| |
| |
| |
Paul Mennes
door Jos Muyres
1. Biografie
Paul Mennes is geboren op 29 juli 1967 in Mechelen. Zijn ouders waren beiden werkzaam bij de Belgische telefoonmaatschappij RTT. Zijn moeder is echter al vrij vroeg overleden, hij was toen amper twintig jaar oud. Mennes heeft op twee middelbare scholen gezeten: het Scheppersinstituut en het Koninklijke Atheneum II (lyceum), beide in Mechelen. Na de middelbare school stond hij in Antwerpen weliswaar een jaar ingeschreven als student toegepaste communicatiewetenschappen en ook een jaar als student kunstgeschiedenis, maar geen van deze opleidingen heeft hij - naar eigen zeggen - echt gevolgd. Na deze mislukte carrière als student was hij enige tijd werkloos en heeft hij ook allerlei baantjes gehad. Hij was onder meer werkzaam als schoonmaker, nachtwaker en inkoper bij het warenhuis FNAC.
In 1994 debuteerde hij met de roman Tox, waarvoor hij de Vlaamse debuutprijs ontving. Eén zin in de roman Poes poes poes leverde hem de Tzumprijs voor de beste zin in verhalend proza van 2001 op (‘Soms had ze er toch een beetje spijt van dat ze geen feng-shui, tai chi, macrobiotiek of biseksualiteit gekozen had voor haar spirituele groei’).
Mennes is niet alleen actief als schrijver van verhalend proza. In de loop der jaren heeft hij ook de tekst voor een aantal theatervoorstellingen geschreven en toneelstukken van buitenlandse auteurs bewerkt en vertaald. Dat laatste leverde hem twee keer, in 2002 en in 2004, de vertaalprijs van het Vlaams Centrum van het Internationaal Theaterinstituut op.
Verder heeft hij in 2005-2006 een column verzorgd in het
| |
| |
televisieweekblad Humo en bijdragen geleverd aan De Brakke Hond. Mennes is een groot liefhebber van elektronische muziek en schrijft zelf ook composities. Een aantal daarvan heeft hij op verschillende literatuurfestivals (onder andere ‘De Nachten’ en ‘Crossing Border’) ten gehore gebracht.
Over het leven van Mennes, die samen met zijn vriend in Antwerpen woont, is verder niet zo heel veel bekend. Hij zoekt de publiciteit niet op en probeert werk en privé zoveel mogelijk te scheiden.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Visie op de wereld
Een recensent van het dagblad De Morgen heeft Paul Mennes de chroniqueur van de verveelde, sufgeshopte en illusieloze generatie genoemd. Deze treffende typering had betrekking op zijn eerste drie romans, Tox (1994), Soap (1995) en Web (1997). Mennes schetst hierin een ontluisterend beeld van de jeugd in de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw. Het gaat om jongeren die zich dood vervelen en geen enkele ambitie koesteren. Ze ervaren het leven als totaal zinloos, lijden dikwijls aan existentiële angsten en hebben neigingen tot zelfdestructie. Hun levens spelen zich af in de marge. Ze hangen meestal maar wat rond, zappend voor de televisie of cocaïne snuivend in een desolaat winkelcentrum of in een bar, waar vooral verslaafden, homo's en travestieten komen. Om de cocaïne te kunnen betalen, voldoen ze aan de meest excessieve seksuele wensen van dikwijls totaal onbekende kerels. ‘Echte’ relaties gaan ze niet aan, voornamelijk omdat ze daartoe niet in staat zijn: ze zijn totaal van elkaar vervreemd. Plaats voor gevoelens is er evenmin.
Een aantal van Mennes' helden heeft - uit pure noodzaak - een normale baan, maar doet dat werk, dat weinig of geen aanzien geniet, niet bepaald met overtuiging en toewijding. Ze maken fouten en soms leidt dat tot hun ontslag.
Het ontbreekt de personages niet alleen aan ambities, maar ook aan ieder normbesef. In Tox zoeken de personages troost in het gebruik van cocaïne, het middel om - even - aan ‘de twijfels, timiditeit, angstaanvallen en pietluttige zielepijntjes’ te ontsnappen. Maar het gebruik ervan eist zijn tol, de meeste gebruikers zijn er psychisch en lichamelijk slecht aan toe.
| |
Ontwikkeling
Worden de eerste drie romans van Mennes dus hoofdzakelijk bevolkt door losers (Mennes heeft het over ‘genenafval’), in zijn latere romans, Poes poes poes (2001) en Kamermuziek (2007), is de situatie van de personages veel minder uitzichtloos. Kamermuziek eindigt zelfs hoopvol: het hoofdpersonage staat op het punt samen met zijn vriendin naar Japan te gaan om daar een nieuwe toekomst op te bouwen.
| |
| |
| |
Thematiek / Ontwikkeling
Kenmerkend voor Tox, Soap en Web zijn de vele gruwelijke scènes, het buitensporige geweld en de dikwijls uitzonderlijk zwartgallige en cynische humor. Ook wat dit betreft is er een verschil met de twee latere romans. De humor is aanvankelijk bikkelhard, controversieel en absoluut niet politiek correct. Personages amuseren zich met grappen over de Jodenvervolging en de concentratiekampen. De dood van John Lennon wordt voorgesteld als een komische gebeurtenis en het wachten op de uitslag van een hiv-test als spannend, maar ook vermakelijk. In Poes poes poes en Kamermuziek komen dergelijke grappen niet meer voor. De humor is daar zachter en conventioneler, maar daarom niet minder hilarisch, zoals blijkt uit de gebeurtenissen rond de godsdienstfanate Maria Grypstaert in Poes poes poes, die in een aangebrande appeltaart het gezicht van Jezus Christus meent te herkennen.
