| |
| |
| |
Adriaan Morriën
door Willem Maas
1. Biografie
Adriaan Morriën werd op 5 juni 1912 geboren te IJmuiden. Zijn vader had een zeilmakerij. Op zijn moeder was Morriën speciaal gesteld. Na de mulo volgde hij de hbs. Het gezin waarin hij opgroeide, was gereformeerd, maar met dit geloof brak hij aan het eind van zijn schooljaren.
Op zijn twintigste moest hij kuren wegens tbc; daarna, van 1939 tot 1941, studeerde hij Frans MO-A. In 1943 verhuisde hij naar Amsterdam. Hij trouwde in 1944 en kreeg twee dochters, Alissa en Adrienne. Hoewel inmiddels gescheiden, zijn hij en zijn ex-echtgenote ieder een etage in hetzelfde pand blijven bewonen.
Na 1945 leefde Morriën uitsluitend van en voor de literatuur, onder andere als lid van de redactieraad van De Bezige Bij en als redacteur van de literaire pagina van Het Parool (1969-1971). Tot 1952 was hij bevriend met W.F. Hermans, maar onder andere door een conflict over het overnemen van het tijdschrift Criterium doer Libertinage zegde Hermans de vriendschap op. Van 1969 tot 1978 was Morriën docent aan het Instituut voor Vertaalkunde van de Universiteit van Amsterdam.
Morriën werkte mee aan veel literaire tijdschriften. Hij debuteerde in december 1935 gelijktijdig met enkele gedichten in Elseviers Maandschriften een gedicht in Forum. Hij was hoofdredacteur van Literair Paspoort (1946-1964), redactie-secretaris van Criterium (1946-1948) en redacteur van Libertinage (1948-1953), Tirade (1958-1963) en de reeks Literair Akkoord (1968-1970). Hij maakte meer dan veertig maal deel uit van
| |
| |
een literaire jury, waaronder zestien keer van die voor de Martinus Nijhoff-prijs. Eveneens maakte Morriën deel uit van de redactie die de Nederlandse vertaling van het werk van Sigmund Freud verzorgt. In die hoedanigheid vertaalde hij met Henk Mulder een aantal werken van Freud.
Sinds 1984 recenseert hij voor Vrij Nederland en de VPRO. Morriën ontving in 1954 de jaarlijkse prijs van de Duitse Gruppe '47, in 1962 de Nijhoff-prijs voor zijn vertaalwerk en in 1988 de Herman Gorterprijs voor Oogappel.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Relatie leven/werk
Adriaan Morriën is het schoolvoorbeeld van een literator. Als creatief en kritisch schrijver, als vertaler, samensteller van bloemlezingen, redacteur, lector en docent heeft hij zich op alle mogelijke literaire terreinen bewogen. Zijn oeuvre omvat poëzie, verhalen, autobiografische geschriften, kritieken, essays, vertalingen en bloemlezingen.
Stond zijn hele werkzame leven in het teken van de literatuur, het omgekeerde is ook het geval: zijn literaire werk stond en staat steeds in het teken van zijn leven. Zijn eigen leven is het voornaamste onderwerp waarover Morriën schrijft. Een zeker exhibitionisme is hem daarbij niet vreemd; dat varieert van de grote openhartigheid van zijn amoureuze poëzie tot de neiging zijn eigen en andermans leven psychologisch te duiden. Zijn belangstelling voor Freud is hier uiteraard niet vreemd aan; zo verklaart hij zijn houding tegenover de seksualiteit en tegenover zijn ouders vanuit het Oedipus-complex.
Morriën schrijft autobiografisch ‘omdat ik het zelf beleefd heb, omdat het niet irreëel is of idealistisch’. Regelmatig heeft hij aangegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar het persoonlijke in de literatuur, naar dagboeken, brieven en andere egodocumenten.
Desondanks, en ondanks de veelheid van genres die hij beoefent, is Adriaan Morriën in de eerste plaats dichter. Hij debuteerde als dichter, publiceerde vooral gedichtenbundels, schreef als criticus en essayist over poëzie en trad op als bloemlezer van poëzie. Ook in zijn proza bleef hij een dichter, met een voorkeur voor het korte, kernachtige. Hij schreef geen romans of een autobiografie, maar verhalen met een poëtische inslag en autobiografische fragmenten.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Al in zijn kleine, slechts zeventien gedichten omvattende, debuutbundel Hartslag (19-39) speelt een aantal thema's een rol die in het hele oeuvre van Morriën terug blijven keren: de liefde, de vrouw (waarbij in deze bundel een opvallend motief de zwangerschap is), de natuur, maar ook vergankelijkheid en angst voor de dood. Vergeleken met latere bundels worden liefde en erotiek hier kuis en ingetogen beschreven.
| |
| |
Van het begin af aan ontbreekt elke metafysische of religieuze inslag aan deze gedichten. Morriën karakteriseerde zichzelf eens als ‘een theoloog van het lichamelijke’, iemand die ‘polemiseert met het geestelijke’. Zijn standpunt in die polemiek wordt steeds duidelijker: gaandeweg wordt zijn poëzie persoonlijker en aardser. Martien J.G. de Jong vatte dit proces als volgt samen: ‘Typerend voor Morriëns ontwikkeling is het gedicht “Hartslag” [...] omdat het de aanvankelijk verheven “romantische” of “transcendentale” liefdeservaring reduceert tot een zuiver natuurlijke, vitale, lichamelijke beleving die - blijkens andere teksten - de notie “eeuwigheid” volkomen overbodig maakt.’ Zijn poëzie moge dan steeds aardser worden, er is geen sprake van dat de erotiek zou verworden tot iets platvloers. De erotische gedichten (Morriën zelf spreekt van ‘amoureuze poëzie’) zijn geschreven zonder gêne of effectbejag, het plezier staat voorop.
Vlak nadat hij in Verzamelde gedichten (1961) een groot deel van zijn gedichten tot dan toe had bijeengebracht, kwam Morriën met een nieuwe bundel, Moeders en zonen (1962), waarin veel nadrukkelijker dan in eerder werk de jeugd als thema naar voren komt. Vanaf deze bundel wordt Morriëns dichtwerk duidelijk persoonlijker, autobiografischer. Ook in de opbouw is er verschil met vorige bundels: Moeders en zonen heeft een duidelijke thematische compositie, is meer dan een verzameling gedichten. Thema's uit eerder werk, zoals de moeder, de liefde en de natuur worden hier nadrukkelijker met elkaar in verband gebracht.
