| |
| |
| |
Erwin Mortier
door Mario Molegraaf
1. Biografie
Erwin Mortier werd op 28 november 1965 geboren in het dorpje Hansbeke, in de plattelandsgemeente Nevele (Oost-Vlaanderen). Hij groeide op in een vrij eenvoudig gezin, zijn vader werkte een halve eeuw bij de posterijen en zijn moeder was schoenverkoopster. Zijn ouders waren gelovig katholiek, maar stimuleerden hem en de andere vier kinderen om de wereld met een open blik te benaderen en veel te lezen. Het hoofd van de lagere school, tevens verantwoordelijk voor de dorpsbibliotheek, liet hem kennismaken met literatuur. Op zijn elfde, de dag voor hij naar de middelbare school ging, begon hij een dagboek bij te houden dat een bron voor zijn latere literatuur zou blijken. Ook zijn liefde voor muziek begon op jonge leeftijd: vanaf zijn tiende speelt hij kerkorgel.
Het middelbaar onderwijs werd voor Mortier een martelgang, wat naar zijn idee te wijten was aan zijn homoseksuele geaardheid. Hij studeerde kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent en behaalde een diploma als psychiatrisch verpleegkundige. Tijdens zijn vervangende militaire dienst belandde hij in 1991 bij het Museum Dr. Guislain te Gent, gewijd aan psychiatrie en geestelijke gezondheidszorg, waar hij bijna tien jaar werkzaam zou blijven.
Voor zijn prozadebuut, de roman Marcel (1999), ontving hij de eerste Literatuurprijs Gerard Walschap-Londerzeel, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, De Debutantenprijs en het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte literaire debuut. Verder was er een nominatie voor de Libris Literatuurprijs. Gestimuleerd door dit succes besloot hij voortaan van zijn literatuur te leven. Ook
| |
| |
volgend werk werd bekroond: voor het verhaal ‘Groeten uit Nieuwvliet’ (in 1999 gepubliceerd in De Gids; in 2003 als boekpublicatie verschenen) kreeg hij in 2000 de RABO-bank Lenteprijs voor Literatuur, toegekend aan het beste debuut in een literair tijdschrift, en voor zijn eerste dichtbundel, Vergeten licht, in 2002 de C. Buddingh'-prijs. Godenslaap werd in 2009 bekroond met de AKO Literatuurprijs. Datzelfde jaar ontving Mortier de Tzum-prijs voor de (uit Godenslaap afkomstige) mooiste zin uit een Nederlandstalige roman. Tussen 2005 en 2007 was hij stadsdichter van Gent.
Al voor het verschijnen van Marcel was Mortier begonnen te publiceren in de krant De Morgen, waaraan hij altijd is blijven meewerken. Ook schreef hij recensies voor de Volkskrant. Zijn werk verscheen in literaire bladen als De Gids, De Revisor, Nieuw Wereldtijdschrift, Optima, Tirade, Dietsche Warande & Belfort en Het Liegend Konijn. Hij trad op als ghostwriter voor Goedele Liekens, werkte voor de Vlaamse radiozender Klara en is actief als vertaler. Zijn romans zijn door vooraanstaande uitgevers in onder meer Duitsland, Engeland, Frankrijk, Spanje en Turkije uitgebracht.
Mortier deelt sinds 1988 het leven met radio- en televisiemaker Lieven Vandenhaute. Ze hebben lang in Gent gewoond, maar verruilden in 2003 de stad voor het nabije Drongen.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Kunstopvatting
Erwin Mortier heeft zijn werk van een uitgebreid theoretisch fundament voorzien. ‘Wetenschap’, zo schreef hij in Pleidooi voor de zonde (2003), ‘is het domein van het zekere. Filosofie van het heldere. Ethiek van het juiste. Kunst moet het onvindbare huisvesten.’ Kunst biedt een plaats aan alles waarvoor de wetenschap ‘een veel te bot instrument’ is, alles wat ‘te duister’ is voor de filosofie, alles wat ‘veel te complex’ is ‘voor de juistheid die de ethiek nastreeft’.
| |
Visie op de wereld
In de ethiek wordt de wereld overzichtelijk in juist en onjuist ingedeeld. Mortier gelooft niet in zo'n strikte scheiding. Bovendien is het voor een belangrijk deel toeval wat voor mens je wordt. Niemand is tegen de kracht van de geschiedenis bestand. Helena Demont, de vertelster in de roman Godenslaap (2008), zegt het zo: ‘Wie uiteindelijk overeind blijft en wie onder de wielen van de Moloch verpletterd wordt weet niemand, zelfs de goede God niet.’
| |
Thematiek
Helena is een ooggetuige van de Eerste Wereldoorlog. Ze heeft in die periode haar Britse echtgenoot leren kennen; haar broer is in de strijd gewond geraakt. Zoals alle soldaten had hij geen keus, hij werd meegesleurd. Bij Mortier lijkt geschiedenis nauwelijks mensenwerk: oorlog is voor hem zoiets als een natuurverschijnsel. Dat geldt voor zijn benadering van de Eerste Wereldoorlog in Godenslaap; het geldt evengoed voor zijn benadering van de Tweede Wereldoorlog in Marcel (1999).
