| |
| |
| |
David Nolens
door Koen van Baelen
1. Biografie
David Nolens, zoon van de bekende Vlaamse dichter Leonard Nolens, werd op 20 februari 1973 geboren in Antwerpen. Daar ging hij naar school, eerst aan het Sint-Lievenscollege (waar hij werd weggestuurd), vervolgens aan het Koninklijk Athenaeum II. Van 1992 tot 1996 studeerde hij wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar hij afstudeerde met een eindverhandeling over Confucius en het Amerikaanse pragmatisme. Een maatschappelijke carrière heeft Nolens bewust niet uitgebouwd. Wel had hij allerlei tijdelijke betrekkingen, zo was hij stafmedewerker in een interculturele organisatie, zakelijk leider van het kunsttijdschrift De Witte Raaf en sluiswachter. Sinds 2010 werkt hij als nachtwacht in een opvangcentrum voor drugsverslaafden in Antwerpen.
Nolens treedt als auteur zelden in de openbaarheid. In een zeldzaam opiniestuk in de krant De Morgen betoogde hij dat een schrijver lawaai moet maken in zijn boeken, niet in de wereld daarbuiten.
Vanaf 1999 publiceerde Nolens verhalen in literaire tijdschriften als Deus ex Machina, Gierik & NVT, Parmentier en Yang. Van dat laatste blad was hij in 2006 een jaar lang ‘writer-in-residence’. In 2009 schreef hij maandelijks een column voor het recensietijdschrift De Leeswolf. Op uitnodiging van de literaire organisatie Het Beschrijf verbleef hij in 2006 een tijdlang in het Estse stadje Käsmu, waarover hij verslag deed in De Morgen.
In 2006 werd Nolens' novelle Het kind genomineerd voor de BNG Nieuwe Literatuur Prijs. Zijn roman De kunst van het
| |
| |
wachten stond op de shortlist van de Cutting Edge Award voor het beste Nederlandstalige boek van 2011.
Nolens schrijft in een vissershut, niet ver van zijn woonplaats Boom.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Ontwikkeling
Het werk van David Nolens vertoont een opvallende thematische coherentie. Onderwerpen uit zijn eerste boeken - zijn debuutroman Vrint (2002), de novelle Het kind (2005) - worden in zijn latere romans Stilte en melk voor iedereen (2008) en De kunst van het wachten (2011) uitgewerkt vanuit een ander, dikwijls ook breder perspectief. Dat kan worden geïllustreerd door wat we zonder meer het centrale thema van Nolens' oeuvre kunnen noemen, het probleem van de geestelijke onrijpheid van de mens. Zo vindt Paul, de hoofdpersoon uit Het kind, die na de vroege dood van zijn vader nauwelijks aan een leven toekomt, een pendant in de al even lethargische en levensonbekwame Martin uit Stilte en melk voor iedereen. Maar het portret van de enkeling die na een trauma (in het geval van Martin een onverwerkte seksuele ervaring) de volwassenheid als het ware voor zich uit blijft schuiven, wordt in die laatste roman aangevuld met een panorama van een hele samenleving. Significante vertegenwoordigers daarvan - personages als ‘de popmuzikant’, ‘de kardinaal’, ‘de hoofdredacteur’, ‘de koning’ en ‘de extreem rechtse politicus’ - laven zich beurtelings aan de onophoudelijk melk producerende borsten van Martins vriendin Sarah. Aan deze moederlijke boezem verliezen ook de machtigste en succesrijkste mannen hun uiterlijke schijn van rijpheid en tonen ze zich als de grote kinderen die ze in feite zijn. Ze huilen er om hun krampachtige vrolijkheid, de ijdelheid van hun maatschappelijke ambities, de eenzaamheid die in hun drukke openbare leven verborgen blijft - kortom: om heel het triestige theater van hun schijnbare volwassenheid.
