| |
| |
| |
Marga Minco
door A. Middeldorp
met een aanvulling door Jooris van Hulle
1. Biografie
Marga Minco werd als Sara Menco (maar haar grootvader heette Minco) op 31 maart 1920 geboren te Ginniken; ze groeide op in Breda. Haar vader, die uit een orthodox joods gezin kwam, wilde in de opvoeding die traditie voortzetten; haar moeder was liberaler van opvattingen. Sara, door haar moeder Selma genoemd, was de jongste; de eerstgeborene was Dave, daarna kwam Bettie.
Na de Nutsschool werd Selma (1938) aangenomen als leerling-journaliste bij de Bredasche Courant. Door haar werk leerde zij Bert Voeten kennen.
De dag na de capitulatie (1940) werd Selma bij de krant ontslagen. Wegens een aandoening van tbc werd zij kort daarop in een ziekenhuis te Utrecht opgenomen; later kuurde zij in een sanatorium te Amersfoort, waarheen haar ouders verhuisd waren. De ouders werden evenwel gedwongen zich in Amsterdam in een ‘Judenviertel’ te vestigen; Selma voegde zich daar bij hen.
Haar zuster Bettie wordt in mei 1942, kort na haar huwelijk, met haar man opgepakt en gedeporteerd. In april 1943 worden de ouders gearresteerd; Selma weet te ontkomen. Nadat ook Dave en zijn vrouw zijn opgepakt, duikt Selma onder. Zij leeft onder verschillende namen, o.a. Margaretha Faes van Hoorn. Aan deze voornaam raakt ze zo gehecht, dat zij die later als schrijfster blijft dragen.
In 1944 komt Marga Minco terecht in een huis aan de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Daar heeft de hereniging met Bert Voeten plaats; in december 1944 wordt hun eerste kind, Bettie,
| |
| |
geboren. In Amsterdam beleeft Marga Minco de bevrijding; zij en een broer van haar vader blijken de enige overlevenden van de familie te zijn. In augustus 1945 trouwt zij met Bert Voeten. In 1947 brengt zij twee maanden door in Zuid-Frankrijk.
Tussen 1950 en 1954 publiceert Marga Minco short stories en schetsen in het maandblad Mandril, het Haarlems Dagblad en Het Parool. Sinds 1955 zijn enkele tv-spelen van haar opgevoerd, waarvan de tekst overigens nooit apart is gepubliceerd. In 1956 wordt haar tweede dochter, Jessica, geboren.
In december 1992 overleed haar man Bert Voeten. Marga Minco woont sindsdien samen met haar oudste dochter Bettie. Algemene erkenning vond Minco met haar debuut Het bittere kruid in 1957. In datzelfde jaar kreeg zij de Mutatorprijs voor het verhaal ‘Het adres’; in 1958 werd Het bittere kruid bekroond met de Vijverbergprijs. In 1999 kreeg zij de Annie Romeinprijs voor haar hele oeuvre. In 2005 werd haar oeuvre bekroond met de Constantijn Huygens-prijs.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Het heeft Marga Minco nooit aan waardering en belangstelling voor haar werk ontbroken. Wel is de aandacht voornamelijk gericht gebleven op één werk uit haar toch niet omvangrijke oeuvre: haar debuut Het bittere kruid. In deze ‘kleine kroniek’ verhaalt de vertellende ik, de jongste dochter, de ervaringen van een joods gezin in de Tweede Wereldoorlog. Door dit debuut is Marga Minco een van de meest gelezen auteurs van de laatste 20 jaar en zeker de meest gelezen schrijfster onder de leerlingen van het voortgezet onderwijs. Wat de laatsten betreft uiteraard omdat Het bittere kruid een dun boekje is, maar niet minder omdat het een indrukwekkend verhaal biedt, ongecompliceerd en helder verteld, een verhaal dat niet psychologiseert maar wel sterk gevoelens oproept. Mede om deze kwaliteiten is het boek inmiddels in acht talen vertaald.
Een auteur die zo overtuigend debuteert, moet met volgend werk hoge barrières nemen: kan ze ook over iets anders schrijven dan over de oorlog; werd die indrukwekkende soberheid van taal door het onderwerp bepaald?
In haar tweede boek, de verhalenbundel De andere kant wilde de schrijfster haar terrein verbreden - daarop wijzen ook de titel van de bundel en van het eerste verhaal, ‘Iets anders’ - maar zij werd steeds weer naar het onderwerp van haar eerste boek toe getrokken.
Wie Marga Minco slechts heeft leren kennen uit haar eerste boek, mist de ontwikkeling die zich in haar werk voltrokken heeft en zal vreemd staan tegenover de ingewikkelder compositie en de diepgaander psychologie van haar latere roman, Een leeg huis.
| |
Kritiek
De kritiek was unaniem in haar oordeel: men prees de zuiverheid van stijl en de evocatieve kracht van het proza. Dat oordeel blijft ten aanzien van het latere werk ongewijzigd, zij het dat men over het algemeen te veel die kwaliteiten naar voren haalde die het debuut sierden; men leze de titels van de recensies in de hierna volgende secundaire bibliografie. Daardoor heeft Een leeg huis te weinig de aandacht en de waardering gekregen die het verdient.
| |
| |
| |
Thematiek
Het centrale thema in het werk van Marga Minco is de vereenzaming van de mens die door een boze macht wordt geïsoleerd. De geschiedenis achter het grootste deel van het werk betreft het lot van de joden in de Tweede Wereldoorlog, de jaren direct daaraan voorafgaand en de nasleep. In 1972 heeft de schrijfster in een verzamelbundel het werk dat op die tijd betrekking heeft, bijeengebracht. Buiten deze verzameling vallen slechts zes van de twaalf verhalen uit De andere kant en de bundel Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren, waarin zeven van de short stories zijn opgenomen die Marga Minco tussen 1950 en 1954 in verschillende bladen publiceerde. In de verhalen die niet over de oorlog handelen, vinden we overigens wel het centrale thema terug.