In het eerste deel, ‘Passie’, roept Morriën op poëtische wijze zijn calvinistische jeugd op waaruit hij zich bevrijd weet. Het tweede deel, ‘Moeders en zonen’, heeft tot thema de moederbinding en het vrijheidsstreven van de zoon en sluit zo aan bij het eerste deel. De verhouding die Morriën schetst tussen moeder, vader en zoon past moeiteloos in het door Freud geschetste Oedipus-complex. Deel drie, ‘Tweeling’, heeft de erotiek als hoofdthema. Ook hier legt Morriën verbanden: moederschoot en schede, en dus moeder en erotiek, worden met elkaar in verband gebracht. Die erotiek en de thema's van vader- en moederschap worden in de laatste delen van de bundel uitgebreid tot de natuur. Bijvoorbeeld in:
| |
| |
Zonsopgang
en wast zich in het openbaar.
de fonteinen haar bekkens
waar zij zich zittend wast.
In deze bundel ‘verbeeldt’ Morriën volgens Martien J.G. de Jong ‘het bewustzijn deel uit te maken van een steeds voortdurend, alsmaar afstervend en tevens zich in nieuwe vormen voortplantend zinnelijk leven [...] dat in al zijn natuurlijke verschijningsvormen evenwaardig is’.
In Het gebruik van een wandspiegel (1968) komen voor het eerst gedichten voor waarin Morriën bespiegelingen geeft over de dichtkunst. Hij belij dt hierin zijn voorliefde voor de woordspeling en geeft blijk van zijn aandacht voor de taal:
Ars poetica
De dichter kent geen geheimen
waarover hij iets weet te zeggen
dat niet een woordspeling is,
het tijdverdrijf van zijn regels.
Tevens is er een afdeling met een paar maatschappelijk gerichte gedichten, onder meer een aanval op de rooms-katholieke kerk. In Morriëns laatste grote bundel, Avond in een tuin (1980), spelen vooral angst voor dood en vergankelijkheid een grote rol. Ook hierin vinden we gedichten over het dichten, zoals het volgende, waarin Morriën een karakteristiek geeft van zijn eigen dichterschap:
| |
| |
De dichter
Wie is zo lief als een dichter?
Hij wijst je niet slechts op je fouten,
hij leert je ermee te leven
Er is altijd hoop, zegt de dichter.
Een houten been is een reden
een bos doorlopend dankbaar te wezen.
Ook een blinde gelooft in stuiters
Ik zie als ik spreek, zegt de dichter.
Hoor, ik voorspel je de toekomst:
een beter gebruik van woorden.
| |
Techniek / Ontwikkeling
De gedichten uit Morriëns beginperiode (tot en met Verzamelde gedichten) zijn geschreven in vaak rijmende, soms metrische, soms vrije dynamische verzen, waarin regelmatig, maar zeker niet overvloedig gebruik wordt gemaakt van beeldspraak. Morriëns eerste bundel, Hartslag, was verstechnisch nog modern te noemen, maar de poëzie van de Vijftigers maakt de latere gedichten al snel traditioneel.
In sommige gedichten in de bundels Vriendschap voor een boom (1954) en Kijken naar de wolken (1956) valt invloed van de Vijftigers te bespeuren: de vorm van de gedichten is in vergelijking met de voorafgaande vrijer, er komen bij na geen rijmende gedichten meer voor, het metrum is definitief losgelaten. Niet in zinsbouw, maar wel in woordkeus en het beeldend formuleren klinkt soms die invloed door, zoals in:
Sneeuw in de stad
De sneeuw wordt versnipperd: de straten vieren een intocht
Vrouwen zijn koninginnen geworden, kinderen prinsen prinsessen
Mannen lopen verloren in lange jassen, met zwarte hoeden, gepoetste schoenen
Een hond watert de straatstenen bloot en doet de winter verkleuren
Warme wafels worden gevent langs stilstaande huizen.
Een vliegtuig is reeds op weg naar de blauwe hemel
En seint de komst van de zon aan de telegrafist van de gronddienst
Rieten ballen worden ontheven aan zwiepende palen
| |
| |
Vuurtorens zijn bezig hun laatste licht te vermalen
De zon zendt een vliegende keurtroep van stralen
En op de kanalen varen schepen met langzame stoten
De sneeuw krijgt de glans van gewassen boter
De wereld heeft zich vernieuwd, alles is anders geworden
Voorzichtige stemmen proberen de kwaliteit van de stilte.
In Het gebruik van een wandspiegel treffen we naast traditionele verzen notitie-achtige gedichten en aforismen aan. Door de kritiek worden deze vernieuwingen toegeschreven aan de invloed van het tijdschrift Barbarber.
| |
Verwantschap
Invloeden van Vijftig of Barbarber zijn in Avond in een tuin echter nauwelijks meer te bespeuren. Als deze bundel al een ontwikkeling laat zien, dan die van een terugkeer naar wat rustiger, traditioneler en soberder verzen. Rijm, metrum en beeldspraak worden karig gebruikt Naar aanleiding van de bundel Oogappel, waarin Morriën de amoureuze poëzie uit zijn gehele oeuvre heeft verzameld, stelde T. van Deel vast dat we in Morriëns werk een spiegel hebben van de veranderingen in de poëtische conventies in Nederland na 1945. Daar moet dan wel bij bedacht worden dat Morriën in grote lijnen zichzelf trouw gebleven is en dat hij zich slechts gedeeltelijk aanpaste aan de veranderende tijd: kenmerkend voor hem blijven de soms rijmloze, vrije dynamische verzen waar weinig beeldspraak in voorkomt. Een goed voorbeeld van dit soort poëzie is:
Zweven
Het sneeuwde toen. Op je wimpers
nog geen kristallen. Maar in je haren
glinsterde het even geheimzinnig
als op de mouwen van mijn jas.
bracht onze ogen in de war.
Toch zag ik dat ik van je hield
duidelijker dan toen wij nog niet zweefden.
| |
Thematiek
Dezelfde thematiek die we in Morriëns poëzie aantreffen, vinden we globaal ook in zijn proza. Ook hierin speelt de erotiek een belangrijke rol, ook hierin wordt de natuur boven de cul- | |
| |
tuur gesteld. Morriëns verhalen, gebundeld in onder andere Een slordig mens (1951), Mens en engel (1964) en Waarom ik geen Dante-specialist ben geworden (1974), zijn fantasierijk, soms humoristisch. Vaak geeft een onverwachte invalshoek er een speels karakter aan mee, zoals in het verhaal ‘Een oud gebruik’. Morriën stelt daarin de erotische inwijding van de hoofdpersoon voor als een al jaren bestaand ritueel waarbij jongens 's nachts worden ingewijd in de geheimen van de liefde door meisjes die door het slaapkamerraam komen binnenklimmen. C.J.E. Dinaux vat de thematiek van Morriëns verhalen samen als: trouw aan het leven, een lofzang op de vriendschap en de liefde, vrouw en kind, natuur en huis.
| |
Thematiek / Relatie leven/werk
Naar aanleiding van Moeders en zonen werd al opgemerkt dat Morriëns poëzie in de loop der jaren steeds autobiografischer wordt. Hetzelfde geldt voor zijn proza. In zijn vroege verhalen verwijst hij nauwelijks naar historische feiten uit zijn privéleven. Vanaf de geboorte van zijn dochters begint dat privéleven steeds duidelijker door te dringen in zijn proza: Alissa en Adrienne (1957) is een verzameling schetsen over zijn twee dochters en in Cryptogram (1968) en Lasterpraat (1975) beschrijft hij schrijvers uit zijn omgeving, en gaat hij in op zijn privéleven, zijn angsten en dromen. In Cryptogram vertelt Morriën vooral anekdotes uit het literaire leven. Zijn eigen aandeel is daarin nog vrij gering. Hij vervult hooguit de rol van toeschouwer. Het boek is een verzamelbundel en bevat, naast de afdeling met anekdotes, een herdruk van Alissa en Adrienne en Verzen van een vader (1960), enkele schrijversportretten en een verslag van een reis naar Roemenië.