Maar ook de sociaal onaangepaste, naar hun diepste wezen peilende hoofdpersonen van Nolens' romans hebben voortdurend het gevoel simulanten te zijn. Ze schikken zich weliswaar niet in een maatschappelijk ingevulde identiteit en onttrekken zich aan de heersende conventies en moraal, maar een authentiek en vrij leven levert dat niet op. Wie de buitenste lagen van zijn persoonlijkheid afpelt, blijkt niet uit te komen bij een autonoom en oorspronkelijk subject, maar bij een leegte. De mens, schrijft Nolens in Stilte en melk voor iedereen, is een donut:
| |
| |
‘In het midden is een gat geslagen. We krijgen hem niet meer gevuld.’
| |
Visie op de wereld
Die existentiële leegte is voelbaar in elk boek, ja bijna elke zin die Nolens schrijft. Zijn werk is nihilistisch in de niet-modieuze, rechtgeaard nietzscheaanse betekenis van het woord. In zijn romans vind je dan ook tal van passages die als illustratie kunnen dienen van Nietzsches idee van de ‘laatste mens’ - de mens die God achter zich heeft gelaten maar in zijn lichtzinnige euforie niet beseft dat hij daarmee elke grond, elke mogelijkheid tot waarheid of zin uit zijn bestaan heeft verwijderd. Zo lezen we in Vrint: ‘Ja, god was dood, misschien, maar voor hem was er niets in de plaats gekomen, zelfs niet de aarzelingen van een eerste project. De stedelingen sjokten als blinden op de tast voort en waren monotoon gelukkig te noemen. Ze hadden zich genesteld in de kussens van een morgen als vandaag.
Aan deze ondraaglijk lichte wereld, waarin een stank hangt ‘die we niet meer kunnen ruiken’ (Het kind), proberen de personages van Nolens te ontsnappen. Daarbij ontwikkelen ze zich niet meteen tot prototypes van de nietzscheaanse Übermensch, maar ze hebben er wel een belangrijk kenmerk mee gemeen: de afwijzing van de ziekelijke wil tot bedrijvigheid. Geheel ingaand tegen een tijdgeest die het dagelijkse geploeter van de hardwerkende mens voortdurend aanmoedigt en bezingt, wordt in deze boeken de ‘carrousel van werk en ontspanning’ (Stilte en melk voor iedereen) van de hand gewezen als bewustzijnsvemauwend, energieverspillend, geestdodend en vijandig aan de creativiteit. Al in Vrint schrijft Nolens over ‘de natuurlijke staat van de mens’ diè bestaat uit ‘lanterfanten, dromen en denken en een eigen ritme vinden’. En de hoofdpersoon uit Het kind beweert: ‘wie eenmaal doordrongen is van het zinloze van elke handeling kan niet meer veinzen dat iets ertoe doet. Die gaat op een bankje zitten en kijkt strak voor zich uit’. In De kunst van het wachten - de titel zegt genoeg - wordt deze idee van een onthecht of ledig leven helemaal centraal gesteld.
| |
Ontwikkeling / Visie op de wereld
In Het kind en Stilte en melk voor iedereen lijkt de onwil tot handelen nog in grote mate met onvermogen samen te vallen. De lethargie van Paul en Martin lijkt vooral het gevolg van hun existentiële worsteling met een verleden dat ze moeilijk meester
| |
| |
kunnen worden. In De kunst van het wachten daarentegen wordt de leegte van het nietsdoen bewust opgezocht. Hoofdpersonage Jack is een succesrijke reclameman die plots de brui geeft aan zijn comfortabele leventje en zich voegt bij een groepje outsiders die zich van de wereld van de werkende en consumerende burger hebben losgemaakt. Aan deze ontheemden spiegelt Jack zich, omdat hij zich evenmin als zij nog langer wenst te voegen naar de infantiliserende regels en plichten die door de samenleving worden opgelegd. In die zin komt hier een subversiviteit aan de oppervlakte die in zijn eerdere werk al sluimerend aanwezig was. Zoals de Sloveense filosoof Slavoj Zizek in zijn boek Geweld (2009) schrijft, is het werkelijk moeilijke vandaag de dag ‘een stap achteruit te doen, je terug te trekken’ en verkiezen gezagsdragers een ‘kritische’ dialoog boven zwijgen, ‘enkel om ons bij een “gesprek” te betrekken, ervoor te zorgen dat onze omineuze passiviteit wordt gebroken’.