De boze macht krijgt veelal gestalte in de gedaante van een man. In Het bittere kruid is deze man een representant van de Duitse bezetter: de soldaat bij de razzia, de lugubere dikke man die persoonsbewijzen controleert, de mannen in de lichte regenjassen die de ouders arresteren. In vier van de zes niet-oorlogsverhalen uit De andere kant krijgt de macht gestalte in de man uit een man-vrouwrelatie, in één verhaal wordt een meisje uitgestoten door haar schoolklas (‘De tekening’) en in het zesde verhaal wordt een jongen het slachtoffer van een generatieconflict, zodat hij zowel van zijn ouders als van zijn vrienden geïsoleerd raakt (‘De andere kant’). In de verhalen over een man-vrouwrelatie manifesteert zich het verlangen naar bevrijding bij de vrouw.
Thema's uit Het bittere kruid en uit De andere kant zijn met elkaar verweven in Een leeg huis, een roman die handelt over de laatste fase van de oorlog, de bevrijding en de eerste vijf jaren daarna. Sepha, de hoofdpersoon, zoekt in de erotiek de bevestiging van haar bestaan: daarin probeert zij het verleden, de dood, te overwinnen, maar zij probeert zich tevens te bevrijden uit het isolement waarin het huwelijk haar heeft gebracht. Een andere vrouw in deze roman, Yona, die de mogelijkheid mist haar lichamelijk bestaan in erotische relaties te bevestigen, die zich daardoor ook niet weet te bevrijden, gaat ten onder.
De vereenzaamde mens, de ontheemde, zoekt communicatie en reïntegratie. Sepha en Yona geven beiden gestalte aan deze mens. Zij belichamen twee verschillende reacties op een
| |
| |
verleden dat voor beiden vrijwel gelijk is. Beiden zijn alleen overgebleven uit een joodse familie; voor beiden manifesteert het verleden zich in het huis en in de figuur van de vader. Sepha en Yona zijn elkaars dubbelganger, niet in de zin dat ze uiterlijk sterk op elkaar lijken, maar de één is de belichaming van bepaalde aspecten van de ander. In de dubbelganger kunnen aanvullende, maar ook contrasterende aspecten aanwezig zijn. De houding van de beide jonge vrouwen tegenover de toekomst verschilt wezenlijk. Daardoor vallen ze als dubbelgangers niet uiteen; daarin belichamen ze juist beiden de aspecten van één mens: de ontheemde jonge joodse vrouw in de jaren na de oorlog.
Reeds in Het bittere kruid is het dubbelgangermotief, zij het minder manifest, aanwezig; daar staan tegenover de vertellende ik: het meisje dat niet vervolgd wordt, het meisje dat ook gezocht wordt, het meisje dat speelt, zoals de vertellende ik voor de oorlog.
Het huis speelt in het leven van de vereenzaamde, achtervolgde mens een. belangrijke rol. Het ouderlijk huis is het symbool van een gelukkig verleden, het gezin, de jeugd. In de oorlog is het huis de veilige wijkplaats. Het Amsterdamse lege huis, waaruit in de hongerwinter al het hout gesloopt is, waarvan alleen de muren nog staan, wordt het symbool van de ontheemde mens.
In Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren worden absurde situaties beschreven, waarin mensen in de macht komen van krachten waartegenover ze weerloos zijn. De mensen, situaties en gebeurtenissen tonen sterke overeenkomst met een historische werkelijkheid, maar tegelijkertijd overschrijdt de auteur zoals Kafka in zijn verhalen, de grenzen van die werkelijkheid. De overschrijding van die grenzen geeft die verhalen iets beklemmends, maar ze opent tevens de weg voor de humor waarmee de beklemming gerelativeerd kan worden. Men heeft de neiging op het absurde verbaasd en ongelovig te reageren: ‘Hier kan zoiets niet gebeuren’. Zo reageerde de mens ook in Het bittere kruid, toen het absurde werkelijkheid was geworden en er geen uitweg was in humor en verbeelding.
| |
| |
| |
Techniek
De hoofdpersoon in het werk van Marga Minco, vaak een ik-figuur, is sterk bij de verhaalwerkelijkheid betrokken: de vertellende is tevens de belevende. In Een leeg huis bepaalt het dubbelgangersmotief de verteltechniek: er is een meervoudig perspectief; de beide vrouwen, Sepha en Yona, treden als vertellende ik op.
Het verloop van het verhaal in Het bittere kruid, een kroniek, is chronologisch. Door het vertelperspectief (er is één vertellende ik) heeft het iets van een dagboek. In later werk is het niet meer primair de chronologie die het verloop van het verhaal bepaalt, maar de belevingswereld van de hoofdfiguur. Daardoor krijgt Een leeg huis - dat het aanzien van een dagboek heeft: de drie hoofdstukken hebben als titel een dag en een datum - een ingewikkelder structuur. Door het veelvuldig toepassen van flash-backs bestrijkt ieder hoofdstuk een veel langere periode dan een dag. Niet de 24 uur bepalen de inhoud van het verhaal, maar de ervaringen van de hoofdfiguur die het heden niet beleven kan los van het verleden.
| |
Stijl
In haar taal is Marga Minco sober; ze roept meer de werkelijkheid en de emoties op, dan dat ze die beschrijft. Door de evocerende kracht van haar taal kan veel ongenoemd blijven. In beschrijvingen speelt het detail een belangrijke rol. Details, soms schijnbaar irrelevante, verhogen de authenticiteit van het verhaal en geven er vaak de navrante toets aan.