| |
Kunstopvatting
Omschrijvingen als goed en fout acht hij te beperkt om de eindeloos gecompliceerde en genuanceerde werkelijkheid in te vatten. Het is, aldus Mortier, aan de kunst de definities met hun pretenties van alomvattendheid te ondermijnen. De kunstenaar dient zich, meent hij, te verzetten ‘tegen alles wat ons wil dichttimmeren of bijsnoeien’. Boeken verblijven ‘in het voorgeborchte van het bestaan’, volgens de hoofdpersoon van Godenslaap. ‘Het is er onmogelijk om finale oordelen te vellen; wie de hemel verdient en wie de hel.’ De kunst, de literatuur, kent geen zekerheden. De zekerheid van de taal berust op schijn. Zo mag Markus, de vijfjarige hoofdpersoon van de novelle Alle dagen samen (2004), zich er dan over verbazen hoe volwassenen met
| |
| |
taal de werkelijkheid kunnen scheppen en herscheppen, de haast honderdjarige hoofdpersoon van Godenslaap weet wel beter. Ze wil niet dat haar werk tijdens haar leven wordt gepubliceerd, maar ze schrijft veel en is daarbij gefrustreerd geraakt over de taal. Toch kunnen wij de taal niet missen, betoogt Mortier in het gedicht ‘Confessiones’ (in Het Liegend Konijn, 2012). Zonder woorden, hoe ‘tochtig onvolkomen’ ook, zouden wij ons niet kunnen ‘zalven met geschiedenis’.
| |
Techniek
Godenslaap verschilt in zoverre van zijn eerdere werk dat hierin voortdurend een oude vrouw aan het woord is, terwijl Mortier de wereld doorgaans door een jongen laat bekijken. Zo'n jongen is nog niet geprogrammeerd door de ervaring en is nog vrij van vooroordelen; juist omdat hij nog zo weinig weet, ziet zo'n jongen scherp. In Alle dagen samen bedient Mortier zich daarbij voornamelijk van de hij-vorm, maar meestal worden zijn verhalen in de eerste persoon verteld. Dat is het geval in Sluitertijd (2002), de roman waarin Joris Alderweireldt aan de hand van foto's het verleden reconstrueert, en tevens in Mijn tweede huid (2000).
| |
Thematiek
De onwetendheid en de onbevangenheid van de hoofdfiguren betreft ook hun eigen lichaam, ‘'k Weet niet. 'k Zal het thuis eens vragen’, zegt Joris Alderweireldt wanneer iemand hem vraagt of hij nog maagd is. De jonge hoofdpersoon van Mijn tweede huid kon het niet duiden ‘wanneer aders begonnen te kloppen, rillingen mijn buikvlies bevingerden, en het ding onder de rand van mijn slipje uit zwol’. De aard van de seksualiteit, de homoseksualiteit, blijft onbenoemd in deze roman, evenals in Groeten uit Nieuwvliet (2003). De jongen die in dit verhaal als verteller optreedt, wil worden zoals zijn plaatsgenoot Meneer Duchenne: ‘groot en mannelijk’. Hij volgt met belangstelling de brieven die Duchenne van Georges krijgt, leeft mee wanneer de twee mannen op vakantie gaan naar Nieuwvliet in Zeeuws-Vlaanderen, en is ontgoocheld wanneer blijkt dat Georges is getrouwd met een vrouw. Maar de jongen mist de middelen om de relatie van Duchenne en Georges van een etiket te voorzien.
| |
Kunstopvatting / Traditie
Zulk etiketteren zou ook in strijd zijn met wat de auteur voorstaat. Hij bepleit ‘een schrijven dat elk vooropgesteld weten afwijst’. Zelfs over het oorlogsverleden van de familie in Marcel
| |
| |
heeft hij geen vooropgezette mening. Daarmee benadert hij collaboratie anders dan Hugo Claus in Het verdriet van België, de collaboratieroman waarmee Mortiers debuut zo vaak is vergeleken.
| |
Relatie leven/werk
Ook wees men dikwijls op het autobiografische karakter van Marcel. Daarbij liet de auteur zelf zich niet onbetuigd. Een in 2001 uitgebrachte editie voorzag hij zelfs van een serie familiefoto's, wat kan worden beschouwd als een aanmoediging om de roman als een egodocument te lezen. Met het boek doorbrak hij het taboe van zijn familie: sterk Vlaams-nationalistisch, belast met een oorlogsverleden. ‘Mijn schrijven is zeer duidelijk geboren uit het verzwijgen, die altijd aanwezige schaduw in het grootouderlijk huis; die blinde vlek, dat taboe’, beweerde hij in Wat voorbij is begint pas (2010).
| |
Techniek
Verzwijgen is ook een wezenlijk kenmerk van Mortiers verteltrant. Hij voert de spanning op, geeft intrigerende vooruitwijzingen, stelt uit, en wanneer ten slotte de feiten worden weergegeven, gebeurt dat omzwachteld en terloops. Neem Sluitertijd, waarin maar langzaam duidelijk wordt waarom Joris bij een oom en tante verblijft, als een ‘koekoeksjong’, zoals iemand het noemt. De jongen moet het uit geruchten opmaken: in het Frans krijgt hij te horen dat zijn vader zich heeft dood gedronken en hij vangt op dat zijn moeder in Spanje ‘een Juan’ zou hebben opgeduikeld, ‘een stierentemmer waarschijnlijk’.
| |
Relatie leven/werk
De grootmoeder in Marcel is helemaal naar Mortiers werkelijke grootmoeder gemodelleerd. De korte roman is gebaseerd op de geschiedenis van een oudoom van de auteur, Jozef, die begin 1944 op tweeëntwintigjarige leeftijd is gesneuveld als grenadier in de Vlaamse afdeling van het Duitse leger, nabij de stad Berditsjev in Oekraïne. De nog erg jonge Erwin Mortier was er in 1976 getuige van dat iemand een brief aan zijn grootmoeder kwam brengen. Het bleek een brief uit 1944 te zijn over Jozef, haar broer. Door de voor de jongen geheimzinnige gebeurtenis is, naar hij in ‘Overbreng ze vele groeten’ (2009) beweert, ‘de kiem [...] gelegd voor de roman die 23 jaar later zou verschijnen’. Daarin is Jozef tot Marcel omgedoopt. In de roman vermeldt de soldaat in een brief níet te strijden voor Hitler: ‘Voor ons Vlaanderen, en niet voor De Snor.’ In de familie is men hem heimelijk
| |
| |
als een held blijven zien. Buiten de familie wordt daarover anders gedacht; na zoveel jaar hanteert menigeen nog de schema's van ‘wit of zwart’.
