| |
| |
| |
Josepha Mendels
door Janet Luis
1. Biografie
Josepha Judica Mendels werd op 18 juli 1902 geboren in Groningen als derde dochter van Isidore Mendels en Emma Lévy. Zij kreeg een orthodox-joodse opvoeding. In Groningen bezocht zij de meisjes-hbs, maar haar middelbare-schoolopleiding voltooide ze in Deventer. Daarna doorliep zij met weinig succes de Groningse Huishoudschool. Zelf wilde ze graag actrice worden, maar haar vader (die in 1928 zou overlijden) achtte een opleiding tot onderwijzeres betamelijker. Zij mislukte voor de klas, maar werkte wel drie jaar als huisonderwijzeres en vervolgens tien jaar als directrice van een opvoedingscentrum voor joodse meisjes in Den Haag. In 1936 vestigde zij zich in Parijs als freelance journaliste. Toen de oorlog uitbrak, kon zij dit werk niet langer voortzetten. Van mei 1940 tot juli 1942 schreef zij Rolien en Ralien, waarmee ze in 1947 zou debuteren. Daarna vluchtte ze via Spanje naar Londen, waar ze voor de Nederlandse regering werkte. Haar eigen oorlogservaringen en de deportatie van haar familie beschreef ze in Je wist het toch... (1948).
In Parijs zettte ze haar journalistieke werkzaamheden voort. In de loop der jaren schreef zij onder andere voor Elseviers Weekblad, Het Parool, Nieuwe Rotterdamse Courant, Elegance en Vrij Nederland. In 1948 werd zij, bewust ongehuwd, moeder van een zoon.
Met tussenpozen bleef ze romans en verhalen schrijven. Daarnaast gaf ze alsnog uiting aan haar liefde voor het toneel. In 1957 schreef zij Breng de bessen, Berthe, een toneelstuk dat werd onderscheiden door de gemeente Amsterdam, maar ongepu- | |
| |
bliceerd is gebleven. Op 72-jarige leeftijd debuteerde ze als actrice in het surrealistische toneelstuk Grenouille van Pierre Sala. Daarna vervulde ze ook rollen in Franse films en televisiefeuilletons.
Voor haar verdiensten voor de Franse cultuur is zij in 1964 benoemd tot ‘Chevalier dans l'Ordre des Palmes Académiques’. De roman Als wind en rook (1950) werd in 1951 bekroond met de Vijverbergprijs van de Jan Campertstichting. In 1982 werd Mendels benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Voor haar gehele werk ontving zij in 1986 als eerste de Anna Bijnsprijs.
Van 1958 tot 1992 deelde Josepha Mendels haar Parijse woning met de schilderes Berthe Edersheim. Daarna keerde zij om gezondheidsredenen naar Nederland terug. Op 10 september 1995 overleed zij, 93 jaar oud, te Eindhoven.
| |
| |
| |
2. Kritische beschouwing
Publieke belangstelling
Aan de heropleving van de belangstelling voor het werk van Josepha Mendels in de jaren tachtig is een lange stilte vooraf gegaan. Haar late, tweede roem heeft zij vooral te danken aan Anna Blaman. In 1978 verscheen Fragmentarisch, een bundel met nagelaten proza, waarin ook de onvoltooid gebleven roman was opgenomen die Blaman en Mendels in 1951 samen hadden proberen te schrijven. De twee hoofdstukken van Mendels gaven aanleiding tot de heruitgave van haar zes romans en vijf korte novellen. Afgezien van een kookboek en een kinderboek uit 1954, was daarmee haar gehele oeuvre weer binnen bereik. In 1981 en 1986 verscheen daarnaast nog een aantal nieuwe verhalen.
