| |
| |
| |
Joost Mendes
door Ton Brouwers
1. Biografie
Joost Mendes werd als Emanuel Querido geboren op 6 augustus 1871 te Amsterdam. Hij groeide op in een joods arbeidersmilieu. Zijn vader, Aron Querido, was werkzaam als diamantbewerker. Naast zijn moeder, Esther Lopes Dias, bestond het gezin uit nog twee zonen, David (1870) en Israël (1872), die zich ook als schrijver zou ontplooien. De familie woonde aan de Roetersstraat, destijds de rand van de stad.
Na de lagere school kwam Querido aanvankelijk als leerjongen in de diamantindustrie terecht. Hij had echter intellectuele ambities, die met name tot uitdrukking kwamen in zijn belangstelling voor het boekenvak. Zo werkte hij in de jaren negentig enige tijd bij boekhandel J.A. van Sleeswijk aan de Nieuwe Herengracht. Op 1 februari 1899 vestigde hij zich als zelfstandig boekhandelaar nabij de Munt. Incidenteel gaf hij in deze periode ook zelf boeken uit.
Emanuel Querido trouwde op 7 maart 1899 met Jane Kozijn en twee jaar later werd hun enige kind geboren, zoon Arie. In 1911 verhuisde het gezin naar Bloemendaal, waar Querido een verzendboekhandel begon. Dit initiatief bleek na twee jaar een mislukking en vervolgens werkte hij als administrateur bij het Amsterdamse Grand Théâtre, om in 1914 in het boekenvak terug te keren als verantwoordelijke voor de boekenafdeling van warenhuis De Bijenkorf. Het gezin woonde na terugkeer in Amsterdam in de Valeruisstraat (vanaf 1917 ook enige tijd in de Jacob Marisstraat, Sloten, en later opnieuw in de Valeriusstraat). In de zomer van 1915 kreeg Querido zijn ontslag bij De Bijenkorf omdat hij zich niet kon vinden in het zakelijke beleid van
| |
| |
de directie. Na bemiddeling van de Rotterdamse uitgever W.L. Brusse werd hij nog datzelfde jaar in de gelegenheid gesteld om bij Van Holkema en Warendorf onder eigen naam een dochter-uitgeverij op te zetten. Hieruit ontstond in 1926 de N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, die in de beginfase een aantal commercieel zeer succesvolle jaren kende. Als uitgever stond Querido onder meer aan de basis van de Salamander-pocketreeks, waarvan in 1934 het eerste deel verscheen.
Op jongere leeftijd had Querido bijdragen in het maandblad De Jonge Gids (1898-1902) gepubliceerd, maar zijn debuut in boekvorm, De verweerde jaren, verscheen onder pseudoniem in 1918. Het betreft het eerste deel uit de tiendelige romancyclus Het geslacht der Santeljano's. Dit deel was als voorpublicatie in 1916 in De Gids afgedrukt. De verschijning van de latere delen zorgde voor een definitieve verstoring van de relatie met broer Israël (die in 1932 overleed).
Inmiddels was Querido met zijn vrouw in 1929 naar het Gooise Laren verhuisd. Eind jaren dertig was hij enige tijd ernstig ziek. In 1942, tijdens de Duitse bezetting van Nederland, doken hij en zijn vrouw onder in Blaricum. Na verraad werden zij alsnog opgepakt en afgevoerd naar het vernietigingskamp te Sobibor (Polen). Hier overleed de auteur op 23 juli 1943.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Thematiek / Ontwikkeling
Het schrijverschap van Joost Mendes staat in het teken van één groots opgezette roman, Het geslacht der Santeljano's (1918-1929). Dit werk, waaraan hij vanaf 1908 met tussenpozen twintig jaar heeft geschreven, is een klassiek voorbeeld van een sleutelroman en een roman fleuve. Aan de hand van de lotgevallen van het gezin Santeljano behandelt Mendes de ontwikkeling van Amsterdam in de decennia rond 1900, een tijdperk van snelle economische groei en de opkomst van de arbeidersbeweging. De roman laat zien hoe in deze periode onder invloed van socialistische denkbeelden een nieuwe visie op mens en maatschappij werd ontwikkeld. Het epische verhaal richt zich op het tragische verloop van de relatie tussen twee van de vier kinderen uit het gezin Santeljano, de broers Ko en Daan, en suggereert dat het literaire en maatschappelijke succes van de een heeft geleid tot de ondergang van de ander.