| |
Techniek / Traditie
De auteur negeert die schema's, hij keurt niet af en hij keurt niet goed. Hij neemt alleen waar; ogen zijn dan ook belangrijk in zijn proza. De onderwijzer van de hoofdpersoon van Sluitertijd moppert: ‘Ogen gelijk marbels en nog niet weten waar ge moet kijken.’ In feite is Joris heel goed in kijken, net als de hoofdpersoon van Mijn tweede huid, die kan beweren: ‘Mijn ogen waren trechters. De wereld goot er kwistig indrukken in.’ De achtergrond om de indrukken te verklaren, ontbreekt en mag ook niet worden aangevuld in dit procedé, dat Gerard Reve ‘noteren zonder interpreteren’ noemde. Reves toepassing van dit procedé in Werther Nieland is voor Mortier waarschijnlijk een voorbeeld geweest. Meer dan eens heeft Mortier zijn bewondering voor met name het vroege werk van Reve uitgesproken.
| |
Kunstopvatting / Visie op de wereld
In zekere zin is ook Gestameld liedboek (2011) een geval van ‘noteren zonder interpreteren’. In dit dagboekachtige geschrift registreert Mortier de aftakeling van zijn moeder. Dat hij zich tot observaties beperkt in plaats van zijn emoties de vrije loop te laten, maakt het geheel des te navranter. Van een dergelijke terughoudendheid is geen sprake wanneer Mortier zich als ‘opiniemaker’ laat gelden. Als hij zich keert tegen de Vlaamse nationalist Bart de Wever of cultuurminister Joke Schauvliege, is het zijn doel om ‘zweepslagen’ uit te delen.
In krantenstukken mag hij zonder omwegen polemiseren, in andere publicaties schemert zijn engagement tussen de regels. Zo laat hij het in het reisdagboek Afscheid van Congo (2010), waarin hij de reisgezel is van schrijver Jef Geeraerts als die na vele jaren terugkeert naar de voormalige Belgische kolonie, aan anderen over om meningen te geven over het leven in Congo vroeger en nu. Zelf blijft hij een waarnemer, zij het een waarnemer die meer dan gemiddeld oog heeft voor de verdrukten. Dat blijkt zeker ook uit Niemand weet dat ik een mens ben (2010), een boek waarin minderjarige vluchtelingen hun verhaal vertellen, ogenschijnlijk zonder tussenkomst van de schrijver. Wat zeker niet wil zeggen dat de interviews kleurloos zijn; ze zijn juist
| |
| |
schrijnend en hebben een absurde humor. Een hoogtepunt of dieptepunt van ontheemding is een Mongoolse kok die Vlaamse gerechten als varkensgebraad met champignonsaus moet bereiden.
| |
Thematiek
In de dichtbundel Uit één vinger valt men niet (2005) lijken dergelijke toestanden ver weg: de tientallen gedichten ontstonden naar aanleiding van de sluiting in 2004 van het Minderbroedersklooster in Gent. Maar juist in de poëzie, zeker in het werk dat hij als stadsdichter schreef, hield Mortier zich met actuele kwesties bezig. ‘Mit Brennender Sorge’, uit Voor de Stad en de Wereld (2006), schreef hij kort na in het voorjaar van 2006 gepleegde racistische moorden. Het gedicht is vernoemd naar de encycliek van paus Pius XI uit 1937 over de ontwikkelingen in het nationaalsocialistische Duitsland, de bundel naar de pauselijke zegen ‘urbi et orbi’. Niet alleen met deze titels eigent Mortier zich een soort pauselijk gezag toe, de toon is eveneens alsof hij ex cathedra spreekt.
Ook toen hij nog geen stadsdichter was, schreef hij al vermanende of zo men wil didactische gedichten, zoals de cycli ‘Huis in ons’ en ‘Het graf van mijn kind’ uit Vergeten licht (2000). Met laatstgenoemde cyclus wilde hij zijn grootmoeder met het verlies van haar dochter troosten: ‘Ze kwam als eerste en ze ging het eerst.’ Het geheel is een les te berusten in het onvermijdelijke: ‘Wie schept,// baart sterven.’
| |
Kunstopvatting
In ‘Mit Brennender Sorge’ dankt Mortier ‘voor het gif van de poëzie’: ze praat de machthebbers niet naar de mond, maar biedt de gemeenschap een ‘zieke en oeverloze memorie’ die zekerheden aantast: ‘vries ons niet dicht/ in de harde knarsende wereld’. Bepaalde beginselen verdedigt hij nadrukkelijk. In de cyclus ‘Objet trouvé’ (in Het Liegend Konijn, 2012) put hij met instemming uit een verslag van de Partij der Werklieden van België uit 1893, maar daar smokkelt hij deze verklaring tussen: ‘Land godsdienst hoofddoek/ kleur of sekse// bestaan niet.’ Toch dient de kunstenaar zich niet in de politiek te begeven, van welke kleur ook, zo verkondigt hij in ‘Politique des poètes’, opgenomen in de overzichtsbundel die eveneens de titel Voor de Stad en de Wereld (2009) kreeg. ‘Luister. Luister. Ken geen remedie’, is de opdracht van de kunstenaar. Bestrijd de dogma's,
| |
| |
maar stel er geen nieuwe voor in de plaats. Anderzijds heeft de literatuur het recht, zo schrijft hij in Wat voorbij is begint pas, ‘zich door niets, ook zichzelf niet, finaal te laten betekenen’. De literatuur heeft volgens hem een dubbele afkomst: schrijven over het bestaan van vandaag én ‘schrijven als schokkende, nooit eenduidig te interpreteren openbaring van het gans andere’. Door aan die dubbele afkomst vast te houden, verzoent hij, zoals hij het noemt, ‘een literatuuropvatting die de letteren de straat wil opjagen en een literatuur die met de rug naar die straat zou moeten schrijven’.