Ook de namen in de eerste romans staan bol van de ironie en het cynisme. Er komen personages in voor die de Dachautweeling en Tante Treblinka worden genoemd. Er is sprake van een Grote Vrolijke Supermarkt, een hamburgertent met de naam McPhisto en een winkel die ‘Better off Dead’ heet. In Poes poes poes en Kamermuziek zijn de namen vooral grappig: Engelbert von Mausmatte, Maria Grypstaert, een ezel die Yves St. Laurent heet en twee poezen met de namen Seks en Geweld. Bedenkelijk is hier natuurlijk de naam ‘Swastika’, die Horus aan een nieuw lid van zijn sekte wil geven. In enkele gevallen is de naam illustratief voor het beroep of het gedrag van de personages: de beeld- en geluidstechnici in Poes poes poes heten Klank en Beeld; Midori, de geliefde van Sam Penn in Kamermuziek wordt aanvankelijk Nokia genoemd, omdat ze vrijwel continu met haar mobieltje van dat merk in de weer is. De namen hebben in Mennes' werk vaak ook nog een symbolische betekenis.
| |
Thematiek / Ontwikkeling
In het vroege werk van Mennes komt veel, dikwijls buitensporig geweld voor, zowel fysiek als verbaal. Mensen worden om niets in elkaar geslagen, er loopt een seriemoordenaar rond, een dakloze wordt onder een bus geduwd, een andere zwerver wordt door kinderen beplast en in brand gestoken, een vrouw wordt vrijwel dagelijks door haar man mishandeld et cetera. Mensen worden zonder enige aanleiding afgebekt, uitgescholden, bele- | |
| |
digd... De personages die zich schuldig maken aan deze vormen van geweld, hebben daar geen enkel probleem mee. Een zeker sadisme is hun niet vreemd. De personages in Poes poes poes en Kamermuziek maken zich veel en veel minder schuldig aan geweld. Ze zijn ingetogener en gaan zich niet te buiten aan dergelijke excessen.
| |
Thematiek / Visie op de wereld
Een belangrijk thema in het werk van Mennes is de gebrekkige communicatie. De gesprekken zijn meestal heel oppervlakkig, men is ook niet echt in elkaar geïnteresseerd en heeft geen behoefte aan contact. Vriendschappen stellen dikwijls niets voor, de liefde wordt gereduceerd tot een louter lichamelijke aangelegenheid en familierelaties zijn in de meeste gevallen ernstig verstoord. In geen enkele roman van Mennes komt een normale liefdesrelatie voor.
| |
Verwantschap
De seksualiteit in de eerste romans van Mennes heeft dikwijls een masochistisch karakter en doet denken aan die in het werk van Gerard Reve. In Tox heeft het hoofdpersonage Orf de volgende fantasie over zijn geliefde: ‘Hij is mijn Redder, mijn Blonde Motorgod en ik wil dat Hij me kruisigt. Ik wil dat Hij nagels door mijn handen slaat. Ik huil om misbruik en ketenen, om onderwerping, om een zwarte bruiloft op een zonnige dag.’
| |
Ontwikkeling
Dit soort seksuele uitwassen komt in Poes poes poes en Kamermuziek niet meer voor. Wel ontbreken in deze romans weer hechte relaties. Twee personages in Poes poes poes reduceren de liefde zelfs tot een ‘louter chemisch proces’. Een nogal nuchtere visie, die aansluit bij een uitspraak van het personage Ludo in het toneelstuk Lits jumeaux (2003): ‘Seks is de meest overschatte bezigheid die je je kan voorstellen. Het is nutteloos. Folklore.’ Haaks hierop staan de verwikkelingen in Kamermuziek, waarin de hoofdpersoon aan het slot wel het grote geluk lijkt te vinden. ‘Wij zijn gezellige gieren, tedere wolven voor elkaar, hartelijke hyena's.’ Met deze woorden typeert Orf in Tox zijn familie. Ook familieverhoudingen zijn bij Mennes bijna altijd ernstig verstoord. Dat blijkt onder meer uit een hele reeks ‘koude’ en ‘harde’ gedachten en wensen van de personages. Zo voelt Orf absoluut geen genegenheid voor zijn vader en moeder, die hij steevast aanduidt als ‘mijn naamgever’ en ‘mijn draagster’: ‘Wat ik voor mijn draagster voel, voelen anderen voor hun afwas- | |
| |
machine: het is handig zo'n ding in huis te hebben, maar op den duur worden zelfs de paar minuten die je eraan spendeert te veel.’
Zelfs in Kamermuziek komt deze verstoorde ouder-kindrelatie voor: hoofdpersoon Sam is in deze roman min of meer door zijn ouders het huis uit gezet.
| |
Relatie leven/werk
In een interview heeft Mennes ooit verklaard dat de negatieve visie in zijn werk op het familie- en gezinsleven voortkomt uit zijn homoseksuele geaardheid. Als homo zou je buiten de normale familie- en gezinspatronen vallen. Mennes ontkent overigens pertinent dat zijn negatieve visie op het gezinsleven op eigen ervaringen is gebaseerd, zoals hij ontkent dat zijn werk überhaupt autobiografisch is: ‘Ik verwerk wat ik registreer, niet wat ik beleef. Ik observeer de manier waarop anderen met zichzelf, familie en televisie omgaan.’ Zijn eigen leven vindt hij niet interessant genoeg om over te schrijven: ‘Autobiografisch schrijven is toch redelijk overmoedig? Waarom zou mijn variant van de Vlaamse folklore interessanter zijn dan die van de melkboer?’
