| |
| |
| |
Hanny Michaelis
door Eva Cossee
1. Biografie
Hanny Michaelis werd op 19 december 1922 te Amsterdam uit joodse ouders geboren. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhinderde dat zij na haar gymnasium-alfa opleiding een universitaire studie begon. Sinds de zomer van 1942 was zij ondergedoken bij gereformeerde families. Haar ouders werden in 1943 vergast in Sobibor.
Na de oorlog voorzag zij als bureauredactrice voor het Nieuw Israëlitisch Weekblad in haar onderhoud, nadat zij enige tijd had gewerkt bij uitgeverij Meulenhoff. Daarnaast vertaalde zij kinderboeken uit het Engels, Duits en Frans. In 1948 trouwde zij met Gerard Kornelis van het Reve, van wie zij in 1959 scheidde.
In 1945 debuteerde Hanny Michaelis in het september-nummer van Proloog en in 1946 verschenen er van haar gedichten in Criterium. Van de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs 1947 - die dat (eerste) jaar naar Van het Reve ging voor De Avonden - kreeg zij een eervolle vermelding voor een tiental ingezonden gedichten die later deel uit zouden maken van haar eerste bundel Klein voorspel (1949). Dit debuut is samengesteld onder de hoede van haar vroegere leraar Nederlands, D.A.M. Binnendijk, later haar chef op de afdeling Kunstzaken van het Amsterdamse stadhuis, waar zij van 1957 tot 1984 halve dagen heeft gewerkt. De andere helft van haar dagen vulde zij met het bestuurslidmaatschap van de Vereniging voor Letterkundigen en met het vicevoorzitterschap van de Federatie van Kunstenaars. Regelmatig publiceerde zij in Tirade, Maatstaf en Hollands Maandblad.
| |
| |
Voor de bundel Onvoorzien (1966) ontving zij in 1967 de Jan Campertprijs.
Hanny Michaelis woont in Amsterdam.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Alle zes bundels van Hanny Michaelis lijken bij eerste lezing voornamelijk liefdespoëzie te bevatten, waar in de loop der jaren thematisch weinig aan verandert. Een kwetsbaar geluksgevoel bij aanwezigheid van de geliefde kan plotseling omslaan in verwarring en verlangen bij afwezigheid van de geliefde.
| |
Kritiek
De vermeende eenduidigheid van haar thematiek brengt Kees Fens ertoe om bij het verschijnen van Onvoorzien (1966) te spreken van ‘smalle ik-lyriek’. Hij meent dat de absolute concentratie op het ik en de speciale problematiek van die ik, haar poëzie te particulier maakt en te weinig algemeen. Ab Visser beoordeelt haar poëzie zelfs als ‘een biecht van een rancune, te intieme betekenispoëzie met absoluut dichterlijke kwaliteiten, maar met te weinig afstand’, R.L.K. Fokkema acht het feit dat haar dichtbundels met grote tussenpozen verschijnen ‘de redding uit de eentonigheid van haar thema’.
| |
Ontwikkeling / Thematiek
Deze steeds terugkerende kritiek op de beperktheid en eentonigheid van Michaelis' poëzie behoeft enige nuancering. Kleine verschuivingen in de behandeling van de thematiek in haar liefdeslyriek hebben het karakter van haar poëzie toch essentieel doen veranderen.
Haar debuutbundel Klein voorspel (1949) geeft het bewust worden en volwassen worden weer van een vrouw tegen de achtergrond van de bezettingstijd. In de laatste gedichten van de bundel moet de ik noodgedwongen afscheid nemen van een geliefde. In de slotregels van de verzen komt meestal een breuk voor, waaruit de weemoed en het heimwee naar een onherroepelijk voorbije (kinder)tijd duidelijk worden, De gedichten in Water uit de rots (1957) vormen variaties op het gemis van een geliefde. Het titelgedicht is als een scharnier in de bundel geplaatst. Eraan vooraf gaat een aantal gedichten dat een minder specifiek eenzaamheidsgevoel tot onderwerp heeft, erna volgt een reeks gedichten waarin getreurd wordt over de verloren geliefde. Alleen in de laatste strofe van het titelgedicht wordt de beklemming doorbroken:
| |
| |
Toen vielen traag en plechtig
en uit mijn ogen sprongen
plotseling de tranen, warm
en verlossend als het water
dat Mozes uit de rotsen sloeg.