| |
Visie op de wereld
Naar verzoening streeft hij ook inzake de taalstrijd die België zo scherp verdeelt. In Een ontsnappingskunstenaar (2010) vraagt hij aandacht voor Franz Hellens, een met Vlaanderen verbonden auteur die uitsluitend in het Frans schreef. Mortier wijst erop dat we onder meer het werk van de door hem bewonderde Maurice Gilliams ‘nooit ten gronde zullen kunnen appreciëren zolang we de nabijheid van een francofone Vlaamse letterkunde uit ons geheugen bannen’. De vertelster van Godenslaap is opgegroeid voordat de cultuurkloof tussen de taalgroepen in België onoverbrugbaar werd. Ze hanteert een door het Frans beïnvloed Nederlands en is, zoals de auteur in Een ontsnappingskunstenaar uitlegt, ‘zeer vatbaar voor de hybride taalwereld van haar niet bij naam genoemde geboortestad Gent’.
| |
Thematiek
Mortiers benadering van het verleden sluit bij dit alles aan, de neiging confrontaties te vermijden incluis. Ten aanzien van het verleden is hij nog terughoudender en omzichtiger dan ten aanzien van het heden, omdat aan het verleden nu eenmaal niets valt te veranderen. Het verleden is bij hem vaak een verloren paradijs, maar het kan óók gevaarlijk terrein zijn, vol pijnlijke herinneringen. Die kunnen niet worden weggewerkt; verdoezelen werkt slechts tijdelijk. In de cyclus ‘Huis in ons’ vindt de dichter het huis in zich terug, dat wil zeggen:
op uit zijn kelders, haalt op zolder bestofte
dromen uit het rag tussen de balken vandaan.
Vleermuizen of dode tantes worden wakker.
| |
| |
De tijd kent maar één beweging: vooruit. Het huis in ons wil daarentegen terug, het heeft de neiging op te slaan: ‘Alles wil bewaren.’ Het is goed je daaraan niet te onttrekken: ‘Wat geeft het dat wij stilaan haaks staan op de tijd?’ Juist door niet te verdringen kun je in evenwicht verder leven.
De grootmoeder in Marcel benadert het verleden juist verkrampt. Het is als met het huis dat zij bewoont: ‘De kelder bewaarde, de zolder vergat.’ Aan de ene kant is zij voortdurend met het verleden bezig, aan de andere kant verdonkeremaant ze er een belangrijk deel van. Geleidelijk aan wordt het raadsel ontsluierd door haar kleinzoon, de naamloze jongen die als verteller optreedt. Door zijn onbevangenheid breekt deze jonge verteller de ban. Hij begraaft uiteindelijk een brief van Marcel en bezigt daarbij de liturgische formule ‘Ten Paradijze geleiden U de engelen’. Aldus wordt het verleden vergeeflijk.
| |
Stijl / Kritiek
Opvallend aan Mortiers proza is de taal. Met name in Mijn tweede huid laat menige passage zich lezen als een prozagedicht. De beeldspraak neemt soms een vlucht die wringt met de naïviteit van verteller en hoofdpersoon Anton Callewijn. ‘Verveling legde steeds dikkere sjaals om mijn hals en leek me langzaam te wurgen’, bedenkt hij wanneer hij op de middelbare school van zijn vriend Willem wordt gescheiden. Recensent Hans Warren kon het niet rijmen dat de roman waarin de relatie tussen de twee jongens ‘terughoudend en ingetogen’ werd beschreven, veel voorbeelden bevatte van een ‘opgeschroefde stijl’. Mortier zou volgens hem ‘zinnen schikken als overweldigende boeketten’. De meeste besprekers Heten zich daardoor graag bedwelmen, maar naast de gebruikelijke aanprijzingen klonk, zeker naar aanleiding van Godenslaap, steeds vaker kritiek op het taalgebruik. Zelfs Gestameld liedboek zou, volgens Marja Pruis, hjden aan ‘ijdel mooischrijven en opzichtig huilebalken’. Arjan Peters daarentegen meent juist dat de sierlijke stijl dient om ‘het verval en de dood enig weerwerk te bieden’. Mortier zelf brengt de aanvallen op zijn stijl in verband met de populistische tijdgeest: ‘alles moet duidelijk en eenduidig zijn’.
| |
Techniek / Thematiek
Marcel wordt vaak een ontwikkelingsroman genoemd, maar de beschreven periode is wel erg kort; dan mag Mijn tweede huid
| |
| |
met meer recht zo heten, omdat we daarin de hoofdpersoon gedurende langere tijd volgen. Beide romans worden, evenals Sluitertijd, in retrospectief verteld. In Mijn tweede huid treedt de ouder geworden verteller nadrukkelijker uit de coulissen dan in Marcel. Hij kijkt op zijn vroegere ik neer ‘met het melancholische genoegen van een vader die het nog ondiepe plezier van zijn kroost gadeslaat.’ Ook Mijn tweede huid wordt door een geheim beheerst, het taboe van de homoseksualiteit. Anton en Willem bemoeien zich niet met anderen en zijn onafscheidelijk. De schooldirecteur voelt aan wat er aan de hand is. ‘Niets is schoner dan reine vriendschap (...) We kunnen allemaal diepe gevoelens hebben’, zegt hij. Maar Anton beseft niet goed welke plaats zijn vriend in zijn leven heeft, zelfs niet als hij rouwt nadat Willem bij een verkeersongeluk om het leven is gekomen.