Van de hernieuwde belangstelling voor haar werk en leven getuigen tientallen artikelen en interviews, vooral van vrouwelijke recensenten en journalisten. In 1986 bereikte die belangstelling een hoogtepunt met de toekenning van de Anna Bijnsprijs voor haar gehele werk.
| |
Kritiek
Haar eerste drie romans, Rolien en Ralien (1947), Je wist het toch... (1948) en Als wind en rook (1950) kregen bij verschijnen uitgebreide en overwegend lovende besprekingen. In iets mindere mate geldt dit voor de romans Alles even gezond bij jou (1954) en Heimwee naar Haarlem (1958). Veel minder aandacht trokken Zoethout en etamien en andere novellen (1956), de piepkleine novelle Twee schouderbandjes (1957) en de roman De speeltuin (1970).
| |
Publieke belangstelling
Pleitbezorgers van haar werk hebben mogelijke oorzaken gegeven voor de vergetelheid die enkele decennia Mendels' deel is geweest. De ‘on-Hollandse’ lichtvoetigheid van haar toon en stijl zou, in tegenstelling tot de grovere middelen van Anna Blaman, geen groot publiek getrokken hebben (Hans Warren, Diny Schouten). Anderen wezen op de slechte dienst die Mendels door gezaghebbende critici als Vestdijk en Dinaux was bewezen. Zij zouden een verkeerd beeld van haar vroege werk hebben geven (Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Elsbeth Etty). De onbekendheid van haar látere werk werd geweten aan het ‘in gebreke blijven van haar toenmalige uitgever’ (Daan Cartens). Op welke uitgever gedoeld
| |
| |
wordt, is overigens onduidelijk, want Josepha Mendels had er tot 1978 wel vier.
Het is niet eenvoudig vast te stellen waarom de ene auteur vergeten wordt en de andere niet en of het in dit geval aan de critici, de lezers of aan de uitgevers heeft gelegen. Het zal mede aan Josepha Mendels zelf zijn te ‘wijten’ dat zij vergeten werd, want na 1958 schreef zij niet veel meer: alleen De speeltuin, een roman die in 1970 geen enthousiast onthaal vond, en in 1985 bij herverschijning evenmin.
| |
Techniek
Josepha Mendels schrijft geen klassieke romans en verhalen. Haar werk is fragmentarisch van opbouw, de romans zijn meestal ingedeeld in korte hoofdstukjes. Verschillende werkwoordstijden worden door elkaar heen gebruikt, het vertelstandpunt wisselt regelmatig, terwijl daarnaast de chronologie vaak doorbroken wordt. Haar manier van schrijven is daarom wel getypeerd als ‘grillig’ en ‘wispelturig’. Hécht gecomponeerd kan je haar werk niet noemen, wanordelijk trouwens evenmin.
Een mooi voorbeeld van haar grillige manier van vertellen is het autobiografische verhaal ‘Trauma’ (Welkom in dit leven), waarin de dochter zich de vraag stelt of haar moeder wel geloofde in de God, die ze elke week op sabbath dienen moest:
‘Ze heeft ons later zelf verteld dat het allemaal niet zo gemakkelijk voor haar is geweest om dit te volbrengen. Ze was immers niet met die joodse wetten opgegroeid, ze leefde er maar op los als een goddeloze, zei ze lachend.
Een prachtig gebit had ze, niet lang voordat ze naar Polen gedeporteerd werd heeft haar tandarts er wel een half dozijn kronen in aangebracht want ze was ervan overtuigd dat ze weer terug zou komen in Den Haag [...] en dan zou ze zeker die kronen er weer aflaten wippen om het goud te verkopen.’ Van de ene alinea in de andere belandt de lezer via het prachtige gebit van de kennelijk breed lachende moeder, van een gewone in een heel andere verleden tijd. De gruwelijkheid daarvan wordt, door deze terloopse vermenging van tijden, des te sterker opgeroepen.
| |
Verwantschap
Stijl
Haar romans zijn wel vergeleken met die van Carry van Bruggen. Zelf acht ze zich beïnvloed door de Franse surrea- | |
| |
listen, met name door André Breton. Haar beeldende en suggestieve taalgebruik, vaak ‘lichtvoetig’ en ‘speels’ genoemd, lijkt daar zeker mee in overeenstemming, evenals haar werkwijze. ‘Ik denk niet ik laat mij leiden. Ik schrijf bij intuïtie,’ zei ze in een interview met Elly de Waard (1980).