| |
Visie op de wereld
Mennes schetst in zijn werk een beeld van een maatschappij die wordt gekenmerkt door oppervlakkigheid en waarin alles draait om massaconsumptie. Mensen zijn, zoals het in Soap wordt verwoord, ‘dikke diepzeevissen in een spuuglelijk aquarium’ geworden. Achter elk raam zit, volgens Brendan Vanderplasse, een van de hoofdpersonen, wel ‘een kutfamilie op de kutsofa naar de kuttelevisie te kijken’. Plaats voor het individu is er volgens Mennes niet meer in de moderne maatschappij. Wie niet mee wil doen aan de ratrace, zoals de meeste van Mennes' personages, leidt een leven in de marge. Het getuigt van een uiterst negatieve visie op het bestaan. In Tox, Soap en Web is die negatieve visie pregnanter aanwezig dan in Poes poes poes en Kamermuziek. Deze visie is nauw verbonden met de ondergangsgedachte, die in allerlei vormen in Mennes' werk opduikt.
De uitwassen van de consumptiemaatschappij bekritiseert Mennes door de beschrijving van een groot aantal - vaak absurde - voorvallen en producten: de aankoop van een verkeerde soort chips leidt ertoe dat alles in het leven van een personage fout gaat lopen, in een restaurant worden behalve koala's en kan- | |
| |
goeroes ook levende aapjes geserveerd, kinderen vermaken zich met een Aids-Barbie en het spel Crematoriumpje, er is een videospel te koop waarin een seriemoordenaar zoveel mogelijk flikkers met hiv-bloed moet proberen te besmetten et cetera. In Kaufhaus (1999) is de kritiek op de consumptiemaatschappij verpakt door het warenhuis (‘het Mekka van de consumptiemaatschappij’) de plaats in te laten nemen van de onderwereld, waarin Dante onder leiding van Vergilius ronddoolt op zoek naar zijn Beatrice.
Veel kritiek is er in Mennes' werk ook op de media, die zijns inziens een bedenkelijke rol spelen. Hij heeft dit vooral uitgewerkt in Poes poes poes, waarin een hevige strijd om de kijkcijfers losbarst tussen twee televisiestations. Over de meest onzinnige onderwerpen maken die stations in hun jacht op scoops programma's: een ondergelopen parkeerterrein, een losgebroken koe of een jongetje dat van een schommel is gevallen. Televisiemensen zijn, aldus Mennes, niet echt geïnteresseerd in mensen, het gaat hen alleen om de sensatie: er zal en moet ‘fantastische televisie’ worden gemaakt. Het resultaat van dat streven: ‘Uiteindelijk serveren we allemaal dezelfde hoop stront, maar dan wel op duizend verschillende manieren klaargemaakt.’
In wezen proberen de personages in het werk van Mennes te ontsnappen aan de oppervlakkigheid. Zij zoeken een alternatief voor het gebrek aan inhoud. Meestal draaien ze zichzelf daarmee een rad voor ogen. In de eerste drie romans wordt het alternatief gevonden in het gebruik van Ego en/of het zich overleveren aan seksuele en andere excessen. In Poes poes poes zoekt Maria Grypstaert zingeving in het geloof en de sekte van Horus in een aanbidding van de natuur. Lukas Bosendorfer vlucht in een virtuele wereld, net als Otter in Kamermuziek. In die laatste roman neemt Sam zijn toevlucht tot de wereld van de comics, zijn ouders kiezen voor de make-overwereld van de televisie en Irina en Lilith zoeken het in het occulte. Al die pogingen te ontsnappen aan de ratrace en enige inhoud aan het inhoudsloze te geven, worden door Mennes op de een of andere manier ontmaskerd en dikwijls belachelijk gemaakt. ‘Idioten. Leeghoofden. Schapen. Bedriegers,’ merkt een van de volgelingen van Horus op als ze het besluit neemt niet meer mee te
| |
| |
doen. Tekenend is de reden waarom ze zich bij de sekte van Horus wilde aansluiten: ‘Ik wou iets doen. Het gaf niet wat het was, maar ik wilde weer iets voelen. Iets nieuws, iets dat waardevol is, iets dat niet bolstaat van de ironie of de camp. Alles is camp geworden. De helft van de tijd weet ik zelf niet meer of ik iets meen of niet. Je lacht je dood. Je amuseert je te pletter. Je relativeert jezelf en alles om je heen tot de dood erop volgt. De wereld gaat aan ironie ten onder.’
Mennes geeft in zijn werk niet alleen af op de eigentijdse zoektochten naar zingeving. Ook de hippiecultuur moet het ontgelden. Deze generatie wordt weggezet als die van ‘de vogelverschrikkers die naar de Beatles en de Stones luisterden’, die zich bezighielden met ‘ecologisch verantwoord mandenvlechten met gerecycled melkpakken papier’ en aan meditatie en mantra's deden.
De maatschappijkritiek wordt door Mennes niet expliciet verwoord. Hij heeft in een interview in Humo ooit opgemerkt dat hij geen boodschap wil uitdragen. Dat is niet zo vreemd, want Mennes heeft geen boodschap. In zijn werk wordt in ieder geval geen alternatief voor de ‘rottigheid’ gegeven.
| |
Techniek / Verwantschap
Het veelvuldig gebruik van elementen uit de massamedia, een techniek die met de term ‘sampling’ wordt aangeduid en typerend is voor een tendens die Avantpop wordt genoemd, is een van de meest in het oog springende kenmerken van het werk van Mennes. Er wordt vrijwel voortdurend verwezen naar en geciteerd uit televisieprogramma's, videoclips, nieuwsuitzendingen, films et cetera. Van alles komt aan bod: muziek van David Bowie, The Manic Street Preachers, Rammstein, De Twee Pinten; films als Apocalypse Now, Una Giornata Particolare, Edward Scissorhands en Bambi; filmsterren als Jack Nicholson, Brad Pitt, Sofia Loren en Leonardo DiCaprio; televisieseries als De man van zes miljoen, Star Wars, Dynasty en Sex And The City; de door MTV uitgezonden videoclips; Het journaal. Mennes citeert en verwijst ook naar en uit zijn eigen werk en dat van andere schrijvers.
