| |
| |
| |
Margriet de Moor
door Bert Peene
met een aanvulling door Fleur Speet
1. Biografie
Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonette Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren; zij was het vierde kind in een gezin met tien kinderen. Haar milieu van herkomst omschreef zij ooit als ‘een goed katholiek gezin, met respect voor boeken en cultuur’. Haar vader was hoofd van de plaatselijke ULO-school, haar moeder lerares Frans. In de vierde klas van de ULO stapte Margriet over naar de HBS. Na het eindexamen studeerde zij piano en solozang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Vanaf 1968 trad zij regelmatig op als zangeres van een, voornamelijk twintigste-eeuws, avant-garde repertoire. Eind jaren zeventig studeerde zij kunstgeschiedenis en archeologie aan de Universiteit van Amsterdam. Door het ontbreken van Grieks en Latijn in haar vooropleiding kwam zij niet verder dan het kandidaatsexamen.
Zij trouwde met de beeldhouwer Heppe de Moor, met wie zij in 1984 in 's-Graveland een kunstenaarssalon startte. Voor deze succesvolle bijeenkomsten maakte zij videoportretten van de exposerende beeldend kunstenaars.
Haar verhalenbundel Op de rug gezien werd genomineerd voor de AKO-literatuurprijs 1989. De prijs ging dat jaar naar Brigitte Raskin, maar De Moors bundel werd wel als het best verkochte debuut voor dat jaar bekroond met het Gouden Ezelsoor. Dubbelportret werd bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Voor de roman Eerst grijs dan wit dan blauw ontving zij de AKO-literatuurprijs in 1992.
Eind februari 1992 overleed haar man en in hetzelfde jaar haar
| |
| |
vader. Margriet de Moor woonde met haar twee dochters in Bussum, maar nadat haar dochters het huis verlieten, is zij verhuisd naar Amsterdam.
Haar werk werd in vele landen uitgegeven, in alle grote Europese talen en enkele kleinere, in het Amerikaans en in talen als het Japans en het Koreaans.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek
De titel van Margriet de Moors debuutbundel, Op de rug gezien, geeft goed de verhouding tussen haar personages en de werkelijkheid weer. De situaties waarin zij zich bevinden, zijn moeilijk te overzien. Mensen laten zich niet kennen en het verleden, dat het heden in sterke mate beïnvloedt, blijft ook na lang en intensief zoeken ontoegankelijk. Daardoor zien zij de werkelijkheid ‘op de rug’, dat wil zeggen: half.
Een belangrijk trefwoord in de meeste verhalen is ‘onbekend’. Onze waarneming blijkt beperkt te zijn en het beeld dat wij van elkaar hebben, onvolledig. Dat komt onder meer doordat wat wij op het eerste gezicht zien, niet de enige realiteit is. Er is nog een andere, die schuilgaat áchter de waargenomen feiten en gebeurtenissen en die in Dubbelportret ‘het landschap van de ziel’ wordt genoemd.
| |
Techniek
De beperktheid van blik wordt onder meer zichtbaar in het vertelperspectief, dat even grillig en gevarieerd is als de wisselende standpunten vanwaaruit mensen elkaar waarnemen. De Moor volgt de gedachten van haar personages, maar belicht de gebeurtenissen evengoed van buitenaf, als om duidelijk te maken dat er meer dan één waarheid bestaat
| |
Verwantschap
De onkenbaarheid van de werkelijkheid, die ook wel met de woorden ‘onbereikbaarheid’ en ‘afwezigheid’ wordt aangeduid, is een thema waarmee De Moor zich verwant toont aan de auteurs rond het tijdschrift De Revisor. Zo geeft het verhaal ‘Robinson Crusoe’ (in In: HP, een verbeelding van de idee dat ‘de wereld zoals je die dagelijks ziet en voelt niets anders is dan een illusie, een sluier, een verzinsel van je geest.’ De hoofdfiguur in ‘Come-back’, die ontdekt ‘dat achter de ene leugen de andere verborgen [zit]’ en beseft dat dat altijd zo is, verwoordt in wezen hetzelfde.
De Moor zelf verzet zich echter tegen de opvatting van veel critici dat haar personages met de werkelijkheid op gespannen voet zouden leven. Tegen Hanneke Wijgh zei zij hierover: ‘Dat vind ik zo'n onzin. Wat is werkelijkheid? Mijn personages staan met beide benen op de grond. Er bestaat geen werkelijkheid zonder verbeelding. [...] Alsof wat zich in iemands hoofd afspeelt niet tot de werkelijkheid behoort.’
| |
| |
| |
Thematiek
Veel meer dan een formuleringskwestie is dit meningsverschil echter niet Haar personages worstelen namelijk wel degelijk met de werkelijkheid. Doordat de feiten geen geheim prijsgeven, wordt hun gemoedsrust verstoord. Zij voelen zich onzeker, vervreemd en ervaren een leegte die zij met behulp van hun verbeelding opvullen. In het titelverhaal uit Dubbelportret gaan de zusters Lea en Elisabeth zelfs zo ver dat zij fictie van een afloop voorzien die hun beter past dan de oorspronkelijke. De werkelijkheid die zo ontstaat, is voor hen en andere personages even reëel als de ‘echte’ werkelijkheid. Misschien zelfs reëler, want voor sommigen van hen worden feiten pas gebeurtenissen, als ze door herinneringen worden gekleurd of als erover wordt verteld.
De vlucht in de fantasie is in de regel een defensieve tactiek; de fantast keert zich van de werkelijkheid af. Met uitzondering van de hoofdfiguren in ‘Robinson Crusoe’ en ‘Verkozen landschap’ (het laatste verhaal in Dubbelportret) gebruiken De Moors personages de verbeelding echter offensief: door een eigen werkelijkheid te creëren, proberen zij meer greep op het bestaan te krijgen.