In Tegen de wind (1962) staat de dood van de geliefde centraal, een onherroepelijkheid waar iedere hoop mee vervalt. Het samenzijn in het verleden is nu tot een onvervreemdbaar bezit geworden en in veel gedichten wordt dit verleden teruggeroepen en wordt er contact gezocht met de verloren geliefde. De toon van de bundel sluit nauw aan bij die van Water uit de rots. Ook nu biedt het titelgedicht een positief vooruitzicht:
die tegen de wind in zingt,
Relativering van het verdriet overheerst in de bundel Onvoorzien. Uit de meeste verzen blijkt hoe pijnlijk de herinnering aan betere tijden is, maar de distantie die Michaelis in deze bundel bereikt maakt de gedichten bijna opbeurend. Zoals in het volgende gedicht:
bekende kleren in een stoel.
zit op de rand van mijn bed
een naakte man. Bij het zien
van zijn glimlach denk ik:
| |
| |
De lijn van Onvoorzien wordt voortgezet in De rots van Gibraltar (1969). Nieuw is hierin een aarzelend maatschappelijk engagement dat het meest geslaagd is als wereldgebeuren en persoonlijk lot in elkaar grijpen. Wanneer bijvoorbeeld een harttransplantatie of de luchtverontreiniging worden vermeld zonder het subjectieve accent, krijgen de gedichten iets gratuits en missen ze overtuigingskracht. Het conflict waarover veel van deze gedichten gaan, is dat tussen spontaneïteit en bewustwording, kijken en reflectie op het kijken.
Om zich staande te kunnen houden in deze wereld blijkt het bitter noodzakelijk weg te kunnen vluchten ‘naar een nieuw Utopia’. De gedichten in Michaelis' laatste bundel Wegdraven naar een nieuw Utopia (1971) hebben weer een tragische ondertoon, maar zonder dat gebruik is gemaakt van zware of grote woorden. Nog meer aanvaarding van de buitenwereld in deze bundel dan in De rots van Gibraltar doorbreekt de ik-gerichtheid van Michaelis' poëzie.
| |
Thematiek
In het vroege werk leest men dus over eenzaamheid en verdriet ‘als grondtoon van het bestaan’, die altijd het gevolg zijn van een scheiding, veroorzaakt door dood of afwezigheid van een geliefde. Angst, ontgoocheling en het besef van eigen nietigheid balanceren in de laatste twee bundels minder op de rand van het niets, zij worden meer in bedwang gehouden door relativering en door een wat cynischer houding. Niet een ongelukkige liefde is van Michaelis' poëzie dan nog het eigenlijke, centrale thema, maar zoals Aad Nuis het formuleerde: ‘het ongelukkige leven, waarin men soms moeilijk zijn evenwicht kan bewaren als men beschikt over een gevoelig temperament en een ongenadig realiteitsbesef.’
| |
Techniek
Stijl
Naarmate haar thema langzaam verschuift, wordt de vorm van haar poëzie soberder: ‘met steeds minder woorden ongenaakbaar open,’ zegt Henk Romijn Meijer. Haar debuut bevat nog eindrijm, zelfs een aantal sonnetten. Haar latere gedichten, in vrije versvorm, bestaan vaak uit één lange samengestelde zin met soepele enjambementen tot versregels verknipt. Klankrijm, binnenrijm en assonance brengen samenhang in dit prozaïsch ogende geheel. Michaelis' gedichten leunen tegen het gewone spraakgebruik aan, ze houden een schijn van eenvoud op om een ingewikkeld complex van bewustzijnstoestanden zo overtuigend en authentiek moge- | |
| |
lijk weer te geven. De na Klein voorspel altijd titelloze gedichten zijn een soort emotionele notities, die van een hekel aan rethoriek en aan het theatrale blijk geven:
spraak gemaakt moet worden,
staat in De rots van Gibraltar. ‘Meestal, als ik schrijf, is het gedicht, voor mijn gevoel al klaar,’ zegt Michaelis in een interview uit 1970, ‘maar dan krijg je de weerstand van het woord; ik streep veel woorden weg tot er een geraamte overblijft, eerder ben ik niet tevreden; Ik wil hoofdzaken van bijzaken onderscheiden: ik ben op het essentiële uit.’