Aanvankelijk werd hij vanwege het gebruik van die samplingtechniek een aantal keren beschuldigd van plagiaat, reden voor Mennes om in het colofon van de bundel Web een korte
| |
| |
verantwoording op te nemen: ‘Web bevat samples, bijna willekeurig gekozen - en bewerkte - tekstgedeelten, uit het werk van Paul Mennes, Alice Nahon, Grauzone, Wire, J.D. Salinger, Tin Machine, Evelyn Waugh, Blixa Bargeld, Ronald Giphart, Ron & Russell Mael, Paul Snoek, De Brassers, Sarah Dunn en Laurie Anderson en waarschijnlijk nog een aantal anderen.’
| |
Kunstopvatting / Verwantschap
Mennes is een groot voorstander van de samplingtechniek. Volgens hem kan een schrijver inmiddels niet anders dan een sample-roman schrijven. In een aan het werk van Tom Lanoye gewijd artikel (‘Just what is it that makes these books so different, so appealing?’, 1998) schrijft hij:
Als je wil dat jonge mensen en mensen tout court zich interesseren voor literatuur, moet je zorgen dat die literatuur hen ook aanspreekt. Een manier om dat te bereiken is gebruik maken van de populaire massacultuur (films, muziek - zelfs ‘rock’ als het dan echt moet - video en stripverhalen) in de boeken die je schrijft. Tom Lanoye, Herman Brusselmans en hun lezers zijn kinderen van hun tijd. Laten we onder ogen zien dat de kans dat die kinderen - trouwens al dan niet uit vrije wil - dagelijks strips, videoclips en filmtrailers en pop- en rockmuziek consumeren groter is dan dat ze de sonetten van William Shakespeare zullen lezen of de Brandenburgse concerto's van Bach beluisteren. Het idioom van de populaire cultuur zit in hun hoofden omdat ze hier en nu leven en niet in een vorige eeuw. Uit lectuur van de werken van Lanoye blijkt dat bijna alle voorgenoemde disciplines hun sporen hebben nagelaten. And the kids love it...
De samplingtechniek, die hij in Kamermuziek nog meer dan in zijn andere werken heeft toegepast, heeft volgens Mennes absoluut niet met plagiaat van doen. Wie dat denkt heeft zijns inziens ‘een gedateerd idee over literatuur’.
| |
Kunstopvatting / Techniek
Mennes vindt het bovendien ‘gewoon leuk’ allerlei vormen van cultuur in zijn werk te combineren. Hij doelt dan op de combinatie van zogenaamde ‘hoge en lage’ cultuur. De ‘lage cultuur’ is in zijn optiek niet per definitie waardeloos. In Kamermuziek heeft Sam een discussie met Emilie over de waarde van de comics.
| |
| |
Emilie vindt het allemaal onzin, maar Sam maakt haar duidelijk dat de comics metaforen zijn voor de tijd waarin ze zijn gemaakt. Elke vorm van kunst - laag of hoog - zegt volgens Sam iets over de tijd waarin die vorm is ontstaan en is zijns inziens van belang.
| |
Visie op de wereld
Mennes is van mening dat het leven steeds ingewikkelder wordt en dat de grens tussen realiteit en fictie is vervaagd. De personages in zijn werk hebben dikwijls moeite om beide uit elkaar te houden. Ze hebben nogal eens het gevoel dat ze zich in de virtuele wereld van een videospelletje bevinden. Brendan Vanderplasse in Soap ziet het leven als een videoclip en Lukas Bosendorfer in Poes poes poes heeft het idee vast te zitten in een spelletje pacman, in een soort parallel universum. Hij lijkt wat dat betreft een voorafbeelding van het personage Otter in Kamermuziek, die de tovenaar van Dos wordt genoemd en die op den duur steeds meer via zijn computer gaat leven. Op het laatst gebruikt hij de computer niet alleen voor zijn werk, maar ook om boodschappen te doen en met zijn huisgenoten te communiceren. Alles wat er in huis gebeurt, volgt hij via de spraakhond Zip, die in contact staat met zijn pc en informatie doorzendt.
| |
Stijl
Ook het taalgebruik van Otter is doordrenkt met termen uit de computerwereld (iemand die iets geks beweert, heeft ‘een serieuze bug in zijn software’). Hij heeft het leven in huis zelfs in het computerspel The Sims nagebouwd. Sam heeft in het begin van het verhaal, net als Lukas Bosendorfer, het gevoel dat hij zich in een computerspel bevindt, maar dan een spel dat geblokkeerd is geraakt op een ‘level’ dat veel te moeilijk voor hem is.
| |
Techniek / Stijl
De belangstelling van Mennes voor de moderne media blijkt ook uit de vorm die hij aan zijn verhalen heeft gegeven. Soap bevat een hoofdstuk (‘Voodoo’) dat is opgezet als een video- of computerspelletje met verschillende spelniveaus. Dat geldt ook voor het toneelstuk Kaufhaus, waarin de hoofdstukken worden aangeduid als ‘Levels’. In het verhaal ‘Lotus’ (Web) zijn de tijdsaanduidingen van de verhaalde gebeurtenissen gerelateerd aan de bedieningsknoppen van een video- of dvd-speler: rewind, pauze, counter reset, fast forward, search, frame by frame, play, slowmotion, stop. De indeling van Kamermuziek verwijst naar een telefonisch keuzemenu, en de titels van twee hoofd- | |
| |
stukken waarin Sam Penn zijn ‘herinneringen’ aan het personage Otter beschrijft, komen overeen met de aanduidingen voor verschillende versies van een computerprogramma, respectievelijk ‘Otter v 1.0’ en ‘Otter v 2.0’.