| |
Traditie / Verwantschap
Door Cyrille Offermans en anderen is op het onmodieuze, zo niet ouderwetse karakter van Mortiers proza gewezen. Mortiers voorbeelden waren, volgens Mirjam van Hengel, ‘de slingerzinnen van Proust, het Vlaams-precieuze van Eric de Kuyper, de dromerige poëzie van Maurice Gilliams’. In elk geval doet hij niet mee aan de stroming in de Vlaamse literatuur waarin intertekstualiteit en problematisering van de taal de boventoon voeren.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Voor de verschijning van Godenslaap leek Mortier een schrijver te zijn die voortdurend aan hetzelfde boek werkt. Jooris van Hulle riep Marcel Mijn tweede huid en Sluitertijd uit tot ‘een autobiografische trilogie over zijn kinder- en jeugdjaren’. Dit in navolging van Mortier zelf die in een vraaggesprek van een ‘drieluik’ repte. Groeten uit Nieuwvliet en Alle dagen samen horen evengoed in het veelluik thuis. In al dit proza gaat het over jongens wier wereld door een of andere oorzaak wordt geschokt. Ze groeien steeds op het platteland op, waarmee de schrijver aansluit bij een lange traditie in de Vlaamse literatuur. In Godenslaap, het mozaïek met Helena's herinneringen, koos hij een nieuwe weg. Hij heeft zich voor het werk uitvoerig gedocumenteerd. Enkele van de geschriften die erin doorklinken, bracht hij in vertaling uit. Zijn favoriete werk daaronder was Dagboek zonder data van Enid Bagnold, over haar ervaringen als verpleegster.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling / Kritiek
Al snelde noemde men Mortier een ‘succesauteur’. Binnen twee jaar gingen van zijn eerste boek 40.000 exemplaren over de toonbank. Godenslaap is inmiddels Mortiers best verkochte werk. Het was zijn eerste boek dat ook in Nederland een commercieel succes werd, zeker na de toekenning van de AKO-prijs. De roman stond vijfentwintig weken op de Nederlandse Bestseller 60; Gestameld liedboek stond drie weken op deze lijst. Toch is Marcel, afgaande op de vele publicaties over het boek, waarschijnlijk zijn geliefdste werk. Ook in enkele Nederlandse bladen werd de roman al op de dag van verschijnen gerecenseerd, wat bijzonder is voor een debuut uit Vlaanderen. Daarbij is Mortier een schrijver gebleven naar wiens werk kritiek en publiek uitzien. Werk waarin hij zijn persoonlijke geschiedenis, de Vlaamse geschiedenis en de wereldgeschiedenis op een eigen wijze verwerkt en waarmee hij de paradoxale titel van de essaybundel Wat voorbij is begint pas waarmaakt.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Erwin Mortier, Marcel. Roman. Amsterdam 1999, Meulenhoff, R. (licentieuitgave Den Haag 2000, Stichting Uitgeverij XL, XL 649; 8e druk 2002, Ooievaar; 9e druk 2004, Pockethuis; 10e druk 2005, De Bezige Bij) |
Erwin Mortier, Mijn tweede huid. Roman. Amsterdam 2000, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1814, R. (licentieuitgave Den Haag 2001, Stichting Uitgeverij XL, XL 746; 6e druk 2003, Pockethuis; 7e druk 2006, De Bezige Bij, Ulysses) |
Erwin Mortier, Vergeten licht. Gedichten. Amsterdam 2000, Meulenhoff, GB. (opgenomen in Voor de Stad en de Wereld, 2009) |
Erwin Mortier, Sluitertijd. Amsterdam 2002, Cossee, R. (licentieuitgave Den Haag 2003, Stichting Uitgeverij XL, XL 923) |
Erwin Mortier, Pleidooi voor de zonde. Amsterdam 2003, Cossee, EB. (licentieuitgave Den Haag 2004, Stichting Uitgeverij XL, XL 1026) |
Erwin Mortier, Groeten uit Nieuwvliet = Greetings from Nieuwvliet. Vertaling SJ. Leinbach. Amsterdam 2003, Cossee, V. |
Erwin Mortier, Alle dagen samen. Amsterdam 2004, De Bezige Bij, N. (licentieuitgave Den Haag 2005, Stichting Uitgeverij XL, XL 1155) |
Erwin Mortier, Uit één vinger valt men niet. Gedichten bij foto's van Lieve Blancquaert. Amsterdam 2005, De Bezige Bij, GB. (opgenomen in Voor de Stad en de Wereld, 2009) |
Erwin Mortier, Naar nergens smaken. Schrijverscredo. Kessel-Lo 2005, Literarte, E. (opgenomen in Wat voorbij is begint pas) |
Erwin Mortier, Jerusalem Revisited. A monologue = Terug naar Jeruzalem. Een monoloog = Retour à Jerusalem. Monologue. Amsterdam 2006, De Bezige Bij, T. (opgenomen in Voor de Stad en de Wereld, 2009) |
Erwin Mortier, Voor de Stad en de Wereld. Etsen Jan Decleir. Gent/Antwerpen 2006, Ergo Pers / De Slegte, GB. (opgenomen in Voor de Stad en de Wereld, 2009) |
Erwin Mortier, Voor U, voor U, voor U alleen. Grafrede voor Gerard Reve. In: Diederik van Vleuten e.a. (red.), Het volle leven. Herinneringen aan Gerard Reve. Amsterdam 2006, De Bezige Bij, pp. 305-309, E. |