In Lasterpraat speelt Morriën zelf duidelijk de hoofdrol. Hij beschrijft zijn jeugd, gedomineerd door het calvinisme en de daardoor veroorzaakte angsten en frustraties. Hij haalt herinneringen aan zijn moeder en grootmoeder op. Ook latere levensfasen (het schrijversleven) krijgen ruime aandacht in het boek.
Uit de bundeling van hoogtepunten uit zijn autobiografisch proza, Plantage Muidergracht (1988), komt eenzelfde beeld naar voren.
| |
| |
| |
Techniek
Lasterpraat en Plantage Muidergracht zijn geen autobiografieën in de traditionele zin. Het zijn geen doorlopende verhalen, maar ze zijn opgebouwd uit fragmenten die een geringe samenhang vertonen. Over Lasterpraat zei Morriën in een interview: ‘Het is een boek dat je niet strikt van het begin tot het einde moet lezen. Je kunt het op elke bladzijde opslaan. Dat vind ik een voordeel voor de lezer.’
| |
Kunstopvatting
Als essayist en criticus gaat Morriën pragmatisch te werk. In Concurreren met de sterren meet hij de door hem besproken dichters niet aan een door hem opgeworpen stelsel of leer, maar probeert hij ze op hun eigen mérites te beoordelen. Hij noemde recenseren in een interview: ‘cryptogrammen oplossen’, een uitspraak die aangeeft dat hij niet uitgaat van een bepaalde theorie, maar van het werk zelf en dat hij de raadsels die het oproept, probeert op te lossen. Hij zegt naar objectiviteit te streven, waarbij zijn enige maatstaf is: ‘ik wil door een gedicht ontroerd worden.’
Hoezeer hij ook een literator is, het belang van de literatuur is voor Morriën beperkt. In Concurreren met de sterren schreef hij: ‘Er zijn dringender dingen te doen dan het lezen van gedichten [...] ik geloof dat het belang van de poëzie en de literatuur in het algemeen wordt overschat, in de eerste plaats door de schrijvers en vooral door de schrijvers in ons land.’ Toch is het niet zo dat hij kunst als iets volkomen nutteloos beschouwt. In een interview naar aanleiding van een conferentie over kunst en communicatie zei hij: ‘Ik hoop dat ik het publiek iets te zeggen heb: ik wil de mensen ervan bewust maken dat er veel negatieve gevoelens zijn die alleen maar berusten op een op de taal als grootste onderdrukkingsmiddel gebaseerd misverstand, maar die in principe weg te werken zijn.’
| |
Visie op de wereld
Ondanks zijn verzet tegen een calvinistisch verleden is er in zijn werk van maatschappelijk engagement geen sprake; politiek en maatschappij komen daarin slechts zijdelings aan de orde. Over het ontbreken van maatschappelijk engagement zei Morriën zelf: ‘Ik schrijf liever over aardige, gelukkige momenten [...] die maken voor mij de waarde van het leven uit.’ En ook: ‘Ikzelf schrijf nooit somber. Toch weet ik best dat de wereld niet
| |
| |
deugt en de mensen al helemaal niet.’ Morriën houdt er geen uitgebreid filosofisch systeem op na, zoals Harry Mulisch, noch een consistente wereldbeschouwing, zoals W.F. Hermans. Hij beschouwt de wereld om zich heen met verwonderde blik: ‘we zijn omringd door raadselen en je bent zelf ook een raadsel.’
| |
Stijl
De woordkeus van Morriën is niet opzienbarend, de kritiek spreekt al vanaf zijn debuut van ‘bescheiden’ poëzie, een ‘zachte zuivere stem’. Woorden als ‘sierlijk’, ‘lichtvoetig’, ‘libertijns’ duiken herhaaldelijk in besprekingen van deze poëzie op. Opvallend is dat, hoewel de woordkeus in de erotische gedichten vrijmoedig is, Morriën toch vrijwel nooit ‘grove’ woorden gebruikt, of goedkope effecten najaagt. Zijn stijl lijkt heel eenvoudig, maar dit schijnbaar gewone is dikwijls zeer geraffineerd. Morriën heeft een afkeer van literaire dikdoenerij. Hij bewondert schrijvers alsjoop Waasdorp en Jan Arends juist vanwege hun nuchtere, eenvoudige taalgebruik. In zijn poëzie heeft Morriën een voorkeur voor woordspelingen, een neiging die vooral in de latere bundels naar voren komt, met name in Het gebruik van een wandspiegel. Die neiging tot woordspeligheid levert in deze bundel, maar ook in zijn proza, nogal wat aforismen of naar aforismen neigende zinnen op. Soms zijn ze aan de melige kant. Bijvoorbeeld: ‘Als blikken konden doden, zouden wij door een onderofficier in het kijken worden gedrild.’, of: ‘Wie niet voor mij is is achter mij.’
Het verschil in taalgebruik tussen Morriëns poëzie en zijn proza (verhalend en autobiografisch) is niet zo groot. In Een mooi dik meisje zonder borsten presenteerde hij een aantal fragmenten uit de prozabundel Lasterpraat als poëzie.
| |
Traditie / Verwantschap
Morriën debuteerde nog net op tijd om in het laatste nummer van Forum terecht te kunnen. Door dit debuut, maar vooral doordat zijn opvattingen in een aantal opzichten duidelijk aansluiten bij die van Forum, is hij te zien als een late vertegenwoordiger van deze groep. Zijn voorkeur voor het persoonlijke in de literatuur werd hierboven al genoemd. Zijn poëzie richt haar aandacht vooral op het concrete, met onderwerpen die dicht bij huis liggen. Hij uit zich in taal die wars is van mooischrijverij. Opvallend is ook dat Morriën geen romans of andersoortig werk van langere adem heeft geschreven. Toch
| |
| |
wordt hij vooral in vroege besprekingen van zijn werk ingedeeld bij de generatie van dichters als Hoornik, Aafjes, Den Brabander, Vasalis en Lehmann, allen op enigerlei wijze verbonden met het tijdschrift Criterium. Als gemeenschappelijk kenmerk wordt genoemd het romantisch-rationalistische dat hun werk doortrekt. Vooral het met eerbied en verwondering beschouwen van de wereld heeft Morriën met een aantal van hen gemeen.
