| |
| |
| |
Rob Nieuwenhuys
door Willem Maas
1. Biografie
Rob Nieuwenhuys werd op 30 juni 1908 te Semarang, Midden-Java, geboren als zoon van een Amsterdamse vader en een Indische moeder. Zijn jeugd bracht hij door in Batavia, waar zijn vader directeur werd van het gerenommeerde Hotel des Indes. De eerste zeven jaren van zijn leven werd hij opgevoed door zijn lijfbaboe Nènèk Tidjah. Haar magische wereldbeschouwing zou een grote invloed op hem uitoefenen.
Nieuwenhuys volgde de hbs te Surabaja. Van 1927 tot 1935 studeerde hij eerst Indisch recht en later Nederlands te Leiden. Terug in Indië werd hij vanaf 1935 leraar in achtereenvolgens Surabaja, Djokjakarta, Batavia en Semarang, later lector aan de in 1940 opgerichte Literaire Faculteit te Batavia. Hij werkte van 1940 tot 1941 mee aan het tijdschrift De Fakkel. Tijdens de Japanse bezetting was hij als krijgsgevangene geïnterneerd in onder andere Tjilatjap en Tjimahi. In december 1945 vertrok hij naar Nederland, in juli 1947 ging hij naar Indonesië terug. Vanaf november 1947 was hij redacteur van het tijdschrift Oriëntatie. In juli 1952 ging hij definitief terug naar Nederland. Na een paar maanden Den Haag vestigde hij zich in 1953 te Amsterdam. Van 1953 tot 1963 was hij daar leraar Nederlands aan de Eerste Openbare Handelsschool. In 1957 was hij mede-oprichter van Tirade. Van 1963 tot 1973 was hij hoofd van de afdeling documentatie geschiedenis van Indonesië van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te Leiden.
Rob Nieuwenhuys werd in 1960 onderscheiden met de essayprijs van de gemeente Amsterdam, in het bijzonder voor zijn studie over de zaak-Lebak. In 1973 kreeg hij de Bijzondere prijs van de Jan Campertstichting voor de Oost-Indische Spiegel. In
| |
| |
1975 de Dr. Wijnaendts Francken-prijs van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. In 1983 ten slotte, ontving hij twee onderscheidingen: de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre en een eredoctoraat aan de Rijksuniversiteit te Leiden wegens zijn verdiensten op het gebied van de koloniale Nederlandse literatuur.
Behalve onder zijn eigen naam publiceerde Nieuwenhuys onder het pseudoniem E. Breton de Nijs.
Een belangrijk deel van zijn werk is vertaald in het Engels en in het Bahase Indonesia.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
Het werk van Rob Nieuwenhuys gaat bijna geheel over één onderwerp: de Nederlandse aanwezigheid in Indonesië en de nasleep daarvan. Niet alleen in algemene zin, maar ook in bijzondere: zijn eigen aanwezigheid daar en de invloed ervan op zijn leven.
De ambivalente houding tegenover dit onderwerp heeft hij uitgedrukt in de term ‘tussen twee vaderlanden’. Enerzijds is Indonesië voor hem het land van zijn gelukkige jeugd waarin hij vertrouwd gemaakt werd met de magische wereldbeschouwing die de natuur ziet als bezield en bevolkt door draken, bosgeesten enzovoort; door die jeugd voelt hij zich sterk verbonden met de natuur van Indonesië. Anderzijds is Indonesië Indië geweest, een samenleving met koloniale verhoudingen. Emotioneel voelt Nieuwenhuys zich met Indië verbonden, verstandelijk wijst hij de koloniale tijd af.
Zijn werk komt allereerst voort uit een zoeken naar de wortels van zijn bestaan. Wat hij vindt, doet hem niet slechts nostalgisch terugblikken naar de tijd dat ‘we Indië nog hadden’, maar levert ook beschrijvingen van de schaduwzijden van de Nederlandse aanwezigheid in Indië. Begripvolle beschrijvingen weliswaar, maar geen vergoelij kende.
| |
Traditie
Op zeer uiteenlopende manieren heeft Nieuwenhuys over zijn onderwerp geschreven. Als literatuurwetenschapper met sociologische belangstelling, als bloemlezer, tekstbezorger, biograaf en essayist en ook als auteur van scheppend proza. De grenzen tussen deze zeer verschillende genres houdt hij bij voorkeur vaag. Hij is in de eerste plaats een verteller, met een heel eigen toon en een afkeer van vaktaal. Daarmee past hij in de (door hemzelf gesignaleerde) traditie van de Indische literatuur.
| |
Thematiek
In zijn eerste roman, Vergeelde portretten (1954), beschrijft hij de ondergang van het koloniaal patriciaat aan de hand van de geschiedenis van één familie. De hoofdpersoon, tante Sophie, probeert het verval tegen te gaan en het clangevoel van de familie in stand te houden. Ze probeert drie Indische nichtjes op te voeden tot Europese dames. Ze is voortdurend bang dat ze zullen verindischen, maar beseft niet dat ze zelf al in veel
| |
| |
opzichten verindischt is. Ze houdt vast aan achterhaalde ideeën over de natuurlijke heerschappij van haar klasse over het land en zijn oorspronkelijke bewoners.
Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld vanuit een tot buitenstaander geworden familielid. Die is door zijn studiejaren in Leiden, waarin een Javaanse medestudent hem de ogen opent voor het onrecht van de koloniale samenleving, ambivalent komen te staan tegenover de klasse waartoe hij vroeger behoorde. In zijn portret van tante Sophie komt dit duidelijk tot uiting: ze is ‘tiranniek en tegelijk meelijwekkend, bekrompen, dwaas en bevooroordeeld, maar tegelijk tolerant, meegaand, soms zelfs opofferend’.
In de korte novelle Robespierre (voor het eerst gepubliceerd in het allereerste nummer van Tirade, onder de titel Napoleon) beschrijft Nieuwenhuys mensen uit dezelfde klasse, nu als repatrianten in Den Haag. Ze zijn ontworteld en zoeken troost in visites en herinneringen en zijn vol heimwee naar Indië. Hoofdpersoon, naast het hondje Robespierre, is tante Poppie, die met haar dominerende, beredderende optreden doet denken aan tante Sophie uit Vergeelde portretten. Ook in deze novelle staat de verteller ambivalent tegenover zijn onderwerp: hij voelt genegenheid, maar neemt ook afstand.
| |
Visie op de wereld
In de essaybundel Tussen twee vaderlanden (1959) en in het fotoboek Tempo Doeloe (1961) krijgt ‘tempo doeloe’, de tijd tussen 1870 en 1914, veel aandacht. Het is de tijd van P.A. Daum, maar ook die waarin Nieuwenhuys' moeder opgroeide. In beide boeken wordt ‘tempo doeloe’ met gemengde gevoelens bekeken. Er is sympathie voor de ‘grote Indische familie’ waartoe ook Nieuwenhuys zich rekent, nostalgisch terugzien naar een vervlogen tijd; maar er is ook kritiek. In Tempo Doeloe blijkt die kritiek uit de keuze van de foto's (onder andere van de Atjeh-oorlog) en uit de tekst. ‘Tempo doeloe’ wordt namelijk ook van de Indonesische kant bekeken. Deze ‘indocentrische’ benadering is eveneens typerend voor het essay over de zaak-Lebak in Tussen twee vaderlanden. Daarin wordt gesteld dat Multatuli verkeerd te werk ging, omdat hij het adatrecht negeerde.
| |
Thematiek
Dezelfde indocentrische benadering vinden we terug in Nieuwenhuys' standaardwerk over de Indische letterkunde, zijn
| |
| |
Oost-Indische Spiegel (1972). Daarin presenteert hij de literatuur tegen de achtergrond van de samenleving waarin zij ontstond. De daardoor ontstane mengeling van literaire en sociologische informatie levert vaak verrassende gezichtspunten op. Ook Nieuwenhuys' vondsten konden verrassen, omdat hij zich - trouw aan zijn uitgangspunt - niet beperkte tot schrijvers van de gangbare literaire genres. Hij nam alle schrijvers van ‘persoonlijke documenten’ op, schrijvers die per brief, dagboek of reisjournaal getuigden van wat ze over Indië kwijt wilden. Zo gaf hij F.W. Junghuhn en H.N. van der Tuuk, uit wier werk hij al eerder bloemlezingen had samengesteld, hun plaats in de literatuurgeschiedenis.
| |
Stijl
Als bloemlezer, tekstbezorger en essayist hield hij zich overigens ook met schrijvers bezig die geen connecties hadden met Indië. Op dit terrein valt zijn belangstelling voor François Haverschmidt op, over wie hij in De dominee en zijn worgengel (1964) schreef en van wie hij een groot aantal teksten bezorgde. De laatste periode in Indië die Nieuwenhuys in zijn werk beschrijft, is die van de Tweede Wereldoorlog. Een beetje oorlog (1979) bevat zijn herinneringen aan de korte tijd dat hij soldaat-ziekendrager was en aan zijn jaren als krijgsgevangene. Evenals in Vergeelde portretten wordt het verhaal verteld door iemand die de gebeurtenissen lang geleden beleefde. Nieuwenhuys kan daardoor ook in dit boek zijn ambivalente houding volhouden. De verschrikkingen zijn betrekkelijk geworden; er is niet alleen verbittering, maar ook begrip voor de Japanners. Vanaf de titel wórdt de toon van het boek bepaald door het understatement; het boek is geschreven in een typisch Indische verteltrant: grote, dramatische gebeurtenissen worden laconiek verteld.
Dat past bij Nieuwenhuys' afkeer van wat hij eens noemde ‘het literaire toontje’. Niet alleen uit zijn eigen werk blijkt die voorkeur voor gewone, duidelijke woorden en spreektaal, maar ook uit het werk van de schrijvers van wie hij teksten bezorgde: Walraven, Van der Tuuk en Van Schagen schreven eveneens onopgesmukt, gewoon.