| |
Verwantschap
Zowel door de keuze van het onderwerp als door de techniek doet Michaelis' poëzie denken aan het werk van M. Vasalis. In een interview uit 1982 zegt zij zelf ook: ‘Mijn eerste gedichten waren, moet ik zeggen, sterk beïnvloed door Vasalis. Je hebt dan niet in de gaten dat je het een beetje imiteert. Er zijn ook mensen geweest die in mijn latere bundels invloeden van Roland Holst ontdekten.’
| |
Traditie
Door de tijdschriften Forum, Libertinage en Tirade heen loopt een traditie van gevoelvolle ik-lyriek, waarin ook Hanny Michaelis haar (bescheiden) plaats heeft naast dichters als Rutger Kopland en Judith Herzberg. Met de laatsten heeft ze in ieder geval enkele poëtische middelen gemeen.
| |
Relatie leven/werk
Hanny Michaelis heeft geen constante stroom van gedichten gepubliceerd. Tussen haar debuut en haar tweede bundel ligt acht jaar. Naar eigen zeggen (1982) is die periode van literaire improduktiviteit voor een groot deel het gevolg van haar huwelijk met een talentvol en succesvol schrijver. Ook onverwerkte en traumatiserende ervaringen tussen 1940 en 1945 hebben in dit verband een belangrijke rol gespeeld. Zinspelingen op de onderduiktijd zijn te lezen in sommige gedichten uit Klein voorspel, maar pas in De rots van Gibraltar wordt het joodse oorlogsverleden in haar poëzie geïntegreerd. Na Wegdraven naar een nieuw Utopia heeft Hanny Michaelis geen poëzie meer gepubliceerd. Wel schrijft zij nog literaire essays.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Hanny Michaelis, Klein voorspel. Amsterdam 1949, Meulenhoff, GB. |
Hanny Michaelis, Water uit de rots. Amsterdam 1957, G.A. van Oorschot, GB. |
Hanny Michaelis, Tegen de wind in. Amsterdam 1962, G.A. van Oorschot, GB. |
Hanny Michaelis, Onvoorzien. Amsterdam 1966, G.A. van Oorschot, GB. |
Hanny Michaelis, De rots van Gibraltar. Amsterdam 1969, G.A. van Oorschot, GB. |
Hanny Michaelis, Wegdraven naar een nieuw Utopia. Amsterdam 1971, G.A. van Oorschot, GB. |
Hanny Michaelis, De relevantie van kunstzinnige vorming. In: De Revisor, jrg. 7 nr. 6, 1980, p. 83-86, E. |
Hanny Michaelis, De Moor, Van Oudshoorn en de kritiek. In: Tirade, jrg. 28, nr. 290, 1984, p. 41-63, E. |
Hanny Michaelis, Mirakuleuze herrijzenissen. In: Tirade, jrg. 29, nr. 300, 1985, p. 724-740, E. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
[Anoniem,] Geest en leven. In: De Tijd, 11-6-1949. (over Klein voorspel) |
Anthonie Donker, Twee jonge dichteressen. In: Vrij Nederland, 2-8-1952. (over Klein voorspel) |
Max Nord, Eenvoud met maximum aan geladenheid. In: Haagsch Dagblad, 25-5-1963. (over Tegen de wind in) |
R. Roegholt, Poëzie met eenvoudige woorden. In: Het Vrije Volk, 9-5-1964. (over Tegen de wind in) |
R. Roegholt, Hanny Michaelis, zeer sterk poëtisch talent. In: Het Vrije Volk, 14-1-1967. (over Onvoorzien) |
P. Berger, Soorten van relativiteit. In: Het Vaderland, 17-2-1967 (over Onvoorzien) |