Van grote invloed op zijn werk waren volgens Morriën zelf de bijbel (vooral op zijn taalgebruik) en Rainer Maria Rilke.
| |
Kritiek
De waardering van de kritiek voor Morriëns poëzie was wisselend. Alleen zijn debuut werd over het algemeen positief ontvangen. Al snel daarop lopen in de kritieken de meningen uiteen. Opvallend zijn in de beginperiode de opmerkingen over dreigende onderschatting. Die onderschatting wordt vaak toegeschreven aan zijn, door de meeste critici overigens gewaardeerde, bescheiden toon. Naar aanleiding van zowel Moeders en zonen als van zijn volgende bundel, Het gebruik van een wandspiegel (1968), horen we in de kritieken de klacht dat Morriën niet zelfkritisch genoeg is en ook zijn slechte gedichten publiceert.
De verschillende recensies naar aanleiding van Avond in een tuin zijn illustratief voor de verdeeldheid van de kritiek. Rob Schouten omschrijft de gedichten van Morriën als ‘traditioneel’ en ‘onverteerbaar geworden kwijlerigheid’. Herman de Coninck roemt juist de grote taalbeheersing, en stelt dat Morriën er in slaagt ‘eenvoudig te schrijven zonder dat het simpel wordt’.
W.F. Hermans, met wie Morriën aanvankelijk bevriend was, wijdde een van de stukken in Mandarijnen op zwavelzuur aan hem. Daarin verwijt hij Morriën dat hij een mandarijn is, en dat hij de geestige uitspraken die hij soms over letterkundigen doet tegenover Hermans, niet durft te publiceren (iets wat Morriën later in Cryptogram en Lasterpraat overigens wèl gedaan heeft). Morriën reageerde met de brochure De gruwelkamer van W.F. Hermans waarin hij een niet erg vleiend psychologisch portret van Hermans schetst, gemakshalve Hermans en de personages uit diens boeken aan elkaar gelijkstellend. Hij noemt Hermans daarin onder andere ‘een fascistische desperado’.
| |
| |
Martien J.G. de Jong is de enige die de moeite nam een artikel te wijden aan meer dan één werk van Morriën. In deze studie van het poëtisch oeuvre tot Het gebruik van een wandspiegel, roemt hij vooral de stijl en het ontbreken van de Nederlandse somberheid en laat hij zien dat Morriëns gedichten thematisch samenhangen.
Ook Morriëns proza werd door de kritiek zeer wisselend beoordeeld. Sommigen vonden zijn verhalen te schetsmatig, te oppervlakkig, te veel volgens een vast stramien opgebouwd, en de stijl net iets te verfijnd (Fens). Men opperde bezwaren tegen de te dichterlijke wijze van schrijven en zag als gevaar ervan dat de verhalen te vaag, te algemeen worden (Gomperts). Anderen oordeelden positiever. Zij roemen de fantasierijke inhoud, de knappe typeringen van vrouwenfiguren (Vestdijk), de stilistische vaardigheid en de blijmoedige levensaanvaarding die uit de verhalen spreekt.
| |
Publieke belangstelling
Het publiek heeft voor het werk van Morriën nooit erg veel belangstelling gehad. Van slechts enkele boeken verschenen herdrukken. Adriaan Morriën is tot nu toe een schrijver voor enkelen, meest andere literatoren, gebleven. Dat die niet alleen van zijn eigen generatie zijn, blijkt uit de recente waardering van de dichter Rogi Wieg, een waardering die wederzijds is. De bescheiden publieke waardering voor de schrijver van een zo toegankelijk, opgewekt en vriendelijk oeuvre is merkwaardig. Misschien is het ontbreken van somberheid en zwaartillendheid in zijn werk daar debet aan.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Adriaan Morriën, Hartslag. Maastricht 1939, A.A.M. Stols, GB. |
Adriaan Morriën, Landwind. 's-Gravenhage 1942, A.A.M. Stols, GB. |
Adriaan Morriën, Afscheid van Lida. [Amsterdam] [1944], Het zwarte schaap [A.A. Balkema, F. Batten en A. Morriën], GB. |
Adriaan Morriën, Luchtalarm. [Utrecht] 1945, De Bezige Bij, GB. |
Adriaan Morriën, Tweede voorjaar. [Amsterdam] 1945, Het zwartelam [in eigen beheer], GB. |
Adriaan Morriën, Het vaderland. Amsterdam 1946, De Bezige Bij, GB. |
Guy de Maupassant, Hartsverhalen. Vertaald en ingeleid door Adriaan Morriën. Amsterdam [1947], Contact, Serie De Onsterfelijken, VB. (vert) |
Albert Camus, De vreemdeling. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam 1949, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Adriaan Morriën, Het boek in de samenleving. Toespraak gehouden op de boekenweekavond op 1 maart 1950 in de Amsterdamse grafische school. [Amsterdam] 1950, Amsterdamse grafische school, E. |
Adriaan Morriën, De Minnebrieven. In: Menno ter Braak e.a., Over Multatuli. Amsterdam 1950, G.A., van Oorschot, pp. 47-53, E. |
De vijftien vreugden van het huwelijk. Uit het Frans vertaald en ingeleid door Adriaan Morriën. 's-Gravenhage 1950, L.J.C. Boucher, V/E. (vert.) |
Adriaan Morriën, De muze op zee. Een bloemlezing van gedichten over de zee. Amsterdam 1951, Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, Bl. |
Adriaan Morriën, Een slordig mens. [Amsterdam] [1951], De Bezige Bij, VB. (opgenomen in Mens en engel) |
Hans Lodeizen, Het innerlijk behangen andere gedichten. [keuze, samengesteld door J.C. Bloem, J. Greshoff en A. Morriën] Amsterdam 1952, G.A. van Oorschot, Bl. |
Pierre Kemp, Een bloemlezing uit zijn kleine liederen. [samengesteld door Adriaan Morriën] Amsterdam 1953, G.A. van Oorschot, Bl. |
