| |
| |
| |
Marcel Möring
door Ernst Jan Rozendaal
1. Biografie
Marcel Gerard Möring is op 5 september 1957 in Enschede geboren in wat hij zelf omschrijft als een ‘upper middle class’-milieu. Zijn vader is dan directeur, later zelfstandig bedrijfsadviseur. Hoewel zijn moeder joods is, doet het gezin weinig aan het geloof. Alleen de traditionele feesten worden gevierd. Toch ontwikkelt Marcel Möring al vroeg een grote belangstelling voor het Oude Testament en andere joodse, religieuze teksten. In Enschede volgt hij de Montessorischool, totdat zijn ouders in 1970 naar Assen verhuizen. Daar doorloopt hij de mavo en de havo. Na drie weken pedagogische academie en twee jaar MO-Nederlands houdt hij het leren voor gezien en wijdt hij zich volledig aan het oefenen van zijn literaire vaardigheden, iets waarmee hij al op zijn dertiende was begonnen. Om in zijn onderhoud te voorzien heeft hij allerlei losse baantjes. Hij is onder meer archivaris bij de oliemaatschappij NAM, ober en aardappelcontroleur.
Tussen 1980 en 1984 schrijft Möring over theater en beeldende kunst voor de Drents-Groningse Persbladen. In 1989 werkt hij mee aan de filmdocumentaire Een behoorlijke kille, over de geschiedenis van de joodse gemeenschap in Assen. Sinds 1991 schrijft hij incidenteel essays en kritieken voor NRC Handelsblad en Algemeen Dagblad. Ook verschijnen verhalen en essays in Esquire, Optima, Raster, Bzzlletin en Vrij Nederland. Zijn debuutroman, Mendels erfenis (1990), is in 1991 bekroond met de Geertjan Lubberhuizenprijs en in 1993 wordt hem de AKO-literatuurprijs toegekend voor de roman Het grote verlangen. In 1996 ontvangt Möring de Anjerfonds-Anna Blamanprijs voor literatoren
| |
| |
die nauwe banden hebben met het Rijnmondgebied. Ook In Babylon, zijn derde roman, valt in de prijzen. In 1998 krijgt de schrijver daarvoor zowel de Gouden Uil als de Jonge Gouden Uil. Mörings werk is vertaald in het Engels, Frans, Duits, Japans, Hebreeuws en verschillende Scandinavische talen.
Marcel Möring woont sinds 1988 met zijn vriendin en twee kinderen in Rotterdam. Hij heeft een eigen website: www.marcelmoring.com.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Visie op de wereld / Kunstopvatting
De wereld valt niet te verbeteren, maar desondanks moet je het proberen. Dat betoogde. Marcel Möring in een van zijn eerste interviews, vlak voor hij de Geertjan Lubberhuizen prijs in ontvangst nam, en in vrijwel letterlijke bewoordingen betoogde hij dat ruim twee jaar later, vlak voordat hij de AKO-literatuurprijs won, nog steeds. De oude ideologieën - communisme, socialisme - bestaan niet meer, traditionele waarden als God, gezin en kerk hebben afgedaan; wat overblijft is consumeren. ‘De verandering zal in het individu moeten plaatsvinden’, denkt Möring. ‘Of iedereen wordt een messias, of niemand, of te weinig mensen worden het en dan lukt het niet. Ik vind dat je je zo moet opstellen, maar ik ben realist genoeg om te denken dat het er niet in zit.’ De consequentie voor een schrijver is niet dat hij terugkeert naar het ouderwetse engagement, maar wel dat hij de verantwoordelijkheid neemt te onderzoeken wat de normen en waarden zijn in de wereld waarin hij leeft. Elke roman is zodoende een zoektocht, een exodus gevolgd door een odyssee, omdat het menselijk leven eveneens een zoektocht is: ‘Je gaat het huis van je ouders uit en vervolgens ben je wel op weg, maar eigenlijk op weg terug, en je kunt niet terug, hooguit in de herinnering. Ik ben bang dat ik daarover blijf schrijven.’
| |
Thematiek
De hoofdpersoon van Mörings debuutroman Mendels erfenis, Mendel Adenauer, zoekt naar een manier om de wereld beter te maken. Zijn achternaam verwijst naar de ‘Heer der Werelden’ (Adonai) en net als Jezus lijkt hij te zijn geboren zonder dat er ooit een vader aan te pas kwam. ‘U denkt zo ongeveer dat u de messias bent, of niet?’, vraagt een psychiater geërgerd, nadat Mendel hem heeft uitgelegd dat elk mens de plicht heeft onder elk onrecht te lijden. ‘Men moet alle pijn voelen, alle armoe, alle leed, alle ongeluk. Alleen zo wordt de wereld beter.’ Een visie die aansluit op Mörings hierboven geciteerde woorden, maar zonder de nuance dat een dergelijke opstelling waarschijnlijk niets uithaalt.
Mendels messianisme en zijn gedachten over God en de wereld zijn sterk verbonden met zijn joodse afkomst. Die botst
| |
| |
hevig met de christelijke, westerse beschaving - in religieus opzicht en in maatschappelijk opzicht. Mendel verwijt de psychiater, en met hem alle christenen, het joodse geloofgoed te hebben ingepikt en vervormd. De joden zijn beroofd, vermoord en verminkt, in de geschiedenis zijn de voorbeelden makkelijk aan te wijzen. Mendels grootouders en zijn moeder hebben in Duitse concentratiekampen gezeten en bij terugkomst in het provinciestadje zijn ze niet meer welkom. Voor Mendels grootvader is dat een bevestiging dat het braakland tussen de christelijke en joodse cultuur, dat voor de oorlog begaanbaar leek, nooit zal worden overgestoken.