De vele dialogen geven de lezer de suggestie bij het gebeuren aanwezig te zijn. In het eerste werk gaf de schrijfster bij iedere directe rede aan, wie aan het woord was (zei ik, zei hij, vroeg zij, enzovoorts). In het latere werk geeft zij alleen aan wie gesproken heeft, als dit voor goed begrip van de tekst noodzakelijk is. Doordat het monotone ‘zei ik’, ‘vroeg ik’, ‘zei hij’ verdwijnt, worden de dialogen bondiger en levendiger. Ook oudere teksten heeft de schrijfster op dit punt bij herdrukken gewijzigd, bijvoorbeeld De andere kant. Het zou het karakter van Het bittere kruid aantasten als zij ook in dit boek de dialogen ging ‘verbeteren’. Daar is het steeds herhaalde ‘zei ik’, ‘zei hij’ juist karakteristiek voor de natuurlijke onbevangenheid van het vertellende kind.
| |
| |
De zorgvuldige omgang met het woord heeft Marga Minco in haar religieuze opvoeding van huis uit geleerd. In het verhaal ‘Een ander’ (Het bittere kruid) vertelt zij over een ernstig zieke tante. Er werd voor haar gebeden in de sjoel en ‘men gaf haar een andere naam, een mooie naam van iemand uit de bijbel en zij herstelde’. In datzelfde verhaal vertelt de ik-figuur, hoe zij, als zij in de oorlog ondergedoken is, een nieuwe naam krijgt. Die naam is meer dan een vermomming; als de ik-figuur die naam noemt, wordt zij een ander.
Het oudere echtpaar Goldsteijn in ‘Terugkeer’ (De andere kant), van wie de twee veelbelovende kinderen door de Duitsers zijn omgebracht, ervoer dat het na de oorlog ‘niet werkelijk voorbij was. Dat het nu pas begon voor hen.’ De man en de vrouw zien op tegen het gebruik van bepaalde woorden; die woorden hebben voor hen een dubbele betekenis gekregen. Meneer Goldsteijn blijft zoeken naar het verlossende woord. Hij probeert - en Marga Minco doet dat in haar werk - het leed te overwinnen door het een naam te geven.
| |
Thematiek
In alle verhalen die handelen over de oorlog en de nasleep ervan, is de vertellende iemand die leeft met de doden. Dat is ook zo in de novelle De val die Marga Minco in 1983, na een periode van ruim vijftien jaar zwijgen, het licht doet zien. De val vertelt over de laatste uren van het leven van Frieda Borgstein. Zij gaat op een barre winterdag op weg om voorbereidingen te treffen voor de viering van haar vijfentachtigste verjaardag. Door een noodlottige samenloop van omstandigheden valt zij in een put met kokend water van de stadsverwarming die monteurs even tevoren hadden geopend, maar niet hadden afgeschermd. Was Frieda voor haar vertrek uit het bejaardencentrum, waar zij woonde, niet even teruggegaan, onder andere om een warm vest te halen, had de leiding van het tehuis meer aandacht aan haar geschonken, had de ene monteur beter opgelet en was de andere niet ergens blijven praten, het ongeluk zou haar wellicht niet overkomen zijn. Het toeval dat nu Frieda's dood wordt, heeft er veertig jaar tevoren toe geleid, dat zij in leven bleef. Zij stond met haar man en twee kinderen te wachten
| |
| |
om afgehaald te worden voor de vlucht naar Zwitserland; Hein Kessels die hen op de vlucht begeleiden zou, werd gevolgd door de S.D. De vader en de twee kinderen liepen in de val; zij keerden niet meer terug. Frieda was juist even een vest voor haar dochter gaan halen; zij hoorde een deur slaan, haastte zich naar beneden, struikelde over een losliggende traproe, viel over een koffertje en zag, toen ze bij de voordeur kwam, nog net de grijze auto van de S.D. de straat uitrijden. Haar hele leven blijft Frieda denken dat Hein verraad heeft gepleegd. Pas na haar begrafenis blijkt dat hij door onzorgvuldigheid en toevallige omstandigheden in de val is gelopen. De zin van Frieda's leven wordt het in stand houden van het verleden; zij koestert de foto's, maar: ‘Ook zonder die foto's zou het haar geen moeite hebben gekost hen voor zich te blijven zien. Zolang zij leefde, zolang haar herinnering werkte hield zij hen aanwezig; daarmee rechtvaardigde ze haar bestaan. Het was haar al gelukt om vijfentachtig te worden...’
| |
Techniek
De novelle bevat drie componenten: twee verhaallijnen in het heden en, voornamelijk in flash-backs, het verhaal van het verleden. De ene verhaallijn beschrijft de gang van de twee monteurs naar hun karwei; de andere de gebeurtenissen met en rondom Frieda Borgstein. In de tweede verhaallijn zijn de flash-backs opgenomen: het leven vroeger van Frieda met man en kinderen. De lezer ontdekt vrij vlug dat beide verhaallijnen bij elkaar zullen komen op een noodlottig punt. De val heeft daardoor meer van een tragedie dan van een thriller.
De novelle zit vol parallellie en symboliek. De val van Frieda in de put met kokend water is symbool van de holocaust; er zijn omstanders die geen hand uitsteken, er is alleen de ene monteur die een mislukte reddingspoging doet.
