari 2013
|
|