Dit is de erfenis waarmee Mendel rondloopt en zijn psychische ontreddering doet hem langzamerhand het contact met de wereld verliezen. Eenzaamheid is dan ook het belangrijkste thema van Mendels erfenis. ‘Als autisme een ideologie was, zou dat de enige zijn waarvoor ik wilde vechten’, zegt Mendel. Möring heeft bij herhaling aangegeven dat in het gedrag van zijn personages de opvatting van Sartre dat de mens altijd volslagen alleen is, een confrontatie aangaat met die van Levinas dat je alleen aan het gezicht van de ander kunt ontlenen wie of wat je bent. In de roman is Anna van Twickel tot Dinkeloo de ander. Zij lijkt de enige te zijn die Mendel uit zijn isolement kan verlossen. Beiden zijn ze uitgestotenen, maar eveneens tegenpolen. Hij draagt zijn joodse geschiedenis als een last met zich mee, zij komt uit een familie van textielfabrikanten die tot voor kort de streek domineerde en die fout was in de oorlog. Hun toenadering bezwij kt uiteindelijk onder het gewicht van de geschiedenis.
‘De geschiedenis is een herinnering’ heet het in Mendels erfenis en om de herinnering draait alles in Het grote verlangen. Hoe verschillend deze twee boeken mogen zijn in stijl en compositie, thematisch sluiten ze nauw op elkaar aan. Alleen religie en jodendom spelen in de tweede roman nauwelijks een rol, wat niet verwonderlijk is, omdat de herinnering in Het grote verlangen niet verder teruggaat dan de vroegste jeugd van de hoofdpersonen, de drie wezen Raph, Liza en Sam van Dijk. Droeg Mendel de last van een collectief verleden, Sam van Dijk is op zoek naar zijn persoonlijke verleden. Hij herinnert zich niets
| |
| |
van vóór zijn twaalfde jaar, toen zijn ouders bij een auto-ongeluk om het leven kwamen. Alles wat hij van het verleden weet, is hem door zijn zus verteld. Möring belicht de herinnering in Het grote verlangen van verschillende kanten, zoals hij trouwens doet met alle thema's in het boek. Sam wordt heen en weer geslingerd tussen de wil om te vergeten, hem ingegeven door zijn zus, en het verlangen om te herinneren. Dat de herinnering in elk opzicht een onbetrouwbaar proces is, blijkt uit de ontknoping, die onthult dat juist Sam als enige het traumatische ongeluk met eigen ogen heeft gezien. Met het ongeluk raken Sam, Liza en Raph niet alleen hun jeugd, maar ook elkaar kwijt. Sam ‘besluit’ van zijn broer en zus te houden, wanneer hij ze terugvindt, maar hij zoekt ook een andere vorm van liefde. Om zich heen ziet hij allerlei varianten - seks, compassie - maar de liefde blijft hem onthouden, en daarmee een werkelijke toenadering tot andere mensen. Net als Mendels erfenis ontpopt Het grote verlangen zich desondanks in veel opzichten als een liefdesgeschiedenis.
In zijn werk doet Möring duidelijk pogingen een tijdsbeeld te schetsen, iets wat hij ook bij zijn generatiegenoten waarneemt: ‘Wij zijn bezig het beeld te verversen, te laten zien hoe de wereld er nu uitziet en wat voor gevolgen dat heeft voor het denken en handelen van mensen.’ Mendel leeft in een onvolledig gezin dat ondanks veel tegenslagen toch gelukkig is. Sam beweegt zich in een grootstedelijke wereld van beton en verval, buitenwijken die verdacht veel lijken op industrieterreinen in Amsterdam en Rotterdam en die in het boek voor een apocalyptische sfeer zorgen.
Niet alleen de alledaagse omgeving, ook personen en gebeurtenissen krijgen in de roman vaak mythologische proporties. Toespelingen op het bijbelboek Exodus en op de Odyssee vinden een weerspiegeling in de zwerftocht van Raph en Sam op zoek naar hun jeugd en in de parabel van de man die alles vergat. De moraal van dit verhaal, dat de roman in een notedop samenvat, is volgens Anthony Mertens ‘dat iemand het belangrijkste in zijn leven zoekt en pas vindt als hij het is kwijtgeraakt. Er is een besef van verlies nodig, van een onstilbaar verlangen om in beweging te komen, oog te krijgen voor onbekende le- | |
| |
vens, voor andere manieren van leven.’ Een zoektocht dus naar de waarden en normen van de hedendaagse wereld.
| |
Techniek
Net als het voorlaatste hoofdstuk, ‘De Man Die Alles Vergat’, presenteert ook het eerste, ‘Alles weet ik nog’, in een gecondenseerde vorm de belangrijkste thema's en motieven van Het grote verlangen. Door niet te veel te onthullen bouwt Möring spanning op, een cyclische structuur brengt hij aan door verwijzingen en weerspiegelingen. Toch is zijn boek geen gesloten systeem, hij aarzelt niet hier en daar bewust losse eindjes te laten bungelen.