| |
Thematiek
Na een jeugd van innige vriendschap tussen beide broers is de twee jaar jongere Ko degene die zich gestaag en op veelzijdige wijze weet te ontplooien als schrijver. Hij is gevoelig en beminnelijk, iemand die altijd vrienden om zich heen heeft en met zijn retorische begaafdheid iedereen voor zich weet te winnen. Hij is ook bijzonder ijdel, eerzuchtig en ambitieus, eigenschappen die nog versterkt worden door Myriam, zijn zeven jaar oudere vrouw die hem beschouwt als een groot kunstenaar. Heeft de flamboyante Ko eenmaal een zekere faam als schrijver, dan stelt hij alles in het werk om nog meer aandacht van de buitenwereld op zijn persoon te vestigen. Daan ziet alles met lede ogen aan. Hoewel de literaire prestatie van zijn broer ook hem met trots vervult, is diens succes ten koste gegaan van hun onderlinge band en Ko's aandacht voor hem. Daan bezit een veel stroevere, introverte persoonlijkheid; hij is stiller, eenzamer en kiest voor een meer ingetogen levenswijze. Al is hij in menig opzicht even intelligent en ambitieus als de egocentrische Ko, hij mist het karakter en de sociale vaardigheden om zijn doelen te verwezenlijken. Door het afnemen en uiteindelijk uitblijven van Ko's aandacht voor hem, raakt Daan steeds meer gekrenkt en vereenzaamd, wat zijn gevoel van minderwaardigheid alleen
| |
| |
maar versterkt. Een huidziekte die zijn gezicht aantast, waardoor hij zich niet meer in het openbaar durft te vertonen, maakt zijn isolement compleet en leidt tot zijn vroegtijdige dood. Vervolgens vindt Ko het manuscript waaraan zijn broer twaalf jaar in het geheim heeft geschreven. Daan onthult hierin hoezeer hij van zijn broer heeft gehouden en geeft vanuit zijn perspectief een zielkundige ontleding van hun onderlinge band. Ko komt tot inkeer en stelt alles in het werk om het manuscript van zijn broer op een integere manier onder de aandacht te brengen.
| |
Thematiek / Kunstopvatting
De verhouding tussen Daan en Ko wordt in psychologische, naturalistische termen begrepen. Het verhaal laat zien dat de broers niet in staat zijn hun door erfelijkheid en milieu bepaalde aard te overwinnen en hun karakterologische tegenstellingen met elkaar te verzoenen. Dit betekent dat de zwakste van beide, Daan, het onderspit moet delven. De wetmatigheid van deze logica wordt nog onderstreept doordat Ko, na lezing van het levensverhaal van Daan, inziet dat hij hem bij leven nooit de erkenning en genegenheid had kunnen schenken waaraan hij zo'n behoefte had: ‘ik zou het [werk], evenals je bizondere wezen steeds, zonder twijfel hebben miskend, misschien zelfs vernietigd... je moest dus eerst sterven om zelfs deze erkenning van mij, de eerste, de eenige, die je toeviel, te verwerven...’ In de roman wordt regelmatig teruggegrepen op het naturalistische jargon. Daan wordt bijvoorbeeld gekarakteriseerd door zijn ‘gewillige tragische praedispositie’ tot volgzaamheid en Ko door het ‘naïef burgerlijke en benepene van milieu en afkomst in hem’ en door zijn ‘hereditaire belastheid als Mordechai's felste, meest ontvankelijke zoon.’
Deze Mordechai Santeljano, de vader van beide broers, fungeert tot zijn dood aan het begin van het vijfde boek als de hoofdpersoon van de roman. Hij is een eenvoudige, ongecultiveerde man die ondanks goede bedoelingen zijn driften en emoties niet altijd de baas blijft. Uiteindelijk wordt Mordechai vooral als een slappe figuur beschreven die uit onvrede over zijn afkomst wel probeert om zich aan zijn milieu te onttrekken, maar daarin niet slaagt. Naast deze vaderfiguur krijgt in de roman vooral het literaire succes en de maatschappelijke ontplooiing van zoon Ko gestalte. Daarbij valt op met hoeveel
| |
| |
venijn zijn vrouw en vrienden worden beschreven. Myriam is een ‘diabolische heks’, een ‘door macht- en roem-begeerte verwilderd-waanzinnige’ en een ‘hysterisch bezetene’. Zij wordt verantwoordelijk gehouden voor zijn ‘bizarre artisticiteit’ en ‘zweverig mysticisme’. Al gaat binnen het verhaal veruit de meeste aandacht uit naar hem, het centrale conflict van de roman krijgt gestalte in zijn broer Daan, die evenwel vooral een zijdelingse rol speelt en pas in het allerlaatste hoofdstuk uit de schaduw van zijn jongere broer treedt. Deze verdeling van de aandacht tussen beide broers vormt tegelijk een afspiegeling van de innerlijke problematiek van Daan, die zich in alle opzichten tekort gedaan voelt. Ook vader Mordechai wist weinig aan te vangen met het stille kind dat Daan was en schonk daarom alle aandacht aan de jongere, extraverte zoon.