Erwin Mortier, Avonden op het Landgoed. Op reis met Gerard Reve, 18-26 augustus 1997. Amsterdam 2007, De Bezige Bij, D. |
Erwin Mortier, Stadsgedichten 2005-2006. Gent 2007, Stad Gent / Poëziecentrum, GB. |
Erwin Mortier, Godenslaap. Roman. Amsterdam 2008, De Bezige Bij, R. (licentieuitgave Den Haag 2010, Stichting Uitgeverij XL, XL 1555) |
Erwin Mortier, Voor de Stad en de Wereld. De gedichten tot dusver. Amsterdam 2009, De Bezige Bij, GB. (licentieuitgave Den Haag 2009, Stichting Uitgeverij XL, XL 1571) |
Hugo Claus, De mooiste kleren. Samenstelling en nawoord Erwin Mortier. Amsterdam
|
| |
| |
2009, De Bezige Bij, Bl. |
Erwin Mortier, ‘Overbreng ze vele groeten’. In: Michaël Hinderdael e.a. (red.), De aarde heeft kamers genoeg. Hoe vertalers omgaan met culturele identiteit in het werk van Erwin Mortier. Antwerpen/Apeldoorn 2009, Garant, pp. 201-204, E. |
Ellen N. la Motte, Het kielzog van de oorlog. Het menselijke wrakhout van het slagveld, gezien door een Amerikaanse hospitaalverpleegster. Vertaling en inleiding Erwin Mortier. Amsterdam 2009, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Erwin Mortier, Wat voorbij is begint pas. Lichtzinnige meditaties over het schrijven. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, EB. |
Erwin Mortier, Afscheid van Congo. Met Jef Geeraerts terug naar de evenaar. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, D. |
Erwin Mortier, Niemand weet dat ik een mens ben. Minderjarige vluchtelingen en hun verhaal. Foto's Lieve Blancquaert. Amsterdam 2010, De Bezige Bij, Interviews. |
Erwin Mortier, Een ontsnappingskunstenaar. Essay over Franz Hellens. [Gevolgd door: Franz Hellens, Tussen de straat en de tuin. Vertaling Leonard Nolens]. Amsterdam 2010, Voetnoot, Belgica 4, E. |
Erwin Mortier, Gestameld liedboek. Moedergetijden. Amsterdam 2011, De Bezige Bij, A. (licentie-uitgave Leidschendam 2013, Uitgeverij XL, XL 1889) |
Mary Borden, Verboden gebied Vertaling en inleiding Erwin Mortier. Amsterdam 2011, De Bezige Bij, VB/GB. (vert) |
Enid Bagnold, Dagboek zonder data. Vertaling en inleiding Erwin Mortier. Amsterdam 2012, De Bezige Bij, D. (vert.) |
Erwin Mortier, [Gedichten]. In: Het Liegend Konijn, jrg. 10, nr. 2, oktober 2012, pp. 193-208, GC. |
Erwin Mortier, Slaap ons in. Monologen bij Beethovens muziek voor Goethe's tragedie ‘Egmont’. Nawoord Jan Caeyers. [Leuven/Amsterdam] 2012, Le Concert Olympique / Antiquariaat De Slegte, T. |
Virginia Woolf, Tussen de bedrijven. Vertaling en voorwoord Erwin Mortier. Amsterdam 2013, De Bezige Bij, R. (vert.) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jos Borré, Adelaar met reuzenspin. Treffend intimisme. In: De Morgen, 25-2-1999. (over Marcel) |
Lucas Vanclooster, Hoop op oogst o Vlaanderenland. In: De Standaard, 25-2-1999. (over Marcel) |
Hans Warren, Erwin Mortiers debuut laat veel te gissen over. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 26-2-1999. (over Marcel) |
Aleid Truijens, Een wereld waarin alles is bezield. Erwin Mortier stuurt de blik naar zijn virtuoze zinnen. In: de Volkskrant, 26-2-1999. (over Marcel) |
Hans Goedkoop, Verstekeling in de tijd. Droomdebuut Erwin Mortier. In: NRC Handelsblad, 12-3-1999. (over Marcel) |
Onno Blom, Een tijdelijke uitbreiding van de hemel wegens plaatsgebrek. In: Trouw, 13-3-1999. (over Marcel) |
Willem Kuipers, ‘Het geheim bestond uit een kramp van zwijgen’. Erwin Mortier schreef ‘Marcel’ uit liefde voor de mens. In: de Volkskrant, 16-4-1999. (interview) |
Cyrille Offermans, Een verdwenen wereld. Onalledaags romandebuut van Erwin Mortier. In: Ons Erfdeel, jrg. 42, nr. 4, september-oktober 1999, pp. 583-585. (over Marcel) |
Johan Diepstraten, Erwin Mortier. Marcel. In: Johan Diepstraten, De kunst van het schrijven, Arnhem 2000, pp. 434-435. |
Frank Hellemans, De snorharen van het geslacht In: Knack, 6-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Jeroen de Preter, ‘Muziek is de absolute discipline’. In: De Morgen, 6-9-2000. (interview naar aanleiding van Mijn tweede huid) |
Arjan Peters, Het lichaam duldt geen tegenspraak. Alles van waarde wordt door fysieke sensaties gevoed in tweede roman van Erwin Mortier. In: de Volkskrant, 8-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Hans Goedkoop, Een wapen dat zich bewijst. Intense roman van Erwin Mortier. In: NRC Handelsblad, 8-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Hans Warren, Veel liefde kan toe met weinig woorden. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 15-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Jan Paul Bresser, Schuilplaats in de taal. In: Elsevier, 23-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Mirjam van Hengel, Wind onder de vleugels. In: Het Financieele Dagblad, 30-9-2000. (over Mijn tweede huid) |