Om toch zijn bedoelingen over te brengen op de lezer probeert Nieuwenhuys een ‘ultra-geluid’ mee te geven aan wat hij schrijft, een toon die voor de goede verstaander in de tekst te
| |
| |
horen valt. In de door hem geliefde woorden van Lewis Carroll: ‘don't state the matter plainly / but put it in a hint’.
Opvallend aan Niewenhuys' stijl is het veelvuldig voorkomen van indicismen. Bijna elk boek dat hij schreef bevat daarom aan het slot een verklarende woordenlijst.
| |
Kunstopvatting
Niet alleen in stilistisch opzicht is er verwantschap tussen Nieuwenhuys en de auteurs wier teksten hij bezorgde, maar ook in hun houding ten opzichte van literatuur en samenleving. Het zijn allemaal periferen, buitenstaanders in literatuur en samenleving. Randfiguren als zij zijn, zijn zij vanzelf sceptisch en relativerend. Ook Nieuwenhuys ziet - ondanks zijn geweldige inzet voor de literatuur - het betrekkelijke van het literaire bedrijf in. In een interview zei hij eens: ‘Ik had gewoon biologie moeten gaan studeren en literatuur als amateurisme beoefenen.’
| |
Traditie
Door zijn voorkeur voor het persoonlijke document (uitgangspunt van de Oost-Indische Spiegel) plaatst Nieuwenhuys zich in de traditie van Forum. Hij deelt met Forum de voorkeur voor schrijvers als Nescio, Elsschot en Multatuli. Via Du Perron heeft hij bovendien een persoonlijke band met Forum. Door diens stimulans is Nieuwenhuys zich intensief met de Indische letterkunde gaan bezighouden en door Het land van herkomst is het schrijven van Vergeelde portretten beïnvloed.
Van bepaalde aspecten van Forum neemt hij echter duidelijk afstand. Zo verwijt hij Ter Braak en Du Perron dat zij te weinig oog hadden voor de sociale achtergrond waartegen de literatuur zich afspeelt. Een ander verschil is dat hij zijn buitenlandse voorbeelden niet uit de Franse literatuur haalt (uitgezonderd Léautaud, vanwege diens voorkeur voor ‘la conversation écrite’), maar uit de Angelsaksische. In het kamp Tjimahi maakte hij uitgebreid kennis met het werk van Carson Mc Cullers, Herman Melville, Lewis Carroll, Scott Fitzgerald, John P. Marquand en met nursery rhymes. Uit Marquands Wickford Point deed Nieuwenhuys ideeën op voor Vergeelde portretten, in beide gevallen is er sprake van een verteller die vervreemd raakt van zijn familie, van een sfeer van verval en van een dominerende tante.
| |
Verwantschap
Nieuwenhuys is niet alleen zelf beïnvloed, hij beïnvloedde ook een volgende generatie. Met name zijn Amsterdamse leerlin- | |
| |
gen Gerard Stigter, Gerard Bron en Henk Marsman hebben in hun stijl en in hun relativering van literatuur veel aan hem te danken. Kort nadien zouden zij onder de pseudoniemen K. Schippers, G. Brands en J. Bernlef het tijdschriftgeworden relativisme in de literatuur oprichten: Barbarber.
| |
Relatie leven/werk
Het werk van Nieuwenhuys is duidelijk autobiografisch. ‘Ik moet altijd uitgaan van de werkelijkheid, van wat ik heb meegemaakt’, zei hij er zelf over. Toch vallen Vergeelde portretten en Een beetje oorlog niet af te doen als pure autobiografie. Van beide boeken heeft Nieuwenhuys niet nagelaten te benadrukken dat ze veel meer fictie bevatten dan oppervlakkige lezing doet vermoeden. Van Vergeelde portretten zegt hij: ‘Veel eerder heb ik een roman geschreven in de vorm van een familiekroniek’. Duidelijk is zeker dat Nieuwenhuys' leven, zijn Indische jeugd en de studiejaren in Leiden van beslissende invloed zijn geweest op zijn werk. Met een variatie op Jeroen Brouwers kunnen we zeggen dat hij niet alleen de boedelbeschrijver is van Nederlands-Indische letterkunde, maar ook die van zijn eigen leven.
| |
Techniek
Door Nieuwenhuys' onspectaculaire stijl en door het autobiografisch karakter van zijn werk krijgt men licht het idee dat zijn boeken vrij los van compositie zijn en niet meer dan willekeurig gerangschikte herinneringen bevatten. Zowel in Vergeelde portretten als in Een beetje oorlog hanteert hij het bij Scott Fitzgerald ontdekte ‘writer's workshop’-procédé: al vertellend betrekt hij de problemen die het schrijven vanuit de herinnering oplevert in zijn verhaal. Vele malen bijvoorbeeld benadrukt de verteller in Vergeelde portretten dat hij zich iets niet meer precies herinnert, dat hij noodgedwongen gaat aanvullen en verbeelden.
Desondanks is Vergeelde portretten een strak gecomponeerde roman. Het boek heeft een cyclische structuur: het begint en eindigt met de verhouding tussen tante Sophie en haar drie Indische nichtjes. Daartussen vernemen we de geschiedenis van tante Sophie en de Hollandse jaren van de ik-figuur. Opvallend is dat de lezer in het begin van de roman veelvuldig signalen krijgt dat hij met een kroniek te maken heeft (zie boven), terwijl later in het boek de verhaalillusie sterker is.