| |
Relatie leven/werk
Hoewel Ko zich door zijn zelfontwikkelde intellectualiteit deels aan zijn eenvoudige afkomst heeft weten te onttrekken, heeft hij zich vervolgens overgegeven aan een ‘aan het ongelooflijke grenzende ijdelheid’ en kan hij zich op zeker moment nog uitsluitend wijden aan ‘levensregie-kunst’ en ‘zelfactie’, ter meerdere eer en glorie van zijn persoon. Zijn succes en handelen worden dan ook allerminst positief geduid. Volgens Daan, zoals blijkt uit het nagelaten manuscript, wordt Ko gedreven door ‘zijn zucht ieder en alles te willen overtreffen’, door nervositeit en ‘vreeselijke angstcomplexen’ en door een te grote emotionaliteit ten aanzien van de dagelijkse werkelijkheid. Als gevolg hiervan neemt hij zijn toevlucht tot de verbeelding en zijn rijke inlevingsvermogen, waar hij de dingen buiten alle proporties uitvergroot. De machinaties en manipulaties die zijn weg naar succes vervolgens begeleiden, zo wordt gesuggereerd, vloeien voort uit zijn angst om te verliezen wat hij heeft bereikt. De beschreven verwikkelingen zijn deels geïnspireerd op het leven van de familie Querido. Vooral in het personage Ko en de beschrijving van zijn ontplooiing als literator is zonder veel moeite schrijver Israël Querido te herkennen, terwijl Daan als een alter ego van de auteur fungeert. Ook veel van de bijfiguren zijn gebaseerd op bestaande personen, maar een personage als zus Lot is verzonnen, terwijl een plotelement als de dood van Daan uiteraard zuiver verbeelding is. Had de auteur in plaats
| |
| |
van een pseudoniem zijn eigen naam gebruikt, dan was meteen duidelijk geweest wie model stonden voor de personages. Nu werd zijn identiteit pas na de publicatie van de eerste vier, vijf delen bekend bij het publiek, waarbij broer Israël zelf een belangrijke rol schijnt te hebben gespeeld. Door diens vooraanstaande en controversiële rol als literator speelt het sleutelromankarakter van dit werk voor de lezer een centrale rol bij de ervaring ervan, en in verband hiermee is het eveneens relevant dat het boek aanvankelijk in afzonderlijke delen als roman fleuve is gepubliceerd. De eerste zes delen zijn namelijk nauwelijks onthullend, laat staan beschadigend ten aanzien van de personen die erin voorkomen. Maar dit maakt het contrast met de vinnigheid waarmee in de delen zeven, acht en negen het personage Ko en zijn vrouw en vrienden worden beschreven, des te groter. De roman krijgt hierdoor het karakter van een afrekening.