| |
Kunstopvatting / Traditie
In alle toonaarden heeft Josepha Mendels ontkend dat er aan haar werk een beredeneerde opzet ten grondslag zou liggen. Zij maakt geen schema's vooraf, maar borduurt voort op een openingszin die haar, al dan niet in een droom, is ingefluisterd. Een duidelijke illustratie van haar werkwijze is te vinden in Rolien en Ralien. De elfjarige Rolien laat zich bij het schrijven van een roman inspireren door haar tweede ik: ‘Ze luistert naar de stilte. Ze luistert naar Ralien die dicteert.’ Deze spontane manier van schrijven, te vergelijken met wat de surrealisten écriture automatique noemden, is in de Nederlandse literatuur niet erg gebruikelijk. Misschien verklaart dat, waarom ‘Mendels' uitspraken erover nooit helemaal serieus zijn genomen, maar eerder werden toegeschreven aan valse bescheidenheid. Overeenkomstig de surrealistische leer is het schrijven voor haar minder een doel op zich, dan een middel om het onderbewuste te onderzoeken. Het nadeel van deze niet-reflecterende manier van schrijven is, dat het resultaat nogal eens van het toeval afhankelijk is. Niet al haar romans zijn even geslaagd, althans door de kritiek even geslaagd beoordeeld. Rolien en Ralien en Als wind en rook kregen de meeste waardering. Overigens valt er in stilistisch of thematisch opzicht geen duidelijke ontwikkeling in haar werk aan te wijzen.
| |
Thematiek
De speelsheid, kenmerkend voor haar stijl en werkwijze, is ook van toepassing op haar thematiek, die vanaf Rolien en Ralien in wezen dezelfde is gebleven. Haar hoofdpersonen, of ze nu jong zijn of oud, vrouw of - een enkele keer - man, zijn representanten van de ‘homo ludens’, de spelende mens. Ze verlangen terug naar een in de vroege kindertijd gekende harmonie, naar een levensfase waarin lichaam en geest één waren, en erotiek nog niet vervangen was door seksualiteit. Ze worden echter gedwongen volwassen te worden in een onharmonieuze wereld, gedicteerd door onnatuurlijke conventies, waaraan ze zich op straffe van vernedering, spot en
| |
| |
eenzaamheid moeten houden. Onder de gespletenheid, of anders gezegd, de persoonsverdubbeling die hiervan het gevolg is, gaan al haar personages in meer of mindere mate gebukt. Het is een belangrijk motief in haar werk. Zoals het meisje Rolien haar volwassen alter ego Ralien heeft, zo heeft de volwassen Caty in De speeltuin een O. (Onnozele) in zich, die haar terugvoert naar haar jeugd. De levensgeschiedenis van de bandeloze Roberta in Heimwee naar Haarlem wordt verteld door haar tegenpool, de brave huisvrouw Annette. Zij kent zo onwaarschijnlijk veel intieme details van Roberta's leven, dat zij beschouwd moet worden als haar verstandige tweede ik.
Opvallend is dat de mannelijke personages niet proberen hun beide helften met elkaar te verzoenen, maar zich uiteindelijk neerleggen bij hun volwassen, conventionele helft. In Je wist het toch... wordt de gelukkige liefde tussen een man en een vrouw beschreven. Op de achtergrond woedt, amper hoorbaar, de oorlog. Na de bevrijding is het de man, die zich afwendt van dit liefdesspel om zijn ‘echte’ leven, als degelijk echtgenoot en vader te kunnen hervatten. Victor Dupuis in Alles even gezond bij jou, haar meest bizarre roman, wordt met ‘rare, losse voeten’ geboren: symbool voor de gebondenheid aan zijn moeder, want hij kan er, nadat ze bovendien letterlijk worden weggeveegd door een ober, niet mee op eigen benen staan. Om zijn voeten terug te kunnen verdienen, moet hij ‘het boek van zijn leven’ schrijven. Hiertoe keert hij nog eenmaal terug naar zijn oorsprong, de moederschoot, en beleeft opnieuw zijn leven van begin tot voorlopig einde. Daarna vergeet hij het kind dat hij geweest is voorgoed, en wordt hij volwassen.