Adriaan Morriën, Op bezoek bij Albert Vigoleis Thelen. Amsterdam 1953, G.A van Oorschot, E. |
Armstrong Sperry, Mafater. Een jongen die moed had. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam [1953], Allert de Lange, R. (vert.) |
Jacques den Haan, Adriaan Morriën en Charles Boost, Goed geboekt. Een verzameling van schetsen, korte verhalen en tekeningen. [Amsterdam] [1954], Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels, Boekenweekgeschenk 1954, VB. |
Choderlos de Laclos, Gevaarlijk spel met de liefde. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam 1954, Em. Querido, R. (vert.) |
| |
| |
Adriaan Morriën, Vriendschap voor een boom. Amsterdam 1954, De Bezige Bij, GB. |
A. van Collem, Een bloemlezing uit zijn gedichten. [Samengesteld door Adriaan Morriën.] Amsterdam 1955, G.A. van Oorschot, Bl. |
Adriaan Morriën, Een bijzonder mooi been. Geïllustreerd door Jenny Dalenoord. Amsterdam 1955, De Bezige Bij, VB. |
Adriaan Morriën, De gruwelkamer van W.F. Hermans, of ik moet altijd gelijk hebben. Amsterdam [1955]. De Bezige Bij, E. |
Adriaan Morriën, Poëzie van nu. Amsterdam [1955], De Bezige Bij, Robijnenboekjes nr. 6, Bl. |
Adriaan Morriën, Kijken naar de wolken. Amsterdam 1956, De Bezige Bij, De literaire raat, 1e serie nr. 3, GB. |
Nederlandse liefdespoëzie. Bijeengebracht door Adriaan Morriën. Amsterdam [1956], De Bezige Bij, Robijnenboekjes nr. 15, Bl. |
Amsterdam. Foto's van E. van Moerkerken en enige anderen. Inleiding en onderschriften van Adriaan Morriën. Historische en statistische gegevens bijeengebracht door N.W. Mäkel. Amsterdam 1957, Scheltema & Holkema - H.J.W. Becht, [vertaald in het Duits, Engels, Frans en Spaans] [inleiding pp. 7-10], E. |
Guy de Maupassant, Yvette. Vertaald door Adriaan Morriën, Amsterdam 1957, Em. Querido, De Salamander, R. (vert.) |
Adriaan Morriën, Alissa en Adrienne. Amsterdam 1957, De Bezige Bij, N. (tweede druk 1980, Em. Querido, Salamander 506) (opgenomen in Cryptogram) |
Adriaan Morriën, De dichter en de vrouw. Haarlem [1957]. J.H. Gottmer, Bl. |
Erich Kästner, De school van dictators. Een komedie in negen taferelen. [Vertaald door Adriaan Morriën]. Amsterdam [1958], L.J. Veen, T. (vert.) |
Kinderen in de grote stad. Foto's van Oscar van Alphen. Tekst van Adriaan Morriën. 's-Gravenhage 1958, Oisterwijk, Fotoboek. |
Adriaan Morriën, Inleiding. In: Jacques den Haan, Still talking shop. Amsterdam 1958, De Bezige Bij, Literaire pocketserie 16, pp. 7-8, E. |
Adriaan Morriën, Voorwoord. In: Yrrahtioneel. Tekeningen van Yrrah. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, pp. 7-9, E. |
Beeldende poëzie 1. Amsterdam. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Eddy Posthuma de Boer. Leiden 1959, L. Stafleu, Bl. |
Beeldende poëzie 2. Nederland. Bijeengebracht, irigeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Eddy Posthuma de Boer. Leiden 1959, L. Stafleu, Bl. |
Beeldende poëzie 3. Vlaanderen. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Eddy Posthuma de Boer. Leiden 1959, L. Stafleu, Bl. |
| |
| |
Beeldende poëzie 4. De natuur. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieen voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Herman J. Hahndiek. Leiden 1959, L. Stafleu, Bl. |
Beeldende poëzie 5. Het kind. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Herman J. Hahndiek. Leiden 1959, L. Stafleu, Bl. |
P.C. Boutens, Een bloemlezing uit zijn gedichten. [Samengesteld door Adriaan Morriën.] Amsterdam 1959, G.A. van Oorschot, Bl. |
Adriaan Morriën, Concurreren met de sterren. Amsterdam 1959, G.A. van Oorschot, EB. |
Adriaan Morriën, Dromen kost geld. Rede uitgesproken op 30 jan. 1959 bij de uitreiking van de oorkonden, behorende bij de opdrachten en prijzen aan scheppende kunstenaars van de gemeente Amsterdam. [Amsterdam 1959], C.G.A. Corvey Papiergroothandel, E. |
Dromen met open ogen. Bloemlezing uit de Nederlandse poëzie. Samengesteld en ingeleid door Adriaan Morriën, Amsterdam [1959], De Kern, Bl. |
Voor wie dit leest. Proza en poëzie van 1920 tot heden. [Samengesteld door Adriaan Morriën.] Amsterdam 1959, Em. Querido, Salamander 29, Bl. (gedeeltelijk opgenomen in Al schrijvend) |
Beeldende poëzie 6. De vrouw. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieen voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Herman J. Hahndiek. Leiden 1960, L. Stafleu, Bl. |
Beeldende poëzie 7. De boer. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Jan en Rense Schaap. Leiden 1960, L. Stafleu, Bl. |
Beeldende poëzie 8. De Tijd. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Oscar van Alphen. Leiden 1960, L. Stafleu, Bl. |
Adriaan Morriën, Verzen van een vader. [Amsterdam 1960], De Bezige Bij, GB. (opgenomen in Cryptogram) |
Jean Anouilh, Becket of De eer van God. Vertaald door Adriaan Morriën, Amsterdam 1961, De Bezige Bij, Literaire pocketserie 55, T. (vert.) |
Beeldende poëzie 9. Het dier. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Jan en Rense Schaap. Leiden 1961, L. Stafleu & Zoon, Bl. |
Beeldende poëzie 10. Het werk. Bijeengebracht, ingeleid en van bio- en bibliografieën voorzien door Adriaan Morriën. Foto's Jan en Rense Schaap. Leiden 1961, L. Stafleu & Zoon, Bl. |
| |
| |