In Een beetje oorlog ligt het anders. Het boek bestaat uit een
| |
| |
zestal, min of meer chronologisch geordende, verhalen. Sommige vormen een aaneengesloten vertelling, andere geven een reeks losse herinneringen, één verhaal is geheel gewijd aan Leo Vroman. Doordat in dit boek auteur, verteller en personage identiek zijn (ze heten alledrie Rob Nieuwenhuys), is Een beetje oorlog duidelijk een autobiografischer boek dan Vergeelde portretten.
| |
Kritiek / Publieke belangstelling
Aan officiële erkenning heeft het Nieuwenhuys niet ontbroken. Hij werd een aantal malen met prijzen geëerd en de kritiek was in het algemeen positief over zijn werk. Op detailpunten was er wel eens kritiek, op zijn stijl en op zijn volgens sommigen overdreven indocentrisme, maar de lof overheerst. De meeste critici roemen juist zijn stijl, en men heeft grote waardering voor zijn vele werk op het gebied van de Indische letterkunde. Vooral Vergeelde portretten (vanwege de stijl, maar ook vanwege het knappe oproepen van een bepaalde sfeer en de karaktertekening) en Tempo Doeloe werden zeer positief ontvangen. De Oost-Indische Spiegel wordt unaniem beschouwd als hét standaardwerk over de Indische letterkunde.
Bijna al Nieuwenhuys' boeken zijn herdrukt, Vergeelde portretten zes maal, de Oost-Indische Spiegel twee maal; dit laatste mag opmerkelijk heten voor zo'n lijvige literatuurgeschiedenis. Toch is Nieuwenhuys, ondanks prijzen, herdrukken en goede kritieken, geen schrijver voor een groot publiek geworden; hij is eerder een ‘writer's writer’ gebleven. Het is een positie waarmee hij zelf mogelijk wel tevreden is, omdat die hem plaatst in de groep van de periferen waarnaar zijn voorkeur zo duidelijk uitgaat.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
In deze bibliografie worden alleen de in boekvorm uitgegeven werken vermeld. Een volledige bibliografie (bijgewerkt t/m 1981), waarin ook tijdschriftartikelen en vertalingen van Nieuwenhuys' werk, is die van Dorothée Buur in de aan Rob Nieuwenhuys gewijde aflevering van De Engelbewaarder, jrg. 7, nr. 25, januari 1982, pp. 163-175.
R. Nieuwenhuys, Inleiding. In: Maurits, Ups en Downs in het Indische leven. Batavia [1942], Neijenhuis, pp. I-XII. |
Volkspoëzie uit Indonesië. Verzameld, vertaald en ingeleid door W.A. Braasem en R. Nieuwenhuys. Groningen 1952, Wolters, Bl. (vert.) |
W. Walraven, Op de grens. Korte verhalen, brieven en kronieken. Inleiding en verantwoording van R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1952, Van Oorschot, Bl. |
E. Breton de Nijs, Vergeelde portretten. Uit een Indisch familie-album. Amsterdam 1954, Querido, R. (4e druk 1960, Salamander nr. 59) |
E. Breton de Nijs, Het huis en de regen. In: Singel 262, eenentwintig jeugdindrukken. Amsterdam 1955, ABC/Querido, pp. 7-10, Autobiografische schets. |
E. Breton de Nijs, Kroniek of roman? In: Singel 262, zeventien auteursgeheimen. Amsterdam 1957, ABC/Querido, pp. 14-22, E. |
R. Nieuwenhuys, Tussen twee vaderlanden. Amsterdam 1959, Van Oorschot, Stoa, EB. (2e gewijzigde druk 1967) |
Ziet, de dag komt aan. Proza en poëzie van 1600 tot 1700. Samengesteld door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1959, Querido, Salamander nr. 26, Bl. (5e druk 1974, Salamander nr. 302) |
De wereld heeft twee aangezichten. Proza en poëzie van 1700 tot 1880. Samengesteld door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1959, Querido, Salamander nr. 27, Bl. (5e druk 1974, Salamander nr. 304) |
E. Breton de Nijs, Robespierre. In: Bij het scheiden van de markt, een bloemlezing uit de Indisch-Nederlandse letterkunde van 1935 tot heden. Verzameld en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1960, Querido, Salamander nr. 74, pp. 132-142, N/Bl. |
E. Breton de Nijs, Tempo Doeloe, fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1914. Amsterdam 1961, Querido, Fotoboek. (2e herziene druk 1973) |
R. Nieuwenhuys, Voorwoord. In: M.H. Székely-Lulofs, De hongertocht van 1911. Amsterdam 1960, Querido, Salamander nr. 69, pp. 5-7, E. |
R. Nieuwenhuys, Voorwoord. In: P.A. Daum, Uit de suiker in de tabak. Amsterdam 1962, Querido, Salamander nr. 107, pp. 5-6, E. |