| |
Verwantschap
Rolien is het prototype van Mendels' vrouwelijke personages. Bij haar zie je het zuiverst, omdat zij zonder afstand beschreven wordt, de kloof tussen haar eigen fantasiewereld Verwantschap en de realiteit van volwassenen. Rolien en Ralien is wel vergeleken met Le grand Meaulnes van Alain Fournier. Je zou er ook een vrouwelijke pendant van de novelle Werther Nieland van Van het Reve in kunnen zien. Net als Werther probeert Rolien met geheime rituele handelingen de boze invloeden te bezweren van een wereld, waarin zij zich niet thuisvoelt.
| |
| |
| |
Thematiek
In haar fantasiewereld is er alleen plaats voor haar moeder, een onderwijzeres en een schoolvriendin: een intieme, sensuele wereld vol aangename geuren en kleuren. Haar vader representeert de realiteit waarin de taal en het denken oppermachtig zijn. Een goed voorbeeld van zijn onzintuiglijke manier van denken is zijn reactie op Roliens vraag naar de betekenis van een ‘witkrijt schuttingwoord’. Hij geeft geen antwoord op die vraag, maar probeert in een zogenaamd taalkundig exposé het woord (lul) te reduceren tot onschuldige letters: ‘“Dit is geen woord, maar een toevallige samenstelling van twee medeklinkers met een klinker in het midden. Probeer het zelf maar eens, je krijgt een oneindige reeks van zulke schijnwoorden.” Rolien heeft het geprobeerd, maar toen zij op tekeningen aandrong, zei hij dat je bij een schijnwoord alle schijntekeningen kon maken en dat die jongen of dat meisje op die schutting, in plaats van met dit kermistoetertje het bij wijze van spreken met witte dovenetel had kunnen versieren.’
| |
Relatie leven/werk
In de denkwereld van de vader wordt Rolien om haar intelligentie en grote woordenschat geduld maar niet geaccepteerd, omdat ze maar een meisje is en niet de gewenste zoon.
| |
Visie op de wereld
Dit autobiografische gegeven heeft Josepha Mendels meer dan eens verwerkt. Uit Josepha Mendels. Portret van een kunstenaar van Max Nord blijkt dat praktisch alles wat zij geschreven heeft, teruggaat op haar eigen leven. Vooral het feit dat zij een jongen had moeten zijn, zal voor een belangrijk deel de levensvisie bepaald hebben, die uit haar werk spreekt. In die visie is het voor vrouwen veel moeilijker dan voor mannen het spel op te geven en zich te conformeren aan de realiteit.
| |
Thematiek
Rolien wordt heen en weer getrokken tussen haar gevoelens en haar ambitie. Ze wil eigenlijk kind blijven, maar haar cynische en wereldwijze alter ego Ralien stuwt haar vooruit. En dus laat Rolien haar poppen in de steek om een roman over een kinderrijk gezin te schrijven. Zoals haar vader haar uit zijn denkwereld weert, zo weert zij hem uit haar fantasiewereld. Waarschijnlijk onbewust neemt ze wraak op hem: ‘Telkens verschijnen Mevrouw en Juf, als goede, geduldige opvoeders. De vader komt niet verder dan zijn vijfendertig
| |
| |
jaren, met zijn blonde snor en zwarte haren op zijn handen, dus moet er in het derde hoofdstuk een tram over hem heen rijden om hem voorgoed van het toneel te laten verdwijnen.’
| |
Levensvisie
In de romans en verhalen van Josepha Mendels komen de mannen er beter vanaf dan in de roman van Rolien, maar het blijven altijd wat merkwaardige, uit de toon vallende figuren. Ze zijn onmiskenbaar uit een vrouwelijk perspectief beschreven, zoals bijvoorbeeld een notaris in Rolien en Ralien: ‘De notaris heeft twee benen zonder schoot.’