Maurice Druon, Koekoe met de groene duimen. Vertaald door Adriaan Morriën. Illustraties Jacqueline Duhème. Amsterdam [1961], C.P.J. van der Peet, R. (vert.) (herziene uitgave Haarlem 1986, Holland, illustraties Babs van Wely) |
Guy de Maupassant, Liefdesverhalen. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam 1961, Contact, VB. (vert.) |
Adriaan Morriën, Verzamelde gedichten. Amsterdam 1961, G.A. van Oorschot, GB. |
Max Frisch, Andorra. Toneelstuk in twaalf taferelen. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, Literaire pocketserie 92, T. (vert.) |
Adriaan Morriën, Moeders en zonen. Amsterdam 1962, De Bezige Bij, GB. |
Adriaan Morriën, Voorwoord. In: Jong Europa, proza van jonge auteurs. [Vertaald uit het Duits door Henk Muris.] 's-Gravenzande 1963, Europese bibliotheek, pp. 9-12, E. |
Heinrich Böll, Een slok aarde. Toneelstuk in drie bedrijven. Vertaald door Adriaan Morriën. Amsterdam 1964, Elsevier, T. (vert.) |
Adriaan Morriën, Mens en engel. Amsterdam 1964, De Bezige Bij, VB. (uitgebreide herdruk van Een slordig mens) |
Adriaan Morriën, Interviewverslag. In: Kunst en communicatie. Conferentieverslag met bijdragen van Pen, de Valk, van Leent e.a. Utrecht 1965, Bijleveld, Dr. E. Boekmanstichting publicatie 1, pp. 37-38, E. |
Robert Musil, Die Portugiesin. [Bearbeitet von Adriaan Morriën.] Amsterdam Meulenhoff, Cahiers voor letterkunde, Teksteditie. |
Guillaume Appolinaire, Poèmes et prose. Verzorgd door A. Morriën. Amsterdam 1967, J.M. Meulenhoff, Cahiers voor letterkunde voor het voortgezet onderwijs, Bl. |
Menno ter Braak, Reinaert op reis. Essays. Samengesteld door F. Balken en A Morriën. Amsterdam 1967, G.A. van Oorschot, Stoa-reeks, EB. |
Adriaan Morriën, Cryptogram. Amsterdam [1968], G.A. van Oorschot, EB/GB. (waarin onder meer opgenomen Alissa en Adrienne en Verzen van een vader; ten dele opgenomen in Plantage Muidergracht) |
Adriaan Morriën, Het gebruik van een wandspiegel. Gedichten, Amsterdam 1968, De Bezige Bij, Literaire reuzenpocket 253, GB. |
Adriaan Morriën, Het kind en zijn spel. ['s-Gravenhage 1968], [Farmec], Sinasprilessaysno. 5, E. |
Georges Sion, Zes steden, één Europa. [Vertaald door A. Morriën] Brussel [1968], Unie der hoofdsteden van de Europese Gemeenschap, E. (vert.) |
Guy de Maupassant, Vertellingen. Vertaald door Adriaan Morriën en C.J. Kelk. Ingeleid door Adriaan Morriën. Amsterdam (1969), Contact, VB. (vert.) |
Adriaan Morriën, Waarom ik geen Dante-specialist ben geworden. Een bijdrage tot het probleem van de besluitvorming. [Utrecht 1969], [Motion], Motion mini pockets 006, V. (opgenomen in Waarom ik geen Dante-specialist ben geworden, 1974) |
| |
| |
Pauline Réage, Het verhaal van O. Vertaling en nawoord van Adriaan Morriën. Amsterdam 1969, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Adriaan Morriën, Inleiding. In: Variaties op variaties. Door Loes van Galen, Loes van der Horst, Rik van Bentum en anderen. Amsterdam 1970, De Bezige Bij, pp. [5-6], E. |
Al schrijvend. Proza en poëzie van 1920 tot 1950. [Samengesteld door Adriaan Moriën.] Amsterdam 1971, Em. Querido, Salamander 305, Bl. (zesde, herziene druk van Voor wie dit leest) |
Adriaan Morriën, Nawoord. In: Jan Hanlo, Zonder geluk valt niemand van het dak. Amsterdam 1972, G.A. van Oorschot, pp. 119-125, E. |
Adriaan Morriën, Waarom ik geen Dante-specialist ben geworden. Verhalen. IJmuiden/Amsterdam 1974, Vermande Zonen/De Bezige Bij, Darpockets, VB. |
Adriaan Morriën, Lasterpraat. Amsterdam 1975, De Bezige Bij, Autobiografisch, (ten dele opgenomen in Plantage Muidergracht) |
Adriaan Morriën, Een mooi dik meisje zonder borsten. Met illustraties van Ton Hoogendoorn. Voorburg 1976, Zonnebol, GB. |
Adriaan Morriën, Inleiding. In: Jan Hanlo, Mijn benul. Amsterdam 1977, G.A. van Oorschot, pp. 5-20, E. |
Pauline Réage, Terug naar Roissy. Vertaald door Adriaan Morriën en Anna Tilroe. Amsterdam 1977, De Bezige Bij, R. (vert.) |
Frederica de Cesco, Pas op, daar komt Manuela!. Vertaald door Carla Berkhout en Adriaan Morriën. Antwerpen 1979, Lotus, Lotus junior, JR. (vert.) |
Sigmund Freud, Analyse van de fobie van een vijfjarige jongen (‘De kleine Hans’); Postscriptum bij de analyse van de kleine Hans. Ziektegeschiedenissen 1. Vertaald door Adriaan Morriën en Henk Mulder. [Inleiding door A. de Blécourt.] Meppel 1979, Boom, E. (vert.) |
Adriaan Morriën, Juni. Foto's Bart Brenneker e.a. Utrecht 1979, Het Spectrum, Serie Floroskoop, E/Bl. |
Sigmund Freud, Fragment van de analyse van een geval van hysterie (Dora); Verslag van een met de psychoanalytische theorie strijdig geval van paranoia; Over de psychogenese van een geval van homosexualiteit bij een vrouw. Ziektegeschiedenissen 2. Vertaald door Adriaan Morriën en Henk Mulder. [Inleiding door A. de Blécourt.] Meppel 1980, Boom, E. (vert.) |
Adriaan Morriën, Avond in een tuin. Amsterdam 1980, G.A. van Oorschot, GB. |
Sigmond Freud, Uit de geschiedenis van een kinderneurose (‘De wolvenman’). Ziektegeschiedenissen 3. Vertaald door Adriaan Morriën en Henk Mulder. [Inleiding door G.A. Ludee.] Meppel 1981, Boom, E. (vert.) |
Sigmond Freud, Psychopathische figuren op het toneel; De waan en de dromen in ‘Gravida’ van W.