In Mendels erfenis valt op hoe verschillende tijdlagen tegelijkertijd vloeiend en ruw in elkaar overgaan. ‘Heden en verleden, droom en werkelijkheid vloeien in elkaar over om de psychische ontreddering van Mendel te accentueren’, aldus Gertjan Vincent. De sprongen in de tijd overvallen ook de lezer, doordat ze met vloeiende overgangszinnen goed zijn verborgen en typografisch niet opvallen.
| |
Stijl / Ontwikkeling
Möring bedient zich van een heldere en beeldende stijl, die zich in Mendels erfenis wat weerbarstiger en afgemetener voordoet danin Het grote verlangen, voornamelijk vanwege de associatieve en plechtstatige manier van denken die Mendel Adenauer eigenisende ritmeverstoringen die worden veroorzaakt door de harde montage van de tekst. Volgens Janet Luis geeft Het grote verlangen blijk van een toegenomen vormbeheersing, onder meer door de soepele zinsbouw en grotere toegankelijkheid. Het signaleren van een ontwikkeling in Mörings kleine oeuvre lijkt vooralsnog echter zinloos, omdat hij jarenlang vrijwel gelijktijdig aan beide boeken heeft gewerkt. Veeleer kan worden opgemerkt dat hij beschikt over een breed register van stijlen die hij naar believen weet aan te wenden.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel het niet moeilijk is locaties en gebeurtenissen uit zijn leven in zijn romans terug te vinden, is het werk van Marcel Möring beslist niet autobiografisch te noemen. Hij tracht juist een eigen romanwereld te creëren, met autonome personages.
| |
Traditie / Techniek
‘Ik wil bewust werken met de implicaties die opstijgen uit het Oude Testament. Ik geloof dat die dingen uiteindelijk meer beklijven dan stromingen die later zijn opgekomen en als een soort vervanging zouden moeten dienen’, aldus Möring in een
| |
| |
interview in De Groene Amsterdammer. Daarmee geeft hij aan dat zijn werk stevig wortelt in joodse religieuze teksten als Thora, Talmoed en Midrasj. Niet alleen ontleent hij materiaal aan deze teksten, ook zijn verhalende manier van vertellen vindt hierin haar oorsprong. Dat is ook het geval in de grote roman die hij vijf jaar later publiceert, In Babylon (1997). Nathan Hollander, de hoofdpersoon van de roman, is een sprookjesschrijver die aan de hand van zijn betovergrootoom Chaïm en diens neef Magnus door een ‘woud van verhalen’ reist. ‘De enige manier om de wereld te begrijpen is door een verhaal te vertellen’, aldus Magnus. ‘De wetenschap brengt alleen kennis van de werking der dingen. Verhalen brengen begrip.’ In de inleiding van de door hem samengestelde bloemlezing Het derde testament (1995) geeft Möring aan dat hij, net als veel schrijvers van joodse afkomst, in de oudtestamentische traditie staat van het vertellend begrijpen, waarbij in verhalen vragen worden behandeld als: wie zijn wij, waar komen wij vandaan, waar gaan wij heen, waarom is dit zo, hoe dienen wij te handelen?
| |
Kunstopvatting
In Naakt en namaak in de literatuur, de Kellendonklezing van 1999, Möring tekeer tegen de toegenomen neiging van lezers, recensenten en wetenschappers (vooral de literatuursociologen krijgen er van langs) om het ware, het werkelijke en het echte te zien in wat de schrijver als pure fictie presenteert. ‘Dat is gevaarlijk’, aldus Möring in zijn rede. ‘De neiging om een roman niet meer als een tekst op zich te zien, maar als een verschijnsel dat in een context staat van maatschappij, actualiteit en persoonlijkheid, leidt uiteindelijk tot de veroordeling van boeken vanwege die “gevonden” raakpunten. Literatuur heeft niet een afbeelding van de werkelijkheid als doel, maar het zoeken naar de vormgeving van vragen over die werkelijkheid. Literatuur is de onzekerheid over de werkelijkheid, het ambigue en niet het duidelijke.’
| |
Ontwikkeling
Voor het ontwikkelen van de suggestieve en beeldende stijl waarin de meeslepende roman In Babylon is geschreven, heeft Möring bewust de tijd genomen. ‘Ik probeer met elk boek een stap te doen in mijn ontwikkeling’, zegt hij in een interview door Aleid Truijens (1997). ‘Niet alleen het onderwerp, ook de stijl is in mijn drie romans totaal verschillend. Mendels erfenis,
| |
| |
mijn eerste roman, is heel poëtisch geschreven, Het grote verlangen is een stadse roman, rood movie-achtig, en dit boek is episch, met een klassiek verhalende toon, afgewisseld met luchtige passages.’
| |
Thematiek
‘Trees have roots. Jews have legs.’ Het motto van Isaac Deutscher dat Möring aan In Babylon meegeeft, bewijst dat zijn thematiek, ondanks een geheel andere vertelvorm, niet wezenlijk verandert. Opnieuw is er sprake van een exodus en een odyssee, opnieuw spelen eenzaamheid, herinnering en verval een cruciale rol. Nathan Hollander is de laatste mannelijke vertegenwoordiger van het joodse geslacht Levie, een familie van klokkenmakers en reizigers. Vanuit Polen zijn ze in de loop der eeuwen via Duitsland en Nederland westwaarts getrokken, naar New York. Nathan Hollander is de belichaming van de Wandelende Jood. Hij heeft geen vaste plek en hij heeft geen vaste metgezel. ‘Ik ben een verstekeling’, constateert hij op de laatste bladzijde van de roman. ‘Ik ben alleen gekomen, ik ga alleen weer weg.’