Vaak is hun fantasie gericht op een ‘blinde vlek’ in het verleden: mensen en verhoudingen die verdwenen zijn, ook uit de herinnering; kansen die gemist zijn. Er is sprake van een verwarrende leegte die een goed functioneren in het heden belemmert. Het fabuleren is dan een vorm van speculeren over hoe het geweest zou kunnen zijn. De hoofdpersoon in ‘Come-back’ bijvoorbeeld, die lang geleden naar Australië is geëmigreerd, keert naar Nederland terug om er achter te komen wat voor man haar vader vroeger is geweest. In ‘Dubbelportret’ gaan de personages in Barcelona op zoek naar de belevingswereld van hun moeder. Zoeken is dan ook een belangrijk motief in De Moors werk. ‘Ik denk dat dat ook de essentie is van literatuur,’ zei zij tegen Lucas Ligtenberg. ‘Je bespeurt iets en al schrijvend probeer je erachter te komen wat het is of wat het zou kunnen zijn, zonder daar een moreel standpunt of conclusie aan te verbinden.’
In haar verhalen blijft veel onuitgelegd. Hooguit geeft zij enkele suggesties, maar een sluitende verklaring voor hetgeen haar
| |
| |
personages bezighoudt, ontbreekt. Het raadsel van ieders persoonlijkheid blijft gehandhaafd.
| |
Stijl
Daarbij is de stijl van schrijven een uiterst effectief middel. Deze is eerder evocatief of, in De Moors eigen woorden, ‘verkennend’, dan beschrijvend. Zij verbergt wat zij te zeggen heeft vaak in een terloopse opmerking, een vluchtige gedachte of een quasi-vluchtig beeld. Tegenover Jessica Durlacher verantwoordde zij dit met de woorden: ‘Ik durf dat wat ik wil uitdrukken niet aan te raken. Van uitleggen houd ik helemaal niet. [...] Voor het schrijven geldt: als je een fenomeen, een gewaarwording, een ervaring recht wil doen, als je er véél van wil tonen, dan moet je dat niet aan de ketting leggen.’
| |
Thematiek
In de verhoudingen tussen de verhaalfiguren is vaak sprake van een zekere onontkoombaarheid. Er ontstaat een constellatie van factoren die op zichzelf ongevaarlijk zijn, maar die met elkaar een wurgende noodzaak vormen. Er móét gezocht worden. Een goed voorbeeld hiervan biedt de hoofdpersoon in ‘Op het eerste gezicht’ (in Dubbelportret): dertien jaar eerder heeft haar man zelfmoord gepleegd en nog altijd is zij naar hem en naar herinneringen aan hem op zoek. Tegelijkertijd zoekt zij naar zichzelf. Bij alle pogingen het verleden te achterhalen zijn de zoekenden zowel subject als object. Met de ander is namelijk ook een deel van hun eigen persoonlijkheid verdwenen, hun ‘verloren wederhelft’, en vaak ontstaat de indruk dat die verdwijning hun welbevinden minstens zo sterk beïnvloedt als dat van degene die zij zoeken.
Vaak hebben De Moors verhalen de vorm van een tocht. Deze zoektochten leveren echter geen van alle het gewenste resultaat op. Verleden en heden, droom en werkelijkheid naderen elkaar weliswaar dicht, maar glijden uiteindelijk toch langs elkaar heen. Alleen ‘Hij bestaat’ (in In: HP, vormt een uitzondering op deze regel; De Moor vertelt hierin over twee jonge wetenschappers die op zoek gaan naar een dinosauriër die nog in de moerassen van Centraal-Afrika zou leven. Weliswaar slagen zij er niet in met tastbare bewijzen van de juistheid van hun hypothese terug te keren, maar wel ‘ziet’ een van hen op een dag het oerdier: tegen de tijd dat zij het doel van hun reis bereikt hebben, raakt hij in een toestand van ongewone helder- | |
| |
heid, waarin alle zintuigen op scherp staan en voor alles ontvankelijk zijn. Die ervaring voedt het besef van een andere logica dan die waarmee mensen zich in de werkelijkheid van iedere dag oriënteren en daardoor komt onverwachts een ontmoeting met de dinosauriër tot stand. Het vermogen tot concentratie dat tot deze luciditeit leidt, onderscheidt hem van de meeste andere personages. Hun inspanningen zijn te egocentrisch om hen hoe dan ook in contact te doen komen met wat zij zoeken.
Dat wil echter niet zeggen dat hun zoektochten helemaal vruchteloos blijven. Meestal is er wel sprake van een geleidelijke ontwikkeling, waarlangs een zeker inzicht tot stand komt, bijvoorbeeld dat het verleden zich niet láát doorgronden. Soms (zoals in ‘Come-back’ en ‘Op het eerste gezicht’) leidt dat tot berusting, soms tot een bepaald gedrag. Zo zegt het meisje Sonja, in ‘Op de rug gezien’, haar minnaar ten slotte vaarwel, waarna zij besluit voortaan alleen door het leven te gaan.
Van Scheers wijst er echter op dat de initiatieven van De Moors personages alleen tot schijnoplossingen leiden; niets staat hun in de weg alsnog terug te keren op hun schreden of in dezelfde fout te vervallen. De Moor onderschrijft deze interpretatie: ‘Op die manier heb ik de verhalen ook willen vertellen. [...] Voor een deel blijft het speculatie: ze kunnen zo weer in een andere crisis rollen.’
Een ander opvallend motief is dat van het onvolledige of gebroken gezin. In de helft van alle verhalen heeft de hoofdpersoon geen vader en/of moeder of houdt een van beiden er een geheim leven op na. Wam de Moor noemt de afwezigheid van de vader zelfs een kernthema in haar werk. De verhalen zelf rechtvaardigen een dergelijke interpretatie echter nauwelijks. In slechts twee gevallen (‘Op de rug gezien’ en ‘Come-back’) wordt de afwezigheid van de vader geproblematiseerd. In ‘Hij bestaat’ is de vaderfiguur weliswaar al jaren dood, maar dat speelt noch thematisch noch dramatisch een rol van betekenis. Dat geldt eveneens voor het feit dat de vader in ‘Dubbelportret’ hoorndrager is.
| |
| |
| |
Publieke belangstelling
Alle belangrijke thema's en motieven komen samen in de roman Eerst grijs dan wit dan blauw, die in oktober 1991 verscheen en een jaar later al onbetwistbaar tot de klassieken van de naoorlogse literatuur was gaan behoren. Meer dan 200.000 exemplaren gingen er in die maanden over de toonbank. Ook de belangstelling voor haar eerder verschenen boeken kreeg een nieuwe impuls.
| |
Thematiek
In de roman staat de verdwijning van Magda, een van de vijf hoofdfiguren, centraal. Op een dag is zij met de noorderzon vertrokken en pas twee jaar later keert zij terug, zonder tekst en uitleg te geven. Zelfs aan haar man Robert wil zij niet vertellen waarom zij is weggegaan en waar zij is geweest. Dat is voor hem zo onverteerbaar dat hij haar op een dag vermoordt.