De weigerachtige houding tegenover het actieve en sociale leven vind je in alle boeken van Nolens terug. Maar in De kunst van het wachten wordt deze passiviteit werkelijk omineus, omdat ze hier gepaard gaat met een amorele levenskracht en een soms brutale onverzettelijkheid. Veelzeggend is dat aan het eind van de roman een hulpvaardige, op dialoog en integratie aansturende welzijnswerker door een van de ontheemden wordt vermoord. De ‘wachtenden’ weigeren om zich te laten neutraliseren en blijven volharden in ‘de wil om zich niet te kleden in wat heerste’. Zo blijven ze een bedreiging voor de samenleving, die niet geconfronteerd wil worden met een omineuze passiviteit die de leegheid toont die schuilgaat onder haar schijnbaar betekenisvolle bedrijvigheid.
| |
Kunstopvatting / Verwantschap
Het zal niet verbazen dat Nolens' preoccupatie met de zinloosheid van het bedrijvige leven repercussies heeft voor de aard van zijn romans. In tegenstelling tot de boeken van vele van zijn generatiegenoten is zijn werk gespeend van actie en anekdotiek. Voor Nolens zijn romans in de eerste plaats Denkversuche, pogingen om te denken over wat niet zomaar kan worden benoemd maar wat toch niet weg te denken valt. Alle aandacht gaat daarbij naar de diffuse binnenwereld van de personages, voor wie het leven bestaat uit een onophoudelijke worsteling
| |
| |
met hun dromen, (waan)ideeën, angsten, trauma's, fantasieën en verlangens. Werkelijkheid en verbeelding zijn in dit werk dan ook innig met elkaar verbonden.
In de allegorische roman Vrint bijvoorbeeld brengt een oude beeldhouwer als een hedendaagse Pygmalion een beeld tot leven. Dit brok vleesgeworden klei, de hermafrodiet Vrint, beweegt zich door de roman als een onwerkelijkheid die door de verlangens en angsten die hij/zij oproept niettemin een heel reële impact heeft op de levens van de personages die met hem/haar in aanraking komen. In Stilte en melk voor iedereen, waarin de moederlijke minnares Sarah een vergelijkbare rol vervult als de eigentijdse golem Vrint, grijpen verbeelding en werkelijkheid nog meer in elkaar en zijn ze uiteindelijk zelfs nog amper van elkaar te onderscheiden. Die verstrengeling van fictie en realiteit is in het oeuvre van Nolens geen vrijblijvende postmoderne spielerei, maar een gevolg van het scherpe besef dat ‘fictie en non-fictie op elkaar lijken en elkaar zelfs voortbrengen, zoals dat in het leven het geval is’ en dat fictie ‘verschrikkelijke gevolgen’ kan hebben ‘voor de non-fictie van alledag’.
Om de weergave van een herkenbare buitenwereld is het deze schrijver dus absoluut niet te doen. Voor Nolens is een roman geen spiegel van de werkelijkheid, maar een onderzoek waarin de werkelijkheid door middel van de verbeelding en de literaire vorm kan worden afgetast. Met deze literatuuropvatting sluit hij aan bij zowel het Vlaamse experimentele proza van de jaren zestig, zeventig (denk bijvoorbeeld aan Ivo Michiels) als bij het werk en de opvattingen van een Nederlands auteur als Frans Kellendonk, die in zijn essays (en verhalend proza) duidelijk maakte dat literatuur nadrukkelijk onecht moet zijn als ze de niet zomaar grijpbare werkelijkheid enigszins recht wil doen. Nolens heeft zich bij mijn weten nooit uitgelaten over zijn poëticale ideeën, maar op grond van zijn werk zelf kan een antirealistische literatuuropvatting als die van Kellendonk zonder meer met de zijne in verband worden gebracht.
| |
Kritiek
De niet-anekdotische en niet-realistische romans van Nolens vielen niet bij alle recensenten in de smaak. Een vaak terugkerende opmerking is dat zijn personages abstracties blijven, geen round characters die als mensen van vlees en bloed herken- | |
| |
baar zijn. Dat is een op zich begrijpelijke kritiek, maar ze houdt geen rekening met Nolens' visie dat mensen alleen van buitenaf bekeken afgeronde individuen lijken, terwijl ze innerlijk vol gaten (angsten, tekorten, ongewisheden, verlangens) zitten. De silhouetachtige personages in deze romans zijn zich van die existentiële leemtes heel erg bewust en weigeren om zich zomaar door de buitenwereld te laten inkleuren. Een strikt psychologische lezing van deze romans kan daarom alleen maar frustrerend zijn. Nolens' boeken bieden geen geraffineerde analyses van de psyche van individuen, maar zijn veeleer zoektochten naar de onzekere, nooit vastgelegde en afgeronde bestemming van de mens.