|
| |
| |
Jensen: De Mozes van Michelangelo; Enkele karaktertypen uit de psychoanalytische praktijk. Cultuur en religie 1. Vertaald door Lucas Gabel, Adriaan Morriën, Henk Mulder en Robert Starke. [Inleiding door J.A. Groen.] Amsterdam/Meppel 1982, Boom, E. (vert.) |
Adriaan Morriën, Oogappel. Gedichten. Amsterdam 1986, De Bezige Bij, GB/Bl. |
Georg Christoph Lichtenberg, Donderslagen op muziek: een keuze uit de kladboeken van Georg Christoph Lichtenberg. Vertaald door Adriaan Morriën en Henk Mulder. Nawoord van Henk Mulder. Amsterdam 1987, G.A. van Oorschot, Bl. (vert.) |
Adriaan Morriën, Plantage Muidergracht. Amsterdam 1988, De Arbeiderspers, Privé-domein 145, Autobiografisch, (waarin opgenomen delen uit Cryptogram en Lasterpraat) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Menno ter Braak, Nieuwe poëzie. Het dichterlijke en de jeugd; de opvatting van Slauerhoff. In: Het Vaderland, 14-5-1939. (over Hartslag) |
Ed. Hoornik, Nieuwe poëzie: Adriaan Morriën. In: Groot Nederland, juni 1939, pp. 583-588. (over Hartslag) |
Henri Bruning, Adr. Morriën. In: Residentiebode, 2-9-1939. (over Hartslag) |
Bertus Aafjes, Kroniek van kunst en wetenschap. Over nieuwste poëzie. In: De Tijd, 5-6-1942. (over Landwind) |
Ed. Hoornik, Dichterschap en idee. In: Handelsblad, 1-8-1942. (over Landwind) |
Koos Schuur, Jonge dichters worden mondig. In: De Groene Amsterdammer, 14-7-1945. (algemeen) |
Pierre H. Dubois, Adriaan Morriën, een dichter van de aarde. In: Spectator, 24-8-1947. (over Het Vaderland) |
Anthonie Donker, Adriaan Morriën: Het Vaderland. In: Het Vrije Volk, 4-10-1947. (over Het Vaderland) |
Jan G. Elburg. De dichter als criticus. In: Het Woord, herfst 1947, pp. 136-147. |
G. Sötemann, Sonatine. In: Critisch bulletin, jrg. 15, 1948, pp. 247-252. (over Het Vaderland) |
N.N., Natuur in het binnenhuis. In: NRC, 15-9-1951. (over Een slordig mens) |
C.J.E. Dinaux, Spel met de mogelijkheden van het onmogelijke. In: Haarlemsche Courant, 22-9-1951. (over Een slordig mens) |
J. Greshoff, Vervelend boekje van Adriaan Morriën. In: Het Vaderland, 6-10-1951. (over Een slordig mens) |
H.A. Gomperts, Droefgeestig pleidooi voor het leven. In: Het Parool, 20-10-1951. (over Een slordig mens) |
S. Vestdijk, Dichterlijk prozaïst in vrouwelijke wereld. In: NRC, 1-2-1952. (over Een slordig mens) |
Jeanne van Schaik-Willing, Stillevens van mensen. In: Critisch Bulletin, jrg. 19, 1952, pp. 57-59. (over Een slordig mens). |
Pierre H. Dubois, Poëzie van Jac. van Hattum en Adriaan Morriën. In: Het Vaderland, 14-8-1954. (over Vriendschap voor een boom) |
H.A. Gomperts, Het pamflet als literair genre. In: Het Parool, 19-3-1955. (over De gruwelkamer van W.F. Hermans) |
Jacques Gans, Lawaai in letterland, Nonchalante notities van Jacques Gans. In: Haagse Post, 26-3-1955. (over De gruwelkamer van W.F. Hermans) |
Hans van Straten, Morriën ontdoet zich van zijn meester. In: Het Vrije Volk, 26-3-1955. (over De gruwelkamer van W.F. Hermans) |
H.A. Gomperts, Poëzie zonder dwang. In: Het Parool, 1-7-1955. (over Vriendschap voor een boom) |
C.J.E. Dinaux, Adriaan Morriën als antaeisch dichter. In: Haarlems Dagblad, 2-7-1955. (over Vriendschap voor een boom) |
Hendrik de Vries, Grensland van de humor. In: Haagsch Dagblad, 31-7-1955. (over Vriendschap voor een boom) |
Kees Fens, Verzen van Adriaan Morriën en Bert Voeten. In: De Linie, 8-12-1956. (over Kijken naar de wolken) |
Pierre H. Dubois, Enkele belangrijke verzenbundels. In: Het Vaderland, 22-12-1956. (over Kijken naarde wolken) |
Hendrik de Vries, Kijken naar de wolken. In: Haagsch Dagblad, 20-4-1957. |
Anne Wadman, Dichters eren hun dochters, twee overbodige reportages. In: Leeuwarder Courant, 30-11-1957. (over Alissa en Adrienne) |
J.H.W. Veenstra, Huisgezin en kosmos. In: Vrij Nederland, 4-1-1958. (over Alissa en Adrienne) |
J. Greshoff, Adriaan Morriën in strijdleger van de Naturisten. In: Het Vaderland, 15-2-1958. (over Alissa en Adrienne) |
Jos Panhuijsen, Adriaan Morriën: menselijk essay over kinderen en volwassenen. In: De Gelderlander, 4-4-1958. (over Alissa en Adrienne) |
| |
| |
C. Rijnsdorp, Vierkant van het aardse leven. In: Bezinning, jrg. 13, nr. 4, juli-augustus 1958, pp. 235-240. (over De dichter en de vrouw) |
J.H.W. Veenstra, Morriën bezielt de muze bij stergeflonker en onder de huiskamerlamp. In: Vrij Nederland, 23-4-1960. (over Concurreren met de sterren) |
Sybren Polet, In de eerste plaats mens en lezer, dan pas criticus. In: Het Vrije Volk, 18-6-1960. (over Concurreren met de sterren) |
A. Nuis, Jong en ouder. In: Vrij Nederland, 12-11-1960. (over Verzen van een vader) |
W.L.M.E. van Leeuwen, Adriaan Morriën. In: W.L.M.E. van Leeuwen, Nieuwe Romanciers, Zeist 1961, pp. 49-51. (over werk tot dan toe) |
J.A. Emmens, Verzen van een vader. In: Hollands Weekblad, 11-1-1961. (over Verzen van een vader) |
Jos Vandeloo, Vlaamse notitie. In: Kentering, jrg. 3, nr. 4, juli 1961, pp. 58-59. (over Voor wie dit leest) |
C.J. Kelk, Adriaan Morriën, Verzamelde gedichten. In: De Groene Amsterdammer, 12-8-1961. |
Kees Fens, ‘De hemel is te hoog voor deze liefde’. In: De Tijd-Maasbode, 26-8-1961. (over Verzamelde gedichten) |
Hans Warren, Nieuwe bundels van Jef Last, Anthonie Donker en Morriën. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 14-10-1961. (over Verzamelde gedichten) |
Martien J.G. de Jong, Echte poëzie en drukwerk. In: Elsevier, 18-11-1961. (over Verzamelde gedichten) |
Jos Panhuysen, In de gedichten van Adriaan Morriën eerder sprake van vriendschap dan van passie. In: De Gelderlander, 25-10-1962. (over Moeders en zonen) |
Ab Visser, Bijzondere liefdeslyriek van Adriaan Morriën. In: De Telegraaf, 9-11-1962. (over Moeders en zonen) |
Kees Fens, Adriaan Morriën: Moeders en zonen. In: De Tijd, 17-11-1962. |
Willem Frederik Hermans, Mandarijnen op zwavelzuur. Groningen 1963, pp. 104-107 en pp. 195-199. |