Van alle zoekers in De Moors werk is hij ongetwijfeld de meest geobsedeerde. De ‘onbereikbaarheid’ waarmee hij worstelt, heeft dan ook niet in de eerste plaats betrekking op Magda, maar op het bestaan in het algemeen; hij lijdt aan het leven. Hij weet niet goed raad met zijn waarnemingen. Om zich heen ziet hij alleen onsamenhangende brokstukken en daarom dwingt hij de werkelijkheid zo veel mogelijk in een systeem dat hij zelf heeft ontworpen. Hij kan en wil alleen van mensen en dingen houden als hij ze tot zijn ‘eigendom’ kan maken.
Magda daarentegen is juist op zoek naar iets wat niet ingelijfd kan worden. Ook zij beseft dat het leven van zichzelf geen samenhang heeft, dat tijd en plaats slechts afspraken zijn, maar zij is in staat dat te accepteren. Sterker nog: op een dag breekt zij met de ‘toevalligheden’ die haar bestaan vormen en gaat op reis, terug in de tijd. Wat zij zoekt, is haar niet duidelijk; zij kan later evenmin zeggen wat zij heeft gevonden, maar na twee jaar keert zij niettemin met een tevreden gevoel naar huis terug. Het thema afwezigheid wordt in deze roman, net als in enkele verhalen, verbijzonderd tot het thema van het dubbelleven, waarin het zwijgen gerechtvaardigd is. Magda ervaart ‘dat er zich vlak naast het leven waarin [zij] toevallig [is] beland een leven bevindt dat [zij], doodgemoedereerd, evengoed had kunnen leiden.’
Jan-Hendrik Bakker wijst nog op een ander belangrijk thema, namelijk dat van de tijd. Als er in ons bewustzijn geen tijd was,
| |
| |
zouden wij samenvallen met de wereld; maar omdat wij weet hébben van onze toekomstige dood, kunnen wij niet aan de tijd ontsnappen. Dood en tijd zijn met elkaar verbonden en pas in kosmisch perspectief vloeit de tijd, naar het inzicht van de moderne fysica, terug in de ruimte. Alleen daar, in het tij dloze, valt de mens samen met de wereld. Naar die ervaring verwijst onder meer de titel van de roman.
| |
Techniek
Meer nog dan in de verhalen ligt in Eerst grijs dan wit dan blauw de nadruk op het zintuiglijke, met name op de waarneming. Zo is het boek opgebouwd als een vierluik. In ieder deel wordt het verhaal door een ander personage verteld. De delen 1 en 4 gelden als ‘zijluiken’, vanwaaruit het leven van Robert en Magda door de anderen wordt geobserveerd. Beurtelings zijn de hoofdfiguren dus waarnemer en waargenomene.
| |
Kritiek
De boeken van Margriet de Moor zijn door de critici niet alleen zeer welwillend ontvangen; ze kregen ook vanaf het begin veel aandacht. Zo werd haar debuut maar in één recensie samen met werk van een andere schrijver besproken. Tekenend is ook de reactie van Hans Warren, die de bundel pas in december 1988 bespreekt - als er al een tweede druk verschenen is - en dan zijn spijt uitspreekt over het feit dat het boek eerder aan zijn aandacht ontsnapte.
Zeker bij het verschijnen van de beide verhalenbundels ging de aandacht hoofdzakelijk uit naar de ambachtelijke kant van haar werk. De meeste critici noemen de verrassende perspectiefwisselingen de abrupte veranderingen van grammaticale tijd en het onverwacht doorbreken van de chronologie als belangrijkste kenmerken.
| |
Techniek / Kunstopvatting
Opvallend is vooral het gebruik van duidelijke overgangen tussen passages. De Moor gebruikt witregels alleen om een thematische geleding aan te brengen. Zij verklaart deze voorkeur vanuit haar muzikale achtergrond: ‘Als ik met de structuur bezig ben, denk ik aan een muziekstuk. Soms vraag ik me af: kan ik me die overgang wel permitteren? Haal ik me een pianosonate voor de geest, dan blijkt er geen bezwaar. Overgangspassages, die in de literatuur meestal stiefmoederlijk worden behandeld, zijn in de muziek juist heel interessant. Daaraan heb je tijdens het schrijven veel. Binnen die structuur
| |
| |
ligt weinig vast. De mooiste sonates zijn die, waar voortdurend tegen de regels wordt gezondigd.’ Elders vergelijkt zij een verhaal met muziek, omdat beide kunstvormen met het verloop van tijd te maken hebben. Mensen zijn volgens haar goed in staat de chronologie niet als werkelijkheid te aanvaarden. Dat wil zeggen dat chronologie, dus tijd, er niet meer toe doet en dat witregels als structuurelement onnodig zijn.