In Meneer Frits vertelt Marga Minco verhalen die louter op fantasie berusten, zij laat daarin vrij spel aan het absurde. In De val maakt zij tot in de kleinste details het toeval, het absurde aannemelijk. De tragische gebeurtenis waarop deze novelle uitloopt was dan ook geen vrucht van verbeelding; eerste aanleiding was een krantebericht over een ongeval, een oude dame in Arnhem overkomen. Als dan blijkt dat de oude
| |
| |
dame uit het krantebericht de moeder was van het schoonzusje van Marga Minco (Lotte uit Het bittere kruid), kan het niet anders of dit verhaal wordt ook beheerst door de tragedie van de oorlog.
| |
Kritiek
De kritiek heeft ten aanzien van De val opnieuw de sobere evocerende verteltrant van Marga Minco geprezen en haar knappe flash-backtechniek. Over de compositie van de novelle lopen de opvattingen uiteen van ‘te artificieel’ tot ‘razend knap’.
| |
Thematiek
De novelle De glazen brug verscheen als boekenweekgeschenk in 1986. De titel verwijst naar de uitdrukking ‘op het glazen bruggetje geweest zijn’, wat betekent: ‘in doodsgevaar verkeerd hebben’. Hoofdfiguur in De glazen brug is het joodse meisje Stella dat van het ene onderduikadres naar het andere wordt getransporteerd. In 1943 krijgt ze haar derde valse persoonsbewijs, ditmaal op naam van Maria Roselier, een vrouw uit het Zeeuws-Vlaamse Avezeel die overleden was op 11 mei 1940. Pas als de oorlog al geruime tijd voorbij is, gaat Stella op zoek naar de persoon die Maria Roselier is geweest.
Terugkerend thema in De glazen brug is de Tweede Wereldoorlog en het fundamentele gevoel van eenzaamheid, dit dan als gevolg van het gedwongen afscheid moeten nemen, waartoe de personages door de oorlogsomstandigheden veroordeeld worden. Net als in haar vorige publicaties onderzoekt Minco verder de onaantastbaarheid van de herinneringen en de rol van het toeval. Zo ontsnapt Stella aan de arrestatie door te treuzelen bij het naar huis gaan als haar ouders worden opgehaald, een andere keer kan ze bij een razzia via het dak ontkomen. Via het motief van de persoonsverwisseling komt verder ook het thema van de problematische verhouding tussen schijn en werkelijkheid aan bod. Stella heeft zich uit overlevingsdrang ingeleefd in de persoon van Maria Roselier. De man die haar haar nieuwe identiteit heeft bezorgd, opereert onder de naam Carlo, maar zal later ook blijken iemand anders geweest te zijn. In de ontluikende liefdesgeschiedenis tussen Stella-Maria en Carlo weerspiegelt zich de liefde die Stella heeft gekend voor haar vader, die ook definitief uit haar leven is verdwenen.
| |
Techniek
In het eerste deel van De glazen brug komt Stella in de ikvorm aan het woord. In het tweede deel wordt overgeschakeld op de
| |
| |
derde persoon, wat Minco de mogelijkheid biedt om wat meer afstand te nemen tot het verhaalgegeven. Het relaas over de oorlogservaringen van Stella verloopt verder niet chronologisch, maar sterk verbrokkeld, vol flasbacks en flashforwards. Minco springt voortdurend van heden naar verleden, zonder daarbij de overgangen expliciet aan te geven. Het is aan de lezer om de nodige verbindingen tot stand te brengen.
| |
Stijl
In De glazen brug blijft Minco trouw aan de sobere verteltrant, die zij ook in al haar vorige werken had gehanteerd. De beknoptheid waarmee zij feiten en emoties naar voren schuift, laat haar toe te focussen op de essentie van waar het om te doen is voor haar: de manier waarop haar hoofdpersonage omgaat met het verleden. Op een diepgaande manier, maar weer zonder opdringerigheid, speelt in de novelle de metafoor van de brug mee. Helemaal aan het begin van haar relaas herinnert Stella zich hoe zij met haar vader op een beijzelde boogbrug stond. Zij glijdt op het midden van de brug alleen door, haar vader blijft onzeker staan. Wanneer Stella aan het slot van de novelle verneemt dat de echte Maria Roselier verdronken is, stelt ze heel verwonderd de vraag: ‘Kon ze dan niet wegkomen over de brug?’ De brug is in de novelle het symbool geworden van wat haar scheidt van, maar ook blijvend verbindt met haar vader en de anderen die in de oorlog een rol hebben gespeeld in haar leven.
| |
Thematiek
In het verhaal Het adres (opgenomen in de bundel De andere kant) beschreef Minco de schaamteloosheid van de zogenaamde ‘bewariërs’, mensen die in oorlogstijd de bezittingen van bedreigde landgenoten in huis namen tot bij hun terugkeer, maar nadien, als de slachtoffers weer opdaagden, niet steeds bereid waren de afgestane goederen ook terug te schenken. Het verhaal kan als de oerversie worden beschouwd van de roman Nagelaten dagen (1999). Hierin gaat een naamloze vertelster, een schrijfster die veel gelijkenis vertoont met Minco zelf, zo'n vijfenveertig jaar na de oorlog op zoek naar de bezittingen van Eva Ruppin, met wie ze door een toeval in contact is gekomen. Eva is tijdens de oorlog naar Parijs uitgeweken en nadien in Californië verzeild geraakt. Uit de brieven die zij haar schrijft en bij haar bezoek aan haar in Amerika komt de
| |
| |
ikfiguur er achter dat Eva de zus is van Hans Ruppin, die getrouwd was met Bettie, de zus van de ikfiguur. Van Bettie weet de vertelster alleen dat ze later in Auschwitz is omgebracht. Centraal in de roman staat een met kleine blauwe vogeltjes versierde kom. De ikfiguur slaagt erin die mee te nemen van bij de bewariërsfamilie Stelerius. De dementerende Eva herkent de kom niet meer en laat ze, als de ikfiguur haar overhandigt, uit de handen vallen. Alleen het deksel blijft heel. De symboliek is duidelijk: wat uit het verleden wordt teruggezocht, kan nooit volledig en intact weergevonden worden.