| |
Techniek
Haar werk is in de jaren tachtig vaak feministisch genoemd, maar dat is een te eenzijdige karakteristiek. Haar mannelijke personages worden evenzeer als paar vrouwelijke in hun bewegingsvrijheid beknot door maatschappelijke, zedelijke of godsdienstige conventies. Misschien zijn zij zelfs in het nadeel, omdat ze die conventies serieuzer nemen. In Als wind en rook is het de orthodox-joodse Simon die zijn vrouw Elisa een strikte naleving van de joodse wetten oplegt. Zelf is hij er minstens zo ongelukkig onder als zij. Nadat het huwelijk is ontbonden, slaagt Elisa erin een nieuw leven te beginnen, terwijl hij volhardt in zijn ascese. Als wind en rook is Josepha Mendels' meest evenwichtig opgebouwde en geschreven roman. Alleen het slot is niet helemaal in stijl. Wat al te gehaast en te cryptisch laat zij Simon tot een verpletterend inzicht komen: het inzicht dat hij zijn leven verkwanseld heeft door zich uitsluitend aan het hogere te wijden. Hij krijgt niet meer de gelegenheid zijn leven te beteren, want dan is de roman ten einde. Vooral bij eerste verschijning van het boek heeft dit abrupte slot wrevel en verwarring gewekt. Hetzelfde geldt voor het slot van Rolien en Ralien. Rolien wordt, naarmate zij ouder wordt, steeds meer gedomineerd door haar volwassen alter ego, en op het laatst zelfs zozeer dat er voor het kind in haar geen plaats meer is. ‘Dan heeft zij verder langs het water gelopen en niemand heeft haar ooit teruggezien.’ Dat is de laatste zin van de roman. In 1947 begreep men eruit dat Rolien zelfmoord pleegt, al achtte men deze tragische afloop niet helemaal in overeenstemming met het voorafgaande. Vestdijk was die mening ook toegedaan, maar hij voegde er vier jaar later (in een bespreking van Als wind en rook) aan toe: ‘Tenzij men deze zelfmoord
| |
| |
“symbolisch” wilde opvatten.’ Dat is in 1980 gedaan door Frida Balk-Smit Duyzentkunst. Volgens haar was het geen definitief, maar ‘een even natuurlijk als open einde, dat een wedergeboorte aankondigt’. Deze symbolische interpretatie lijkt echter ook niet de bedoelde te zijn. ‘Natuurlijk pleegt Rolien zelfmoord, (...) dat staat er toch heel duidelijk?’ zei Josepha Mendels in een interview met Emma Brunt (1986). Misschien moeten haar lezers zich dan toch verzoenen met de dood van Rolien. Dit is ook niet zo moeilijk, want in tegenstelling tot Simon uit Als wind en rook heeft zij wél de kans gekregen zich te revancheren. In het overige werk van Josepha Mendels duikt zij, onder verschillende pseudoniemen, telkens weer op.
| |
| |
| |
3. Primaire bibliografie
Josepha Mendels, Rolien en Ralien. Amsterdam 1947, Querido, R. (derde druk: 1980, Meulenhoff; vierde druk: in Spel is het leven) |
Josepha Mendels, Je wist het toch... Amsterdam 1948, Querido, R. (tweede druk: 1983, Meulenhoff) |
Josepha Mendels, Als wind en rook. Amsterdam 1950, Querido, R. (derde druk: 1979, Meulenhoff; vierde druk: in Spel is het leven; zesde druk: 1988, Literair Moment) |
Josepha Mendels, Alles even gezond bij jou. Amsterdam 1953, De Arbeiderspers, R. (derde druk: 1984, Meulenhoff) |
Josepha Mendels, Die mijnheer. In: Het Parool, 17-4-1954, V. |
Josepha Mendels, Bon Appétit! Frans koken in de lage landen. Utrecht 1954, A.W. Bruna & Zoon, Kookboek. |