Bij het schrijven van de roman Soap zou Mennes naar eigen zeggen uitgegaan zijn ‘van de klassieke opbouw van de soap, van de struktuur van Dallas zeg maar. Ik heb ook veel banalere samples gebruikt dan in Tox, dat moest natuurlijk volgens de logika van de soap-idee: alles is banaal, er vallen geen grote verhalen te vertellen.’
Ook de beeldspraak is door de moderne massamedia beïnvloed. De grootte van ‘een kwak stront’ wordt vergeleken met die van een ‘enorme computermuis’ en een hoestbui duurt langer dan de film Legends of the fall. Er is sprake van ‘Lord-of-the-Rings-groen’, ‘Victoria-Beckham-ik-kan-wel-om-mezelf-lachen-groen’ en ‘smurfblauw’. Een personage voelt zich de ene keer zo ellendig als een nummer van Radiohead en de andere keer als een nummer van Joy Division.
| |
Thematiek
Het schrijven is geen onderwerp dat veelvuldig in het werk van Mennes opduikt; slechts een enkele keer wordt het gethematiseerd. Het begin van het verhaal ‘De Beatles en de Stones’ (Web) is bijna brusselmansiaans:
Ik ben het, de doodsbenauwde Prometheus van wie de lever niet meer aangroeit. Zo, die zit, dacht ik. Dat is nog eens een beginzin voor een klassieke roman. Als ik zo doorga, liggen de aanbiedingen van uitgeverijen binnenkort metershoog op het voetpad voor mijn deur. Nu de rest van het kutboek nog en we zijn er.
Even later herneemt de verteller (Paul) dit beginfragment:
Laat ik de werkelijkheid zoals ze nu plaatsvindt van meet af aan in mijn oeuvre vlechten, dacht ik, en ik zette het woord ‘telefoongerinkel’ voor mijn klassieke beginzin. Nu stond er: Telefoongerinkel. Ik ben het, de doodsbenauwde Prometheus van wie de lever niet meer aangroeit. Misschien moest ik ‘telefoongerinkel’ wel vervangen door ‘faxtoon’. Dat klinkt een stuk moderner.
| |
| |
Ook in Kamermuziek speelt het schrijven een rol. Het hoofdpersonage onderneemt daar een poging een comic te schrijven, die bestaat uit een combinatie van de ‘Da Vinci Code en Sex & the city. Of Carrie Bradshaw meets Spider-Man.’ De poging loopt op een mislukking uit.
Veel belangrijker zijn in Kamermuziek de verwijzingen naar concrete historische gebeurtenissen. In zijn vroege werk komen die maar sporadisch voor en zijn ze bovendien veel minder concreet. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar de aidsproblematiek, de zonsverduistering in 1999 en - heel indirect - naar de kwestie-Dutroux. In Kamermuziek is de historische actualiteit echter prominent aanwezig. De oma van Sam is bezeten van de gebeurtenissen op 9/11 en via de televisie, die bijna altijd aan staat, wordt Sam geconfronteerd met de aanslagen op de treinen in Madrid, die op de metro in Londen en met een hele reeks gruwelijke gebeurtenissen, zoals de moord op Joe van Holsbeek en die op Theo van Gogh, de schietpartij tijdens een feest van de scouting in St. Katelijne-Waver en de poging van twee leerlingen in Charleroi om een lerares te vergiftigen. Al deze berichten veroorzaken in Kamermuziek een gevoel van onveiligheid; er gaat - net als het geval is met de krantenknipsels in de roman Menuet van Louis Paul Boon - een continue dreiging van uit.
Mennes heeft dat gevoel hier naar eigen zeggen gethematiseerd om het ter discussie te stellen:
Wat ik wilde, was een constante ruis, een zoemtoon die bestond uit dingen die het hoofdpersonage als verontrustend ervoer, als angstaanjagend zelfs. Hij stelt zich dan ook de vraag: is het gevoel van onveiligheid reëel of is de onveiligheid reëel? Als je bijvoorbeeld alles zou geloven wat de kranten schrijven of wat er op televisie wordt gezegd dan moet je wel concluderen dat het bloed in Antwerpen dagelijks in grote gulpen door de riolen stroomt. En dat valt wel mee, hoor.
Sam probeert in Kamermuziek - zoals eerder opgemerkt - aan de dreiging te ontkomen door zich terug te trekken in de wereld van de comics (strips als Batman, Superman, Spider-Man, X-Men, the Fantastic Four, The Avengers, The uncanny X-Men).