Nathan is de tegenpool van Sam van Dijk uit Het grote verlangen die zich zijn verleden niet kan herinneren. Als kind heeft hij in zijn hoofd Brueghels ‘Toren van Babel’ nagebouwd. Tot in details heeft hij het beeld in zich opgenomen en hij heeft gemerkt dat hij zijn geheugen kon vergroten door herinneringen in de verschillende kamers en op de verschillende verdiepingen op te slaan, waardoor hij een ‘mnemonisch’ wonder is geworden. Net als Mendel sjouwt hij een geschiedenis van eeuwen met zich mee.
Mendel, Sam en de wat oudere sprookjesschrijver Nathan (60) zijn allen wezen, ze staan aan een eindpunt in de tijd. Mendel zoekt zijn plek in het bestaan na het overlijden van zijn moeder en grootouders, Sam worstelt met het gat dat in zijn geheugen is geslagen toen zijn ouders verongelukten en Nathan schrijft de biografie van zijn kort tevoren overleden oom Herman en daarmee de geschiedenis van het geslacht Hollander. Oom Herman heeft Nathan zijn huis ergens in het oosten van Nederland beloofd in ruil voor het schrijven van zijn biografie.
Met zijn nichtje en literair agente Nina raakt Nathan door een sneeuwstorm vijf dagen opgesloten in het mysterieuze huis,
| |
| |
waar ze het manuscript van de tot familiekroniek uitgegroeide biografie wilden doornemen. Iemand heeft er een ruime voorraad levensmiddelen aangelegd en de trap is gebarricadeerd met antieke meubels. Nathan en Nina banen zich een weg naar boven door de meubels kapot te slaan en op te stoken, waarbij ze verschillende keren op een val stuiten: een kantelende piano, een op de band opgenomen stem die Nathan bij naam roept en een naar zijn beeltenis gemaakte pop. Het blijft onduidelijk wie de macabere verrassingen heeft voorbereid: Nathans broer Zeno, een messiasachtige figuur die dertig jaar eerder spoorloos verdween, diens vermoedelijke dochter Nina, of iemand anders?
De verwikkelingen in het huis op de heuvel worden telkens onderbroken door familieverhalen, exemplarische sprookjes, dromen, herinneringen en geestverschijningen. Zo wordt het verhaal van Nathan het verhaal van de familie Hollander en dat is het verhaal van de Toren van Babel, ofwel de mensheid. Het eindigt onvermijdelijk met een ineenstorting. Voor dat principe hanteert oom Herman de term entropie: ‘Hoe verder we onze maatschappij ontwikkelen, hoe fijnzinniger het systeem wordt, hoe geavanceerder en subtieler de organisatie, hoe groter de beheersproblemen en, dus, hoe groter de entropie. We neigen naar verbetering van de wereld, onszelf, de manier waarop we de dingen organiseren, en daardoor verliezen we steeds meer greep op de dingen.’ De boodschap van In Babylon is dezelfde als die van het twee jaar eerder zelfstandig gepubliceerde verhaal Bederf is de weg van alle vlees (1995): het verval zit in de schepping ingebakken. Volgens Möring is In Babylon een metafoor voor het menselijk streven. ‘Het begint allemaal heel overzichtelijk, maar gaandeweg wordt het steeds chaotischer, totdat het geheel uiteindelijk instort. Daarna resten alleen nog maar optrekkende stofwolken.’
De novelle Modelvliegen (2000) is, in de woorden van criticus Hans Goedkoop, een echte Möring, omdat het daarin opnieuw draait om ‘ontwortelde, vaak naoorlogs joodse, personages. Mensen die beseffen dat ze een voorbije geschiedenis vertegenwoordigen - verstekelingen in het heden, buiten de orde, opgesloten in hun eigen dromen en gedachten. Hun isolement is on- | |
| |
herroepelijk, ze kunnen enkel hopen dat daar in hun wereld een soort vrijplaats voor te vinden is.’
Hoewel deze zware thematiek in Modelvliegen wel wordt aangeroerd, is de novelle lichtvoetig van toon. Het verhaal wordt verteld door David. Zijn vader Philip is aan het begin van de Tweede Wereldoorlog uit Nederland ontsnapt met een zweefvliegtuig. Hij wordt piloot bij de RAF en na de oorlog besproeit hij akkers. Nadat hij bij een crash gewond is geraakt, wordt hij verzorgd door de verpleegster Julia, met wie hij later trouwt. Als David twaalf is, heeft zijn vader geen werk en zijn moeder is net ontslagen. Toch lijkt het gezin gelukkig met het in elkaar zetten en schilderen van modelvliegtuigjes voor de poppendokter boven wiens winkel ze wonen. David blijkt een wonderbaarlijke kok, die zichzelf gerechten heeft leren klaarmaken door kookboeken te lezen. Hij wordt onder zijn hoede genomen door Humbert Coe, een oude vriend van Philip, die inmiddels culinair journalist is geworden. Zijn intrede in het verhaal doet spoken uit het verleden herleven. De relatie tussen Davids ouders blijkt niet zo idyllisch als aanvankelijk geschetst.