Muzikale invloeden zijn er ook in de structuur van afzonderlijke werken. Zo heeft het derde deel van Eerst grijs dan wit dan blauw, waarin de reis van Magda wordt beschreven, de vorm van een rapsodie. Alles gebeurt in een roes, met als gevolg dat de lezer zich soms, net als de hoofdfiguur, nauwelijks kan oriënteren. Behalve door de muziek noemt De Moor zich in ambachtelijk opzicht beïnvloed door het medium film, met name wat het gebruik van tijdsveranderingen betreft. Het gebruik van de tegenwoordige tijd dient bijvoorbeeld om een bepaalde passage het effect van een close-up te geven.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel veel verhalen zich, net als haar roman, afspelen in een dorp aan zee, dat soms Noordwijk, soms Katwijk heet, zijn de gebeurtenissen waarover De Moor schrijft, geen directe weerslag van haar eigen leven. Haar werk is alleen autobiografisch in de meest ruime zin van het woord. Tegen Arjan Schreuder zei zij hierover: ‘Tot je autobiografie hoort ook wat je hebt gelezen en gehoord en gedacht en dat vermengt zich met de dingen die je heb meegemaakt. Het is een uitgebreid gebied.’
Bovendien beheerst zij de stof te veel door de research en strakke structuur van haar werk om van egodocumenten te spreken. ‘Schrijven is geen intuïtieve bezigheid,’ stelde zij in een interview in Opzij. De tintelende, opgewekte roman De virtuoos (1993) bijvoorbeeld schreef zij vlak nadat eerst haar man en daarna haar vader was overleden, maar toch voert verdriet hierin niet de boventoon.
‘Als er íets is dat mij totaal niet interesseert,’ vertelde ze in hetzelfde tijdschrift, ‘ben ik het zelf wel. Ik snap niet dat iedereen dat niet heeft. De hele dag ben je al in gezelschap van jezelf, je kunt jezelf nooit uitschakelen. Waarom zou ik in vredesnaam over mezelf nog méér willen weten?’ Vandaar dat haar personages zelden psychologie bedrijven. Of zoals een van de hoofdpersonen in Her- | |
| |
tog van Egypte (1996) denkt: ‘Waarom zou zij op zoek zijn naar zichzelf? Was zij niet het ding waarvan ze de smaak haar leven lang al kende?’
| |
Thematiek
De figuren zoeken dan weliswaar niet naar zichzelf, maar ze zijn wel op zoek naar de ander. Het werk van De Moor draait telkens om de onkenbaarheid van de geliefde. Zo denkt Lucie over Joseph in Hertog van Egypte: ‘Ze was verliefd op een vreemdeling’. Om dit thema uit te werken stelt de schrijfster veelal een huwelijk centraal waarin overspel de dreigende factor vormt In Zee-Binnen (1999) bijvoorbeeld krijgt het personage Vincent juist een minnares nadat hij zijn vrouw gezworen heeft niet vreemd te gaan. In Kreutzersonate (2001) overheerst de jaloezie, waardoor hoofdpersoon Marius zijn vrouw van overspel beticht Alleen in De virtuoos ontbreekt de dreiging doordat de erotische escapade juist wordt toegestaan door de echtgenoot en Carlotta een winter lang in Napels het bed mag delen met castraatzanger Gasparo.
In het huwelijk bestuderen de echtgenoten elkaar volgens Zee-Binnen ‘met grote verbeelding maar weinig tekst’. In het werk van De Moor spelen altijd zwijgende mensen een rol. In Eerst grijs, dan wit, dan blauw leidde die stilte tot moord, maar in De virtuoos, en nog meer in Hertog van Egypte, vormt zwijgzaamheid juist de basis voor een tedere, liefdevolle relatie. Praten is blijkbaar niet nodig om een goed huwelijk op te bouwen.
Tussen zwijgen en afwezigheid zit maar een kleine stap. In Hertog van Egypte verdwijnt Joseph iedere zomer uit beeld, zoals Magda twee jaar deed in Eerst grijs, dan wit, dan blauw. Lucie, de vrouw van Joseph, leeft het leven van hen tweeën verder, waarna hij zich bij terugkomst zonder problemen bij haar kan voegen. De twee echtelieden respecteren elkaar, ze hoeven elkaar niet volledig te doorgronden. De Moor laat hiermee zien dat mensen in een huwelijk recht hebben op hun geheimen. Het verlangen een ander te willen bezitten en doorgronden leidt slechts tot waanzin en blijkt in haar werk funest voor de huwelijken, al komen de geliefden er doorgaans weer bovenop. De verhalen eindigen meestal met hoop.
| |
Visie op de wereld
Nog afgezien van de vraag of het mogelijk is, doemt in het werk van De Moor de vraag op of mensen elkaar diep in hun hart wel willen kennen. Want niet altijd zijn de personages oprecht in
| |
| |
elkaar geïnteresseerd. In dialogen praten ze veelvuldig langs elkaar heen, of ze dwalen in gedachten af naar iets onbeduidends op het moment dat iemand een belangrijk levensfeit opdist De conclusie lijkt dat de mens uiteindelijk alleen maar met zichzelf bezig kan zijn, hoeveel aandacht hij ook voor de ander probeert op te brengen.
In de onkenbaarheid van de ander zit vervat dat het leven in z'n geheel onkenbaar is. ‘We brengen maar een klein stukje van onszelf in praktijk,’ zegt Vincent uit Zee-Binnen. Een mens kan slechts zo'n klein deel van zichzelf in zijn leven uitlichten, dat hij zichzelf in feite nooit zal kennen. Vandaar dat de personages zichzelf verbazen. Vincent bijvoorbeeld met zijn overspel, Marius met zijn maniakale jaloezie.
‘In elke terugblik verandert het verleden en in elke vooruitblik wijzigt zich de toekomst,’ luidt het in Zee-Binnen. Daarom ondergaan de figuren de werkelijkheid in plaats van die te overzien. Ze laten zich net als in het vroege werk meevoeren. Maar vanaf De virtuoos verschuift de aandacht voor het verre verleden en gemiste kansen naar prillere gebeurtenissen.
| |
Thematiek
Meestal portretteert De Moor huwelijken die langer standhouden, maar telkens zakt het huwelijk dan toch in. Daar is geen schuldige voor aan te wijzen, het gebeurt gewoon. ‘Het is de hulpeloosheid van de mens tegenover de omstandigheden,’ stelt de schrijfster. Een kleine vonk, iets onverwachts en onbeduidends, schudt de personages wakker uit hun dagelijks ritme, waarna zij bevangen raken door een obsessie. Dat kan de obsessie voor een ambacht zijn, zoals in De virtuoos waarin Carlotta valt op een castraatzanger omdat hij zo gedreven over zijn beroep vertellen kan. Het kan ook een obsessie voor iets onbeduidends zijn. Het leven van Vincent in Zee-Binnen raakt bijvoorbeeld volkomen ontregeld wanneer hij een zakagenda vindt. Hij ziet er namelijk een afspraak met hemzelf in staan en dat laat hem niet meer los.