E. Breton de Nijs, Oedjan datang, kambing lari. In: Gastenboek van Singel 262.
|
| |
| |
Amsterdam 1962, Querido, pp. 11-12, Autobiografische schets. |
H.N. van der Tuuk, De pen in gal gedoopt. Brieven en documenten. Verzameld en toegelicht door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1962, Van Oorschot, Stoa, Bl. (2e herziene druk 1982, Querido, QED. |
Louis Couperus, Over anderen, vier kleine romans. Het afscheid, De liefdes van Lili, Kinderkamer, De grootvader. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1964, Querido, Kort en goed nr. 1, Bl. |
Maria Dermoût, Zo luidt het verhaal. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1964, Querido, Kort en goed, nr. 2, Bl. |
Pieter Langendijk, Arlequin actionist. Kluchtig blijspel op de wijze van het Italiaans toneel. Uitgegeven en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1964, Querido, Kort en goed nr. 3, T. |
R. Nieuwenhuys, De dominee en zijn worgengel. Van en over François Haverschmidt. Preken, voordrachten, brieven en andere documenten. Amsterdam 1964, Van Oorschot, Stoa, Bl. |
Onze onzalige erfenis. (Verhalen van) M. Emants, F. Erens, e.a. Samengesteld en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1964, Van Oorschot, De witte olifant, Bl. (2e druk 's-Gravenhage 1982, Bzztôh) |
Multatuli, Schrijven in tussenzinnen. Ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1965, Querido, Kort en goed nr. 7, Bl. |
R. Nieuwenhuys, Van roddelpraat en literatuur. Een keuze uit het werk van Nederlandse schrijvers uit het voormalig Nederlands-Indië. Verzameld en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1965, Querido, Reuzensalamander nr. 43, Bl. |
E. Breton de Nijs, Voorwoord. In: Lin Scholte, Anak Kompenie. 's-Gravenhage 1965, Tong Tong, pp. I-VIII, E. |
F.W. Junghuhn, De onuitputtelijke natuur, een keuze uit zijn geschriften. Samengesteld door R. Nieuwenhuys en F. Jaquet. Amsterdam 1966, Van Oorschot, Stoa, Bl. |
W. Walraven, Brieven aan familie en vrienden 1919-1941. Biografische inleiding van F. Schamhardt. Samenstelling R. Nieuwenhuys, F. Schamhardt en J.H. W. Veenstra. Amsterdam 1966, Van Oorschot, Br. |
E. Breton de Nijs. Als de Jongenskiel enzovoort. In: Honderd jaar A.V.M.O. Gedenkboek 1867-1967. Uitgegeven door de Algemene Vereniging van Leraren bij het Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs, onder redactie van H.A.J. Griep e.a. Z. pl. 1967. Z. uitg., p. 96, Autobiografische schets. |
Piet Paaltjens, Snikken en grimlachjes. Ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1967, Querido, Kort en goed nr. 18, GB. |
Multatuli, Ik groet u allen zeer! Naschrift van R. Nieuwenhuys, 's-Gravenhage 1968,
|
| |
| |
Bakker/Daamen, Toppuntenreeks nr. 2, Bl.) |
C.B. Huet, Met de humor van een haai. Samengesteld en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1969, Querido, Kort en goed nr. 13, Bl. |
R. Nieuwenhuys, De zaak van Lebak. In: J.J. Oversteegen (samenst.), Multatuli en de kritiek, een bloemlezing uit de literatuur over Multatuli. Amsterdam 1970, Athenaeum/Polak & Van Gennep, pp. 172-175, E. |
W. Walraven, Eendagsvliegen, journalistieke getuigenissen uit kranten en tijdschriften. Samengesteld door F. Schamhardt en R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1971, Van Oorschot, Bl. |
R. Nieuwenhuys, Het ene huis en het andere. In: Dát was nog eens lezen! 40 auteurs over boeken uit hun kinderjaren. Amsterdam 1972, De Arbeiderspers/Querido, pp. 63-66, Autobiografische schets. |
R. Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel. Wat Nederlandse schrijvers en dichters over Indonesië hebben geschreven vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden. Amsterdam 1972, Querido, Literatuurgeschiedenis. (3e bijgewerkte en herziene druk 1978) |
J.C. van Schagen, Ik ga maar en ben. Keuze uit het werk door R. Nieuwenhuys en K. Schippers. Amsterdam 1972, Van Oorschot, Bl. |