Hoewel de kritiek op het tamelijk grote abstractiegehalte in de boeken van Nolens in veel gevallen dus getuigt van een gebrek aan affiniteit met of inzicht in dit proza, is die niet altijd onterecht. Sven Vitse merkt in De Leeswolf over De kunst van het wachten heel juist op dat de kracht van Nolens' werk gelegen is in ‘de combinatie van een abstracte filosofische problematiek met een veel concretere maatschappijkritische uitwerking daarvan’ en voegt er even terecht aan toe dat die problematiek ‘onvoldoende aanschouwelijk gemaakt wordt’. De aanpak van Nolens om het abstracte en concrete met elkaar te verbinden is op zich heel vruchtbaar en apart, maar de ideeën worden niet altijd voldoende aan de concrete voorstelling van de lezer vastgehaakt.
| |
Verwantschap / Thematiek
Nolens werkt zijn thema's op een originele manier uit, maar die thema's zelf vind je (uiteraard) ook bij andere schrijvers terug. Je kunt echo's horen uit het werk van onder meer Samuel Beckett en Peter Handke. De belangrijkste invloed gaat mijns inziens uit van de Poolse schrijver Witold Gombrowicz. Met hem deelt Nolens niet alleen de preoccupatie met de al besproken geestelijke onrijpheid van de mens, maar ook het daarmee verbonden idee dat de menselijke identiteit wezenlijk door anderen gevormd of misvormd wordt. En net als Gombrowicz wil Nolens in zijn werk verkennen hoe deze onvermijdelijke bepaling door de ander tot een minimum beperkt kan worden. Zijn personages proberen met veel vallen en opstaan zelf gestalte te geven aan hun leven door contexten te creëren waarin ze kunnen vast- | |
| |
houden aan hun ideeën, dromen en verlangens. Dat is de belangrijkste inzet van Nolens' werk en hieruit vloeien uiteindelijk ook al zijn thema's voort - of het nu gaat om identiteit, waanzin en normaliteit, onthechting, het heil en onheil van de liefde of de problematiek van geslacht en seksualiteit.
| |
Stijl
Op het vlak van de stijl is het veel moeilijker om invloeden aan te duiden. In de taal van zijn romans lijkt Nolens te verwezenlijken wat in zijn werk ook inhoudelijk tot doel wordt gesteld: zich in de mate van het mogelijke losmaken uit het heersende (journalistieke, politieke, literaire) discours en op zoek gaan naar een maximum aan eigenheid. Gemeten aan de heersende normen is die taal weerbarstig en soms zelfs stroef. Het taalgebruik van Nolens is, met zijn aparte zinsbouw en zijn creatieve en soms gewaagde beeldspraak, eigengereid zonder precieus of hermetisch te worden. Hier en daar gaat zijn gedachteproza gebukt onder een overlast aan abstracties, maar meestal is het van een vreemde, ascetische schoonheid. Nolens doet niet aan verbale krachtpatserij en schrijft zelden breed uitwaaierende, perfect uitgebalanceerde volzinnen. Toch is zijn schriftuur bijzonder, omdat die niet in de eerste plaats steunt op literaire voorbeelden, maar gegroeid lijkt uit de eigen ervaring, het eigen denken en levensaanvoelen: het ritme, de toon, de zinsbouw en de beelden in deze romans vormen tezamen een strikt persoonlijk, tastend antwoord op de vragen die het leven aan de schrijver stelt.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Nolens romans werden met veel respect ontvangen in een kleine kring (zoals de literaire tijdschriften), maar hebben nooit echt een groot publiek bereikt - wat gezien de grote gedachtedichtheid en weinig anekdotische inslag van het werk ook niet zo verwonderlijk is. Opvallend is dat zijn boeken tot voor kort in Nederland amper opgemerkt en besproken werden. Zelfs zijn meest ambitieuze, thematisch interessantste en qua vertelconstructie vernuftigste roman Stilte en melk voor iedereen kreeg in de Nederlandse pers amper aandacht. Met De kunst van het wachten kwam daar al even opmerkelijk plots verandering in. Deze roman - de eerste van Nolens die een herdruk kreeg - werd besproken in tal van Nederlandse kranten en die recensies waren in de meeste gevallen erg positief.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