| |
Techniek / Stijl
Met de personages Hans en Bettie grijpt Marga Minco terug naar de figuren die ook al in haar debuut Het bittere kruid voorkwamen. Het feit dat de auteur bepaalde gegevens uit de realiteit wijzigt (zo heet het plein waar Hans en Bettie werden opgepakt in haar debuut het Merwedeplein, thans heeft de ikfiguur het over het Wedemerplein), wijst erop dat Minco in Nagelaten dagen meer afstand wil nemen van dezelfde werkelijkheid die zij al in Het bittere kruid had beschreven. De manier waarop de levens van de ikfiguur en van Eva Ruffin met elkaar zijn vervlochten, is typerend voor Minco's verhaaltechniek: het nietweten van beide vrouwen, die elkaar via hun broer en zus heel nabij waren, wordt door de indringende manier waarop de ikfiguur tot hun beider verleden wil doordringen, omgebogen tot een confrontatie met dit verleden, met wat nooit volledig voorbij zal zijn. In die zin dient ook het motto dat aan de roman voorafgaat, begrepen te worden. Het is ontleend aan Lillian Hellman en beschrijft het ‘pentimento’, waarbij onder de oppervlaktelagen van een schilderij vaak oudere, verborgen lagen te voorschijn komen naarmate het doek ouder wordt. In Nagelaten dagen wordt opnieuw meer gesuggereerd dan gezegd en wordt voortdurend heen en weer gesprongen in de tijd, van de contacten met Eva Ruffin in de jaren tachtig wordt, via de herinneringen, teruggeblikt op de periode 1940-1945.
| |
Kunstopvatting
Dat Marga Minco in Nagelaten dagen kiest voor een schrijfster als vertellende ikfiguur, laat haar toe een aantal bedenkingen over het schrijverschap neer te zetten. Vooral het feit dat zij als auteur voortdurend met de vraag wordt geconfronteerd of en in hoeverre de feiten die ze beschrijft, ook letterlijk en onverkort op
| |
| |
haar eigen leven betrekking hebben, blijkt haar dwars te zitten. De ikverteller noteert: ‘Ik houd er niet van als iemand er zich toe zet mij omstandig uit te leggen waar een verhaal van mij over gaat en al helemaal niet als er gesuggereerd wordt dat het een exacte weergave zou zijn van een eigen belevenis.’
| |
Thematiek
De bundel Storing (2004) bevat twaalf verhalen. Ook hierin komen, binnen het allesoverheersende thema van de oorlog, thema's als toéval, noodlot, herinnering aan bod. Zo is Selia Steller, die in een aantal verhalen als vertellende ikfiguur optreedt, geobsedeerd door verdwijningen, precies omdat zij haar zusje en de rest van haar familie van de ene dag op de andere moest missen. Alleen de herinnering kan hier bij sturend optreden.
| |
Kunstopvatting
Het verhaal ‘Door het land’ gaat over het schrijverschap van een joodse vrouw die van de deportaties in de oorlog haar onderwerp heeft gemaakt. De verleiding is groot het verhaal als een (vorm van) autobiografie te lezen, hoewel de ikvertelster erop wijst dat ze niet zuiver autobiografisch schrijft, maar wel voor een groot deel uit autobiografische gegevens put. Deze uitspraak benadrukt nog eens het motief van schijn en werkelijkheid dat in de geschriften van Marga Minco altijd aanwezig blijft.
| |
Kritiek
De kritiek blijft over het algemeen gunstig reageren op de publicaties van Marga Minco. Zowat unaniem loven de critici de sobere en ingehouden manier van vertellen die Minco zich in de loop van haar schrijversloopbaan heeft eigen gemaakt. Waar het de novelle De glazen brug en de roman Nagelaten dagen betreft, wordt daarnaast ook de vernuftige structuur geloofd. Volgens Sanders zijn er in De glazen brug ‘geen losse eindjes te vinden, alles houdt met elkaar verband, maar het is meer dan een literair technisch voorbeeldig breiwerk’. Nuis merkt naar aanleiding van de keuze van Minco als auteur van het Boekenweekgeschenk op dat ‘het mooi zou zijn als er voortaan steeds gekozen wordt uit de gelukkig niet zo heel kleine categorie van auteurs die zowel bij het grote publiek - het gaat tenslotte om boekjes voor iedereen - als bij de kritiek hoog in aanzien staan’. Warren vindt van zijn kant de roman Nagelaten dagen behorend ‘tot haar beste werken’.
Bij de verhalen uit de bundel Storing merkt Steinz wel op dat niet alle twaalf verhalen even goed zijn. Vooral de droomverslagen
| |
| |
die erin zijn opgenomen, zijn volgens hem ‘vullertjes in een verder geslaagd album’. En hij besluit: ‘Een stuk of wat meesterverhalen, dat is de oogst van Minco's eerste bundel in 22 jaar. Genoeg om de kritische lezer tevreden te stellen.’
| |
Traditie
Marga Minco is, hoewel ze ook werk van langere adem op haar naam heeft staan, typisch een auteur van het korte verhaal. Van een directe beïnvloeding is weinig of niets te vinden. Bij de verhalen uit Meneer Frits kan de lezer hier en daar aan Kafka denken; een verhaal als ‘De dochters van de majoor’ (De andere kant) heeft in de figuren en de sfeer iets van Tsjechow. Zelf zegt ze zeer geïnspireerd te zijn door het schrijverschap van Vittorini in Conversazione in Sicilia. In haar ‘woordeconomie’, zoals Marga Minco haar taalgebruik zelf noemt, is ze verwant aan Elsschot.
| |
Relatie leven/werk
De biografie van Marga Minco wordt beheerst door haar ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Behalve in haar debuut en in enkele korte verhalen, lukt het haar niet herinneringen aan die oorlog uit haar werk te bannen, zo zij dat al gewild zou hebben. Nadat zij aanvankelijk niet alleen de vertellende, maar ook de mee-belevende is, neemt zij in later werk meer afstand en wordt zij meer toeschouwer. Het historische kader moge gelijk blijven, algemene thema's als de vereenzaming van de mens en de bewustwording van de vrouw komen naar voren.