W.A. Braasem en R. Nieuwenhuys, Inleiding. In: Tempo doeloe. Tekeningen, aquarellen en litho's uit het 19e eeuwse Indië. Een tentoonstelling in het Prentenkabinet van het Westfries Museum te Hoorn, 8 juli-31 augustus 1972. Hoorn 1972, Westfries Museum/Culturele Raad Noordholland, E. |
De Schoolmeester, Knittelverzen. Met tekeningen van Anth. de Vries. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1973, Querido, Kort en goed nr. 22, Bl. |
Het laat je niet los. Een keuze uit de Indisch-Nederlandse letterkunde van 1935 tot heden. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1974, Querido, Salamander nr. 336, Bl. |
Om nooit te vergeten. Een keuze uit de Indisch-Nederlandse letterkunde van 1935 tot heden. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys, Amsterdam 1974, Querido, Salamander nr. 337, Bl. |
In de schommelstoel. Een keuze uit de Indisch-Nederlandse letterkunde van 1870 tot 1935. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1975, Querido, Salamander nr. 376, Bl. |
Wie verre reizen doet. Een keuze uit de Indisch-Nederlandse letterkunde van de Compagniestijd tot 1870. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1975, Querido, Salamander nr. 377, Bl. |
Het wondere woord. De Nieuwe Gids 1885-1894. Kunst en letteren. Gekozen en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1975, Querido, Kort en goed nr. 26, Bl. |
| |
| |
E. Breton de Nijs, Batavia, koningin van het oosten. 's-Gravenhage 1976, Thomas & Eras, Fotoboek. |
R. Nieuwenhuys, Over Bas Veth. In: B. Veth, Het leven in Nederlandsch Indië. 's-Gravenhage 1977, Thomas & Eras, pp. 5-8, E. |
R. Nieuwenhuys, Inleiding. In: G. Gaudreau, Achteraf bezien. 's-Gravenhage 1979, Moesson, E. |
M. Lubis, Kampdagboek. Vertaald en toegelicht door C. van Dijk en R. Nieuwenhuys. Alphen aan den Rijn 1979, Sijthoff, D. (vert.). |
Rob Nieuwenhuys, Een beetje oorlog, Java 8 december 1941-15 november 1945. Amsterdam 1979, Querido, Mémoires, (licentie-uitgave Utrecht 1979, ECI; 3e druk 1986, Salamander nr. 645) |
F.W. Junghuhn, Java's onuitputtelijke natuur. Reisverhalen, tekeningen en fotografieën. Gekozen en toegelicht door R. Nieuwenhuys en F. Jaquet. Alphen aan den Rijn 1980, Sijthoff, Bl. |
R. Nieuwenhuys, Baren en oudgasten, Tempo Doeloe - een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Amsterdam 1981, Querido, Fotoboek. |
F. Haverschmidt, Snikken en grimlachjes, Familie en kennissen. Bezorgd en ingeleid door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1981, Elseviër, Teksteditie. |
F. Haverschmidt, Ter gelegenheid van...., gelegenheidsversjes, praatjes en albumblaadjes. Bezorgd door R. Nieuwenhuys. 's-Gravenhage 1981, Bzztôh, Bl. |
F. Haverschmidt, Twee voordrachten. Keuze en inleiding van R. Nieuwenhuys. 's-Gravenhage 1981, Bzztôh, Bl. |
De beweging van Tachtig. Ingeleid door Rob Nieuwenhuys, samengesteld door Bernt Luger, Harry G.M. Prick en Kees Nieuwenhuijzen. 's-Gravenhage 1982, Nederlands letterkundig museum en documentatiecentrum, Schrijversprentenboek nr. 22, Bl/Fotoboek. |
F. Haverschmidt, Steek af naar de diepte, een voordracht en een preek. Ingeleid door Pieter van Tilburg, gekozen door Rob Nieuwenhuys. 's-Gravenhage 1982, Bzztôh, Bl. |
R. Nieuwenhuys, Komen en blijven, Tempo Doeloe - een verzonken wereld. Fotografische documenten uit het oude Indië 1870-1920. Amsterdam 1982, Querido, Fotoboek. |
F. Haverschmidt, Met gedempte stem. Samenstelling Rob Nieuwenhuys. 's-Gravenhage 1983, Bzztôh, Bl. |
Constantijn Huygens, Rad van onrust. Gedichten. Samenstelling R. Nieuwenhuys. Leiden 1983, Uitgeverij de Lantaarn, GB. (2e druk Amsterdam 1987, Van Oorschot) |
R. Nieuwenhuys, Nawoord. In: Paula Gomes, Sudah, laat maar. 's-Gravenhage 1984, Nijgh & Van Ditmar, E. |
| |
| |
Frederik de Haan, Uit de nadagen van de ‘loffelijke compagnie’. Een keuze uit de geschriften. Samengesteld door R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1984, Querido, Bl. |
Willem Godschalk van Focquenbroch, Afrikaanse brieven. Ingeleid door R. Nieuwenhuys. Utrecht 1985, Sjaalmanpers, Bl. |
Het laat je niet los. Verhalen van Nederlandse schrijvers over Indonesië vanaf de eerste jaren der Compagnie tot op heden. Samenstelling R. Nieuwenhuys. Amsterdam 1985, Querido, Bl. |