Gevaar ligt in het werk van De Moor altijd en overal op de loer. Het bespringt de mens op het meest onverwachte moment In Zee-Binnen is de Oude Zeestraat de boosdoener, een weg die van meet af aan een onheilspellende rol krijgt toebedeeld omdat er zoveel mensen verongelukken. In Kreutzersonate schuilt het gevaar in de verleidelijke klanken van een viool en in vliegtuigen, waar- | |
| |
van er een inderdaad crasht. De romans Zee-Binnen en Kreutzersonate hangen nauw met elkaar samen. Beide gaan ze over gevaar en tonen ze aan dat de mens wordt gemanipuleerd door krachten die buiten hem liggen, een noodlot waarover niets te zeggen valt Het zijn tragedies met onschuldige personages.
Wellicht omdat de figuren zo op hun tellen moeten passen in deze gevaarlijke wereld, spitsen de verhalen van De Moor zich toe op de zintuigen. Oren en ogen komen het meest voor. Erik uit Eerst grijs, dan wit, dan blauw is een oogarts, Marius uit Kreutzersonate is een blinde. In dit laatste boek zijn de verwijzingen naar oren en ogen legio, omdat Marius moet zien met zijn oren. In De virtuoos draait alles om tastzin, om lijfelijke emotie en erotiek. En het titelverhaal van Ik droom dus (1995) begint met de verleden aanwezigheid ‘Ik was’, waarna het rijtje zintuigen wordt afgegaan met ‘Ik hoorde’, ‘Ik rook’, ‘Ik proefde’, ‘Ik voelde’, ‘Ik keek’ en eindigt met het zintuig der verbeelding: ‘Ik stelde me voor’.
De grote nadruk op het oor hangt samen met de nadruk op muziek. Muziek roept volgens De Moor sterke emoties op omdat zij in tegenstelling tot een film of een boek rechtstreeks via het oor naar binnen komt In het verhaal ‘Matthaus-passion’ uit Ik droom dus denkt de hoofdpersoon die zangeres is over zichzelf: ‘Vervat in de woorden, de intervallen en de verborgen cijfers die een paar eeuwen geleden door een scherpzinnig man waren samengevoegd, klonken de dimensies van haar eigen leven’. In het verhaal veranderen de tonen in mensen en valt de muziek met hen samen. In Kreutzersonate gebeurt iets soortgelijks. Daarin raakt Marius verliefd op de violiste Suzanna omdat ‘de musicus als een mens in een mens met intimiteiten leeft waar een ander zelfs geen vermoeden van heeft’. De muziek maakt de mens raadselachtig. Muziek blijft dan ook een favoriet onderwerp. Zelfs een roman die geen muziek tot onderwerp heeft, Zee-Binnen, verwijst met de 48 hoofdstukken toch naar de 48 preludes en fuga's uit Das Wohltemperierte Klavier van J.S. Bach.
Met name sopraanklanken interesseren De Moor. Hoge stemmen komen volgens haar het dichtst in de buurt van de schreeuw en alarmeren daarom. Vandaar dat het de zang van een castraat is die Carlotta in De virtuoos in vuur en vlam zet, en de viool, immers afgeleide van de hoge zang, rechtstreeks de jaloezie bij Marius influistert.
| |
| |
| |
Stijl
De taal van De Moor blijft muzikaal van toon door alliteraties en dichterlijke woordmelodieën, maar haar stijl veranderde. Was De virtuoos nog lyrisch, en zaten in de verhalen uit Ik droom dus diverse metaforen, in de boeken die volgen kleedt de schrijfster haar taal steeds meer uit, waarbij zeer korte zinnen zeer lange afwisselen. De nadruk komt daardoor te liggen op de structuur, alsof de schrijfster alleen een script wil bieden.
| |
Kunstopvatting
Schrijven blijft voor De Moor experimenteren met de ruimte tussen het klassieke en moderne. In haar korte verhalen probeert ze van alles uit, omdat zij dit genre daar het meest geschikt voor acht Maar in romans speelt ze ook steeds opnieuw een spel, het meest opvallend met de vertelinstantie. Zo wisselde ze in De virtuoos van vertelperspectief tot het boek de opbouw van een opera seria kreeg. En net als in Kreutzersonate, waarin de verteller een manipulerend ‘ik’ is, staat de verteller uit Zee-Binnen ín het boek. ‘Niemand hier beschikt over een redelijk argument waarom men hier door het jaar heen gemiddeld om de andere dag een crash veroorzaakt,’ vertelt die stem, om als een cameraman de lens in te zoemen op een verloren agenda en een passant. ‘Ja, hij raapt het op,’ registreert de verteller dan vanuit vogelvlucht.
| |
Techniek
De vele vertragingen en versnellingen wijzen bij haar latere werk nog steeds op verwantschappen met de experimentele film. Ook het door elkaar husselen van tijden, de vele tijdssprongen en het ontbreken van duidelijke overgangen tussen passages zijn schatplichtig aan de videoportretten die De Moor eens maakte. Tegelijk loopt deze georkestreerde chaos analoog aan de werkelijkheid, waarin volgens de schrijfster immers ook alles door elkaar loopt. Voor ieder verhaal verricht De Moor research. Omdat in een roman feiten worden gemanipuleerd, moeten die tot in detail kloppen. De Moor bestudeert de plattegrond van het vliegveld Schiphol, de vliegtuigtypes en hoeveel mensen die kunnen vervoeren, maar gaat evengoed precies na wanneer het Boheems strijkkwartet in Amsterdam speelde of duikt de universiteitsbibliotheek in voor studies over zigeuners.