Josepha Mendels, De vader van Robinson Crusoë. Utrecht 1954, A.W. Bruna & Zoon, Het jeugdboek van de maand, J. |
Josepha Mendels, Zoethout en etamien en andere novellen. Amsterdam 1956, De Arbeiderspers, De Boekvink, NB. (tweede druk: in Welkom in dit leven) |
Josepha Mendels, Ja, waarom toch, Piet? In: Elseviers Weekblad, 8-9-1956, V. |
Josepha Mendels, Twee schouderbandjes. Amsterdam 1957, De Arbeiderspers, De Goudvink, N. (tweede druk: in Welkom in dit leven) |
Josepha Mendels, Heimwee naar Haarlem. Amsterdam 1958, De Arbeiderspers, R. (tweede druk: 1983, Meulenhoff) |
Josepha Mendels, De speeltuin. Bussum 1970, Paul Brand, Parabolen nr. 5, R. (tweede druk: in Spel is het leven) |
Anna Blaman en Josepha Mendels, Een onvoltooide roman. In: Anna Blaman, Fragmentarisch. Nagelaten proza. Bijeengebracht door Henk Struyker Boudier. Amsterdam 1978, Meulenhoff, pp. 83-162, R. |
Josepha Mendels, Welkom in dit leven. Amsterdam 1981, Meulenhoff, VB. (hierin opgenomen: Zoethout en etamien en andere novellen en Twee schouderbandjes) (tweede druk: in Alle verhalen) |
Josepha Mendels, Spel is het leven. Amsterdam 1985, Meulenhoff, RB. (hierin opgenomen: Rolien en Ralien, Als wind en rook en De speeltuin) |
Josepha Mendels, Joelika en andere verhalen. Amsterdam 1986, Meulenhoff, VB. (tweede, gewijzigde druk: in Alle verhalen) |
Josepha Mendels, Alle verhalen. Amsterdam 1988, Meulenhoff, VB. (hierin opgenomen: Welkom in dit leven, Joelika en andere verhalen en ‘Mirjam’ uit Je wist het toch...). |
| |
| |
| |
4. Secundaire bibliografie
S. Vestdijk, Roman van een onbegrijpelijke persoonsverdubbeling. In: Het Parool, 5-7-1947. (over Rolien en Ralien) |
Jan Spierdijk, Rolien en Ralien. In: Vrij Nederland, 12-7-1947. |
R.M.W. Veerman-De Vries, Boekbespreking. In: De Vlam, 1-8-1947. (over Rolien en Ralien) |
S. Vestdijk, De stok achter de deur. In: Algemeen Handelsblad, 17-2-1951. (over Als wind en rook) |
J. Greshoff, Josepha Mendels: meer dan wind en rook. Mislukte roman door onmogelijke hoofdfiguur. In: Het Vaderland, 26-1-1952. (over Als wind en rook) |
Hans Warren, ‘Alles even gezond’, een nieuw boek van Josepha Mendels. Geen meesterwerkje als ‘Rolien en Ralien’. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 10-7-1954. |
Bert Ranke, Een origineel kinderboek. In: De Standaard, 6-11-1954. (over De vader van Robinson Crusoë) |
W. Wagener, Talent dat zich ineens verbergt. In: Rotterdams Nieuwsblad, 5-1-1957. (over Zoethout en etamien) |
W. Wagener, Heimwee naar geborgenheid in een gezin. In: Rotterdams Nieuwsblad, 3-1-1959. (over Heimwee naar Haarlem) |
J. Greshoff, ‘Heimwee naar Haarlem’, een ingetogen boek. In: Het Vaderland, 16-5-1959. |
J. van Doorne, De speeltuin. In: Trouw, 18-7-1970. |
Johanneke van Slooten, Josepha Mendels. ‘Ik heb het huwelijk altijd gezien als een belachelijke instelling.’ In: Haagse Post, 24-3-1979. (interview) |
Frida Balk, Een uitgekristalliseerd produkt. In: Vrij Nederland, 23-2-1980. (over Als wind en rook en Rolien en Ralien) |
Elly de Waard, De terugkeer van Josepha Mendels. In: de Volkskrant, 15-4-1980. (interview, voornamelijk over Rolien en Ralien) |
Elsbeth Etty, Een te lang vergeten debuut... In: De Waarheid, 9-2-1980. (over Rolien en Ralien) |
Francine Rijkegras, De magie van Josepha Mendels. In: De Nieuwe Linie, 17/24/31-12-1980. (over Rolien en Ralien) |