| |
Thematiek
Behalve op deze particuliere problematiek richt het werk zich in meer algemene zin op de evocatie van het Amsterdamse stadsleven en de maatschappelijke dynamiek in de periode tussen 1885 en 1915, jaren die gekenmerkt worden door een concentratie van culturele en maatschappelijke vernieuwing, met name door de snelle groei van de economie en de opkomst van het socialisme als politieke factor. In uitgebreide episodes schetst de roman het historische milieu waarin de Santeljano's opgroeien, met nadruk op de rol van de diamantindustrie binnen de Amsterdamse economie, het joodse arbeidersbestaan, het opkomende joods-liberale intellectuele leven, de bloei van de vakbeweging, de oprichting van de SDAP, de richtingenstrijd binnen die partij en de algehele modernisering en uitbreiding van de stad. Deze historische werkelijkheid wordt op een indirecte manier weergegeven: jaartallen worden niet genoemd, belangrijke historische gebeurtenissen worden suggestief behandeld of alleen aangestipt (zoals de spoorwegstaking van 1903) en de diverse vooraanstaande historische figuren zijn wel herkenbaar maar verschijnen niet onder eigen naam in het verhaal. Zo komt Herman Gorter diverse keren ter sprake, maar alleen onder een verwijzing als ‘de groote roode dichter’. Een belangrijk effect van deze benadering is dat het leven van de broers
| |
| |
Santeljano een mythisch-historisch kader krijgt, wat onderstreept dat ook hun rivaliteit slechts deel uitmaakt van een grotere maatschappelijke strijd en dynamiek, gericht op overleven, vooruitgang, succes en sociale rechtvaardigheid.
| |
Techniek
Vanuit verhaaltechnisch oogpunt kent de roman echter een sterke scheiding tussen beschrijvende passages, die het lokale en historische kader schetsen, en verhalende passages, die de lotgevallen van de Santeljano's in beeld brengen. De verhaalhandeling en de historische context zijn minimaal met elkaar verweven. Zo zijn het vijfentwintigste en zevenentwintigste hoofdstuk geheel gewijd aan een geromantiseerde beschrijving van de opkomst van de Amsterdamse vakbeweging, terwijl de Santeljano's en hun kring daarin verder niet voorkomen. Maar ook in de beschrijvingen van de bijeenkomsten van Ko en zijn vrienden overheerst een samenvattende vertelstijl, waarbij hun betrokkenheid bij de gememoreerde politieke en culturele ontwikkelingen vaag blijft. Ingrijpende gebeurtenissen, zoals de dood van een vooraanstaand personage, worden achteloos meegedeeld of fungeren als een soort cliffhanger in de slotzin van een hoofdstuk, in plaats van organisch in het verhaal te zijn verwerkt.
| |
Visie op het leven
De roman engageert zich met het socialistische gedachtegoed dat zich binnen de Amsterdamse verhoudingen in de beschreven periode tot een politieke machtsfactor wist te ontwikkelen. Toch blijkt de op klassenstrijd gebaseerde context vooral symbolisch voor de psychologisch gemotiveerde rivaliteit tussen de twee broers, waardoor de roman eerder getuigt van een sociaal-darwinistische levensvisie. Een naturalistisch element in de roman is de grote afkeer van de burgerij en het kleinburgerlijke denken. Daan kan het niet verkroppen dat zijn broer zich als literator aan de gunsten van ‘een paar rijkaards’ uitlevert en zijn literaire praktijk tot een zakelijke aangelegenheid verlaagt die nog weinig met esthetische of maatschappelijke idealen te maken heeft.
| |
Stijl
De toon van het verhaal verraadt urgentie en bevlogenheid, maar blijft tegelijk onevenwichtig. Naast verbittering en cynisme is er zelden sprake van relativering, laat staan humor of zelfironie, wat vooral een gevolg is van het feit dat het verhaal
| |
| |
hoofdzakelijk vanuit Daans perspectief wordt verteld. Het breedvoerig beschrijven, met een opeenstapeling van details, wijst op de intentie de werkelijkheid zo rijk en beeldend mogelijk voor de lezer op te roepen. Maar door de overdaad aan bijvoeglijke naamwoorden (vaak in combinatie, verbonden door een koppelteken) en verkleinwoorden is het effect averechts. De leesbaarheid van zinnen wordt regelmatig bemoeilijkt door hun lengte, hun opsommende nuanceringen en de achteropstelling van belangrijke zinsdelen. Het geëxalteerde taalgebruik, zoals al blijkt uit de metaforische titels van de afzonderlijke delen (vergelijk ‘De hooge lichte kim der stilte’ en ‘De dorrende akker kiemt’), deed bij verschijnen al gedateerd aan.