| |
| |
| |
Stijl
Het werk van Mennes is geschreven in een afstandelijke, registrerende, vaak luchtige stijl, die nogal eens haaks staat op de inhoud. De meest weerzinwekkende taferelen worden zonder enige diepgang of emotie beschreven. De tragische gebeurtenissen in het leven van Tox - zijn vader vermoordde zijn moeder en pleegde daarna zelfmoord - worden verteld alsof het om een ‘hoempapa-walsje vol kinderleed, een larmoyant smartlapje van toen onze Tox een Toxje was’ gaat. De oppervlakkigheid van het contact tussen de personages, de inhoudsloosheid van de gesprekken, wordt ondersteund door het veelvuldig gebruik van nevenschikking. De hiërarchie is dan uit de taal verdwenen, waardoor alles even belangrijk (of onbelangrijk) is geworden:
Er kwam iemand bij ons staan die vroeg of we coke hadden en waar we uithingen en de jongen met wie ik praatte zei dat hij tegenwoordig veel thuiszat en video's bekeek en dat het in de jaren tachtig allemaal veel scherper was maar dat hij vanavond misschien wel naar een feestje ging. Ik mompelde dat ik ook naar een feestje ging en dat ik eigenlijk niet al te veel tijd had en hij zei: ‘O.K., dan zie ik je daar wel,’ en ik zei: ‘Da's goed, yo,’ en hij zei: ‘Yo,’ en de andere jongen zei: ‘Hoe is het eigenlijk met je? Anyway, tot straks dan, yo.’
De verteller en de personages reageren dikwijls onverwacht, politiek incorrect en onlogisch. Zo beklaagt iemand in Soap zich erover dat op een videoband een zogenaamde twaalfjarige jongen te zien is die op een hek wordt gespiest. Zijn verontwaardiging heeft - anders dan de lezer zou verwachten - niet te maken met de brute mishandeling van de jongen, maar met het feit dat die jongen niet twaalf ‘maar zeker al veertien’ was.
| |
Verwantschap
Techniek
Deze manier van redeneren komt ook voor in het werk van Willem Elsschot en dat van Herman Brusselmans. De lezer wordt bewust op het verkeerde been gezet. Iets soortgelijks geldt voor het spelen met de meerduidigheid van taal. In Kamermuziek wordt de mededeling dat er ‘52 mensen omkwamen’ bij de aanslagen op de metro in Londen gevolgd door de vraag ‘Om wat?’ In Tox en Kamermuziek voert één ik-verteller het woord. In Soap treden verschillende ik-vertellers op. Bepaalde gebeurtenissen
| |
| |
worden ten gevolge daarvan meerdere keren - door de ogen van meer dan één personage - beschreven. De lezer maakt daardoor kennis met verschillende visies en belevingen. De verhalen in Web hebben ook ik-vertellers, soms zelfs verscheidene in één verhaal. Opmerkelijk is het verhaal ‘A quoi ça sert l'amour’, waarin de ik-verteller een aan aids overleden man blijkt te zijn: ‘Djeezes, waar maak ik me druk over? Ik ben er al jaren niet meer.’ De vertelinstantie in de roman Poes poes poes is overwegend personaal, waarbij de focalisatie wisselt. Verrassend is hier het optreden van de poes Madonna als ik-verteller.
| |
Visie op de wereld
De negatieve visie op het bestaan gaat bij Mennes doorgaans gepaard met een negatieve beleving van de ruimte, zeker in het vroege werk. De gebeurtenissen spelen zich in een troosteloze omgeving af, in Soap en Web bijvoorbeeld in een winkelcentrum dat zijn beste jaren heeft gehad: de meeste winkels zijn gesloten, er wordt gedeald en getippeld en er zou een seriemoordenaar actief zijn. Het huis van Otter in Kamermuziek verkeert ook in een belabberde staat. Het is slecht onderhouden en in de muren en het plafond bevinden zich barsten. In tegenstelling tot het andere werk van Mennes speelt dit verhaal hoofdzakelijk binnenshuis, eigenlijk zelfs voornamelijk in het hoofd van de verteller. Er is in deze roman een sterke tegenstelling tussen binnenen buitenwereld. De buitenwereld wordt, zoals werd opgemerkt, door het hoofdpersonage vooral als bedreigend ervaren.
Wat voor de omgeving geldt, geldt ook voor het uiterlijk van de personages. De meeste zien eruit alsof ze - zoals Orf het in Tox verwoordt - ‘gedurende een lange periode onderworpen werden aan een reeks bijzonder schadelijke proeven met bijtende producten en vleesverterende cosmetica.’ In het verhaal ‘Pantser’ (Web) vindt de hoofdpersoon de mensen met wie hij in aanraking komt zelfs zo lelijk, dat hij niet snapt waarom iemand met ogen in zijn hoofd tegen abortus kan zijn.
| |
Traditie / Verwantschap
Critici hebben gewezen op de verwantschap van Mennes' werk met dat van Amerikaanse schrijvers als Dennis Cooper, Douglas Coupland, Bret Easton Ellis en Jay McInerney. In de Nederlandse literatuur wordt hij meestal vergeleken met Ronald Giphart, Jeroen Olyslaegers, Peter Verhelst en Joost Zwagerman. Naar eigen zeggen is vooral de roman American Psycho van Ellis
| |
| |
van groot belang geweest voor zijn schrijverschap. Overeenkomsten met het werk van Coupland worden door Mennes categorisch van de hand gewezen.
Wat betreft zijn houding tegenover het schrijverschap past Mennes bij de generatie van de De Mooie Jonge Goden in Vlaanderen (Tom Lanoye, Herman Brusselmans c.s.) en de Generatie Nix in Nederland. Qua stijl en inhoud is hij het meest verwant aan het werk van Luc Boudens, Christophe Vekeman, Jan van Loy (Bankvlees), J.M.H. Berckmans en Dimitri Verhulst. De stijl roept ook reminiscenties op aan die van schrijvers als L.F. Céline, Philip Roth, J. Salinger, Gerard Reve en Charles Bukowski.
| |
Kritiek
Hugo Claus, Tom Lanoye en Ronald Giphart hebben Mennes aan het einde van de twintigste eeuw uitgeroepen tot het grootste en meest belovende literaire talent in de Vlaamse literatuur. Giphart deed dit in een bespreking van Tox. Onder de titel ‘Eindelijk Vlaamse Bratpack’ typeerde Giphart Tox als een indrukwekkende debuutroman. Vooral de ‘schaamteloosheid’ van de hoofdpersoon in combinatie met de bijtende humor en ‘bij vlagen virtuoze stijl’ maakten diepe indruk op hem. Ook Pascal Cornet toont zich aangenaam verrast door Tox (‘strak gecomponeerd’ en ‘goed geschreven’) en Bart Vanegeren prijst de beschrijving van de uitzichtloze tijdgeest van de jaren negentig van de twintigste eeuw.