| |
Kunstopvatting
Heden en verleden blijven in het werk van Marga Minco onlosmakelijk met elkaar verbonden; daardoor is de flash-back een integrerend element in haar verteltechniek geworden. Vertellen is her-beleven; het schept afstand maar het houdt ook in stand. Wie genoemd wordt is er weer, is er nog. Het woord heeft scheppende kracht, het heft de grenzen op van de dood en de tijd.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Marga Minco, Het bittere kruid. Een kleine kroniek. Den Haag 1957, Bert Bakker, Ooievaar 56, N. (Licentie-uitgave Groningen 1995, Wolters-Noordhoff, De jonge lijsters 1995, 4; Groningen en Amsterdam 2001, Wolters-Noordhoff en Bulkboek, Penta pockets 2001, 3) |
Marga Minco, De andere kant, Verhalen. Den Haag 1959, Bert Bakker, VB. (Tweede uitgebreide druk: 1966, Ooievaar 141. Zesde opnieuw uitgebreide druk: 1975. Zevende, herziene druk: Amsterdam 1979) |
Marga Minco, Kijk 'ns in de la. Amsterdam 1963, De Bezige Bij, J. |
Moderne Joodse Verhalen. Samenstelling en inleiding Marga Minco. Amsterdam 1964, Polak & Van Gennep, Bl. |
Marga Minco, Het huis hiernaast. Amsterdam 1965, Meulenhoff, N. |
Marga Minco, Terugkeer. Amsterdam 1965, Cefina, V. (Tweede druk: Den Haag 1968, Bert Bakker) |
Marga Minco, Een leeg huis. Den Haag 1966, Bert Bakker, R. (Licentie-uitgave Baambrugge 1984, Grote Letter Bibliotheek 461; licentie-uitgave, Amsterdam 1992, Bulkboek, Penta pockets 9202) |
Marga Minco en Mies Bouhuys, De Trapeze 6. Groningen 1968, Wolters-Noordhoff, J. |
Marga Minco, De dag, dat mijn zuster trouwde. Den Haag 1970, Bert Bakker, V. |
Marga Minco, Het bittere kruid, Verhalen, Een leeg huis. Met een inleiding van de auteur. Den Haag 1972, Bert Bakker, Verzamelbundel. |
Marga Minco, Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren. Den Haag 1974, Bert Bakker, VB. |
Marga Minco, Je mag van geluk spreken. Utrecht 1975, Knippenberg, Bulkboek 48, Bl. uit eigen werk met bio-bibliografie. |
Marga Minco, Maart. Utrecht 1979, Het Spectrum, Bl. + particularia. |
Marga Minco, Verzamelde Verhalen 1951-1981. Amsterdam 1982, Bert Bakker, VB. (Waarin opgenomen De andere kant, Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren en enkele verspreide verhalen. De bundel wordt afgesloten met een beknopte drukgeschiedenis van de opgenomen verhalen) |
Marga Minco, De val. Amsterdam 1983, Bert Bakker, N. (Licentie-uitgave Baambrugge 1985, Grote Letter Bibliotheek 529; 15e druk 1991, Ooievaar 273; licentie-uitgave Amsterdam 1996, Bulkboek, jrg. 25, nr. 283; licentie-uitgave Groningen en Deurne 1998, Wolters-Noordhoff en Wolters Plantyn, Grote lijsters 199805) |
Marga Minco, Hollands Dagboek. In: NRC Handelsblad, 14-5-1983, D. |
Marga Minco, Ik herinner me Maria Roselier. Amsterdam 1986, CPNB, Rede. |
Marga Minco, De glazen brug. Amsterdam 1986, CPNB, N. (2e druk Bert Bakker) |
| |
| |
Marga Minco, De zon is maar een zeepbel. Twaalf droomverslagen. Amsterdam 1990, Bert Bakker, V. |
Marga Minco, Verhuizen. Met illustraties van Maarten Dekker. Haarlem 1991, Culturele Raad Noord-Holland, Noord-Holland in proza, poëzie en prenten 12, V. |
Marga Minco, De bol en de Bolero. Woubrugge 1991, Avalon Pers, V. |
Marga Minco, Breda. Met illustratie van Jaap de Vries. 's-Hertogenbosch 1992, Het Noordbrabants Genootschap, Noord-Brabant in proza, poëzie en prent, V. |
Marga Minco, Een leeg huis. Arnhem 1992, Theater van het Oosten, T. |
Marga Minco, De verdwenen bladzij en andere kinderverhalen. Met illustraties van The Tjong Khing. Amsterdam 1994, Bert Bakker, J. (2e druk Woubrugge 1990, Avalon Pers) |
Marga Minco (red.), Onder onze ogen. Verhalen over de oorlog. Amsterdam 1995, Ooievaar Pockethouse, Bl. |
Marga Minco, Een indrukwekkend oeuvre. Amsterdam 1995, Bert Bakker, VB/NB. (waarin opgenomen Het bittere kruid, De val, Verzamelde verhalen, De glazen brug, Een leeg huis) |
Marga Minco, Nagelaten dagen. Amsterdam, 1997, Bert Bakker, R. (Licentie-uitgave Baambrugge 1998, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 127) |
Marga Minco, Door het land. Groningen 1998, Wolters-Noordhoff, V. |
Marga Minco, De opdracht. Amsterdam 2000, Prometheus/Bert Bakker, V. |
Marga Minco, December blues. Hilversum 2000, Sebes & Van Gelderen, V. |
Marga Minco, Storing. Amsterdam 2004, De Bezige Bij, VB. (Licentie-uitgave Baambrugge 2005, Grote Letter Bibliotheek, Alpha 172) |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Kees Fens, Kleine kroniek der Jodenvervolging. In: De Linie 27-6-1957. (over Het bittere kruid) |