| |
Traditie / Verwantschap
Het werk van Mendes had vermoedelijk niet bestaan zonder het schrijverschap van Israël Querido, of het zou een geheel ander karakter hebben gehad. Vooral diens Levensgang (1901) gaat deels over dezelfde historische stof. Ook wijst de roman van Mendes op verwantschap met werk van andere socialistisch gemotiveerde tijdgenoten, zoals Herman Heijermans (Diamantstad, 1904) en Herman Gorter, in wiens Pan (1912) eveneens het epische element en een vergelijkbare verheven toon aanwezig zijn. Het personage Daan vereenzelvigt zich behalve met werk van de genoemde schrijvers ook met dat van Guido Gezelle, Henriëtte Roland Holst en Lodewijk van Deyssel. Voorts zijn er duidelijke raakvlakken met de romans van Emile Zola, vooral vanwege de naturalistische beschrijving van het milieu van de personages en het breed opgezette familieverhaal. Het tiendelige Jean-Christophe (1903-1912) van Romain Rolland is qua opzet een vergelijkbare roman en ook het eerste als roman fleuve gekenschetste werk (waarvan de vertaling bij Mendes' uitgever verscheen).
| |
Kritiek
De eerste kritische reacties op Het geslacht der Santeljano's waren afkomstig van broer Israël Querido, in diens hoedanigheid als recensent van het Algemeen Handelsblad. Hij schreef twee substantiële en uiterst lovende besprekingen van de eerste vier delen. Ook anderen, zoals Henri Borel, hebben positief op die eerste delen gereageerd. De recensies bij de verschijning van de latere delen kwamen vrijwel allemaal in het teken van het sleu- | |
| |
telromangehalte te staan, waardoor het werk hooguit nog psychologisch werd geduid (zoals in de recensie van Siegfried van Praag), terwijl de eventuele literaire verdiensten veelal werden genegeerd.
| |
Publieke belangstelling
De in het kader van de herdenking van tien jaar bevrijding in 1955 verschenen bloemlezing van de historische hoofdstukken uit de roman en een aan de auteur gewijde kritisch-biografische bundel zorgden voor een kortstondige opleving in de belangstelling voor Mendes. In vrijwel ieder stuk staat wel dat zijn werk respect verdient - en dat heeft dan evenzeer betrekking op de betekenis van de auteur als oprichter van uitgeverij Querido - maar ook dat men zijn roman naar de maatstaven van midden jaren vijftig vanwege de stijl als achterhaald moet beschouwen. In de meest omvangrijke beschouwing merkt Anthonie Donker op dat het gemakkelijker is die stijl ‘af te wijzen dan deze te analyseren en te verklaren’. Hij heeft waardering voor de vitaliteit ervan, mede omdat Mendes er volgens hem in is geslaagd om via het personage Daan een diep levensconflict tot roman te verwerken: ‘dominerend boven verering, critiek en rivaliteit [ten aanzien van Ko] is er de liefde, die samen met de energie en de wil tot begrip dit boek heeft geschreven’.
Dat sinds 1930 alleen de historische fragmenten uit Het geslacht der Santeljano's zijn herdrukt, geeft misschien aan dat de betekenis van deze roman eerder schuilt in het documentaire karakter dan in zijn autonome kracht als kunstwerk of vertelling. Hoewel het werk van Mendes inhoudelijk wijst op een sterke identificatie met vernieuwing, moderniteit en het gistende politieke en culturele klimaat van zijn tijd, wordt de vorm ervan gedomineerd door een traditionele literaire benadering, zoals met name blijkt uit het archaïsche taalgebruik en de melodramatische verhaaltrant.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Joost Mendes, De verweerde jaren. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1918, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als eerste boek van Het geslacht der Santeljanos [sic]. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, Het licht dat gloorde. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1919, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als tweede boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, De dorrende akker kiemt. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1919, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als derde boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, De revolte-dagen. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1919, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als vierde boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, Het wonderschoone rijpen. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1920, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als vijfde boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, 's Wasdoms volle tooi. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1920, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als zesde boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, 's Werelds daverende wedloop. Eerste boek. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1921, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als zevende boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, 's Werelds daverende wedloop. Tweede boek. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1924, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als achtste boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, 's Werelds daverende wedloop. Derde boek. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1925, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als negende boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
| |
| |
Joost Mendes, De hooge lichte kim der stilte. Het geslacht der Santeljano's. Rotterdam 1929, W.L. & J. Brusse, R; tweede herziene onverkorte druk als tiende boek van Het geslacht der Santeljanos. Roman in tien boeken (twee banden): 1929; derde druk: Amsterdam 1930, Em. Querido. |
Joost Mendes, Herinnering aan een stad. Uit het geslacht der Santeljano's. Met een korte inleiding van Alice von Eugen en Arie Querido. Amsterdam 1955, Em. Querido, De Salamander, R/Bl; tweede druk met historische foto's van Amsterdam: 1964, Em. Querido. |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
Is. Querido, Letterkundige kroniek. In: Algemeen Handelsblad, 19-4-1919. (over De verweerde jaren en Het licht dat gloorde) |
Is. Querido, Letterkundige kroniek. In: Algemeen Handelsblad, 7-8-1920. (over De dorrende akker kiemt en De revolte-dagen) |
Henri Borel, [over De dorrende akker kiemt, De revolte-dagen en Het wonderschoone rijpen]. In: Het Vaderland, 13-2-1921. |
D.Th. Jaarsma, Joost Mendes (Poging tot een karakteristiek). In: NRC, 3-3-1923. (over de eerste zeven delen) |
F.M. Huebner, Over epische gelijktijdigheid. Opmerkingen over Joost Mendes: ‘Het geslacht der Santiljanos’ [sic]. In: Boek en Kunst, jrg. 2, nr. 2, oktober 1924, pp. 27-30. |
[Anoniem], [over 's Werelds daverende wedloop. Tweede boek]. In: NRC, 31-1-1925. |
Henri Borel, [over 's Werelds daverende wedloop. Eerste, tweede en derde boek]. In: Het Vaderland, 6-9-1925. |
[Anoniem], [over De hoogelichte kim der stilte]. In: Utrechtsch Dagblad, 13-7-1929. |
Siegfried van Praag, [over De hooge lichte kim der stilte]. In: NRC, 2-10-1929. |
Henri Borel, [over De hooge lichte kim der stilte]. In: Het Vaderland, 24-11-1929. |
Karel de Wind, Rond het leven van Israël Querido. Amsterdam 1933, pp. 13-21, 87-90, 109, 272-290, 296-339. (over effect van Mendes' roman op reputatie Israël Querido; het negende hoofdstuk bestaat uit een reeks brieven van De Wind aan Mendes) |
W. Cahn, Emanuel Querido. In: De Nieuwe Stem, jrg. 1, 1946, pp. 250-253. (herdenkingsartikel) |
Emmy van Lokhorst, Emanuel Querido herdacht. In: De Gids, jrg. 118, nr. 1, 1955, pp. 364-365. |
A. Querido, Anthonie Donker en Th. Wink, Emanuel Querido. De mens, de schrijver, de uitgever. Amsterdam 1955. (drie beschouwingen over leven en werk) |
Ben van Eysselsteijn, Joost Mendes en zijn werk herdacht. Emanuel Querido en diens bewogen Amsterdam. Kroniek over één als weemoedige herdenking van dúizenden. In: Haagsche Courant, 30-4-1955. |
J. Greshoff, Romancier en uitgever. Een synthese van roeping en belang. In: Het Vaderland, 30-4-1955. |
Ben Stroman, Joost Mendes: vergeten auteur. Emanuel Querido: verbeten uitgever. Een uitgeverij herdenkt haar stichter. In: Algemeen Handelsblad, 30-4-1955. |
Anton van Duinkerken, Emanuel Querido herdacht. Bij de bevrijding. In: De Tijd, 4-5-1955. |
C.J.E. Dinaux, Em. Querido herdacht. In: Haarlems Dagblad, 7-5-1955. |
Hans van Straten, Drie schrijvers herdenken uitgever Emanuel Querido. In: Het Vrije Volk, 11-6-1955. |
Ton Koot. Drie boeken over Amsterdam. In: Critisch Bulletin, jrg. 23, nr. 1, april 1956, pp. 24-29. |
J.H. van den Hoek Ostende, Het appendix op Het geslacht der Santeljano's. In: Amstelodamum, jrg. 48, maart 1961, pp. 58-61. |
A. Querido, Een onbekend werk van Joost Mendes. In: De Gids, jrg. 145, nr. 5, 1982, pp. 330-336. (over onuitgegeven romanmanuscript van Mendes waarvan het bestaan decennialang niet bekend was) |
A.L. Sötemann, Querido van 1915 tot 1990: een uitgeverij. Amsterdam 1990. |
Paul Arnoldussen, De afrekening van uitgever Em. Querido. In: Het Parool, 24-7-1993. (beschouwing over leven en werk vijftig jaar na de dood van de auteur) |
99 Kritisch lit. lex.
november 2005
|
|