Gabriël Smit, Adriaan Morriën: knap schrijver van korte verhalen. In: De Volkskrant, 21-3-1964. (over Mens en engel) |
Kees Fens, Geuren en krampachtigheden, verhalen van Adriaan Morriën en Klaas de Wit. In: De Tijd-Maasbode, 11-4-1964. (over Mens en engel) |
K. Schippers, Mens en engel. In: De Groene Amsterdammer, 2-5-1964. (over Mens en engel) |
N.N., A. Morriën als verhalenschrijver. In: NRC, 16-5-1964. (over Mens en engel) |
C.J.E. Dinaux, Adriaan Morriëns bundel ‘Mens en engel’. In: Arnhemse Courant, 16-5-1964. |
Alfred Kossmann, Nieuwe en oude stukken in Morriëns Mens en engel. In: Het Vrije Volk, 5-9-1964. |
Alain Teister, Vier critici over twintig jaar kritiek. In: Vrij Nederland, 20-11-1965. (over Morriën als criticus) |
Martien J.G. de Jong, Erotisch perspectief In: Martien J.G. de Jong, Twintig poëziekritieken, Leiden 1966, pp. 24-29. (over Moeders en zonen) |
J. Bernlef, Poëzie van het kleine geluk. In: Algemeen Dagblad, 20-7-1968. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
C.J. Kelk, Criterium rudimentair. In: De Groene Amsterdammer, 3-8-1968. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
Cees Buddingh', Mijmeren in woorden. Adriaan Morriën: Het gebruik van een wandspiegel. In: Algemeen Dagblad, 24-8-1968. |
Kees Fens, Gedichten van Morriën. In: De Tijd, 7-9-1968. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
P. Berger, Adriaan Morriën met de spiegel in de hand. In: Het Vaderland, 20-9-1968. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
Rein Bloem, Erotische poëzie van Adriaan Morriën. Het gebruik van een wrange wandspiegel. In: Vrij Nederland, 26-10-1968. |
Hugo Brems, Koud, koel en halfwarm. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 114, nr. 1, januari 1969, pp. 64-66. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
| |
| |
Trino Flothuis, Adriaan Morriën: letterkunde is eigenlijk een knoeierig bedrijf. In: Haagse Post, 1-3-1969. (interview) |
Martien J.G. de Jong, Het mensonmogelijke van de poëzie. In: Kentering, jrg. 10, nr. 2, maart-april 1969, pp. 29-34. (over poëzie van Hartslag tot en met Het gebruik van een wandspiegel) |
Adriaan van der Veen, Sublieme roddel over het literaire leven. In: NRC, 18-1-1969. (over Cryptogram) |
Pierre H. Dubois, Schrijven over literatuur. In: Het Vaderland, 15-2-1969. (over Cryptogram) |
R.L.K. Fokkema, Stevige passen op de plaats. In: Trouw, 3-5-1969. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
Gerrit Krol, Poëzie m.b.v. kracht. In: Algemeen Handelsblad, 3-5-1969. (over Het gebruik van een wandspiegel) |
Anne Wadman, Kwartiertjes met Adriaan Morriën. In: Leeuwarder Courant, 17-5-1969. (over Cryptogram) |
Martien J.G. de Jong, Het spel van de hartslag. Adriaan Morriën, dertigjaar later. In: Elsevier, 19-7-1969. (over hele werk tot dan toe) |
Hans Warren, Op de heel korte baan. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 23-8-1969. (over Cryptogram) |
Martin Ros, Adriaan Morriën geeft zich bloot. In: NRC Handelsblad, 21-2-1975. (over Lasterpraat) |
Alfred Kossmann, Lasterpraat van Adriaan Morriën. In: Het Vrije Volk, 1-3-1975. |
H[ans] v[an] S[traten], Wat uit de la van een schrijver te voorschijn kwam. In: Utrechts Nieuwsblad, 1-3-1975. (over Lasterpraat) |
Paul van 't Veer, Anti boekenweekgeschenk. In: Het Parool, 1-3-1975. (over Lasterpraat) |
Hans Warren, De ‘lasterpraat’ van Adriaan Morriën. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-3-1975. |
Carel Peeters, Adriaan Morriën, ‘De lente heeft op mij nooit verstompend gewerkt’. In: Vrij Nederland, 29-3-1975. (interview) |
N.N., Morriën's ‘Lasterpraat’ voor en achter het naakt. In: Haagsche Courant, 1-4-1975. (over Lasterpraat) |
Pierre H. Dubois, Dichters in het literaire bedrijf In: Het Vaderland, 5-4-1975. (over Lasterpraat) |
Ab Visser, Roddel is geen laster. In: Leeuwarder Courant, 12-4-1975. (over Lasterpraat) |
Jos Panhuijsen, Adriaan Morriën helemaal bloot. In: Het Binnenhof, 24-5-1975. (over Lasterpraat) |
Karel Soudijn, Met beschaafde distantie. In: NRC Handelsblad, 9-1-1981. (over Avond in een tuin) |
Pierre H. Dubois, Spanning en afstand in poëzie van Judith Herzberg en Adriaan Morriën. In: Het Vaderland, 24-1-1981. (over Avond in een tuin) |
Rob Schouten, Ceterum censeo. In: Maatstaf, jrg. 29, nr. 2, februari 1981, pp. 82-83. (over Avond in een tuin) |
Wam de Moor, Poëzie van De Coninck en Morriën. ‘Een gedicht moet iets zijn dat voor iedereen geldt’. In: De Tijd, 17-4-1981. (over Avond in een tuin) |
Herman de Coninck, Adriaan Morriën: gewone wonderen. In: Tirade, jrg. 25, nr. 267, juni 1981, pp. 391-399. (over Avond in een tuin) |
Rob Molin, ‘Ik beschouw mijn leven als een arbeidsveld waarvan de raadselen mij nog altijd geweldig interesseren.’ In: Bzzlletin, jrg. 10, nr. 96, mei 1982, pp. 15-22. (interview) |
Theun de Winter, Dichter Adriaan Morriën (70): ‘Het is een heel moeilijke oefening om te leren sterven’. In: Haagse Post, 19-6-1982. (interview) |
Max Pam, ‘Freud, de hele Freud en niets dan Freud’. In: Vrij Nederland, 4-2-1984. (over Freud-vertaling) |
Paul Aalbers, Gesprekken met Adriaan Morriën over W.F. Hermans. In: Maatstaf, jrg. 33, nr. 5, mei 1985, pp. 2-11. |
Adriaan Morriën, Vergroting van mijn innerlijke ruimte. In: Vrij Nederland, 7-9-1985. (over verwantschap, invloeden) |
Hanneke Eggels, Recenseren is cryptogram- |
| |
| |
men oplossen. In: Bzzlletin, jrg. 14, nr. 136, mei 1986, pp. 3-8. (interview) |
Cees Veltman, De dood is het volmaakte tijdverdrijf. In: HN-magazine, 5-7-1986. (interview) |
Matthijs van Nieuwkerk, Adriaan Morriën (75) heeft vaste plannen voor nog zeker vijf boeken. In: Het Parool, 26-6-1987. (interview) |
Guus Vleugel, Dorpse dandy. In: HP, 10-9-1988. (interview naar aanleiding van Plantage Muidergracht) |
33 Kritisch lit. lex.
mei 1989
|
|