| |
Kritiek
Haar wetenschappelijk getoonzette onderzoek leverde in de kritiek nogal wat weerstand op. De virtuoos zou volgens Anthony Mertens in De Groene Amsterdammer te veel doorspekt zijn met ‘encyclopedische citaten’, Hertog van Egypte vonden vele recensenten eerder
| |
| |
een traktaat over zigeuners dan literatuur. Een andere kritiek is dat haar werk te gekunsteld aandoet Bart Vervaeck noemde Zee-Binnen in De Morgen bijvoorbeeld ‘porseleinen proza’. Toch prijzen ook veel recensenten het werk van De Moor. Met name haar laatste roman, Kreutzersonate, kon op veel positieve reacties rekenen.
| |
Publieke belangstelling
Dat het publiek zich evenmin door de recensies heeft laten weerhouden, blijkt uit de grote oplages waarin haar boeken worden gedrukt en de grote belangstelling op literaire avonden. Haar romans zijn bestsellers en vallen bij een groot publiek in de smaak. Ook in Duitsland is zij een geliefd auteur.
| |
Verwantschap
Het werk van De Moor bouwt voort op tradities en is intellectueel te noemen door de vele verwijzingen naar beeldende kunst, muziek en literatuur. Kreutzersonate spant de kroon. De roman maakt onderdeel uit van een kettingreactie die begon met de ingewikkelde sonate die Beethoven opdroeg aan de violist Kreutzer. Tolstoj schreef daarop een donkere novelle over jaloezie in het huwelijk. Janáček, die in de roman van De Moor het meest centraal staat, antwoordde Tolstoj met een lieflijk, lyrisch strijkkwartet. Naast de dialoog met deze trits verweeft De Moor allusies op onder meer Picasso en Achterberg in dit boek. Ook haar andere werk doorspekt ze met citaten en verwijzingen. Zo staan in Ik droom dus twee verhalen over zusjes die verslaafd zijn aan lezen, waarin naar Moby Dick en Stendhal wordt geknipoogd.
De schrijfster sluit aan bij algemene traditionele thema's. De Orpheus-mythe is niet alleen in Eerst grijs, dan wit, dan blauw de onderliggende verhaaldraad, in Kreutzersonate ligt die draad duidelijk aan de oppervlakte, terwijl De virtuoos met de goddelijke Gasparo op lichtere wijze naar de mythe verwijst.
Net als Rascha Peper heeft De Moor een grote voorkeur voor precies, diepgravend onderzoek en realisme. Maar De Moor lijkt meer verwantschap te hebben met auteurs van De Revisor-groep als het gaat om de manier waarop zij experimenteert binnen de realistische grenzen.
| |
Visie op de wereld / Kunstopvatting
In het werk van De Moor woedt meestal een strijd tussen de ratio en het gevoel. In De virtuoos en Hertog van Egypte is dit het meest duidelijk. In die eerste roman houdt Carlotta er twee ‘minnaars’ op na: een voor de seks, een voor de geleerde filosofie. Het verhaal speelt in de eerste helft van de achttiende eeuw, op het mo- | |
| |
ment dat de Romantiek zijn einde vindt en de Verlichting opbloeit. Carlotta's geliefden symboliseren die uitersten.
Volgens De Moor is met de overgang naar het rationalisme veel verloren gegaan, iets wat ze betreurt. Vandaar dat Carlotta zich niet door de ratio laat overreden: ‘Wij willen dat de klank van de hartstocht hoog is, hoog en uitermate virtuoos. Wij willen kunstig bewerkte extase.’ Dit verklaart eveneens de intuïtieve benadering van het zigeunermilieu in Hertog van Egypte.
Dat het rationalisme ook tijdens het schrijven van minder belang is dan het gevoel, blijkt uit de uitspraak dat het De Moor meer gaat om ‘wat de woorden en klanken’ met de lezer kunnen doen dan om het onderwerp: ‘het gaat me om de roes waarbinnen ándere wetten gelden dan de normale’. Een boek moet je volgens de schrijfster kunnen doorvoelen. ‘Don't play the notes, just humanize them,’ is dan ook haar adagium.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Margriet de Moor, Op de rug gezien. Amsterdam 1988, Contact, VB. |
Margriet de Moor, Dubbelportret. Drie novellen. Amsterdam 1989, Contact, VB. (licentie-uitgave Vianen 1990, ECI, Schrijvers van nu; 8e druk 2001, Pandora) |
Margriet de Moor, Eerst grijs dan wit dan blauw. Amsterdam 1991, Contact, R. |
Margriet de Moor, Jennifer Winkelman. Bussum 1993, Boekhandel Los, V. |
Margriet de Moor, De virtuoos. Amsterdam 1993, Contact, R. (licentie-uitgave Amsterdam 1995, Bulkboek, Pentapockets 9518; 9e druk 2000, Pandora) |
Margriet de Moor, Ik droom dus. Amsterdam 1995, Contact, VB. (4e druk 1999, Pandora) |
Margriet de Moor, Hertog van Egypte. Amsterdam 1996, Querido, R. |
Margriet de Moor, Zee-Binnen. Amsterdam 1999, Querido, R. |
Margriet de Moor, Verzamelde verhalen. Amsterdam 2000, Contact, VB. (waarin opgenomen Op de rug gezien, Dubbelportret, Ik droom dus) (2e druk 2002, Pandora) |
Margriet de Moor, Ze waren schoolmeesters. Groningen 2001, Wolters-Noordhoff, V. |
Margriet de Moor, Kreutzersonate. Een liefdesverhaal. Amsterdam 2001, Contact, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Doris Grootenboer, De tastbare personages van Margriet de Moor. In: Algemeen Dagblad, 11-6-1988. (over In: HP, |