Cyrille Offermans, Membraan zijn. Een nieuwe roman van Erwin Mortier. In: Ons Erfdeel, jrg. 44, nr. 1, januari-februari 2001, pp. 102-104. (over Mijn tweede huid) |
Marcel van Nieuwenborgh. Erwin Mortier met een leeslintje. Succesauteur op tournee met Saint-Amour. In: De Standaard, 2-2-2001. (interview) |
Hans Warren, Haal de ganzen uit hun graf. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 5-7-2001. (over Vergeten licht) |
Piet Gerbrandy, De pannen blozen. In: de Volkskrant, 10-8-2001. (over Vergeten licht) |
Arie van den Berg, Met huid en huis. In: NRC Handelsblad, 24-8-2001. (over Vergeten licht) |
Onno Blom, ‘Een Vlaming wordt geboren met een gazon in zijn hoofd’. Erwin Mortier over zijn nieuwe roman. In: De Standaard, 13-6-2002. (interview naar aanleiding van Sluitertijd) |
Arjan Peters, Een hemeldrager van twaalf. De ondraaglijke lichtheid van Erwin Mortiers zachtstrijkende zinnen. In: de Volkskrant, 14-6-2002. (over Sluitertijd) |
T. van Deel, Zien, horen, proeven, ruiken. In: Trouw, 15-6-2002. (over Sluitertijd) |
Thomas van den Bergh, Stugge prepuber. In: Elsevier, 22-6-2002. (over Sluitertijd) |
Max Pam, Loodzware ernst. In: HP/De Tijd, 5-7-2002. (over Sluitertijd) |
Kees 't Hart, Ongegeneerde clichés. In: De Groene Amsterdammer, 13-7-2002. (over Sluitertijd) |
Ingrid Hoogervorst, ‘Ik word zuur als ik niet schrijf’. In: De Telegraaf, 20-7-2002. (interview) |
[Anoniem], C. Buddingh' 2002 prijs: Erwin Mortier. In: Awater, jrg. 1, nr. 2, augustus
|
| |
| |
2002, p. 22. (interview over Vergeten licht) |
Jos de Man, God hunkert naar onkuisheid. In: HP/De Tijd, 11-4-2003. (over Pleidooi voor de zonde) |
Paul Depondt, ‘Ieder mens is de laatste in zijn soort’. In: de Volkskrant, 11-4-2003. (interview) |
Daniëlle Serdijn, Hij raapt op wat wij verloren hebben. In: Het Parool, 1-5-2003. (over Pleidooi voor de zonde) |
Arjen Fortuin, Stijl te over. In: NRC Handelsblad, 13-6-2003. (over Pleidooi voor de zonde) |
Bas Groes, Globaal is wie het monopolie der betekenissen bezit. Erwin Mortier. In: Bas Groes, McLiteratuur. Gesprekken met Nederlandse en Vlaamse schrijvers over globalisering. [Rotterdam] 2004, pp. 230-240. (interview) |
Jan Lensen, ‘Ten paradijze geleiden U de Engelen’. Op zoek naar een draaglijker tombe voor het Vlaamse oorlogsverleden in ‘Marcel’ van Erwin Mortier. In: Kathleen Gyssels en Elisabeth Bekers (red.), Rechtvaardige oorlogen of zinloze slachtpartijen? Opstellen over literatuur en oorlog, Leuven/Voorburg 2004, pp. 77-92. |
Cor Vos, Erwin Mortier. ‘Ik stel mezelf geen deadlines, het komt wanneer het komt’. In: Cor Vos, IJsberen en zitvlees. Schrijvers en dichters over hun schrijfproces, Amsterdam/Antwerpen 2004, pp. 9-13. (interview) |
Arjan Peters, Bloemkool in mantelpak. In: de Volkskrant, 15-10-2004. (over Alle dagen samen) |
Thomas van den Bergh, Bezielde woorden. In: Elsevier, 16-10-2004. (over Alle dagen samen) |
Wim Vogel, Een saluut aan Maurice Gilliams. In: Haarlems Dagblad, 23-10-2004. (over Alle dagen samen) |
Pieter Steinz, De dwaalwegen van sokken. In: NRC Handelsblad, 5-11-2004. (over Alle dagen samen) |
Jooris van Hulle, Erwin Mortier, Mijn tweede huid. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 64, november 2004. |
Jooris van Hulle, Erwin Mortier, Marcel. In: Lexicon van Literaire Werken, aanv. 65, februari 2005. |
Jeroen Versteele, ‘God is weg, maar onze ziel staat vol van zijn vingerafdrukken’. In: De Morgen, 12-10-2005. (interview met Erwin Mortier en Lieve Blancquaert over Uit één vinger valt men niet) |
Paul Gellings, Prachtige orakelpoëzie van Erwin Mortier. In: De Stentor, 1-12-2005. (over Uit één vinger valt men niet) |
Jan Lensen, Een half weggevaagd gezicht. Het thema van de Tweede Wereldoorlog in ‘Marcel’ (1999) van Erwin Mortier. In: Spiegel der Letteren, jrg. 49, nr. 1, 2007, pp. 23-52. |
Jeroen Vullings, Het monster in zijn tombe. In: Vrij Nederland, 10-2-2007. (over Avonden op het Landgoed) |
Remco Meijer, De demonen en fantasmen van Gerard Reve. In: de Volkskrant, 16-2-2007. (over Avonden op het Landgoed) |
Fleur Speet, Relaas van nadagen Reve siert de verteller allerminst In: Het Financieele Dagblad, 3-3-2007. (over Avonden op het Landgoed) |
Jacques de Visscher, Intieme gestalten van het wonen. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 153, nr. 3, juni 2008, pp. 443-451. (over het huis in Alle dagen samen) |