Wat oudere recensenten zijn minder enthousiast over Mennes' werk. Dat blijkt bij het verschijnen van Soap. Zo zijn Carel Peeters en Rob Schouten van mening dat Mennes er zich te gemakkelijk van af heeft gemaakt. Schouten heeft zich bovendien geërgerd aan het grove taalgebruik, de vele Engelse woorden en de flauwe humor.
Daartegenover staat het enthousiasme van Giphart en Cornet. Beiden vinden Soap zelfs nog beter dan Tox. Giphart heeft het over een meedogenloos boek, geschreven ‘in zo'n scherpe en sarcastische taal en met zo'n overdonderende haat aan de wereld en de mensen.’ Ook Jeroen Vullings en Hugo Bousset zijn onder de indruk. Wat Vullings betreft geldt dit niet voor Web. Net als Thomas van den Bergh vindt hij dat Mennes daarin te veel in herhaling valt. Hij noemt het ‘een gemakzuchtig,
| |
| |
onbezield tussendoortje met een hoge grapdichtheid, maar een geringe komische werking’. Ook plaatst Vullings vraagtekens bij wat hij de ‘overdosis cult’ noemt. Frank Hellemans en Rob van Erkelens zijn het daar absoluut niet mee eens. Hellemans prijst de originaliteit en Van Erkelens vindt Web een prachtig boek ‘vol dwarsverbanden, vol herhalingen en rijmen, en vooral vol schrijnendmooie eenzaamheid’.
De meeste recensenten merken op dat Mennes met Poes poes poes een nieuwe weg is ingeslagen, maar niet iedereen is daar gelukkig mee. Jeroen Overstijns vindt het een onderhoudend boek, maar vraagt zich af of het zal beklijven. Volgens Jan Bettens getuigt het boek van een gedurfde literaire koerswijziging, die heeft geresulteerd in ‘een aangenaam lezend, uiterst vermakelijk boek, dat o.a. door zijn ingenieuze constructie en meestal accurate toon, de wezenskenmerken van onze door de media besmette maatschappij weet te vatten’. Jeroen de Preter vindt Poes poes poes zelfs beter dan het eerdere werk van Mennes. De reacties op Kamermuziek zijn niet echt enthousiast. Het boek is ook maar mondjesmaat besproken. Atte Jongstra noemt het een beetje een slap verhaal, Arie Storm heeft het over een ‘geestige zedenschets met licht uitvergrote trekjes’ en Joost de Vries vindt het een komisch boek, waarin Mennes volgens hem wel de symptomen van deze tijd beschrijft, maar geen diagnose stelt. Frank Hellemans noemt Mennes op basis van dit boek ‘een beschavingschroniqueur’ en Kamermuziek ‘een eigentijdse Bildungsroman’. Echt enthousiast is Matthijs de Ridder, volgens wie Kamermuziek een intelligente, grappige én confronterende analyse van de westerse beschaving is.
| |
Publieke belangstelling
In vergelijking met schrijvers als Herman Brusselmans, Tom Lanoye en Kristien Hemmerechts is Mennes niet zo bekend. Zijn boeken worden ook maar mondjesmaat herdrukt. Toch geniet hij bij een jongere generatie lezers een zekere populariteit.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Paul Mennes, Tox. Amsterdam/Antwerpen 1994, Nijgh & Van Ditmar / Dedalus, R. (4e druk 1997, Singel Pockets; opgenomen in Toast) |
Paul Mennes, Soap. Amsterdam/Antwerpen 1995, Nijgh & Van Ditmar / Dedalus, R. (5e druk 1998, Singel Pockets; opgenomen in Toast) |
Prijsbeesten. Tien verhalen uit Vlaanderen en één uit Nederland. Samenstelling Paul Mennes. Amsterdam 1996, Ooievaar, Bl. |
Paul Mennes, Web. Amsterdam 1997, Nijgh & Van Ditmar, R. (opgenomen in Toast) |
Paul Mennes, ‘Just what is it that makes these books so different, so appealing?’ In: Bart Vanegeren (ed.), Naamloze vennootschap LANOYE nv. Amsterdam 1998, Prometheus, pp. 15-26. E. |
Paul Mennes, Kaufhaus. Naar Dante. Amsterdam 1999, Nijgh & Van Ditmar, T. |
Paul Mennes, Poes poes poes. Amsterdam 2001, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Paul Mennes, Toast. Trilogie van Tox, Soap en Web. Amsterdam 2002, Nijgh & Van Ditmar, R. |
Paul Mennes, Lits jumeaux. Antwerpen 2003, Het Toneelhuis, Toneelhuisteksten 20, T. |
Paul Mennes, Kamermuziek. Amsterdam 2007, Nijgh & Van Ditmar, R. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Ronald Giphart, Eindelijke Vlaamse Bratpack! In: Het Parool, 6-1-1995. (over Tox) |
Hermine Landvreugd, Fin de siècle-machismo. Portret van de Vlaamse debutant Paul Mennes. In: Blvd, jrg. 3, nr. 9, oktober 1994, p. 18-21. (over Tox) |