Arnold Heumakers, Laverend tussen voelen en denken. In: de Volkskrant, 17-6-1988. (over Op de rug gezien) |
Jaap Goedegebuure, Op de rug. In: HP, 25-6-1988. (over Op de rug gezien) |
Gerlof Leistra, Thuis in Noordwijk gebruikten we het woord zeevlam al. In: Leidsch Dagblad, 14-7-1988. (interview) |
Janet Luis, Verdroomde levens. In: NRC Handelsblad, 29-7-1988. (over Op de rug gezien) |
Hans Warren, Op de rug gezien: verhalen van Margriet de Moor. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 17-12-1988. |
Anthony Mertens, De achteloosheid van de jager. In: De Groene Amsterdammer, 26-4-1989. (over Op de rug gezien) |
Rob van Scheers, ‘Literaire credo's zul je bij mij niet aantreffen’. In: Elsevier, 13-5-1989. (interview) |
Bert Peene, Vaders. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 134. nr. 3, juni 1989, pp. 366-367. (over Op de rug gezien) |
Rudi Wester, ‘Ik vind het mooier als mensen enigszins van elkaar verwijderd blijven.’ In: Opzij, jrg. 17, nr. 6, juni 1989, pp. 49-51. (interview) |
P.M. Reinders, Middelpunt en uitgestotene. In: NRC Handelsblad, 10-11-1989. (over Dubbelportret) |
Karel Osstyn, Voortreffelijke novellen. In: De Standaard, 17-11-1989. (over Dubbelportret) |
Diny Schouten, De verbijstering van de ziel. In: Vrij Nederland, 2-12-1989. (over Dubbelportret) |
Arnold Heumakers, Olijke zusters. In; de Volkskrant, 8-12-1989. (over Dubbelportret) |
T. van Deel, Wat is er gebeurd waar we zelf bij waren? In: Trouw, 28-12-1989. (over Dubbelportret) |
Hanneke Wijgh, ‘Een mooie, goed gelukte hoge A verdwijnt, maar wat je behoorlijk opschrijft blijft’ In: Trouw, 12-4-1990. (interview) |
Lucas Ligtenberg, Kijk maar naar de Himalaya In: NRC Handelsblad, 13-4-1990. (interview) |
Jan van Damme, Kijken en verbaasd zijn. In: Provinciale Zeeuwse Courant 15-12-1990. (interview) |
Reinjan Mulder, Het geheugen kan zo veel beweren. In: NRC Handelsblad 8-11-1991. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Arnold Heumakers, Het echec van liefde en kunst In: de Volkskrant, 22-11-1991. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Doeschka Meijsing, Waar het zwijgen begint In: Elsevier, 23-11-1991. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Jan Eilander, Gekleurd door de bril die de waarheid draagt In: De Volkskrant, 29-11-1991. (interview) |
T. van Deel, Een landschap dat niemand kent behalve ik. In: Trouw, 5-12-1991. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Carel Peeters, Een goedgehumeurd raadsel. In: Vrij Nederland, 11-1-1992. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Jan-Hendrik Bakker, Margriet de Moor plukt de sterren. In: Haagsche Courant, 24-1-1992. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Jessica Durlacher, Margriet de Moor: ‘Dingen die veelbetekenend zijn, moet je heel laten.’ In: Vrij Nederland), 8-2-1992. (interview) |
Anthony Mertens, Dievenkoningin. In: De Groene Amsterdammer, 1-4-1992. (over Eerst grijs dan wit dan blauw) |
Henk van Weert, ‘Ik kan in de huid van de beul kruipen.’ In: De Gelderlander, 13-4-1992. (interview) |
Arjen Schreuder, Wie werkt, kan niet slecht zijn. In: NRC Handelsblad, 17-4-1992. (interview) |
Hans den Hartog Jager, In gespek met Margriet de Moor. In: HP/De Tijd, 8-5-1992. (interview) |
Jos Paardekooper, Margriet de Moor, Eerst grijs dan wit dan blauw. Laren 1992. (samenvatting en analyse) |
Wam de Moor, De onkenbaarheid van de ander of Lof der Zwijgzaamheid. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 137, nr. 6, december
|
| |
| |
1992, pp. 755-762. (over thema's en motieven in het hele werk) |
Karel Osstyn, Margriet de Moor en de vrouwelijke mythe. In: Ons Erfdeel, jrg. 35, nr. 4, september 1992, pp. 520-529. (algemeen essay) |
Hanneke Wijgh, ‘Muziek drijft het genot op de spits’. In: Trouw, 23-9-1993. (interview over De virtuoos) |
Reinjan Mulder, Margriet de Moors ode aan Napels. De stem is de persoon. In: NRC Handelsblad, 24-9-1993. (over De virtuoos) |
Carel Peeters, De extase als ambacht In: Vrij Nederland, 25-9-1993. (over De virtuoos) |
Anthony Mertens, Patetico. Een wat al te uitbundige liefdesgeschiedenis. In: De Groene Amsterdammer, 29-9-1993. (over De virtuoos) |
Robert Anker, Muziek, prachtige muziek. In: Het Parool, 1-10-1993. (over De virtuoos) |
Arnold Heumakers, De stem en daarbij nog het lichaam. Virtuoos geschreven roman van Margriet de Moor over liefde, kunst en redelijkheid. In: NRC Handelsblad, 1-10-1993. (over De virtuoos) |
Jaap Goedegebuure, Kunstig bewerkte extase. In: HP/De Tijd, 1-10-1993. (over De virtuoos) |
Doeschka Meijsing, Je lichaam is wat je bent Muziekroman van Margriet de Moor. In: Elsevier, 16-10-1993. (over De virtuoos) |
Hugo Bousset, Oog en oor. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 139, nr. 2, april 1994, pp. 275-279. (over De virtuoos) |
H. Schmitz-Küller, Margriet de Moor. Eerst grijs dan wit dan blauw. In: Lexicon van Literaire Werken, aanvulling 22, mei 1994. |