Bas Belleman, Oorlog lijkt soms iets schitterends. In: Trouw, 11-10-2008. (over Godenslaap) |
Frank Hellemans, Beste Brugse kant. In: Knack, 15-10-2008. (over Godenslaap) |
Arie Storm, Eén lange les in goed kijken. In: Het Parool, 15-10-2008. (over Godenslaap) |
Arjen Fortuin, In het looprad van het noodlot. Mortiers nieuwe roman ‘Godenslaap’: over grote geschiedenis en kleine mensen. In: NRC Handelsblad, 17-10-2008. |
Rudy Vandendaele, Een schrijver móet op de zenuwen werken. In: Humo, 28-10-2008. (interview naar aanleiding van Godenslaap) |
Jaap Goedegebuure, Mortier, een schilder met taal. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 6-11-2008. (over Godenslaap) |
G.F.H. Raat, Het onvindbare huisvesten. Nieuwe roman van Erwin Mortier. In: Ons Erfdeel, jrg. 52, nr. 1, februari 2009, pp. 162-164. (over Godenslaap) |
Sven Vitse, Er zijn te veel woorden. Erwin Mortier oog in oog met een obscene oorlog in Godenslaap. In: Dietsche Warande &
|
| |
| |
Belfort, jrg. 154, nr. 2, april 2009, pp. 327-337. (kritiek op de overdadige stijl van Godenslaap) |
Coen Peppelenbos en Roos Custers, ‘De kracht van het zuiver literaire maakt veel mensen zenuwachtig’. In: Tzum, nr. 48, 2009, pp. 2-7. (interview naar aanleiding van de Tzum-prijs) |
Michaël Hinderdael e.a. (red.), De aarde heeft kamers genoeg. Hoe vertalers omgaan met culturele identiteit in het werk van Erwin Mortier. Antwerpen/Apeldoorn 2009. Hierin onder meer:
- | Michäel Hinderdael en Heili Verstraete, Erwin Mortier bij de oosterburen. Naar aanleiding van de receptie van ‘Marcel’ in het Duitse taalgebied, pp. 51-65. |
- | Cyrille Offermans, Het verlangen naar een verzoend bestaan. Over het proza van Erwin Mortier, pp. 67-75. |
|
Christophe Vekeman, ‘Schrijven was voor Gerard letterlijk levensbelangrijk’. In gesprek met Erwin Mortier (2007). In: Christophe Vekeman, Lenen is werk. Essays, reportages en interviews. Amsterdam/Antwerpen 2009, pp. 301-309. (interview over Avonden op het Landgoed) |
Matthijs de Ridder, ‘Voortdurend slaan invallen en associaties in op de aanzwellende woordplaneet’. Blitzkrieg en woordmodder bij Erwin Mortier. In: nY, jrg. 1, nr. 4, 2009, pp. 507-510. (over Godenslaap) |
Toef Jaeger, Gruwelijk is de aarde an sich zo je wilt. Over ‘Godenslaap’ van Erwin Mortier. In: De Revisor, jrg. 36, nr. 6, december 2009, pp. 76-81. |
Thomas Peeters en Koen van Boxem, ‘Zweepslagen horen erbij’. Erwin Mortier schuwt kritiek op kapitalistische markteconomie niet. In: De Tijd, 31-12-2009. (interview) |
Carel Peeters, Kroniek van de roman. Een hybride godenslaap. In: Tirade, jrg. 54, nr. 432, februari 2010, pp. 124-129. (over Godenslaap) |
Marc Cloostermans, Welkom op de metaforenfoor. In: De Standaard, 5-3-2010. (over Wat voorbij is begint pas) |
Dirk Leyman, Essays en lezingen van Erwin Mortier gebundeld in ‘Wat voorbij is begint pas’. In: De Morgen, 10-3-2010. |
Hugo Camps, ‘Vlaanderen is een land van schaamte en kleinheid’. In: Elsevier, 22-5-2010. (interview) |
Mare Reynebeau, Hitte als een klam deken. In: De Standaard, 25-6-2010. (over Afscheid van Congo) |
Wim Bossema, Na slechts tien dagen al Congo-murw. In: de Volkskrant, 21-8-2010. (over Afscheid van Congo) |
Arjan Visser, ‘God is een kunstenaar en ik ben Zijn collega’. In: Arjan Visser, De tien geboden. Gesprekken met schrijvers. Amsterdam 2011, pp. 173-183. (interview) |
Arjan Visser, ‘Een boek kan het verdriet niet verzachten’. Interview Erwin Mortier. In: Vrij Nederland, 3-9-2011. (interview naar aanleiding van Gestameld liedboek) |
Paul Haenen, Een goed gesprek met Paul Haenen & Erwin Mortier. In: HP/De Tijd, 9-9-2011. (interview naar aanleiding van Gestameld liedboek) |
Filip Rogiers, ‘Ik moest muziek maken met het noodlot’. In: De Standaard, 9-9-2011. (interview naar aanleiding van Gestameld liedboek) |
Arjen Fortuin, Hoor het stormen in mijn hoofd. In: NRC Handelsblad, 9-9-2011. (over Gestameld liedboek) |
Rob Schouten, Een huis dat langzaam instort. Erwin Mortier vangt zijn moeders dementie in sensitief en verfijnd proza. In: Trouw, 10-9-2011. (over Gestameld liedboek) |
Jaap Goedegebuure, Wanhoop en verdriet om dementerende moeder. In: Het Financieele Dagblad, 17-9-2011. (over Gestameld liedboek) |
Marja Pruis, Wat te doen met een stoflap en een wekker. In: De Groene Amsterdammer, 21-9-2011. (over Gestameld liedboek) |
Onno Blom, Erwin Mortier (1965). Ik schrijf voor het verloren paradijs. In: Frénk van der Linden en Freddy van Thijn (samenst.), Het moet pijnlijk blijven. De mooiste schrijversinterviews. [Amsterdam] 2011, pp. 345-351. (interview) |
129 Kritisch lit. lex.
mei 2013
|
|