Hans Warren, Rolien en Ralien bij een herdruk. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 24-1-1981. |
Daan Cartens, Josepha Mendels onverhulder dan ooit. In: Het Vaderland, 29-10-1981 (over Welkom in dit leven) |
Aukje Holtrop, ‘Rimpels kunnen mij niets schelen, maar dat alles zomaar is weggevallen. Dat is vreemd.’ In: Vrij Nederland, 14-11-1981. (interview) |
Max Nord, Josepha Mendels. Portret van een kunstenaar. Amsterdam 1981. (waarin onder meer:
- | overzicht van haar leven, waarbij de nadruk ligt op de relatie tussen leven en werk; |
- | bespreking van haar werkwijze en thematiek; |
- | kritieken van S. Vestdijk, J. Greshoff en C.J. Kelk over Je wist het toch..., H.A. Gomperts over Rolien en Ralien en Als wind en rook, C.J.E. Dinaux over Alles even gezond bij jou, Johan van der Woude over Heimwee naar Haarlem en Clara Eggink over De speeltuin) |
|
Daan Cartens, ‘Ik wil terugvinden wat ik fijn vond.’ In: Bzzlletin, jrg. 10, nr. 89, oktober 1981, pp. 43-48. (interview) |
Hans Warren, Een verheugende come-back. In: Provinciale Zeeuwse Courant, 12-2-1981. (over Welkom in dit leven) |
Diny Schouten, Frauenliebe und -leben. De onweerstaanbaar lichte toon van Josepha Mendels. In: Vrij Nederland, 19-12-1981. (over Welkom in dit leven en Josepha Mendels. Portret van een kunstenaar) |
| |
| |
Elsbeth Etty, Over een feministe die geen feministe genoemd wil worden. In: De Waarheid, 29-12-1981. (interview) |
Ben Dull, ‘Mijn kat vind ik ook erotisch...’ In: Het Parool, 27-3-1982. (interview) |
André Oosthoek, ‘Nu ik terug kom, ben ik uiterst modern.’ In: Nieuwsblad van het Noorden, 16-4-1982. (interview) |
Wam de Moor, Hulde voor de vrouwelijke stem. Josepha Mendels heeft haar prijs volkomen verdiend. In: De Tijd, 26-9-1986. (overzichtsartikel) |
Rudi Wester, Anna Bijnsprijs-winnares Josepha Mendels. In: Opzij, jrg. 14, nr. 11, november 1986, pp. 10-14. (interview) |
Juryrapport Anna Bijns Prijs 1986. In: Feestelijke uitreiking Anna Bijns Prijs voor Proza aan Josepha Mendels 1986. Z.pl. [= Amsterdam], 1986, pp. 9-19. |
Emma Brunt, Een ironische bekroning. In: Haagse Post, 15-11-1986. (interview) |
Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Omega en alfa. De taal van Josepha Mendels. In: Ons Erfdeel, jrg. 24, nr. 5, november-december 1986, pp. 661-667. (overzichtsartikel) |
Diny Schouten, Grensverleggende ervaringen. Joelika van Anna Bijnsprijs-winnares Josepha Mendels. In: Vrij Nederland, 13-12-1986. (over Joelika en andere verhalen) |
Josepha Mendels. Informatie. Amsterdam 1988. (waarin onder meer:
- | Daan Cartens, Speels verzet. Het werk van Josepha Mendels, pp. 5-14. |
- | Josepha Mendels, Biografische momenten, pp. 15-30) |
|
F. Bordewijk, Aanstellerij versus bezonkenheid. In: F. Bordewijk, Verzameld werk. Deel 12. Kritisch proza. Amsterdam 1989, pp. 119-121. (onder andere over Rolien en Ralien) |
F. Bordewijk, ‘Als wind en rook’. Waardevolle toevoeging aan onze roman litteratuur. In: F. Bordewijk, Verzameld werk. Deel 12. Kritisch proza. Amsterdam 1989, pp. 511-514. |
Frida Balk-Smit Duyzentkunst, Josepha Judica Mendels. In: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1995-1996. Leiden 1997, pp. 99-103. (levensbericht) |
67 Kritisch lit. lex.
november 1997
|
|