Bart Vanegeren, Samples snorkelen. In: NWT, jrg. 12, nr. 3, mei/juni 1995, pp. 79-80. (over Tox) |
Bart Vanegeren, Als een dumdum-kogel. In: Knack, 25-10-1995. (over Tox) |
Harold Polis, Het is om zeep. Paul Mennes schrijft met ‘Soap’ een averechts en malcontent boek. In: Blaazuit, jrg. 10, nr. 10, oktober 1995, p. 25. |
Ronald Giphart, Tweede boek van Paul Mennes is overdonderend. Haat tegen de wereld en de mensen. In: Het Parool, 10-11-1995. (over Soap) |
Jeroen Vullings, Zelfs de liefde is iets van de televisie. Nederlands proza. In: Vrij Nederland, 18-11-1995. (over Soap) |
Pascal Cornet, De gruwelijke boeken van Paul Mennes. In: Ons erfdeel, jrg. 39, nr. 1, januari/februari 1996, pp. 112-114. |
Hugo Bousset, Paul Mennes. Op een dieet van MTV en soaps. In: Dietsche Warande & Belfort, jrg. 141, nr. 1, februari 1996, pp. 130-132. |
Bart Vanegeren, ‘Web’, alias Weer Een Boek van Paul Mennes. In: Humo, 9-9-1997. |
Jeroen Olyslaegers, Don't mention the war. In: De Morgen, 18-9-1997. (over Web) |
Peter Jacobs, Een losgeslagen spin. In: De Standaard, 25-9-1997. (over Web) |
Ron Elshout, Een glinstering in de duisternis. Over soap, literatuur en een draad moraal. In: Bzzlletin, jrg. 27, nr. 248, september 1997, pp. 38-48. |
Thomas van den Berg, Houseparty's en bureau-intriges. In: Het Parool, 3-10-1997. (over Web) |
Frank Hellemans, De soul van de nineties. Op zoek naar de spin in het ‘Web’. Tien nieuwe verhalen van Paul Mennes. In: Knack, 8-10-1997. |
Jeroen Vullings, ‘Dat is Rambo, moeder, met een o.’ In: Vrij Nederland, 11-10-1997. (over Web) |
Rob van Erkelens, Prometheus zonder lever. In: De Groene Amsterdammer, 5-11-1997. (over Web) |
Johan Vandenbroucke, Sampling. In: De Morgen, 4-12-1997. (over Web) |
André Oyen, Grimmige verhaaltjes uit de late nineties. In: De vrijzinnige lezer, jrg. 18, nr. 4, december 1997, pp. 256-257. (over Web) |
Marc Reynebeau, Paul Mennes. Seks, ouders en videobanden. In: Uitgelezen, jrg. 16, nr. 16, 1997, pp. 121-126. (over het hele oeuvre) |
Eric Arends, Mennes' wereld is hard soms, en donker. In: de Volkskrant, 11-2-1998. (over Web) |
Luc Devoldere, De hel bestaat. Het Kaufhaus van Mennes. In: Ons Erfdeel, jrg. 42, nr. 2, maart/april 1999, pp. 285-287. (over Web) |
Jan Bettens, Werelden die botsen. Jan Bettens in gesprek met Paul Mennes. In: Leesidee, jrg. 7, nr. 8, november 2001, pp. 610-612. (over Poes poes poes) |
Jan Bettens, Achter elke deur kan een parallel universum liggen. In: Leesidee, jrg. 7, nr. 8, november 2001, p. 609. (over Poes poes poes) |
André Oyen, Als het aan de kat lag zou ze Paul Mennes lezen. In: De vrijzinnige lezer, jrg. 22, nr. 4, december 2001, pp. 301-302. (over Poes poes poes) |
Jeroen Overstijns, De dag dat het zonlicht niet meer scheen. De nieuwe Paul Mennes is opgestaan. In: De Standaard, 27-9-2001. (over Poes poes poes) |
Jeroen de Preter, Mennes in medialand. Als David Lynch ‘In de Gloria’ zou regisseren. In: De Morgen, 3-10-2001. (over Poes poes poes) |
Koen van Kerrebroeck, Paul Mennes: verkondiger van de apocalyps. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 4, september 2003, pp. 580-583. (over Poes poes poes) |
Rudy Vandendaele, ‘Kamermuziek’: prelude tot Paul Mennes. In: Humo, 27-2-2007. |
| |
| |
Matthijs de Ridder, Fatalisties liedje. In: De Standaard, 2-3-2007. (over Kamermuziek) |
Frank Hellemans, In het nest van het net. In: Knack, 7-3-2007. (over Kamermuziek) |
Joost de Vries, Wolverine of Spider-Man? In: De Groene Amsterdammer, 16-3-2007. (over Kamermuziek) |
Arie Storm, De Belgen zijn niet slechter. In: Het Parool, 19-4-2007. (onder andere over Kamermuziek) |
Atte Jongstra, Geen gekke schrijver. In: Leeuwarder Courant, 18-5-2007. (over Kamermuziek) |
Tom van Imschoot, Opgepast instortingsgevaar: over ‘Kamermuziek’ van Paul Mennes. In: Rekto: verso, jrg. 4, nr. 23, mei/juni 2007, pp. 6-8. |
Lucie Sedlácková, Het consumentisme in Paul Mennes' trilogie ‘Toast’. In: Neerlandistische Ontmoetingen. Trefpunt Wroclaw. Redactie Irene Barbara Kalla en Bożena Czarnecka. Wrocław 2009, pp. 267-271. |
115 Kritisch lit. lex.
november 2009
|
|