In Modelvliegen draait alles om de verbeelding. Het geraffineerde, sprookjesachtige verhaal is het product van Mörings verbeelding, in het verhaal is de verbeelding voor de personages het middel om aan de wereld te ontsnappen.
| |
Techniek
In Babylon verenigt elementen in zich van sprookjes en mythologische vertellingen, een thriller, een familiegeschiedenis en een historische roman. Het is een ‘wolk van verhalen’, aldus Möring in het interview met Aleid Truijens, en als zodanig zijn meest ambitieuze schepping tot dan toe. Bij het componeren ervan heeft de schrijver ‘hartstochtelijk’ gebruikgemaakt van het internet. In het essay ‘Het geloof van de schrijver’ (1997) stelt hij: ‘Zonder Computer en Net zou ik mijn laatste boek niet in vijf jaar geschreven hebben. Dan had het zeker een jaar of twee langer geduurd.’ Het boek heeft een voor velen onbevredigend einde, omdat opgeworpen vragen niet worden beantwoord en sommige verhaallijnen doodlopen. De vorm illustreert de thematiek. Een complexe orde verkeert in wanorde, het eindresultaat is chaos. In de woorden van Nathan: ‘Het leven is alsof je in een augustusnacht naar de vallende sterren
| |
| |
kijkt. Ze duiken op uit het niets, trekken een spoor van licht door het donker en verdwijnen dan weer. Onze verhalen suggereren altijd dat je een gebeurtenis van het begin tot het einde meemaakt, maar wat we zien is dat korte oplichtende spoor. Wat daarvoor gebeurde, en daarna, dat weten we niet.’
In Modelvliegen doet Möring in korter bestek precies hetzelfde. De ene scène volgt de andere op, zonder dat een verband duidelijk wordt. Motieven als vliegen en koken vormen de verbindende schakels, het verhaal lijkt kop noch staart te hebben. In een interview in Vrij Nederland merkt de schrijver daarover op: ‘Een boek of een verhaal is voor mij altijd maar een deel van het grote verhaal. Volgens de klassieke wetten moet je alle verhalen helemaal afmaken, maar ik koester de losse draadjes. Die zijn een wezenlijk onderdeel van mijn weefsel.’
Sprookjesschrijver Nathan verkondigt in In Babylon: ‘We proberen aan de hand van die onaffe verhalen de wereld te begrijpen.’ Volgens Hans Goedkoop streeft Möring in Modelvliegen naar het hoogste van de hele literatuur: ‘een verhaal schrijven dat niet op maar tussen de regels staat en dus pas in je hoofd gestalte krijgt.’ Hij zet de lezer ertoe aan zijn eigen verbeelding te gebruiken, waarmee de romanvorm opnieuw de thematiek illustreert. Over de vraag of verhalen ook echt levensvragen oplossen is David duidelijker dan Nathan, als hij aan het slot van de novelle opmerkt: ‘Sprookjes zijn er niet om vragen te beantwoorden.’
| |
Traditie / Verwantschap
Mendels eenzaamheid en - in de woorden van Carel Peeters - ‘naar binnen geslagen verbijstering’ doen evenals de spookachtige Chaïm en Magnus denken aan de hoofdpersonen in het werk van Samuel Beckett. James Joyce is een even grote inspirator, zoals onder meer blijkt uit de compositie van de romans en het gebruik van de stream-of-consciousnessachtige techniek in Mendels erfenis en in het eerste hoofdstuk van Het grote verlangen. Tegen Elisabeth Lockhorn zei Möring: ‘Joyce is voor mij een soort Rath & Doodeheefver-boek: daar staan alle behangstaaltjes in. Mijn eerste reactie toen ik op mijn vijftiende Ulysses las, was: dit kan je dus allemaal doen. Niets is verboden.’ Thema's als de herinnering en de joodse identiteit verbinden Mörings werk met dat van hedendaagse schrijvers als Patrick
| |
| |
Modiano en Paul Auster. Möring streeft ernaar de verteltraditie te vernieuwen en zondigt al doende tegen literaire wetten die van verhalen een innerlijke logica eisen. Daarin doet zich niet alleen de invloed van Joyce gelden, hij is in dit opzicht ook op één lijn te plaatsen met tijdgenoten als Peter Hoeg en - alweer - Paul Auster.
Carel Peeters onderscheidt in zijn essaybundel Echte kennis (1992) een nieuwe generatie Nederlandse auteurs die naast de verbeelding ook de filosofie hoog in het vaandel voeren. Hij noemt in dat verband Möring samen met Marja Brouwers, M. Februari, Bas Heijne, Dirk van Weelden, Eric de Kuyper en Connie Palmen. De auteurs zouden allen gebruik hebben gemaakt van een omslag in het literaire klimaat die is bewerkstelligd door Frans Kellendonk en Oek de Jong. Möring heeft herhaaldelijk erkend dat Kellendonk en De Jong - door zich in hun romans als eersten weer in volle ernst over filosofische en morele kwesties te buigen - in zekere zin zijn pad hebben geëffend. Zowel in de Abel Herzberglezing van 1996 als in de Kellendonklezing van 1999 haakt Möring in op het gedachtegoed van Kellendonk.
Volgens Annemiek Neefjes is de roman In Babylon een van de uitingen van een nieuw verschijnsel in de Nederlandse literatuur, namelijk dat de vertelkunst alle ruimte krijgt, over grenzen van tijd en plaats heen, associatief en niet chronologisch, vol sprookjesachtige en magische elementen. De schrijver is ‘uit het hol van de introspectieve en zelfreflexieve literatuur gekropen.’ Het ‘nieuwe vertellen’ krijgt naar haar mening overigens beter gestalte in boeken van Margriet de Moor, Dirk van Weelden, Peter Verhelst, Monika van Paemel en Kader Abdolah.