G.F.H. Raat, ‘Maar wat je wilt weten, vertoont zich niet met open vizier’. Over het werk van Margriet de Moor. In: Nachbarsprache Niederländisch, jrg. 10, nr. 1, 1995, pp. 1-12. |
Hans Goedkoop, Een onbekende nis van het bestaan. De personages van Margriet de Moor denken als schrijvers. In: NRC Handelsblad, 20-10-1995. (over Ik droom dus) |
T. van Deel, ‘Zij staat in de keuken zoals iedere dag om deze tijd, wat ken ik haar goed’. In: Trouw, 27-10-1995. (over Ik droom dus) |
Xandra Schutte, Niets noemenswaardigs. In: De Groene Amsterdammer, 1-11-1995. (over Ik droom dus) |
Jaap Goedegebuure, De creatieve blik. In: HP/De Tijd, 3-11-1995. (over Ik droom dus) |
Arnold Heumakers, Wonderbaarlijke schoonheid van het tekort In: de Volkskrant, 3-11-1995. (over Ik droom dus) |
Carel Peeters, Vrijzwevende metaforen. De herfst in de letteren. In: Vrij Nederland, 4-11-1995. (onder meer over Ik droom dus) |
Robert Anker, De macht van het vertellen. In: Het Parool, 17-11-1995. (over Ik droom dus) |
Doeschka Meijsing, Een vorm van schrijfkunst Bijzondere verhaaltoon van Margriet de Moor. In: Elsevier, 18-11-1995. (over Ik droom dus) |
Bart Vervaeck, Mooi is braaf. In: De Morgen, 12-1-1996. (over Ik droom dus) |
Karel Osstyn, Nonchalant tussendoortje. Nieuwe verhalen van Margriet de Moor. In: De Standaard, 14-12-1995. (over Ik droom dus) |
Elisabeth Lockhorn, Ik ben totaal niet in mijzelf geïnteresseerd. In: Geletterde vrouwen, Amsterdam 1996, pp. 261-276. (interview over Hertog van Egypte) |
T. van Deel, ‘Vaar uit, lieg er maar op los’. In: Trouw, 1-11-1996. (over Hertog van Egypte) |
Reinjan Mulder, Verhaal uit een ongeregelde wereld. In: NRC Handelsblad, 1-11-1996. (over Hertog van Egypte) |
Aleid Truijens, De zigeuner en de boerin. In: de Volkskrant, 8-11-1996. (over Hertog van Egypte) |
Robert Anker, Wat wil Margriet de Moor ons zeggen? In: Het Parool, 15-11-1996. (over Hertog van Egypte) |
Mirjam van Hengel, De vertellende stem van schrijfster Margriet de Moor. In: het Financieele Dagblad, 16-11-1996. (over Hertog van Egypte) |
Xandra Schutte, Boek in de boksring. In: De Groene Amsterdammer, 11-12-1996. (over Hertog van Egypte) |
Emmanuel Overbeeke, Eerst de muziek dan de literatuur. In: De Gids, jrg. 161, nr. 2, februari 1998, pp. 115-123. (over De virtuoos) |
Onno Blom, De liefde voor de onkenbare ander. In: Trouw, 2-10-1999. (over Zee-Binnen) |
Pieter Steinz, Een koele Last Tango in Noordwijk. In: NRC Handelsblad, 1-10-1999. (over Zee-Binnen) |
Arjan Peters, Die geheimzinnige weg van het scheppen. In: de Volkskrant, 1-10-1999. (over Zee-Binnen) |
| |
| |
Alle Lansu, Gevaar op de weg. In: Het Parool, 1-10-1999. (over Zee-Binnen) |
Lut Missinne, Nederlandse en Duitse stemmen over Margriet de Moor. In: Neerlandica extra muros, jrg. 39, nr. 2, mei 2001, pp. 31-44. |
Fleur Speet, Leesinformatie Margriet de Moor Kreutzersonate. Amsterdam 2001. (interview en essay over Kreutzersonate) |
Robert Anker, ‘Hineingeheimniste’ ontroering. In: Het Parool, 19-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Hans Goedkoop, Elke stap komt voort uit muziek. In: NRC Handelsblad, 19-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Max Pam, Blinde jaloezie. In: HP/De Tijd, 19-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Arjan Peters, ‘Kunst is geen ongevaarlijk snuisterijtje’. In: de Volkskrant, 19-10-2001. (interview over Kreutzersonate) |
Odile Jansen, De Moor stuurt noodlot te vroeg weg. In: Trouw, 20-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Jeroen Vullings, Handig hineingeheimnist. In: Vrij Nederland, 20-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Monica Soeting, Een liefde in een partituur geschreven. In: de Volkskrant, 26-10-2001. (over Kreutzersonate) |
Mirjam van Hengel, Nooit eens een lekkere spijkerbroek. In: het Financieele Dagblad, 3-11-2001. (over Kreutzersonate) |
Onno Blom, Langs omwegen van muziek. In: De Standaard, 8-11-2001. (over Kreutzersonate) |
Fleur Speet, Lichte en zware toetsen. In: De Groene Amsterdammer, 10-11-2001. (over Kreutzersonate) |
Thomas van den Bergh, Schuldige muziek. In: Elsevier, 20-11-2001. (over Kreutzersonate) |
Lien Heyting, Het is goed om ellende te verdringen. In: NRC Handelsblad 23-11-2001. (interview Kreutzersonate) |
Martje Breedt Bruyn, De échte blinde criticus. In: Vrij Nederland 1-12-2001. (interview over Kreutzersonate) |
Sandra Kooke, Een boek als een muziekstuk. In: Trouw, 8-5-2002. (interview over Kreutzersonate) |
Arnold Heumakers, Het geheim mag niet blijven bestaan. In: NRC Handelsblad 5-7-2002. (over Eerst grijs, dan wit dan blauw) |
Mariëlle Polman, Mens en melodie: een verontrustende verhouding. Muziek in romans van Margriet de Moor en Anna Enquist. In: Literatuur, jrg. 19, nr. 5, september 2002, pp. 289-296. (algemeen) |
Ischa Meijer, Een divertimento. In: De interviewer en de schrijver. 50 literaire interviews van 1966 tot 1993, Amsterdam 2003, pp. 317-322. (algemeen interview) |
96 Kritisch lit. lex.
maart 2005
|
|