Rob Nieuwenhuys, De mythe van Lebak. Amsterdam 1987, G.A. van Oorschot, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
J. Greshoff, Een werk met een eigen aard. E. Breton de Nijs: ‘Vergeelde portretten’. In: Het Vaderland, 29-5-1954. |
J. Greshoff, De werking van de afstand. E. Breton de Nijs: ‘Vergeelde portretten’ II. In: Het Vaderland, 5-6-1954. |
Hans Warren, Vergeelde portretten uit een Indisch familie-album. Breton de Nijs gaf uitbeelding van het oude Indische leven. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-6-1954. |
H. van Galen Last, Kroniek van een ondergang zonder wanhoop. In: NRC, 7-8-1954. (over Vergeelde portretten) |
Gerard Knuvelder, ‘Vergeelde portretten’ boeiend relaas over het vooroorlogse Indië. In: De Tijd, 7-8-1954. |
C.J.E. Dinaux, Afscheid van Indië, een uitzonderlijke familiekroniek. In: Haarlems Dagblad, 2-10-1954. (over Vergeelde portretten) |
Albert Besnard, De ondergang van een clan. In: Algemeen Handelsblad, 15-1-1955. (over Vergeelde portretten) |
Paul van 't Veer, Bekwaam essayist en kenner van 't oude Indië. In: Het Vrije Volk, 20-2-1960. (over Tussen twee vaderlanden) |
J. Eijkelboom, De insider als explicateur. In: Tirade, jrg. 4, nr. 38/39, februari/maart 1960, pp. 63-64. (over Tussen twee vaderlanden) |
J.H.W. Veenstra, Een goed, en goed gedocumenteerd verteller. In: Vrij Nederland, 3-3-1960. (over Tussen twee vaderlanden) |
Gerard Knuvelder, Goena-Goena of de stille kracht, P.A. Daums roman herdrukt. ‘Tussen twee vaderlanden’ van R. Nieuwenhuys. In: De Maasbode, 7-5-1960. |
Beb Vuyk, Tempo doeloe: documentatie van een sfeer. In: Vrij Nederland, 18-11-1960. (interview met Rob Nieuwenhuys naar aanleiding van Tempo Doeloe) |
Margaretha Ferguson, Tempo Doeloe: het oude Indië in foto's. In: NRC, 25-11-1960. |
Tjalie Robinson, Van oude mensen, de dingen die nooit voorbijgaan. In: Tong-Tong, 15-12-1960. (over Tempo Doeloe) |
A. Alberts, Tempo Doeloe. In: De Groene Amsterdammer, 2-6-1962. |
N.M.C. Bertouille-Jaquet, E. Breton de Nijs: een Indische jongen en schrijver. In: Tijdschrift van de Vrije Universiteit te Brussel, jrg. 9, nr. 3-4, 1966-1967, pp. 150-169. (over hele werk tot dan toe) |
H.G. Surie, Rob Nieuwenhuys en de Indische literatuur. In: Vrij Nederland, 30-9-1972. (over Oost-Indische Spiegel) |
Paul van 't Veer, Voortreffelijke studie van Rob Nieuwenhuys: Nederlandse letterkunde ondenkbaar zonder Indië. In: Het Parool, 30-9-1972. (over Oost-Indische Spiegel) |
Kees Fens, Oost-Indische Spiegel, leesboek over een andere Nederlandse letterkunde. In: De Volkskrant, 5-10-1972. |
Hans Warren, De ‘Oost-Indische Spiegel’ van Rob Nieuwenhuys. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 28-10-1972. |
Pierre H. Dubois, Ongemeen rijk en fascinerend boek. Oost-Indische Spiegel van Rob Nieuwenhuys. In: Het Vaderland, 24-11-1972. |
Nieneke Bertouille-Jaquet, Over Oost-Indische Spiegel. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. 26, nr. 3, maart 1973, pp. 306-312. |
Kees Fens, Indische letterkunde. In: De Standaard, 13-4-1973. (over Oost-Indische Spiegel) |
A. Alberts, De eeuwigheidswaarde van het voorbijgaan. In: Haagse Post, 21-4-1973. (over Tempo Doeloe) |
Kees Fens, Tempo Doeloe van E. Breton de Nijs. ‘Mijn mooiste fotoboek’. In: De Volkskrant, 28-4-1973. |
K.L. Poll, Het gemis aan een Indië. Rob Nieuwenhuys: als ze na hun eindexamen maar literatuur blijven lezen. In: NRC Handelsblad, 29-6-1973. (interview) |
| |
| |
R. Nieuwenhuys, De Oost-Indische Spiegel gespiegeld. In: Tirade, jrg. 18, nr. 195, maart 1974, pp. 118-130. (reactie op tot dan toe verschenen recensies van Oost-Indische Spiegel) |
Willem Mooijman, Een literair-historisch leesboek. In: Forum der Letteren, jrg. 15, nr. 2, juni 1974, pp. 163-168. (over Oost-Indische Spiegel) |
Rob Nieuwenhuys, Rob Nieuwenhuys/E. Breton de Nijs. In: Rob Nieuwenhuys, Oost-Indische Spiegel, Amsterdam 1978, pp. 567-578. (over hele werk tot dan toe) |