| |
Kritiek
Mendels erfenis is door de critici vrijwel zonder uitzondering positief ontvangen. Jessica Durlacher karakteriseerde het boek in de Volkskrant als een ‘dramatische, maar briljante metafoor voor een psychische na-oorlogse werkelijkheid’ en T. van Deel noemde Möring in Trouw ‘een uitstekend schrijver’ en ‘een debutant van de eerste orde’. Na een dergelijke ontvangst stond het merendeel van de recensies van Het grote verlangen bijna vanzelfsprekend in het teken van de vraag of Möring de hooggespannen verwachtingen die zijn debuut had gewekt, waar wist
| |
| |
te maken. Volgens Robert Anker en Jaap Goedegebuure niet De laatste vond het boek moraliserend en sprak zelfs van ‘eendimensionale fatsoenshengsterij’. De meeste critici toonden zich daarentegen enthousiast. Michaël Zeeman aarzelde niet Möring tot de aanvoerder van zijn generatie uit te roepen: ‘Dat is wat Mörings werk in vergelijking met zijn generatiegenoten zo bijzonder maakt: anders dan het hunne is het geen ambitie een hedendaagse of filosofische roman te schrijven, maar is het er een.’ De verschijning van In Babylon doet het Nederlandse recensentenbestand uiteenvallen in uitgesproken tegenstanders en bewonderaars van Möring. Doeschka Meijsing en Hans Goedkoop noemen de roman een ‘meesterstuk’ en Rob Schouten spreekt van ‘een prachtig en rijk boek, een parel van verbeelding tussen zoveel boeken van flauwe realisten en monomanen’. Marc Reugebrink ergert zich daarentegen aan het ‘eindeloos theoretiseren’ van Möring waardoor In Babylon een ‘avondcursus in romanvermomming’ zou zijn geworden. Arjan Peters, Hans Warren en Robert Anker hebben moeite met de ‘ongeloofwaardigheid’ en ‘suggestieve vaagheid’ van het boek en uiten dat bijna kwaadaardig. Hardhandig lijken deze critici het beeld te willen corrigeren dat Möring de belangrijkste schrijver is die zich in de jaren negentig in Nederland heeft aangediend. Anker: ‘Ik wil dit strenge oordeel hier vellen omdat Marcel Möring door velen als een belangrijk schrijver wordt beschouwd, een misverstand dat mijns inziens is gewekt door de toekenning van de AKO-prijs voor zijn vorige boek [...] en door zijn betoverende taalvermogen, dat gemakkelijk zand in de ogen strooit, het zand van Klaas Vaak.’
| |
Publieke belangstelling
Ook over Modelvliegen oordelen de critici verdeeld. Ingrid Hoogervorst noemt het een ‘meesterstukje’, Jeroen Vullings spreekt van ‘een proeve van voorbeeldig schrijven’ en Hans Warren, die slecht te spreken was over Het grote verlangen en In Babylon, houdt het op ‘een wonder van onnadrukkelijkheid’. In Trouw velt T. van Deel ditmaal een negatief vonnis - ‘een wezenloze, incoherente novelle en bovendien stilistisch oninteressant’. Volgens Max Pam vertelt Möring maar wat flauwekul en Anker heeft het over ‘nepproza met pretenties’.
Het publiek heeft vooralsnog de kant van de enthousiaste criti- | |
| |
ci en prijzenjury's gekozen. Tot tweemaal toe stond Het grote verlangen hoog genoteerd in de boeken-toptien. Van de roman zijn alleen al in Nederland meer dan honderdduizend exemplaren verkocht. Mendels erfenis is meegedreven op het succes van Het grote verlangen. Er verschenen verschillende herdrukken. Ook In Babylon, waarnaar door het publiek reikhalzend werd uitgekeken, is naar Nederlandse maatstaven een bestseller gebleken. Mörings romans zijn alledrie verschenen in een Rainbow Pocketeditie. In Duitsland doet de novelle Modellfliegen het opmerkelijk goed. Van het boek zijn in ruim een jaar tijd vier drukken verschenen.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marcel Möring, Mendels erfenis. Amsterdam 1990, Meulenhoff, Meulenhoff Editie E 1130, R. (licentie-uitgave Vianen 1992, ECI, Schrijvers van nu; derde druk 1990, Meulenhoff pocketeditie; vijfde druk 1990, Meulenhoff quarto; zesde druk 1996, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 267) |
Marcel Möring, Betaaldag. Groningen 1991, Boekhandel Scholtens Wristers, N. |
Marcel Möring, Het grote verlangen. Amsterdam 1992, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1200, R. (licentie-uitgave Baambrugge 1994, Grote letter bibliotheek, Alpha 68; licentie-uitgave Amsterdam 1996, Bulkboek, jrg. 24, nr. 233; zeventiende druk 1998, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 407) |
Marcel Möring, East Berghok. In: Max. 36. Verhalen van jonge schrijvers. Samengesteld door Jessica Durlacher. Amsterdam 1992, Bert Bakker, pp. 44-62, V. |
Marcel Möring, Nawoord. In: Max Frisch, Lastige vragen. Vertaald door Hans Hom. Amsterdam 1992, Meulenhoff, pp. 93-102, E. |
Marcel Möring, De Kotzker. Een pastiche. Amsterdam 1993, Februari Boekhandels, V. (tweede druk Rotterdam 1996, Bureau Obelon) |