Eva Hoornik, Marga Minco: ‘Je moet kiezen tussen feiten en gevoelens, uit het oogpunt van taalhygiëne.’ In: Het Parool, 7-1-1967. (interview over Een leeg huis) |
Kees Fens, Een geschiedenis van huizen en kamers. In: De Tijd, 21-1-1967. (over Een leeg huis) |
Manuel van Loggem, Marga Minco: ‘Toch duikt de oorlog weer op.’ In: Algemeen Dagblad, 21-1-1967. (biografisch interview) |
Gertie Evenhuis, Marga Minco: ‘Alles wat je nog meemaakt in dit leven is hoogst ongewoon!’ In: Hervormd Nederland, 29-8-1970. (biografisch interview) |
C. Sanders van der Boele, Marga Minco. Brugge 1970. (slordige en vaak foutieve algemene informatie) |
A. Middeldorp, Over het proza van Marga Minco. Amsterdam 1981. (analyse en aandacht voor historische achtergrond) |
Dirk Kroon (red.), Over Marga Minco. Beschouwingen en interviews. 's-Gravenhage 1983. (geeft, in 53 stukken, een vrijwel volledig beeld van 25 jaar kritiek op het hele werk) |
T. van Deel, De dood van een overlevende. In: Trouw, 5-5-1983. (over De val) |
August H. den Boef, Marga Minco verrast met novelle De val. In: de Volkskrant, 6-5-1983. |
Hans Warren, De val, het nieuwe boek van Marga Minco. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 7-5-1983. |
H.M. van den Brink, ‘Schrijven is altijd iets te ver gaan.’ In: NRC Handelsblad, 13-5-1983. (interview naar aanleiding van De val) |
K.L. Poll, Het geloof in toeval. In: NRC Handelsblad, 13-5-1983. (over De val) |
Wim Sanders, Marga Minco vernieuwt zich. In: Het Parool, 18-5-1983. (over De val) |
Wam de Moor, Overgebleven, teruggekomen en in een diep gat gevallen. In: De Tijd, 20-5-1983. (over De val) |
Jaap Goedegebuure, Een uitgestelde val. In: Haagse Post, 21-5-1983. (over De val) |
Carel Peeters, Een pijnlijke wijsheid. In: Vrij Nederland, 21-5-1983. (over De val) |
Aad Nuis, Diepte. In: Intermagazine, juni 1983. (over De val) |
Cyrille Offermans, Is ‘De val’ een klein meesterwerk? In: De Groene Amsterdammer, 22-6-1983. |
Hans Werkman, Val en toeval bij Marga Minco. in: Nederlands Dagblad, 13-8-1983. (over De val) |
J.G.A. Thijs, Marga Minco oog in oog met haar helper. In: Trouw, 15-8-1983. (verslag van de opening door Marga Minco van een tentoonstelling van boeken over oorlog, verzet en bevrijding) |
F. Auwera, Helder verhaal over een raadsel. In: De Nieuwe Gazet, 5-9-1983. (over De val) |
Marja Käss, De vereenzaming van de mens. Over Marga Minco. In: Literama, jrg. 16, nr. 1, mei 1981, pp. 2-12. (interview) |
Dirk Kroon (red.), Over Marga Minco. Beschouwingen en interviews. 's-Gravenhage 1982. (Verzameling van eerder verschenen recensies en interviews) |
Joris Note, ‘De val’ van Marga Minco. Kanttekeningen. In: Heibel, jrg. 18, nr. 1, herfst 1983, pp. 91-96. |
Hanneke van Buuren, Anders. In: Ons Erfdeel, jrg. 26, nr. 1, januari-februari 1983, pp. 112-113. (over Verzamelde verhalen) |
Dirk Kroon, Marga Minco. Amsterdam 1984. (algemeen) |
Hanneke van Buuren, Transparant. In: Ons erfdeel, jrg. 27, nr. 3, mei-juni 1984, pp. 427-428. (over De val) |
Sybe Bakker, Val en opstanding. In: Woordwerk, jrg. 1, nr. 4, maart 1984, pp. 45-48. (over De val en De glazen brug) |
K.L. Poll, Bestaansrecht en toéval. In: K.L. Poll, Op het eiland van nu. Gedachten over het bijzondere en het algemene. Amsterdam 1984, pp. 72-75. (over De val) |
Bert Peene, Marga Minco, Een leeg huis. Apeldoorn 1985. |
Aad Nuis, Echte liefde onder valse naam: ‘De glazen brug’ van Marga Minco is een mooi boekenweekgeschenk. In: de Volkskrant, 7-3-1986. |
| |
| |
Aleid Truijens, Marga Minco, De glazen brug. In: Aad Nuis en Robert-Henk Zuidinga (red.), Een jaar boek. Overzicht van de Nederlandse literatuur 1985-1986, pp. 95-98. |
Betty van Garrel, Een liefde van Marga Minco. In: Betty van Garrel, Een liefde van... Amsterdam 1986, pp. 45-48. |
Wam de Moor, Overgebleven, teruggekomen en in een diep gat gevallen. In: Wam de Moor, Deze kant op. Kritieken en profielen van boeken en schrijvers. Amsterdam 1986, pp. 186-190. (over De val) |
[Anoniem], De waarheid als gal. In: Trouw, 13-3-1986. (over De glazen brug) |
Carel Peeters, Als een baksteen in een vijvertje: novellen van Marga Minco, Fleur Bourgonje en Adriaan van Dis. In: Vrij Nederland, 15-3-1986. (over De glazen brug) |
Wim Sanders, Boekenweekgeschenk van Marga Minco. In: Het Parool, 19-3-1986. (over De glazen brug) |
Jaap Goedegebuure, De glazen brug. In: HP, 22 maart 1986. |