H. van Galen Last, Indisch geroddel. In: H. van Galen Last, De waanzin van Ajax en andere kritische notities. Amsterdam 1979, pp. 87-43. (over Oost-Indische Spiegel) |
Rudy Kousbroek, Götterdämmerung. In: NRC Handelsblad, 23-3-1979. (over Een beetje oorlog) |
Corine Spoor, ‘De ware angst van het Jappenkamp zal ik niet neerschrijven’. In: De Tijd, 30-3-1979. (interview) |
Paul van 't Veer, Onderkoelde terugblik. In: Het Parool, 13-4-1979. (over Een beetje oorlog) |
Hans Warren, Rob Nieuwenhuys - Een beetje oorlog - herinneringen. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-4-1979. |
Jeroen Brouwers, Tussen tempo doeloe en heden. In: Vrij Nederland, 28-4-1979. (over Oost-Indische Spiegel en Een beetje oorlog) |
Kees Fens, Vergeten oorlog. In: De Standaard, 8-6-1979. (over Een beetje oorlog) |
Alfred Kossmann, Aanvulling van een belangrijk oeuvre. In: Het Vrije Volk, 30-6-1979. (over Een beetje oorlog) |
Lisette Lewin, ‘Er stapte een klein Indisch mannetje bij me binnen: Ik ben Du Perron, ik kom even kennismaken’. In: Vrij Nederland, 12-7-1980. (interview) |
Myrle Tjoeng, Een Indische jongen in Holland. Een programma over Rob Nieuwenhuys. In: Literama, jrg. 16, nr. 5, september 1981, pp. 167-176. (interviews met Frits Jaquet, Thijs Wierema, K. Schippers en Rob Nieuwenhuys) |
Kees Fens, Telkens terugbrengen en afduwen. In: De Volkskrant, 21-12-1981. (over Baren en oudgasten) |
De Engelbewaarder, jrg. 7, nr. 25, januari 1982, speciaal Rob Nieuwenhuys-nummer, Rob Nieuwenhuys, leven tussen twee vaderlanden, waarin onder meer: |
De Engelbewaarder, P.J. Koets, Rob Nieuwenhuys en De Fakkel, pp. 33-44 |
De Engelbewaarder, Corine Spoor, ‘Onschendbaar domein’ in Japans kamp, pp. 45-61. (interview over de kampjaren met Bernard van Tijn) |
De Engelbewaarder, Joop van den Berg, Beb Vuyk over Rob Nieuwenhuys en Oriëntatie, pp. 65-73. (interview met Vuyk) |
De Engelbewaarder, K. Schippers, Het geheim van de klarinettist, pp. 75-82. (over de leraar Nieuwenhuys) |
De Engelbewaarder, Frits Jaquet, Mijnheer Nieuwenhuys en de wetenschap, pp. 83-92. |
De Engelbewaarder, E.M. Beekman, Introduction to ‘Fade Portraits’, pp. 109-120. (over Vergeelde portretten) |
De Engelbewaarder, H. Baudet, Schrijvers over Oost-Indië: een studie en een slotsom, pp. 125-146. (over Oost-Indische Spiegel) |
De Engelbewaarder, Corine Spoor, Rob Nieuwenhuys: Rudy Kousbroek lijdt aan omgekeerd kampsyndroom, pp. 147-161. (interview naar aanleiding van Een beetje oorlog) |
De Engelbewaarder, Dorothée Buur, Bibliografie, pp. 163-175. |
F. Bordewijk, Indisch verleden. In: F. Bordewijk, Kritisch proza, 's-Gravenhage 1982, pp. 235-237. (over Vergeelde portretten) |
Hans Keller, Kijkend naar Indië. In: NRC Handelsblad, 14-1-1983. (over Komen en blijven) |
Hans Vervoort, Het Indische leven van toen vroeger. Rob Nieuwenhuys: foto's, heimwee en zorgvuldige aandacht. In: Vrij Nederland, 26-2-1983. (over hele werk) |
Ineke Jungschleger, Geen liefde meer te
|
| |
| |
kunnen verklaren, nee, dat zou ik liever niet willen. In: De Volkskrant, 10-12-1983. (interview) |
Jeroen Brouwers, Twee vaderlanden, twee karakters. In: Jan Campertprijzen 1983. 's-Gravenhage 1983, pp. 27-37. (over hele werk; met bibliografie) |
Mark Maes, Rob Nieuwenhuys' gevoel voor het verval. In: De Morgen, 24-12-1983. (interview) |
Frank Vermeulen, Het verlangen naar het gewone woord. Een interview met Rob Nieuwenhuys. In: Literatuur, jrg. 1, nr. 2, maart-april 1984, pp. 93-98. |
Rudy Kousbroek, De rampokan. In: NRC Handelsblad, 13-4-1984. (aanval op Nieuwenhuys' indocentrische benadering naar aanleiding van voorpublikatie uit Met vreemde ogen) |
J.H.. Veenstra, Rob Nieuwenhuys, Delver in een Indisch verleden. In: Ons Erfdeel. jrg. 28, nr. 2, maart-april 1985, pp. 163-173. (over hele werk) |
Hans van den Bergh, Douwes Dekker en Nieuwenhuis' cultuurrelativisme. Een slepende cause célèbre: schoffeerde Multatuli de Javaanse adat? In: Vrij Nederland, 3-10-1987. (over de mythe van Lebak) |
28 Kritisch lit. lex.
februari 1988
|
|