David Nolens, Vrint. Amsterdam 2002, Nijgh & Van Ditmar, R. |
David Nolens, Het kind. Antwerpen/Amsterdam 2005, Meulenhoff/Manteau, N. |
David Nolens, Stilte en melk voor iedereen. Antwerpen/Amsterdam 2008, Meulenhoff/Manteau, R. |
David Nolens, De kunst van het wachten. Antwerpen 2011, De Bezige Bij Antwerpen, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jeroen de Preter, Een alibi om te filosoferen. In: De Morgen, 2-10-2002. (over Vrint) |
Seth van Damme, Drie Vlaamse romandebuten. In: De Standaard, 3-10-2002. (over o.a. Vrint) |
Jooris van Hulle, [Over Vrint]. In: De Leeswolf, 1-12-2002. |
Jan Bettens, De stem van de ontheemden. In: De Leeswolf, jrg. 11, nr. 9, 2005, p. 709-710. (over Het kind) |
Leonie Breebaart, Een kind om de leegte te vullen. In: Trouw, 3-12-2005. (over Het kind) |
Dirk Leyman, Liefde in tijden van eenzaamheid. In: De Morgen, 14-12-2005. (over Het kind) |
Jeroen Overstijns, Gelatine. In: De Standaard, 13-1-2006. (over Het kind) |
Gerrit Komrij, Reputaties. In: Vrij Nederland, 4-2-2006. (over Het kind) |
Mark Cloostermans, Borstvoeding is gezond. In: De Standaard, 28-3-2008. (over Stilte en melk voor iedereen) |
Erik de Smedt, Trauma's en dagdromen. In: De Leeswolf, jrg. 14, nr. 3, 2008, p. 164-165. (over Stilte en melk voor iedereen) |
Jeroen Versteele, De val van de man. In: De Morgen, 2-4-2008. (over Stilte en melk voor iedereen) |
Bas Belleman, Is er wel zoiets als waarheid? In: Trouw, 19-4-2008. (over Stilte en melk voor iedereen) |
Bert van Raemdonck, De gekte gevangen. In: Yang, jrg. 44, nr. 4, 2008, p. 672-678. (over Vrint, Het kind en Silte en melk voor iedereen) |
Bert van Raemdonck en Tom van Imschoot, Een ongemakkelijke stilte. In: Rekto:verso, nr. 34, maart-april 2009. (gesprek met David Nolens en Jeroen Theunissen) |
Jan Lensen, De mens als donut: drie boeken van David Nolens. In: Ons Erfdeel, jrg. 52, nr. 3, 2009, pp. 173-176. (over Vrint, Het kind en Stilte en melk voor iedereen) |
Sven Vitse, De hertovering van de wereld: liefde en engagement in een gedemystificeerde wereld. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 154, nr. 4, september 2009, pp. 655-667. (over Stilte en melk voor iedereen) |
Mark Cloostermans, In de wachtkamer. In: De Standaard, 25-3-2011. (over De kunst van het wachten) |
Dirk Leyman, Veredeld hippierelaas van David Nolens. In: De Morgen, 6-4-2011. (over De kunst van het wachten) |
Joost de Vries, Met doffe blik langs het kanaal. In: De Groene Amsterdammer, 14-4-2011. (over De kunst van het wachten) |
FvD, De kunst van het wachten. In: Humo, 26-4-2011. |
André Keikes, Revolutionair wachten. In: Leeuwaarder Courant, 6-5-2011. (over De kunst van het wachten) |
Rob Schouten, Brahmanen van het Westen. In: Trouw, 7-5-2011. (over De kunst van het wachten) |
Tom van Imschoot, Wacht eens. In: Knack, 11-5-2011. (over De kunst van het wachten) |
Sven Vitse, Het wachten als bestemming. In: De Leeswolf, jrg. 17, nr. 5, juni 2011, pp. 323-324. (over De kunst van het wachten) |
Koen van Baelen, In afwachting van iets beters: Koen Van Baelen in gesprek met David Nolens. In: De Leeswolf, jrg. 17, nr. 5, juni 2011, pp. 324-326. (over De kunst van het wachten) |
Jaap Goedegebuure, Het heerlijke leven in de marge van de maatschappij. In: Het Financieels Dagblad, 21-5-2011. (over De kunst van het wachten) |
André Keikes, Onthecht wachten bij David Nolens. In: De Gelderlander, 6-6-2011. |
127 Kritisch lit. lex.
november 2012
|
|