Sybe Bakker, Oorlog en vrede. Over ‘De glazen brug’ van Marga Minco. In: Woordwerk, jrg. 4, nr. 13, juni 1986, pp. 44-49. |
Bert Peene, De val en De glazen brug. Apeldoorn 1987. |
Jessica Voeten, Marga Minco & Het bittere kruid, 1957-1987. Amsterdam 1987. (over ontstaan, receptie en verfilming van Het bittere kruid) |
Freddy de Schutter, Op zoek naar vader. In: De Standaard, 28-2-1987. (over De glazen brug) |
Jaap van Zweden, ‘Het bittere kruid’ en het Oude Testament. In: Literatuur, jrg. 4, nr. 3, mei-juni 1987, pp. 133-138. |
Jaap van Zweden, Marga Minco, Het bittere kruid. Een kleine kroniek. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. januari 1989, pp. 1-8 + I. |
Hans Werkman, Aan de overzijde van de glazen brug. In: Hans Werkman, Boek werken. Barneveld 1990, pp. 85-90. |
Jolanda Vanderwal Taylor, Bitter herbs, empty houses, traps, and false identities. The (post)war world of Marga Minco. In: Canadian Journal of Netherlandic Studies, jrg. 11, nr. 2, herfst 1990, pp. 51-56. |
Lucie Th. Vermij, Met de voeten in een teiltje gips. Over Marga Minco. In: Margriet Prinssen en Lucie Th. Vermij (red.), Schrijfsters in de jaren vijftig. Amsterdam 1991, pp. 120-127. (algemeen) |
Johan P. Snapper, Twee gezichten van Marga Minco. In: Neerlandica extra muros, jrg. 30, nr. 2, mei 1992, pp. 1-8. |
Saskia Daalder en Arie Verhagen, Dutch tenses and the analysis of a literary text. The case of Marga Minco's ‘De val’. In: Robert S. Kirsner (red.), The Low Countries and beyond. Lanham 1993, pp. 139-149. |
Hans Werkman, Marga Minco, De val. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 28, november 1995, pp. 1-11, I. |
Karin Smeets, Verbeelding van vervolging. Oorlog tussen fictie en werkelijkheid. In: Vooys, jrg. 15, nr. 4, november 1997, pp. 12-17. (over onder andere Het bittere kruid) |
Johan P. Snapper, We gaan nog niet naar huis, nog lange niet. ‘De glazen weg’ van Marga Minco. In: Dirk de Geest en Hendrik van Gorp (red.), Extra muros, langs de wegen. Opstellen voor Marcel Janssens ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar Nederlandse en Europese letterkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Leuven 1997, pp. 131-140. |
Xandra Schuttó, Foto's in woorden. In: De Groene Amsterdammer, 8-10-1997. (over Nagelaten dagen) |
Hans Warren, Een novelle vol gedwongen heftigheid. In: Haarlems Dagblad, 9-10-1997. (over Nagelaten dagen) |
Carel Peeters, Het geheugen is een pijnlijke grappenmaker. In: Vrij Nederland, 11-10-1997. (over Nagelaten dagen) |
Jeroen Vullings, Vroeger gaat nooit voorbij. In: De Standaard, 23-10-1997. (over Nagelaten dagen) |
Onno Blom, De scherven van het geheugen. In: Trouw, 24-10-1997. (over Nagelaten dagen) |
Elisabeth Lockhorn, ‘Ik ben niet dat droevige vogeltje waar mensen mij voor houden.’ De overlevingskunst van schrijfster Marga Minco. In: Opzij, jrg. 26, nr. 1, januari 1998, pp. 10-15. (interview) |
| |
| |
Bart Vervaeck, Wacht maar. Op zoek naar een verloren gegane tijd. In: De Morgen, 15-1-1998. (over Nagelaten dagen) |
Johan P. Snapper, Marga Minco, Nagelaten dagen. In: Ons Erfdeel, jrg. 41, nr. 2, maart-april 1998, pp. 278-280. |
Johan P. Snapper, De wegen van Marga Minco. Amsterdam 1999, Bert Bakker. (algemeen) |
Elsbeth Etty, Marga Minco, Nagelaten dagen. In: Elsbeth Etty (red.), Dames gaan voor. Nieuwe Nederlandse schrijfsters van Hella Haasse tot Connie Palmen. Amsterdam 1999, pp. 112-116. |
Speciale aflevering van Opzij, jrg. 27, nr. 11, november 1999. (Met bijdragen van onder anderen Maaike Meijer, Elsbeth Etty, Hermine Landvreugd en Ingrid Hoogervorst) |
Xandra Schutte, Woorden vinden voor het onzegbare. In: Vrij Nederland, 27-11-1999. (algemeen, naar aanleiding van de bekroning van Marga Minco met de Annie Romeinprijs) |
Arjan Peters, Nooit meer gedwongen de ondergrondse in. In: Arjan Peters, De ongeneeslijke lezer. Een werkboek. Amsterdam 2002, pp. 174-177. (over Nagelmaten dagen) |
Jaap de Gier, Marga Minco, Een leeg huis. In: Lexicon van Literaire Werken, afl. 60, november 2003, pp. 1-13, I. |
Johan P. Snapper, Marga Minco's ‘Nagelaten dagen’. A case of pentimento or rewriting the past. In Robert Howell en Jolanda Vanderwal Taylor (red.), History in Dutch studies. Lanham 2003, pp. 209-221. |
Pieter Steinz, Pijn moet je koesteren. In: NRC Handelsblad, 3-9-2004. (over Storing) |
Max Pam, Geen teken van herkenning. In: HP/De Tijd, 10-9-2004. (over Storing) |
99 Kritisch lit. lex.
november 2005
|
|