Marcel Möring, Bederf is de weg van alle vlees. Een verhaal. Amsterdam/Leuven 1995, Meulenhoff/Kritak, V. (tweede druk Amsterdam 1995, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1440; licentie-uitgave Baambrugge 1996, Grote letter bibliotheek, Alpha 96) |
Het derde testament. Joodse verhalen. Gekozen en ingeleid door Marcel Möring. Amsterdam 1995, Meulenhoff, Meulenhoff Editie 1491, Bl. |
Marcel Möring, IJsbaanweg. In: Maria Heiden en Andrea Piersma, Onze mooiste plekjes. Twintig jaar Boekhandel Van Gennep in Rotterdam. Rotterdam 1995, Boekhandel Van Gennep, pp. 5-7, V. |
Marcel Möring, Sample-God in Cyberspace. Abel Herzberglezing '96. Amsterdam 1996, De Rode Hoed, E. |
Marcel Möring, Reizen zonder gids. Amsterdam 1997, Stichting Lezen, Rede. |
Marcel Möring, In Babylon. Roman. Amsterdam 1997, Meulenhoff, R. (licentie-uitgave Den Haag 1998, Stichting Uitgeverij XL, XL 341; elfde druk 2000, Muntinga, Rainbow Pocketboeken 505) |
Marcel Möring, Het geloof van de schrijver. In: Algemeen Dagblad, 14-11-1997, E. |
Marcel Möring, Nachtzwemmen. Amsterdam 1998, Meulenhoff, N. |
Marcel Möring, Nacht. In: Bilbao. Het debuut van Mirjam Boelsums, Hans Fels, Frans Kingma, Nausicaa Marbe & Hermine de Graaf, Oek de Jong, Marcel Möring en Nelleke Noordervliet over hun debuut. Samenstelling Maarten Asscher. Amsterdam 1998, Meulenhoff, pp. 29-31, V. |
| |
| |
Marcel Möring, Naakt en namaak in de literatuur. Kellendonklezing 1999. Nijmegen 1999, KU Nijmegen, E. |
Marcel Möring, Modelvliegen. Novelle. Amsterdam 2000, Meulenhoff, N. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Jessica Durlacher, De roes van de zwijgende halfslaper. In: de Volkskrant, 21-11-1990. (over Mendels erfenis) |
Jaap Goedegebuure, Gefnuikte levens. In: HP/De Tijd, 16-11-1990. (over Mendels erfenis) |
T. van Deel, Hoe kan het dat we door blijven leven? In: Trouw, 6-12-1990. (over Mendels erfenis) |
P.M. Reinders, Elk mens heeft de plicht te lijden. Debuut van Marcel Möring. In: NRC Handelsblad, 11-1-1991. (over Mendels erfenis) |
Reinjan Mulder, Marcel Möring, conservator van leed en vreugde. In: NRC Handelsblad, 8-3-1991. (interview) |
Ernst Jan Rozendaal, Het is echt een schlemielige jid die daar aan twee stukken hout hangt. De erfenis van Marcel Möring. In: De Groene Amsterdammer, 24-4-1991. (interview) |
Henk Blanken, Kom maar op met die andere wang. In: de Volkskrant, 17-5-1991. (interview) |
Jacob Moerman, Betaaldag: Kunst van het groothouden. In: Drentse en Asser Courant, 22-5-1991. |
Carel Peeters, Een omgekeerde messias. In: Carel Peeters, Echte kennis. Essays over filosofie in literatuur. Amsterdam 1991, pp. 178-183. (over Mendels erfenis) |
Gertjan Vincent, Je kunt niet leven zonder een verleden. In: Trouw, 12-3-1992. (interview) |
Michaël Zeeman, In de bodemloze put van de tijd. In: de Volkskrant, 13-3-1992. (over Het grote verlangen) |
Anthony Mertens, Verlangen naar wat? In: De Groene Amsterdammer, 18-3-1992. (over Het grote verlangen) |
Jaap Goedegebuure, Grote gevoelens, grote risico's. In: HP/De Tijd, 20-3-1992. (over Het grote verlangen) |
Hans den Hartog Jager, Tot op de bodem. In: HP/De Tijd, 20-3-1992. (interview) |
Janet Luis, Respect voor alle ikken. In: NRC Handelsblad, 20-3-1992. (over Het grote verlangen) |
Carel Peeters, Het zuivere verlangen en de onzuivere liefde. In: Vrij Nederland, 21-3-1992. (over Het grote verlangen) |
Doeschka Meijsing, Tot liefde besloten. Tweede roman van Marcel Möring. In: Elsevier, 4-4-1992. (over Het grote verlangen) |
Hans Warren, Zijn geest zit in een flesje prik. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 1-5-1992. (over Het grote verlangen) |
Robert Anker, Het verlangen dat het leven eindelijk begint. In: Het Parool, 2-5-1992. (over Het grote verlangen) |
Simone Jacobus, Het grote verlangen. In: Hervormd Nederland, 16-5-1992. (interview) |
Henk Blanken, Schrijven: de kunst om te blijven zitten. In: Nieuw Wereldtijdschrift, jrg. 9, nr. 5, september-oktober 1992, pp. 26-37. (interview) |
Hugo Bousset, Drie feestelijke debutanten. In: Hugo Bousset, De gulden snede. Over Nederlands proza na 1980. Amsterdam 1993, pp. 218-272. (onder andere over Mendels erfenis) |
Janet Luis, De wereld valt niet te verbeteren. In: NRC Handelsblad, 7-5-1993. (interview) |
Willy Geursen, Met Sam, Lisa en Raph op weg naar het leven. Mörings Grote verlangen in klas of leeskring. In: Tsjip, jrg. 4, nr. 2, juli 1994, pp. 37-42. |
Jacob Moerman, De tegenstander van Marcel Möring. In: Jacob Moerman, Met andere woorden. Groningen 1995, pp. 92-100. (interview over Mendels erfenis) |