[Anoniem,] Nieuwe dichtbundels bij Van Oorschot. In: De Nieuwe Linie, 4-3-1967. (over Onvoorzien) |
Ab Visser, Zeer intieme bekentenis. In: De Telegraaf, 10-3-1967. (over Onvoorzien) |
Aad Nuis, Poëzie zonder ophef van Hanny Michaelis. In: Het Parool, 11-3-1967. (over Onvoorzien) |
C.M., Hanny Michaelis vindt leuk dat ze de prijs kreeg. In: Het Parool, 1-4-1967. |
Jan Huijnink, Bescheiden lyriek van de wanhoop. In: NRC, 15-4-1967. (over Onvoorzien) |
Gertie Evenhuis, Hanny Michaelis winnares van de Jan Campertprijs. In: Hervormd Nederland, 20-5-1967. |
T. van Deel, Troost in verdrietige poëzie. In: Regelrecht, jrg. 5, nr. 8/9, 1968, p. 272-275. (over Onvoorzien) |
Bibeb in gesprek met Hanny Michaelis. ‘...dat Gerard mijn grote liefde is, dat is waarschijnlijk niet waar’. In: Bibeb, De mens is een ramp voor de wereld. Amsterdam 1969, Van Gennep, p. 207-218. (interview) |
R.L.K. Fokkema, Boekenetalage. In: Trouw, 15-1-1970. (over De rots van Gibraltar) |
Kees Fens, Van spreektaal tot kunsttaal. In: De Volkskrant, 17-1-1970. (over De rots van Gibraltar) |
Harry van Santvoort, De kleinspraak van Hanny Michaelis en het balken van Habakuk II. In: De Nieuwe Linie, 31-1-1970. (over De rots van Gibraltar) |
Hans Warren, Nieuwe poëzie van Hanny Michaelis en Rutger Kopland. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 31-1-1970. (over De rots van Gibraltar) |
Klaas de Wit, Over Habakuk II de Balker en Hanny Michaelis. In: Leeuwarder Courant, 7-2-1970. (over De rots van Gibraltar) |
Ben Bos, ‘Een niet geleegde vuilnisbak kan me al deprimeren.’ In: De Nieuwe Linie, 4-4-1970. (interview) |
Herman de Coninck, Veel liever klein- dan grootspraak. In: De standaard der letteren, 5-6-1970. (over De rots van Gibraltar) |
R.L.K. Fokkema, Hanny Michaelis: Wegdraven naar een nieuw Utopia. In: Trouw, 27-11-1971. |
Henk Romijn Meijer, Gevoelspoëzie nog steeds vitaal. In: Het Parool, 11-12-1971. (over Wegdraven naar een nieuw Utopia) |
Hans Warren, Nieuwe dichtbundels. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 18-12-1971. (over Wegdraven naar een nieuw Utopia) |
K.L. Poll, Kakelbont en een zweem van blauw. In: NRC Handelsblad, 14-1-1972. (over Wegdraven naar een nieuw Utopia) |
Fransje Drossaers, ‘Sterke emoties kan ik niet in sterke termen uitdrukken.’ In: De Gooien Eemlander, 26-2-1972. (interview) |
Jan Paardenkoper, De poëzie van Hanny Michaelis: eenzaamheid na verloren geliefde. In: Haarlems Dagblad, 20-5-1972. (over Wegdraven naar een nieuw Utopia) |
Wies Roosenschoon, Poëzie van de onvoltooid verleden tijd en het tegenstribbelend heden. In: Tirade, jrg. 17, nr. 187, 1973, p. 279-296. (over de laatste vijf bundels) |
| |
| |
Met steeds minder woorden ongenaakbaar open. In: Literama, jrg. 17, nr. 7, 1982, p. 266-278. (tekst van een radioprogramma over Hanny Michaelis) |
K.L. Poll, Wat zich voor het begrip verbergt. In: NRC Handelsblad, 7-12-1984. (over ‘Wie bij daglicht’ uit Wegdraven naar een nieuw Utopia) |
20 Kritisch lit. lex.
februari 1986
|
|