Marc Reugebrink, Een vriezer vol grijsrode schotsen. In: Nieuwsblad van het Noorden, 11-3-1995. (over Bederf is de weg van alle vlees) |
Max Arian en Xandra Schutte, De herdachte oorlog. In: De Groene Amsterdammer, 15-3-1995. (interview) |
Hans Warren, Sappige vertelling vol vluchtige ideeën. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 4-4-1995. (over Bederf is de weg van alle vlees) |
Ingrid Hoogervorst, Het bederf van duizend biefstukken. In: De Telegraaf, 5-5-1995. (over Bederf is de weg van alle vlees) |
Jeroen Vullings, Een toren vol herinneringen. In: De Standaard, 20-2-1997. (over In Babylon) |
Robert Anker, Een barricade van antiek
|
| |
| |
meubilair. In: Het Parool, 21-2-1997. (over In Babylon) |
Marc Reugebrink, De avondcursus van meester Möring. In: Nieuwsblad van het Noorden, 21-2-1997. (over In Babylon) |
Rob Schouten, Het verhaal van een enkeling is ook het verhaal van de mensheid. In: Trouw, 21-2-1997. (over In Babylon) |
Aleid Truijens, God bestaat in verhalen. In: de Volkskrant, 21-2-1997. (interview) |
Hans Warren, Möring kan het babbelen niet laten. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 21-2-1997. (over In Babylon) |
Hugo Borst, De ongelovige. Marcel Möring wil wereldkampioen schrijven worden. In: Algemeen Dagblad, 22-2-1997. (interview) |
Theo Hakkert, Ik ben geen filosoof, ik heb havo. In: Dagblad Tubantia, 22-2-1997. (interview) |
Carel Peeters, Blijven steken in Babylon. In: Vrij Nederland, 22-2-1997. (over In Babylon) |
Yves van Kempen, Babel op de Veluwe. In: De Groene Amsterdammer, 26-2-1997. (over In Babylon) |
Hans Goedkoop, Een ontdekking van de werkelijkheid. In: NRC Handelsblad, 28-2-1997. (over In Babylon) |
Arjan Peters, Gelovige van verhalen. In: de Volkskrant, 28-2-1997. (over In Babylon) |
Doeschka Meijsing, Een meesterstuk. In: Elsevier, 22-3-1997. (over In Babylon) |
Gerda van de Haar, De ballingschapsroman van Marcel Möring. Een familiegeschiedenis als schets van de cultuur. In: Wapenveld, jrg. 47, nr. 3, juni 1997, pp. 105-111. (over In Babylon) |
Karel Segers, Marcel Möring: ‘De roman is al dirigistisch genoeg’. Een gesprek. In: Kreatief, jrg. 31, nr. 2, juni 1997, pp. 51-58. |
Daan Cartens, Reiziger door de tijd. Over het werk van Marcel Möring. In: Ons erfdeel, jrg. 40, nr. 4, september-oktober 1997, pp. 494-501. (over het hele oeuvre) |
Joris Gerits, Wandelende joden, vliegende Hollanders. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 142, nr. 4, augustus 1997, pp. 531-536. (over In Babylon) |
Manu Adriaens, Ik wil nog altijd wereldkampioen schrijven worden. In: De Standaard, 23-10-1997. (interview) |
John Heymans, Enschede als inspiratiebron voor auteur Marcel Möring. In: Jaarboek Twente, nr. 37, 1998, pp. 104-116. |
[anoniem], Begrip bestaat niet. In: De Standaard 12-3-1998. (interview) |
Annemiek Neefjes, Het oude en het nieuwe vertellen. In: Vrij Nederland, 28-3-1998. (over In Babylon) |
Reyer Kraan, Marcel Möring. In: Uitgelezen, deel 7. Den Haag 1999, pp. 133-147. (over het oeuvre) |
Bart Vervaeck, De omwegen van Marcel Möring. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 144, nr. 4, augustus 1999, pp. 502-508. |
Gerda van de Haar, Overgave is niet hetzelfde als een blind geloof. In gesprek met Marcel Möring. In: Liter, jrg. 2, nr. 10, december 1999, pp. 13-28. (interview) |
Ingrid Hoogervorst, Sprookjesachtige novelle van Marcel Möring. In: De Telegraaf, 13-10-2000. (over Modelvliegen) |
T. van Deel, Wateroverlast in huize Möring. In: Trouw, 14-10-2000. (over Modelvliegen) |
Hans Warren, Wat ongezegd blijft, is veelzeggend. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 19-10-2000. (over Modelvliegen) |
Hans Goedkoop, De vleugels zelf vergeten. In: NRC Handelsblad, 20-10-2000. (over Modelvliegen) |
Jeroen Vullings, Knutselen aan de eettafel. Virtuoze novelle van Marcel Möring. In: Vrij Nederland, 21-10-2000. (over Modelvliegen) |
Max Pam, Aan flauwekul geen gebrek. In: HP/De Tijd, 3-11-2000. (over Modelvliegen) |
Robert Anker, Ruisend nepproza. In: Het Parool, 15-11-2000. (over Modelvliegen) |
Ingrid Hoogervorst, Alleen de jid vraagt waarom. Marcel Möring (Enschede 1957). In: Ingrid Hoogervorst, Vreemdeling in eigen landschap. Schrijvers als buitenstaander. Interviews. 's-Gravenhage 2000, pp. 179-188. (interview) |
Joost Zwagerman, Mörings misvattingen. In: Joost Zwagerman, Pornotheek Arcadië. Amsterdam 2000, pp. 258-261. (over de relatie tussen literatuur en maatschappij) |
Elisabeth Lockhorn, Eigenlijk wil ik het liefst James Joyce zijn. In: Elisabeth Lockhorn, Geletterde mannen. Amsterdam 2001, pp. 175-191. (interview) |
91 Kritisch lit. lex.
november 2003
|
|